STADSNIEUWS, VOOR ONZE KINDEREN. Sm 1 1 In Leiden gevestigd. A. E. Adriani, Rijnsburgerweg 191 H. J. Bakker, reiziger, Mariënpoelstraat 29 A. E. Brender a Brandis, verpleegster, Acad. Ziekenhuis M. A. Brozius, meubel maker, Decimastraat 21 C. Bosman, Rijnsburgerweg 124 J. J. W. Choufour, ■winkelbediende. Heynsiusstraat 8 J. A. Dingjan, bedrijfsleider, L. Rijndijk 17 P. M. Donker, Ass. Huishouding, Acad. Ziekenhuis P. D. J. van der Drift, Hoo- gewoerd 166 P. van Dijk monteur, Aloë- laan 47 G. W. Fehr, dienstbode, Hooge- woerd 82 B. Gerritsen en fam., off. van gezondheid, Lijsterstraat 8 Th. F. A. F. Heijnen en fam., kellner, Merelstraat 30 J. P. Hogenboom, timmerman, P. K. Choorsteeg 28 L. G. Hovenkamp, Rijns burgerweg 81 G. Ippel en fam., metse laar, Roodborststraat 41 J. D. de Jong en fam., filiaalhouder, Dondersteeg 3 W, Karstkarel, rijksklerk, Heerengracht 66 P. de Keizer, los werkman, Minnebroers- gracht 1 M. Knotter, dienstbode, Rapen burg 2 N. Kok en fam., netwerker, K. Hansenstraat 5 D. Konings en fam., be drijfsleider, Buitenruststraat 2a E. H. W. Koreman, H. de Grootstraat 28 D. Kuil man en fam., predikant, R. en Schiekade 45 Z. Laszip, hulp huish., Groenhoven- straat 12 H. Liefhebber en fam., fa brieksarbeider, J. W. Frisostraat 19 C. van der Linden, horlogemaker, H. Rijndijk 144 C. M. Menken, dienstbode, Flora- laan 9 R. J. Meijer, comm. van politie, J. de Wittstraat 50 J .Noort, Hooge Morschweg 41 A. C. Ouwehand en fam., timmerman, Roodborststraat 41 A. J. Schild, venter, Haverstraat 55 H. M. van der Sijs, hulp huish., Breestraat 127 R. J. M. Thomas en fam., constr. teekenaar, Doezastraat 18 M. van Vliet, dienstbode, Witte Singel 35 L. H. van der Vlis, hulp huish., J. de Wittstraat 56 R. Vos en fam., monteur, Hoogewoerd 128 W. Wap- stra, koopman, K. Hansenstraat 5 W. H. Warmerdam, dienstbode, Vliet 46 C. Wassink, timmerman, Haverstraat 13 C. J. Wortman, dienstbode, Haagweg 18 IN. ZilligPaasse, Noordeinde 10. Uit Leiden vertrokken. J. C. Selier en fam., Oegsgteest, Terwee- Weg 120 J. Ci Doedens en fam., Oegst geest, Wilhelminapark 10 J. G. Lipse en fam., Hillegom, Leidsche straatweg 91 E. H. Timmer, den Haag, Noorderbeek- dwarsstraat 38 T. J. Kruijt en fam., den Haag, W. de Zwijgerlaan 127 G. Servaas idem idem A. J. M. Halvemaan, Alke made D. 79 Wed. C. N. Heenk-Oostveen, Hilversum, Tulpstraat 10 W. Groeneveld, Haarlem, Kerkhof straat 10 W. Nagte- gaal en fam., Lisse, Rijksstraatweg 454 A. L. E. van Dijk, Eindhoven, Lakerstraat 18 C. Tollig, Rotterdam, Mauritsweg 72 L. J. Nieuwenburg en .fam., den Haag, Stuwstraat 175 L. T. van Zoest en fam., Amsterdam, Amstelkade 124 II J. Iets- waart, Amsterdam, Mesdagstraat 29 II G. G. Hermsen Bemmel, Augeren, Leuten- schestraat M. C. T. Heertjes, Oegst- geest, Wilhelminapark 11 F. J. M. Vin- kostein, Amsterdam, 3e Leliedwarsstraat 14 II J. T. Salomons, den Haag, Fran- kenslag 6 G. Bol, Amsterdam, Tolstraat 120 J. F. H. van Vliet en fam., den Haag, Rijswijkscheweg 584 M. Kuyvenhoven, Voorschoten, Voorstraat 71 A. C. P. See- bregts, Hilversum Emma straat 46 P. A. Weijers en fam., Lisse, Aan boord G. Murman, Utrecht, Adm. van Gentstraat 8 P. J. C. de Niet, den Haag, Conradkade 62 M. Bakker, Oegstgeest. P. Hendrik laan 3 J. J. W. Koekenbier, Blaricum, slagerij van Bremen A. J. G. Belinfante. den Haag, Hazelaarstraat 73 F. S. Doorn bos Wassenaar, Buurtweg lb J. J. de Graaff, Dordrecht, GTavestraat 17 C. F. J. de Ridder, Heemstede, Csmnlaan 10 J. Hamernik, Weenen P. M. v. d. Weel en fam., Oegstgeest, v. Duivenvoorde- straat 38 P. O. Vos, Arasterdam, 2e Kost- verlorenkade 144 I H. J. de Vlieger en fam.. Zwammerdam, Hotel ,de Rustende Arend" H. Dikkers, Zwolle. Wilhelmina- straat 14 J. van der Zee, Haarlem, Zijl vest 3 J. M. E. van Reij, Roermond, Neer- straat 6 Wed. J. W de Wolf-v. Distel, Dordrecht, Suikerstraat 5 C. en B. J. van Delft, Beverwijk Kloosterstraat 10 J. F. A. van Nes en fam., Haarlem, Zijl vest 3~ Postkantoor Leiden. Lijst van onbestelbare brieven en brief kaarten van welke de afzenders onbekend zijn. Terugontvangen in de eerste helft der maand Juli 1928. Brieven, binnenland: P. Bouwmeester, Den Haag L. de Braun, Den Haag v. d. Bijl, Aarlanderveen A. Eikerbout, Haarlem H. H. Hendriks, Petrus Cam persingel Heer en Mevr. HosMoen, Haarlem Annie Huiberts, Delft In- cassa en Informatiebureau, Rotterdv? M. Keizer, Amsterdam Nelly Meijers, Alphen a. d. Rijn Minister van Onder wijs Kunsten en Wetenschappen, Den Haag Minister van Oorlog, Den Haag H. de Boer, Den Haag. Briefkaarten, buitenland: J. v. d. Berg, Plan West H. Dietrich, Den Haag R. Kamp Utrecht H. Masser, Tilburg Mej. A. v. d. Mei, Den Helder A. Zwarts 's-Gravenhage. Brieven, buitenland: Mevr. H. Boonstra, Davos Hernn Orteb, Cöln Rozenthal, Singepore. Briefkaarten, buitenland: Jo6ette Bachi, Nice Bessi, Nice Orbeb, Cöln Ernst Ritter, Chicago M. v. d. Stempel, Brus sel Zantinga, Brussel. Negen briefkaarten zonder adres. CORRESPONDENTIE. Tante Lous, Leiden. Hartelijk dank voor het mooie verhaal. Ik zie het vervolg met belangstelling tegemoet. Zie vandaag eens! Het versje vindt ook direct een plaats. Met hand en groet en.... dank. Ik houd mij steeds aanbevolen Marie Wesselman, Leiden. Zoo Marietje, was jij zoo blij met het beursje Dat doet me plezier en ook dat ze het thuis zoo mooi vonden. En omdat jij zoo dankbaar bent, daarom schrijf ik je ook dadelijk terug. Dag MarietjeIk zie je na de vacantie toch ook weer? Ik zal eens goed toekijken. „Het Spook" wordt Jan de Graaf, Leiden. Zooals jé ziet Johan, heb ik in plaats van het slot van je vorig verhaal „Mijn Duiven" laten voorafgaan Dit ter herinnering aan onze afspraak (Zie onderschrift). De volgende week volgt de rest. Dag JanMet de ste vige vijf! Jan Warmerdam, Leiden. Wat zal dat den 21sten dezer een feest zijn! Ik feliciteer je dan wel, hoor! en ik wensch je veel plezier in de vacantie. Hoor ik eens wat van jeGroet vader en moeder van me Dag DinaRöhreij Leiden. Wat jammer, dat onder het versje van ,,De Va cantie" van verleden week, jouw naam ver geten was te vermelden. Maar allez, ik doe het nu bij deze en druk jou allervriende lijkst de hand. Dag DinaGroet moeder en de broertjes van me Truusje, Noordwij k-Z e e. Wel Truusje, jouw versje, al is het moeders hand, die 't schrijft met woor den, zooals je zegt, ontweid uit eigen, reine hartje, laat ik plaatsen. Al was het alleen maar om jou en moedertje beiden een plezier te doen. Zie eens! Dag Truusje Groet moeder van me! Mien, Leiden. „Suze" zal de vol gende week haar joyeuze entrée maken. Let maar eens opBegin al vast aan iets nieuws. We hebben weldra vacantie en dat is een heerlijke tijd, om voor mijn rubriek veel te maken. Weet wel, dat voor jou altijd een plaatsje beschikbaar is. Dag Mien! Veel groetjes aan Bep! Petronella van Deuren, Al phen a. d. R ij n. Als dat versje over „Maria" eens van jou wasDan kwam ik a.s. Zondag jou persoonlijk de hand druk ken en moedrtje zeggen, wat zij voor een dochtertje had. Weet wel Nelly dat we alleen het werk plaatsen, dat zelf gedacht en gedicht is. Dag Petronella! Mina Koot, Wassenaar. Dat opstelletje van dien schooljongen, die de ontdekking van Amerika op zijn manier zoo leuk beschreef, laat ik plaatsen. Kijk de volgende week eens. Misschien vind je dan reeds je naam te prijken staan. Dag Mina Rina Dijkmans, Leiden. Aan gename kennismaking Rina! Ik hoop. dat ik je vroolijk sijuitje nog vaak te zien krijg. Na de vacantie kom ik weerMaak dan ook voor C. eens een mooi opstel! Wil je? Veel groetjes thuis Piet van Eisen, Leiden. Het opstelletje .,In de Paaschvacantie" was voor een jongetje van jouw leeftijd al heel aardig. Maar toch had ik het wat langer verwacht. Weet je wat je doen moet: kijk zusje de kunst af enook jij zult dan nog eens een flink schrijver worden. Veel groeten aan alle huisgenooten! En nu zullen we voor vandaag zeggen, dat het genoeg is. Het stapeltje brieven wordt al kleiner. Ik kom er tenslotte toch door. Voor den volgenden wedstrijd moet ik klaar zijn. Dan ben ik ook klaar met mijn nieuw verhaal, dat zoowat uit dertig vervolgen bestaan zal. Ik vertel er later meer van. En nukomt de groote va cantie! Een tijd om zelf een verhaal te verzinnen of een versje te maken over een of ander onderwerp, dat op 't oogenblik actueel is. Bijvoorbeeld: wie maakt iets of wil iets maken over: De Vacantie; de Vacantiegenoegen; Aan Zee: De Zomer; Een uitstapje naarden Haag b.v. Wie iets meent tc kimnen maken, sture het mij en als 't goed is. zal ik zorgen, dat het ge plaatst wordt. En nu wensch ik jelie een prettige vacantie. Jelie liefhebbende Oom WIM. Mijn duiven. Mijn duiven Hoeveel vreugde ligt in deze twee woor den opgesloten voor een „duivenmelker Heel het lief en leed, meevallers en tegen vallers voor een degelijk liefhebber. Ik bedoel niet de vele jongens en meisjes, die duiven houden, ze om de 5 minuten voede ren, en desnoods een heele laag hooi in hun hok opstapelen voor de diertjes het toch maar flink aangenaam te maken. Aangenaam is 't ze niet, misschien wel 't vele eten, doch een goed liefhebber zal inzien dat duiven voederen niet om de 5 minuten moet gebeuren, doch 's morgens en 's avonds op gezette tijden en dan zoo veel dat er geen over blijft liggen. Doch ik ben niet voornemens om een heel relaas over duivenfokken te geven, doch wel de dagelijksche bezigheden der diertjes. Het is in 't voorjaar! Ik heb de broedhokjes in de groote volière geplaatst. De doffers d.w.z. de mannetjes doen al hun best om zoon broedhokje voor hun vrouwtjes vrij te vechten. We nemen een stoere postdoffer. Zoo juist is z'n keus gevallen op een aardig hokje. Hij noemt een sprongetje en wipt door de uitvliegklep het ding binnen, en poogt met vleiend gekoer z'n wijfje over te halen om van de woning bezit te nemen. Maar jawel 1 Daar komt een andere doffer aan, een die ook al zich tot 't zelfde hokje voelt aangetrokken. Hij wipt naar binnen en poogt met vleugelslagen en smoelbeten de andere doffer er uit te krij gen. Deze echter is ook niet voor de poes. Hij verdedigt zich met groote ijver en doet al z'n best om de vreemde indringer weg te krijgen. Ik kijk stil toe, want als ik er bij te pas kom. weet ik al dat wanneer ik weg ben het lieve leventje opnieuw begint. Daarom is het beste „laten gaan". Na eenigen tijd begint de indringer af te mat ten en na eenige oogenblikken is hij door z'n vijand bij z'n nekvel de volière ingesme ten. De overwinnaar koert triomfantelijk, z'n wijfje komt binnen en ze gaan heel ge zellig samen toebereidselen maken voor den nestbouw. De doffer vliegt den tuin in en zoekt tusschen de bloeiende appel- en pereboo- men geschikte takjes uit. Hij vliegt er mee naar 't nest en 't wijfje schikt ze netjes in de broedpan. Na een goeie dag is het nest af en prakkizeert 't wijfje over de eitjes. Na een dag t.usschenruimte legt zij deze en wordt, een aanvang met het broeden ge maakt. Datzelfde geschiedt natuurlijk ook bij de buren van ons dapper stelletje. En zoo kan het soms in een drukbevolkt, hok wel eens een heele „burgeroorlog" uitbreken. Wanneer onze geachte redacteur het goed vindt wil ik later nog wel eens over het broeden, uitkomen en verzorgen der jonge duiven spreken. Jan de Gr?-f. Heel graag Jan! Steeds welkom! OOM WIM. Naar den Gelderschen Achterhoek, door Theodora. n. Het dorp is men in ruim 20 minuten doorgewandeld en dan worden de huizen minder. Prachtige stukken bouwland wis selen elkaar af. Hier ziet men geen wei land alles bouwland. Koren, zeer veel ko renvelden en aardappelen. O, die mooie goudgele korenvelden, hoe vaak heb ik die bewonderd, bezaaid met hun prachtige ko renbloemen en roode papaversIs er wel iets mooiers denkbaar: die uitgestrekte velden door een zacht wiodje stil heen en weer bewogen, beschenen door de gouden gloed der stralende middagzon. Het heer lijke graan, het gouden loon van den ijve- rigen, cenvoudigen, braven landman. Nog zie ik voor mij die golvende mooie velden. Het rijpe graan in rijke zomertooi. De zware aar die een rijke oogst wil melden. Ik hoor nog hun zang, 't was on vergetelijk mooi. Verder wandelen wij de-n mooien breed en grintweg af. Voorbij een dikken korenmolen en eenige kleine huisjes en boerderijtjes en dan zie ik in de verte verscholen bijna onder het groen en de vruchtboomen ons huis. Hoe heerlijk is het als men dat na ruim 25 jaar nog kan zeggen. Ja daarin ben ik een bevoorrecht kind om telken jare daar eenige heerlijke weken te kunnen doorbrengen in die stille reine omgeving bij Vader en Moeder in het ouderhuis, waar iedere steen en iedere boom en plant ons herinnert aan onze heerlijke kinderjaren. Dan gevoelt men zich weer kindOch, wat is het hier mooi, zoo vreedzaam zco stil en rustig en dan het gemoedelijke van de menschen! Hier spreekt men geen Hollandseh, maar het echte onvervalschte Geldersche dialect. Voor den rasechte Hollander niet om te verstaan. Tot welke natie die menschen zich rekenen, weet ik niet. Toch zeker niet bij Holland, want zij spreken altijd tegen iemand die uit een groote stad komt „bij jullie in Holland", net alsof zij zelf ook niet in Holland wonen. En denk er vooral om, om die luitjes vooral „goeien dag te zeggen als gij hen tegenkomt en nog liever een praatje maakt over het weer of over het vee of het land dan zijt gij een goed en best mensch. Hun leven bestaat uit niets anders dan werken, eten en slapen en des Zondags eerst naar de kerk gaan, het vee verzorgen, eten, over het land loopen kijken of alles goed groeit (de trots van den landman) en dan weer slapen. O, eenvou dige lieden, wat zijt gij gelukkig met uw weinige begeerten en verlangens, met niets anders om u heen dan de reine eenvoud en de vruchten van uw zegenrijken arbeid. Over alles heen het. ruime, blauwe azuren firmament. Brave lieden uw hersenen zijn niet verweekt en bedorven door de slecht heid van een groote stad. Gij weet niets van bioscopen en bals. Zoo iets bestaat, bij u eenvoudig niet. De zorg voor het dagelijksch brood, dat is al vroeg naar bed en vroeg op om veel werk te kunnen doen, dat is hun leus. Denk echter niet, dat er daar zoo van die groote boerdrijen zijn zoo als hier in den omtrek. O, neen die daar hebben meest hun eigen huisje; een geit, wat varkens, een paar koeien, veel kippen en naar de wel gesteldheid van den bezitter veel of wei nig land. Hoe meer land, hoe meer werk en hoemeer in aanzien. Het. geheele jaar door hebben die menschen daar veel, heel veel werk. Elk bebouwt, mest, poot, zaait, zijn eigen land. 's Morgens om 5 uur staan daar de meeste menschen op, dan wordt eerst koffie gezet en roggebrood gegeten, meestal met een paar eierendan aan 't werk de een gaat naar de wei; ruim 3 kwartier loopende ander verzorgt het vee thuisen dan naar 't land. Om 8 uur is het weer koffiedrinken en brood eten, dan weer aan 't werk tot 10 uur. En, lach niets dan weer koffie zetten en pannekoek bakken; 1 uur 's middags eten; 3 uur thee drinken; 5 uur boterham eten en 's avonds 7 uur rijst of karnemelkpap eten. Ja die menschen verzorgen den inwendige mensch daar goed en anders houden zij het er ook niet uit, want het aanhoudend werken, maakt hongerig. (Wordt vervolgd). Een poesenstad. Er was een heel klein stadje, waar niets anders dan poesen woonden. Heel geluk kig en tevreden leefden de poesenfamilie en haar kindertjes, de kleine poesjes wa ren zóó aardig, dat iedereen er pleizier in had. Maar dat duurde niet lang, de kleine poesjes werden groot en lastig, want ze begonnen allerlei kattenkwaad uit te voe ren, Er was ook een poesenmarkt, eens stond een appelenpoes op de markt met een kraam met appelen, de jdeine poesjes klommen tegen de gordijnen op, maakten er groote scheuren in, gooiden elkaar en de voorbijgangers met steenenzoo kon dat natuurlijk niet blijven, de arme poe senmoeders wisten maar niet, wat ze met de ondeugende kindertjes moesten begin nen. Er was een heele oude poes, die bui tengewoon verstandig was, zij stelde voor, om een school op te richten, Dat was allemaal goed en wel, maar er moest toch een schooljuffrouw zijn. Omdat er nog nooit een poesenschool geweest was, was die vraag een beetje moeilijk. Er werd een algemeene poesenvergadering gehouden, de burgemeester-poes koos mejuffrouw Scherp van Tand tot onderwijzeres. De beroemde schooljuffr. wae heel erg ge leerd, ze droeg een groote uilenbril en sprak altijd heel gewichtig miauw, miauwEr werd een groot huis gekocht, dat tot school werd ingericht, mooie ban ken, tafels, landkaarten, .een groot zwart bord, waarop de poesjes met krijt moes ten schrijven. De school werd plechtig door den burgemeesterpoes geopend, en sprak oen woordje tot alle poesenleerlingen, dat zij goed moesten leeren, gehoorzaam en braaf" zijn, daarop antwoorden alle poe senleerlingen eenstemmig „miauw, miauw"! Als gewoon begon de school om 9 uurde moeder poesen hadden 't erg druk, met t maken van rokjes, broekjes en pakjes voor hun kindertjes, want ze wilden na tuurlijk, dat hun kinderen er netjes en schoon uitzagen. Juffr. Scherp van Tand leerden het eerst de poesjes, hoe ze de vogels moesten liefhebben en dat ze de mooie vogeltjes niet mochten vangen en opeten. De poesjes luisterden met aan- daoht, ze waren lief en gehoorzaam, en toen ze om twaalf uur naar huis gingen, vroegen zo aan him moeder, of ze om twee uur, weer naar juffr. Scherp van Tand fochten. Na drie maanden konden alle poesjes al lezen en kleine poesensommetjes maken. De poesenmoeders waren zoo blij, dat hun kindertpes 't zoo prettig op school hadden, dat ze met elkaar beslo ten voor juffr. Scherp van Tand een heer lijke diner klaar te maken b.v. pudding met gestoofde muizenslaarten en gebak ken muizenpootjes en rattenjus. Zoo bestond die poesenschool, maar 't duurde niet lang of 't nieuwtje ging er af, er waren poesen, die niet meer geregeld de school bezochten en stilletjes wegble ven, en stiekum kattenkwaad deden, en juffr. Scherp van Tand kreeg aanhoudend klachten van de inwoners van 't poesen stadje. Ze trokken maar belletje aan de huizen, staken heel brutaal hun tong uit tegen deftige poesendames, maar juffr. ScheTp van Tand was niet makkelijk. Eens op een morgen, riep d© juffrouw, Witje, Mia, Mies voor de klas, ze moesten de les opzeggen die ze thuis hadden ge leerd. Grauwtje, een heele ondeugende poes, zag dat de juffrouw niet. naar hem keek; hij nam stilletjes do inktflesch en maakte een groote vlek op zijn wit ma trozenpakje, dat z'n moeder hem pas schoon had aangegeven. De andere poe sen gierden 't uit van 't lachen, maar de juffrouw werd zóó boos, dat 't doodstil werd in do klas en alle poesjes bang wer den, ze staken de hoofdjes achter de boe ken, die zij in hun pootjes hielden. Juffr. Scherp van Tand zei geen woord, greep Grauwtje in zijn nekvel en sloeg hem met een liniaal op zijn broek; hij huilde jam merlijk miauw, miauw, maar daar gaf ze niet om, hij moest toch de heele week op de strafbank zitten. Toen de school uit ging, kreeg Grauwtje een brief mee, waar in stond dat hij zonder eten naar bed moest. Den volgenden dag bracht zijn moeder hem naar school en moest aan de juffr. beloven in 't vervolg altijd braaf en gehoorzaam te zijn. Maar 't hielp niets, 't bleef een stout en ondeugend dier, hij plaagde iedereen en was de schrik van 't heele poesendorp. TANTE LOUS. (Wordt vervolgd). Teresia-roosje. Daar bloeide een roosje lief en teer, In Carmels lusthof weer. Het was een bloem voor Jezus hart, Dat zij minde in vreugd en smart. Haar reine ziel heeft God behaagd, En daarom koos Hij haar tot Maagd, Reeds van haar prilste jeugd. Was eenvoud hare grootste deugd. O. H. Tresia, Jezus' Bruid, Strooit toch Uw roosjes over ons uit; En vraag voor ons aan God den Heer, Dat Hij ons zegene keer op keer. En dat ook ik, evenals gij, Ook eens zoo gelukkig zij, Om dan te knielen voor Gods troon, Hierboven in de hemelwoon. Anna v. Yelzen. De jonge blijde Mei. Dartelend zonnegesprankel Teer en wankel, Huppelend over de bloemen Waarop bijtjes zoemen, Alles is nog zoo jong en blij, In de zonnige Mei! 't Madeliefje met haar witte tooi O, wat vind ik ze toch mooi, Met haar hartje als van goud, „Weet je dat ik van je houd?" 't Liefste bloempje dat ben jij In de mooie Mei. 't Boterbloempje breekt haar knopje Daar springt uit een goudgeel kopje, 't Richt haar stengeltje fier omhoog 'n Ruischend koeltje dat haar weer boog Ja, wat is die weide rijk en vrij In de groene Meil Lieve vogels kweelen, Die 'fc gehoor zacht streelen, Haar gorgelende klanken, wellej Eerst langzaam, en gaan daarna Die jubelende tonen hoe mooi zijt In de fceere Mei. O ja, wat is het een pracht Nu alles lacht; De boomen met haar jeugdig gr<* Geen een wil, voor den ander ond Zacht suizen zij, hoe mooi zijn wj In de lieve Mei. Ja alles is suizend Lispelend en ruisend Als onder een betoovering, Van onder een zoete verovering Van een hemelsche vorstin De Meikoningin. Voor een koningin ter eere, Is al dat mooie teere Voor onze lieve Moeder zoet, Wees van ons heel zacht gegroet Ja bezingen wij haar blij Als koningmne der Mei. 19e u- CsA Fran Set krijg I nitD' Zont 153 Jezus Is liefde In Zijn groote, groote liefde Heeft Hij eindeloos ons bemind Heeft Hij heel zichzelf gegeven Voor zoo menig schuldig kind. Reeds bij Zijn geboorte was Hij Armer, aan 't armste kind, In een stal werd Hij geboren, Dien de Vader 't meest bemint. Maar, dat was slechts maar een h Van Zijn groote lijdensbaan, Heel Zijn leven zou Hij lijden En ten laatste sterven gaan. Sterven voor het heil der wereld, Die Hem niet erkennen wou, En ook later nog zoo dikwijls Grootelijks bedroeven zou. M Wij feu di ezen exic feekc urii Ma: prge: ■at 1 et re n cl ;ogi Die Hem liefde zouden biên, Die Hem eerherstelling gaven 1 Voor zooveel booze liên. ^en Zielen was zijn grootst verlangen, der En naar zielen smacht Hij nog. .ejg Ach, daar zooveel menschen weig'n Geef hem uwe liefde toch. Lil Het spook. Marietje is een beste meid, Alleen maar vrees'lijk bang Ze gaat in 't donker voor Al was 't in de gang. Eens zei haar moeder, lieve kind Hier hebt g'een kaars, mijn soüat, 5 Ga even naar den zolder toe, me En haal een turf of wat. ge Vlug klom Marie de trappen op 1É Met licht durf zij wel gaan. Maar boven ging het kaarsje uit ge En bleef z'in donker staan. ko Twee stappen deed ze nog, maar o, Daar viel iets op-haar neer, Een spook, een spook, ach help, ach h Ik zie mijn moes niet meer. th Vlug kwam haar moe de trappen opdc En 'k denk niet dat ik jok. zo Het spook dat haar te pakken had ej Was maar een oude sok. Gevallen was die van de lijn VJ En pas brandde 't kaarsje uit: Of lachend riep Marietje uit: Ik vrees geen spoken meer! Marietje Wesselma Lieve Oom Wim, Wel is de hand die 't versje schrej Geen meester van de pen Wel blijkt uit alles, dat ik nog, Een heel klein kindje ben. Doch wat ik schrijf door moesje's hi Het komt uit vol gemoed, Het brengt de bede van mijn har1. „God make 't met U goed O lieve Oom blijft bevrijd Van alle leed en pijn. En mocht het slot van alles De hemel voor U zijn." Truusjt. 's Avonds. Voo. at ik 's avonds rusten ga Zie ik eerst nog alles rond, Als mijn jongen te slapen ligt. Zoo kalm, zoo rustig en gezond. Dan dek i'k, zijn blootgewoelde knie Of zijn mollig voetje dicht Dan sta ik bij zijn bedje stil En 'k leg mijn wang op zijn gezicht. Neen, altijd kan 't niet zoo zijn Zijn slaap blijft niet zoo kalm en Wie weet wat een droevig zieleleed I Wat ên bittere smart en strijd hem wal Dan leg ik mijn hand op z'n slapend h«| En kus zijn wangen zoo warm en teti Dikwijls valt dan uit mijn oog Een traan, op zijn blonde lokken Df Dan bid ik: God, verhoor mijn moedert Want eens sluit ik mijn oogen dicht Of trekt misschien, mijn groot gewold! ZOOJ Wie weet hoe ver mij uit 't gericht. Dan kus ik hem niet meer goeden D<{ O God, zend dan Uw Engelen neer. Waakt Gij dan aan zijn legerstee, J Zijt Gij zijn moeder goede H« Tante L&*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 8