VERMIST! ONDERWIJS. Gem. Berichten. TWEEDE BLAD DE LEIDSCHE COURANT VRIJDAG 27 JULI 1928 Het gouden feest der Ned. St. Gregorius-Vereeniging In de Mei-aflevering van het officieel orgaan van den H. Stoel (A.A.S.) is een brief opgenomen van Z. H. Paus Pius XI aan den Kardinaal protector van de Ita- liaansche St. Cecilia-vereeniging. Daarin wijst Z. H. op het groote nut van de bijeenkomsten, die door deze ver- eeniging worden georganiseerd, omdat zij er n.l. toe bijdragen om de volle aan dacht te vestigen op de kerkelijke wetge ving over de muziek, die door Z. Pius X z.g. werd uitgevaardigd. Het is noodig, aldus Z. H., om de volle aandacht daarop te vestigen, want helaas nog lang niet overal zijn deze wetten door gevoerd, en waar zij werden doorgevoerd, dreigen oude misbruiken weer op te leven, ten schade van een goed geregeld gods dienstig leven der geloovigen. In deze bijeenkomsten wordt m.arstig onderzocht, welke voorschriften nog niet worden nagekomen, en hoe men deze ter kennis zal brengen van de verantwoorde lijke personen, en deze zal helpen om ze op de kerkkoren door te voeren; daar wor den de middelen overwogen om aan de kerkmuziek in het algemeen, en aan het Grcgoriaansch in het bijzonder een waar dige uitvoering te verzekeren; daar wordt bestudeerd hoe men langzamerhand het volk zal doordringen van den liturgischen geest, en het zal voorbereiden om deel te nemen aan den gemeenschappelijken zang KerkzangersDe Nederlandsche St. Gregorius-vereeniging, al draagt zij ook een anderen naam, verschilt in wezen toch niet van de Italiaansche St. Cecilia- vereeniging. Van de bijeenkomst, die uit geschreven is voor U bij gelegenheid van haar 50-jarig jubilé, mogen wij dezelfde vruchten verwachten. Nu kan het waar zijn, dat over het al gemeen de Nederlandsche koren van meet af aan het Motu proprio van Z. H. Pius X ook werkelijk als wet hebben aanvaard, toch blijft er ook bij ons nog genoeg te doen, en is dc ideale toestand nog lang niet gekomen. Gaan wij vooreerst de ko ren maar eens tellen, die het bestaan der St. Gregorius vereeniging nog volkomen ignoreeren. Zoolang zij hiervan geen lid zijn geworden, ook al kunnen zij mooien- teel onder leiding van een goeden direc teur aan goeden kerkzang doen, hebben wij geen enkele garantie, dat, met het eventueel wisselen van den dirigentstok, de goede geest zal blijven bewaard. Betee- kent dit alleen-staan voor parochieele ko ren een groot gevaar, voor de niet-paro- chieele afdeelingen kunnen de gevolgen nog noodlottiger zijn, omdat wanneer zooals meestal er geen vaste priester is verbonden aan die afdeeling, het contact met de geestelijken daar in den regel veel losser is. Hoe vaak de Hoogw. Bisschoppen hun stem ook al hebben laten hooren en heb ben betoogd, dat het voor allen plicht is om zich aan te sluiten bij de St. Gregorius- vereeniging, nog zijn er, tot wie die stem niet is doorgedrongen. Aan U, kerkzangers, de eer om, door te helpen dat die stem onzer geestelijke leiders tot in alle uithoeken van Nederland zal worden gehoord. Het kan waar zijn, dat op de meeste ko ren gezongen wordt naar het wetboek van Pius X, wij moeten er echter overal voor blijven waken, dat de oude misbruiken niet weer opleven, zoodra een jongere genera tie, die de vroegere ellende niet heeft ge kend, het nut niet meer inziet om aan ban den te loopen en vijandig komt te staan tegenover de rechtmatige controle, die in opdracht der Bisschoppen door de St. Gre gorius-vereeniging wordt uitgeoefend want terwijl men den censor den eenen trap afstuurt, klimt langs den anderen de concertzanger naar boven. Aan U, zangers, de taak om door een hartelijke feestviering de liefde warm te houden voor de vereeniging, zoodat men op de koren niet nood-gedwongen, maar gaarne en kinderlijk-eenvoudig' zich voegt naar hare voorschriften en wenschen. Het kan waar zijn dat men in Nederland zijn best doet om 't grcgoriaansch goed te F E U I L L E T 0 N. Naar het Duitsch van J. ABNEFELDT Vertaald door Jac van Emden. 5) Als het u niet te lang duurt; vader komt gewoonlijk eerst tegen 7 uur thuis, antwoordde Juliana weifelend; het voor uitzicht, dezen man eenige uren hier te hebben en hem bezig te moeten houden, trok haar niet bijzonder aan. Hij haalde een dik zilveren horloge te voorschijn. En nu is het pas half vijf, zei hij dat is nog een heelen tijd. Neemt u mij niet kwalijk, ging hij voort en hij zette zich op den bank, waarvan ze juist opgestaan was, ik ben den hee len weg van Berlijn te voet gekomen en erg vermoeid. Staat u mij toe dat ik hier een beetje uitrust. Mijn naam is Weigel, Christiaan Weigel. Juliane had weliswaar van haar vader dien naam nog nooit gehoord en zij kon zich absoluut niet voorstellen, wat deze man met hen te maken kon hebben. Ze had een onberedeneerd voorgevoel, dat hij de brenger van een jobstijding was. Toch vroeg zij beleefd: Wilt u niet binnen komen? Och, het is hier zoo'n heerlijk zitje, de lucht is zoo frisch en het gezicht op het groen zoo mooi, veel prettiger dan ia de zingenfeit is echter, dat het door de menschen nog weinig wordt gesmaakt. En dit ligt niet aan de menschen, noch aan den kerkstijl: want laat aan dezelfde men schen denzelfden kerkstijl hooren, maar goed verzorgd, en gij hebt ze voor het gre- goriaansch gewonnen. Dit kunnen de ko ren getuigen, die zich de moeite getroos ten om aan de voorbereiding van het gre- goriaansch dezelfde zorg te besteden, waarmede zij de meerstemmige muziek behandelen; dat kunnen die menschen ge tuigen, die de studenten van onze Kerkmu- ziekschool eens hebben gehoord, of die in een of andere kloosterkerk, waar de uit voering van het gregoriaansch „af" is, de kerkdiensten heb oen bijgewoond. De waardeering voor 't gregoriaansch moet gemeen bezit worden voor de men schen, en hunne belangstelling daarvoor moet zóó groot worden, dat zij gaan ver langen om zingende deel te mogen nemen aan den kerkdienst. De menschen moeten de behoefte gaan voelen om hun smeeken, hun godsvereering en hunne geloofsbelijde nis gemeenschappelijk uit te zingen, en zóó: actief deel te nemen aan de liturgi sche viering. O, kon de wensch van Z. H. eens in vervulling gaan, wat zou er dan een goed sociaal werk zijn verricht Immers, heeft Paus Pius X het niet uit drukkelijk uitgesproken, dat de werkdadi- ge deelname aan de hoogheilige geheimen en aan het openbaar en plechtige gebed der kerk, de eerste en meest onmisbare bron is van den echt christelijken geest der geloovigen. Er wordt op sociaal gebied heel wat verdienstelijk werk verricht, maar zoolang als men het al te individualisti sche, godsdienstige leven vrij-uit zal laten groeien, en zich niet zal beijveren om het binnen de bedding vna den gemeenschap pelijken eeredienst te brengen, zal veel goed werk onvruchtbaar blijven. Kerkzangers, aan U de eer om mede te werken aan de sociale verheffing van ons volk, aan U de eer om het te helpen voor bereiden op de vervulling van zijn vrucht- binnen de bedding van den gemeenschap eeredienst, aan U de eer om het goed te leeren zingen. Maar dan is het ook uw taak om eerst zelf zoo goed mogelijk te zingen. Komt dan in grooten getale naar Utrecht om de aan staande Kerkmuziekweek bij te wonen. Komt daar de vruchten plukken van den harden en gestadigen arbeid van geleer den en vakmenschen. Komt, laat daar op nieuw uw enthousiasme opleven voor uw grootsche taak. Komt, en keert terug naar uwe parochies, om door uw vervolmaakten zang mede te werken aan de verheffing van uw medemensch. H. B. LAUWAERT, Pr. Secretaris der Federatie van Liturgische Yereenigingen in Nederland. Quamobrem vestrum erit, cum conve- neritis, videre diligenter quaenam e Pianis legibus observandae supersint, quidnam ad exquisitiorom cantus gregoriani et musicae ecclesiasticae usum propagandum deside- retur, quid denique agendum ut christianus populus, liturgico spiritu interius imbutus, ubi nondum assuevit, sacra communiter concinendo participet. (A. A. S. '28, pag. 139). De Psychologie der Rijpere Jeugd en 't Vraagstuk der Beroepskeuze. „Wie 't kind heeft, heeft de toekomst", geloofde men weleer. Men heeft 't kind gehad, maar helaas de toekomst meer dan eens verloren, is de pijnlijke ondervinding van zooveel' toege wijde katholieke onderwijzers, wier zorg, behalve naar voldoende intellectueele vor ming hunner leerlingen, vaalt allermeest uitging naar karaktervorming, voor welk gewichtig werk ze dagelijks den bijstand inriepen van dien allergrootsten en vol strekt eenigen karakter-paedagoog, Chris tus, den Koning. Als ze zooveel, wat blank te bloeien stond bij 't verlaten der school, in al te korten tijd snel zagen verworden daarna in de teistering en besmetting van 't stor mende .groote-menschen-leven, dan vroe- stad. U weet heelemaal niet, hoe gelukkig u bent. Toch wel, antwoordde Juliana, ik heb immers lang genoeg in de stad ge woond, om dat te kunnen bcoordeelen. Woont u dan nog niet lang hier? Pas twee jaar. Heeft uw vader het huis gekocht of heeft hij het laten bouwen? Hij heeft den grond gekocht en het huis laten bouwen, antwoordde Juliane, die naast de bank was blijven staan. Ze was verwonderd over 's mans nieuwsgie righeid. Maar de linden zijn toch ouder. Zeker, die stonden hier al en de vruchtboomen in den tuin ook; het terrein is een deel van een uitgestrekten tuin, die verkaveld is. Ze gaf die inlichtingen zoo uitvoerig en bereidwillig, omdat het vermoeden bij haar opkwam, dat die meneer Weigel mis schien een van de nog beschikbare kave lingen wilde koopen en daarom haar vader wilde spreken; ze was echter te beleefd om hem daarnaar te vragen. De vreemde was minder terughoudend; hij trachtte te weten te komen, wat de grond en de bouw gekost hadden, sprak daarna over hun levensstandaard, infor meerde of zij het huis alleen bewoonden, of ze een dienstbode hielden, wat haar, haar broers en haar moeders bezigheden waren, zoodat het het jonge meisje einde lijk te bont werd en ze vroeg: Als u niet mee naar binnen wilt komen, zal ik mijn moeder of broer vragen hier bij u te komen. Ze draaide zich om, maar nu stond Wei- „uELUKKIG ECHTER IS DIT NIET ZOO". We- lezen in het „Vaderland" van 10 Juli j.l. de volgende „verbetering" aange bracht door haar medewerker, den vrijzin nigen dominee J. J. M(eijer): Onlangs heben wij een artikel ge schreven over de enquête van de Toorts drager over wezen en beteekenis van het Christendom. Daarin uitten wij de veronderstelling dat prof. jhr. Elias te Delft Roomsch zou zijn. Gelukkig echter is dit niet zoo. Een citaat in een ander blad, dat evenwel op het antwoord van prof. Elias geen betrekking had, bracht ons in de war. Gaarne bieden wij onze verontschuldi ging aan voor deze misvatting. Veraadt dit stukske niet de eigenaar dige gemoedsgesteltenis van sommige hee- ren tegenover het Katholiek geloof? Lijkt het niet een misdaad, als men van iemand veronderstelt dat hij Roomsch is, terwijl later blijkt dat dit een vergissing is. Hoe dikwijls heeft J. J.. M in het- „Va derland" zijn verontschuldiging aangebo den, als hij scheeve dingen schreef over 't Katholieke geloof? In dit geval echter was de misvatting zóó groot, zóó beleedigend, dat hij zich haast om zijn verontschuldiging aan te bieden. Erger immers kan het toch wel niet, dan dat men van iemand veronder stelt, dat hij Roomsch zou zijn. En hoe groot is de blijdschap van J. J. M., dat hij zich vergist heeft: „gelukkig echter is dit niet zoo", juicht hij- Jaren geleden werd in Duitschland een vrijdenkerscongres gehouden, waarop een der sprekers zich aldus te buiten ging: „het is een schande riep hij uit Ka tholiek te zijn". Wij hebben bij het lezen van bovenge noemde „verbetering" weer aan dien vrij denker gedacht. „Msbd." P. VAN DORP. gen die opvoeders zich wel 'ns af met smart, of dan alles vergeefs was geweest en om niet was gedaan. Dat met intree der puberteit de mensch als 't- ware „voor de tweede maal geboren wordt", dat de school 't kind losliet op het oogenblik, dat 't- geéstelijk moest leeren loopen op de cake-walk van de wildbewo gen levensbaan tusschen de mijlpalen 14 en 20, dat daarbij 't milieu, waar 't ge kozen beroep 't kind in wierp 'n allerbe langrijkste en diep op de psyche van 't kind inwerkende invloed uitoefende, dat he beroep zelve dikwijls tot in de diepste van het zich ontwikkelend zieleleven en karakterbeeld plooien legt van goed of kwaad, van dat alles gaf men zich daarbij te weinig rekenschap bij het moedeloos zuchten over neer- of ondergang van 't zoo nauwgezet verzorgde zieleleven op school. Ook tot de onderwijzers is 't nu wel doorgedrongen, dat niet wie 't kind heeft, de toekomst de zijne mag noemen, maar dat veel meer gelden mag: Wie de rijpere jeugd heeft, heeft de man en heeft de vrouw, die samen in gezin en beroepsver vulling de toekomst schragen moet. Nu daarbij dc invoering van 't zevende leerjaar 'n gelukkige gelegenheid schept, 'n jaar langer in te werken op 't kind juist in 'n periode, dat ontvankelijkheden blij ken open te bloeien van 't allerhoogste ge wicht voor den puberteitsleeftijd, nu daar bij de aansluiting tusschen school- en be roeps periode nagenoeg geheel verkregen werd, nu moet 't dunkt ons, voor den on derwijzer evenals voor den priester en leeken-jeugdleider, die zijn verantwoor delijkheid voelt, wel zeer welkom geweest zijn uit de bladen te vernemen, dat te Utrecht op 15 en 16 Augustus a.s. door zoo uiterst bevoegden hem gelegenheid ge schonken wordt, zich alzijdig te oriëntee- ren op de vele en allerbelangrijkste proble men, tot welker oplossing hij door zijn ver antwoordelijk ambt geroepen is, mee te werken. Te verwachten valt dan ook, dat bij den verblijdenden opbloei van sociaal-paedago- gische en psychologische belangstelling on der de katholieke onderwijzers, de deel name aan den vacantieleergang over de Psychologie der Rijpere Jeugd en 't vraag stuk der Beroepskeuze groot zal zijn. F. S. gel op, versperde haar den weg en zei: Blijft u hier, juffrouw, zondej1 mijn toe stemming mag u geen stap doen. Juliana keek hem met groote, verschrik te oogen aan; zij vreesde dat ze met een krankzinnige te doen had. Wat denkt u wel, wat heeft dat te beteekenen? Dat zult u gauw genoeg hooren, her nam hij. Gaat u mij voor in huis. Ge- intimideerd gehoorzaamde Juliane, maar nauwelijks had zij een voet over den drem pel gezet, of ze riep luid haar moeder en haar broer. Mevrouw Forberg kwam uit de keuken, zij had een lange blauwgestreepte schort voor en een keukenmes in dc hand; bijna tegelijkertijd kwam Gustaaf Forberg haastig door dc achterdeur aangeloopen. Wat is er? Wat scheelt er aan? vroe gen beide. Ik weet het niet, maar deze heer doet zoo vreemd; hij zegt, hij wil vader spreken Dat wil ik ook, brengt u mij dadelijk bij hem! viel Weigel haar in de rede en opende zonder complimenten de aan de rechterzijde van de gang gelegen deur; hij had al van dc straat af gezien, dat zich hier de woonkamer van de familie moe3t bevinden. Dit optreden wekte de verontwaardi ging van Gustaaf Forberg. Wie bent u mijnheer? Met welk recht dringt u op zulk een onbehoorlijke manier de woning van een vreedzame familie bin nen? vroeg liij. Zonder zich door deze woorden te laten weerhouden, trad de vreemde over den drempel van het kleine voorkamertje, waarin alleen maar een paar kasten stonden en vandaar door een openstaande ONGELUKKEN. HET ONGELUK BIJ SCHIET OEFENINGEN IN KAMP VAN OLDEBROEK. Eén doode en één zwaar gewonde. Nader meldt men ons omtrent het on geluk in de legerplaats Oldenbroek: Gistermiddag is bij de schietoefeningen met niet modern geschut een projectiel bij het inschuiven in den vuurmond, voordat deze was afgesloten, gesprongen. Men neemt aan, dat het pro jectiel bij het aanzetten in den vuurmond door middel van een laadstok tengevolge van wrijving gesprongen en te ruggeslagen is. Hierbij werd een dienst plichtige, voor herhalingsoefeningen onder de wapenen bij de artillerie te Gorinchem, A. Vos' uit Driel, onmiddellijk gedood. Zwaar gewond werd de dienstplichtige Berselo, uit Enschedé afkomstig. Zijn toe stand schijnt hopeloos. Zijn beide handen werden verbrijzeld. Hij is blind, terwijl hij nog verwondingen in de borst bekwam. Een derde dienstplichtige bekwam lichte verwondingen in het gezicht door versplin tering van den laadstok, terwijl een vierde kleine splinterwondjes bekwam, maar door den schrik van de explosie buiten kennis geraakte. De toestand van B. was gisteravond heel ernstig. Een commissie van onderzoek werd in gesteld. Onmiddellijk heeft de commandant den pastoor te Driel en den burgemeester te Enschedé verzocht, de familie voor te be reiden en in te lichten. De familie van B. was gisternamiddag in het kamp aange komen. Op advies van den Minister van Oorlog zijn vier doctoren uit Utrecht ontboden. Ze behoefden evenwel geen dienst te doen. De oorzaak van het ongeluk is nog niet bekend. Tot nu toe heeft men geen fout of nalatigheid kunnen ontdekken. De ramp in de mijn „Hendrik". Twee der vermiste slacht offers gedood. Gisterenmiddag omstreeks 5 uur zijn in de Staatsmijn „Hendrik", in welke het op ruiming* werk nog steeds wordt voortgezet, twee van de nog vermiste slachtoffers ge vonden. Het zijn de schietmeester Scro- venski uit Brunssum en de seingever Len- tinck eveneens uit Brunssum. De teraarde bestelling zal vermoedelijk morgen plaats vinden. Door den stroom gedood. Gistermorgen tegen half twaalf was de monteur Regelmeier Elestrum bezig op het dak van de boerderij van den heer van ien te Vreeland een antenne te monteeren. Plotseling kwam hij in aanraking met een stuk draad, dat onder stroom stond; hij geraakte buiten bewustzijn. Onmiddellijk werd de man naar de Rijkskliniek te Utrecht vervoerd. Bij aankomst aldaar bleek hij echter reeds te zijn overleden. Bloedvergiftiging. Te Roggel stiet zich de landbouwer V. met het linkerbeen in puntdraad. Er ont stond bloedvergiftiging. Het been is in het ziekenhuis geamputeerd. De toestand van V. is zorgwekkend. Oog uitgestoken. In staatsmijn „Emma" had de mijnwer ker P. uit Oirschot het ongeluk zich met de ijzeren staaf in het oog te steken. Met een ziekenauto werd P. aan de kliniek te Maastricht overgebracht. Hij zal het oog moeten verliezen. Zuurstof in de oogen. De heer B., kaasmaker aan de zuivelfa briek te Opmeer, kreeg bij de werkzaam heden een hoeveelheid zuurstof in de oogen, waardoor men vreest, dat hij het gezicht zal moeten missen. Verdronken. Gisterenmidag te half vier is een 6-jarig knaapje, dat met een kameraadje aan het UIT DE RADIO-WERELD. Programma's voor Zaterdag 28 Juli 1928. Hilversum, 1060 M. 12.302.00 Lunchmuziek door het Trio Groeneveld. 2.004.00 Aansluiting van het Theater Tuschinsky te A'dam. Het Theater-orkest o. 1. v. Max Tak. Dansorkest „The Ram blers" o. 1. v. Th. Uden Masman en optre den van solisten. 4.005.30 Aansluiting van het Groot In ternationaal Festival en van den Marsch- wedstrijd door de Hilversumsche mondac- cordeonclub „Door oefening kennis", in hot Hilversumsche Stadion. Festivalnummers en marschen door de deelnemende Harmo nie-, Fanfare- en mondaccordeoncorpsen. 6.007.45 Concert door het omroep-or- kest. 8.00 VARA. II u i z e n, 340,9 M. Na 6 u. 1870 M. (Uitsluitend K.R.O.-uitzendingen). 12.301.30 Lunchmuziek door het Trif „Winkels". 5.307.00 Gramofoonmuziek. 7-007.30 Tuinbouw halfuurtje door J. s Roosmalen: Teelt van aardbeien. 7.40—8.15 Lezing door Dr. J. Stein: D« Maan. 8.15 Concert. Mej. Sophie D. Catono- pouli, viool. Vicomt©6se Adolphe de Nieu- port, zang. M. Roger van de Kerchove, cello. V. v. Bers, tenor. F. Boshart, piano» Daventry, 1600 M. 10.35 Kerkdienst 1.202.20 Het Cariton Hotel Octet. 3.50 Het Ernest Leggett London Octet» E. Chambers, alt. 4.50 Dansmuziek. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Dansmuziek. 6.50 Nieuwsber. 7.05 Fred. Renalow en Rose Hignell. 7.20 Oproep-causerie. 7.35 H. Heyners, bariton. 7.45 Sportcauserie. 8.05 Variété en een schets" Chez Cupid"» 9.20 Nieuwsber. 9.35 Lezing: Is it a forgery? 9.50 Nieuwsber. 9.55 Orkestconcert A. Lilley, sopraan. Orkest. 10.5012.20 Dansmuziek. „R a d i o-P a r i s", 17 5 0 M. 12.502.10 Gramofoonmuziek. 4.055.05 Dansmuziek. 8.35 Causerie: L'Aau. 8.5011.20 Concert Mme. Erza, zang. Mme Radisse, cello. MUe. Mancy, zang. Del Campo, guitaar. Orkest L a n g e n b e r g 469 M. 1.25c2.50 Orkestconcert 6.207.15 Liederen en balladen. E. Krei- ten, barido, zangeres. Th. Kreitcn, piano. 8.35 Vroolijke avond, met Maria Neyt Ch. K. Roellinghof en W. Bolesko. Daarna, tot 1.20 Dansmuziek. Eysoldtkapel. Königswusterh a.u sen, 1250 M. (Z e e 3 e n). 12.055.20 Lezingen. 5.206.20 Orkestconcert 6.208.05 Lezingen. 8.50 „Der Jongleur", Berlyner klucht van E. Pohl. 10.5012.50 Dansmuziek. H a m b u rg, 396 M. 5.20 Concert Werken van Schumann. 6.20 Orkestconcert 8.20 Vroolijke avond. Orkest en solisten. Daarna cabaret en dansmuziek tot 11.20. B r u s 8 e 1, 509 M. 5.206.20 Dansmuziek. 7.05 Orkestconcert 8.35 Gramofoonmuziek. 8.50 Literatuur. 9.2010.35 Symphonieconcert in de Kur saal Ostende. spelen was op een schuit, welke in de Prin sengracht bij de Noordermarkt te Amster dam gemeerd lag, to water geraakt en ver dronken. De politie heeft het lijkje opge haald. deur in een eenvoudig, maar gezellig inge richte grootere kamer, die zoowel huis- als eetkamer scheen te zijn; in het midden stond een tafel, keurig gedekt voor vier personen. Met één snellen blik nam Wei gel alles in de kamer op. Hem ontging noch de piano rechts, noch het ouderwet- sche bureau links van de beide ramen, waartusschen zich een van die nu uit de mode geraakte spiegels bevond, die vroe ger den deftigen naam „trumeaux" droe gen. Hij zag, dat de rieten stoelen, de bruin bekloede canapé en de gemakkelijke stoel bij den kachel in een veel lateren tijd, mischien bij het betrekken van de nieuwe woning aangeschaft waren. Weigel wendde zich tot Gustaaf For berg, die hem met zijn moeder en zuster gevolg was en zei: Wie bent u mijn heer? Gustaafs Forbergs gezicht werd donker rood, zijn neusvleugels trilden, zijn licht grijze heldere, anders zachte en vriendelijl ke oogen schenen donker te worden en zijn diepe, welluidende stem kreeg een heeschen klank, toen hij met moeilijk on derdrukte drift antwoordde: Ik ben de zoon des huizes Dr. phil. Forberg, aan staand leeraar. Weigel maakte een buiging, waarvan de ironische bedoeling niet te ontkennen viel. En ik ben de commissaris van politie Weigel, zei hij, terwijl hij langzaam zijn jas losknoopte en den jongen man zijn penning toonde. Mevrouw Forberg, een klein, teer vrouwtje met een stil, wat gerimpeld, moe derlijk gezicht en mooi grijs haar slaakte een kreet van schrik en zonk op de dichts- bijstaande stoel neer, alsof haar voeten haar niet meer konden dragen. Haar zoon en dochter vlogen op haar toe. Ze wees op den commissaris van politie en fluisterde: De politio in ons huis wat heeft dat te beteekenen? Weigel had het gebeurde met een eigen aardig glimlachje om de smalle lippen waargenomen; daarop ging hij naar net openstaande raam, floot zachtjes en sloot het vlug. Nu was het Juliane die het hoofd trotsch oprichtte en vroeg: Wilt u ons eindelijk duidelijk maken, wat dit optre den beteckent, Commissaris? Moet ik u dat werkelijk nog zeggen? was de tegenvraag. Broer en zuster schudden radeloos het hoofd. Movrouw Forberg zuchtte diep. Uw moeder weet zich minder goed te beheerschen dan u, zei de commissaris, terwijl hij op de geheel gebroken vrouvv toetrad; niet waar, mevrouw Forberg, u weet wel, waarom ik hier ben en waar uw man is. Waar zou vader anders zijn dan op het kantoor van Graupner Zonen? vroeg Gustaaf Forberg; U weet toch waar schijnlijk wel, dat hij daar eerste bankloo- per is? Dat weet ik zeker, meneer, maar ik weet ook dat hij vanochtend om 11 uur vandaar weggegaan is, om geld en aan deden ter waarde van bijna 300.000 Mark te halen en niet op kantoor teruggeko men is. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5