STADSNIEUWS,
VOOR ONZE KINDEREN.
Sm
1 1
In Leiden gevestigd.
A. E. Adriani, Rijnsburgerweg 191 H.
J. Bakker, reiziger, Mariënpoelstraat 29
A. E. Brender a Brandis, verpleegster,
Acad. Ziekenhuis M. A. Brozius, meubel
maker, Decimastraat 21 C. Bosman,
Rijnsburgerweg 124 J. J. W. Choufour,
■winkelbediende. Heynsiusstraat 8 J. A.
Dingjan, bedrijfsleider, L. Rijndijk 17
P. M. Donker, Ass. Huishouding, Acad.
Ziekenhuis P. D. J. van der Drift, Hoo-
gewoerd 166 P. van Dijk monteur, Aloë-
laan 47 G. W. Fehr, dienstbode, Hooge-
woerd 82 B. Gerritsen en fam., off. van
gezondheid, Lijsterstraat 8 Th. F. A. F.
Heijnen en fam., kellner, Merelstraat 30
J. P. Hogenboom, timmerman, P. K.
Choorsteeg 28 L. G. Hovenkamp, Rijns
burgerweg 81 G. Ippel en fam., metse
laar, Roodborststraat 41 J. D. de Jong
en fam., filiaalhouder, Dondersteeg 3
W, Karstkarel, rijksklerk, Heerengracht 66
P. de Keizer, los werkman, Minnebroers-
gracht 1 M. Knotter, dienstbode, Rapen
burg 2 N. Kok en fam., netwerker, K.
Hansenstraat 5 D. Konings en fam., be
drijfsleider, Buitenruststraat 2a E. H. W.
Koreman, H. de Grootstraat 28 D. Kuil
man en fam., predikant, R. en Schiekade
45 Z. Laszip, hulp huish., Groenhoven-
straat 12 H. Liefhebber en fam., fa
brieksarbeider, J. W. Frisostraat 19 C.
van der Linden, horlogemaker, H. Rijndijk
144 C. M. Menken, dienstbode, Flora-
laan 9 R. J. Meijer, comm. van politie,
J. de Wittstraat 50 J .Noort, Hooge
Morschweg 41 A. C. Ouwehand en fam.,
timmerman, Roodborststraat 41 A. J.
Schild, venter, Haverstraat 55 H. M. van
der Sijs, hulp huish., Breestraat 127 R.
J. M. Thomas en fam., constr. teekenaar,
Doezastraat 18 M. van Vliet, dienstbode,
Witte Singel 35 L. H. van der Vlis, hulp
huish., J. de Wittstraat 56 R. Vos en
fam., monteur, Hoogewoerd 128 W. Wap-
stra, koopman, K. Hansenstraat 5 W. H.
Warmerdam, dienstbode, Vliet 46 C.
Wassink, timmerman, Haverstraat 13 C.
J. Wortman, dienstbode, Haagweg 18
IN. ZilligPaasse, Noordeinde 10.
Uit Leiden vertrokken.
J. C. Selier en fam., Oegsgteest, Terwee-
Weg 120 J. Ci Doedens en fam., Oegst
geest, Wilhelminapark 10 J. G. Lipse en
fam., Hillegom, Leidsche straatweg 91
E. H. Timmer, den Haag, Noorderbeek-
dwarsstraat 38 T. J. Kruijt en fam., den
Haag, W. de Zwijgerlaan 127 G. Servaas
idem idem A. J. M. Halvemaan, Alke
made D. 79 Wed. C. N. Heenk-Oostveen,
Hilversum, Tulpstraat 10 W. Groeneveld,
Haarlem, Kerkhof straat 10 W. Nagte-
gaal en fam., Lisse, Rijksstraatweg 454
A. L. E. van Dijk, Eindhoven, Lakerstraat
18 C. Tollig, Rotterdam, Mauritsweg 72
L. J. Nieuwenburg en .fam., den Haag,
Stuwstraat 175 L. T. van Zoest en fam.,
Amsterdam, Amstelkade 124 II J. Iets-
waart, Amsterdam, Mesdagstraat 29 II
G. G. Hermsen Bemmel, Augeren, Leuten-
schestraat M. C. T. Heertjes, Oegst-
geest, Wilhelminapark 11 F. J. M. Vin-
kostein, Amsterdam, 3e Leliedwarsstraat
14 II J. T. Salomons, den Haag, Fran-
kenslag 6 G. Bol, Amsterdam, Tolstraat
120 J. F. H. van Vliet en fam., den Haag,
Rijswijkscheweg 584 M. Kuyvenhoven,
Voorschoten, Voorstraat 71 A. C. P. See-
bregts, Hilversum Emma straat 46 P. A.
Weijers en fam., Lisse, Aan boord G.
Murman, Utrecht, Adm. van Gentstraat 8
P. J. C. de Niet, den Haag, Conradkade
62 M. Bakker, Oegstgeest. P. Hendrik
laan 3 J. J. W. Koekenbier, Blaricum,
slagerij van Bremen A. J. G. Belinfante.
den Haag, Hazelaarstraat 73 F. S. Doorn
bos Wassenaar, Buurtweg lb J. J. de
Graaff, Dordrecht, GTavestraat 17 C.
F. J. de Ridder, Heemstede, Csmnlaan 10
J. Hamernik, Weenen P. M. v. d.
Weel en fam., Oegstgeest, v. Duivenvoorde-
straat 38 P. O. Vos, Arasterdam, 2e Kost-
verlorenkade 144 I H. J. de Vlieger en
fam.. Zwammerdam, Hotel ,de Rustende
Arend" H. Dikkers, Zwolle. Wilhelmina-
straat 14 J. van der Zee, Haarlem, Zijl
vest 3 J. M. E. van Reij, Roermond, Neer-
straat 6 Wed. J. W de Wolf-v. Distel,
Dordrecht, Suikerstraat 5 C. en B. J.
van Delft, Beverwijk Kloosterstraat 10
J. F. A. van Nes en fam., Haarlem, Zijl
vest 3~
Postkantoor Leiden.
Lijst van onbestelbare brieven en brief
kaarten van welke de afzenders onbekend
zijn. Terugontvangen in de eerste helft der
maand Juli 1928.
Brieven, binnenland: P. Bouwmeester,
Den Haag L. de Braun, Den Haag v.
d. Bijl, Aarlanderveen A. Eikerbout,
Haarlem H. H. Hendriks, Petrus Cam
persingel Heer en Mevr. HosMoen,
Haarlem Annie Huiberts, Delft In-
cassa en Informatiebureau, Rotterdv?
M. Keizer, Amsterdam Nelly Meijers,
Alphen a. d. Rijn Minister van Onder
wijs Kunsten en Wetenschappen, Den Haag
Minister van Oorlog, Den Haag H.
de Boer, Den Haag.
Briefkaarten, buitenland: J. v. d. Berg,
Plan West H. Dietrich, Den Haag R.
Kamp Utrecht H. Masser, Tilburg
Mej. A. v. d. Mei, Den Helder A. Zwarts
's-Gravenhage.
Brieven, buitenland: Mevr. H. Boonstra,
Davos Hernn Orteb, Cöln Rozenthal,
Singepore.
Briefkaarten, buitenland: Jo6ette Bachi,
Nice Bessi, Nice Orbeb, Cöln Ernst
Ritter, Chicago M. v. d. Stempel, Brus
sel Zantinga, Brussel.
Negen briefkaarten zonder adres.
CORRESPONDENTIE.
Tante Lous, Leiden. Hartelijk
dank voor het mooie verhaal. Ik zie het
vervolg met belangstelling tegemoet. Zie
vandaag eens! Het versje vindt ook direct
een plaats. Met hand en groet en....
dank. Ik houd mij steeds aanbevolen
Marie Wesselman, Leiden.
Zoo Marietje, was jij zoo blij met het
beursje Dat doet me plezier en ook dat
ze het thuis zoo mooi vonden. En omdat
jij zoo dankbaar bent, daarom schrijf ik
je ook dadelijk terug. Dag MarietjeIk zie
je na de vacantie toch ook weer? Ik zal
eens goed toekijken. „Het Spook" wordt
Jan de Graaf, Leiden. Zooals
jé ziet Johan, heb ik in plaats van het slot
van je vorig verhaal „Mijn Duiven" laten
voorafgaan Dit ter herinnering aan onze
afspraak (Zie onderschrift). De volgende
week volgt de rest. Dag JanMet de ste
vige vijf!
Jan Warmerdam, Leiden.
Wat zal dat den 21sten dezer een feest
zijn! Ik feliciteer je dan wel, hoor! en
ik wensch je veel plezier in de vacantie.
Hoor ik eens wat van jeGroet vader en
moeder van me Dag
DinaRöhreij Leiden. Wat
jammer, dat onder het versje van ,,De Va
cantie" van verleden week, jouw naam ver
geten was te vermelden. Maar allez, ik doe
het nu bij deze en druk jou allervriende
lijkst de hand. Dag DinaGroet moeder
en de broertjes van me
Truusje, Noordwij k-Z e e. Wel
Truusje, jouw versje, al is het moeders
hand, die 't schrijft met woor
den, zooals je zegt, ontweid uit eigen,
reine hartje, laat ik plaatsen. Al was het
alleen maar om jou en moedertje beiden
een plezier te doen. Zie eens! Dag Truusje
Groet moeder van me!
Mien, Leiden. „Suze" zal de vol
gende week haar joyeuze entrée maken.
Let maar eens opBegin al vast aan iets
nieuws. We hebben weldra vacantie en dat
is een heerlijke tijd, om voor mijn rubriek
veel te maken. Weet wel, dat voor jou
altijd een plaatsje beschikbaar is. Dag
Mien! Veel groetjes aan Bep!
Petronella van Deuren, Al
phen a. d. R ij n. Als dat versje over
„Maria" eens van jou wasDan kwam ik
a.s. Zondag jou persoonlijk de hand druk
ken en moedrtje zeggen, wat zij voor een
dochtertje had. Weet wel Nelly dat we
alleen het werk plaatsen, dat zelf gedacht
en gedicht is. Dag Petronella!
Mina Koot, Wassenaar. Dat
opstelletje van dien schooljongen, die
de ontdekking van Amerika op zijn manier
zoo leuk beschreef, laat ik plaatsen. Kijk
de volgende week eens. Misschien vind
je dan reeds je naam te prijken staan. Dag
Mina
Rina Dijkmans, Leiden. Aan
gename kennismaking Rina! Ik hoop. dat
ik je vroolijk sijuitje nog vaak te zien krijg.
Na de vacantie kom ik weerMaak dan
ook voor C. eens een mooi opstel! Wil je?
Veel groetjes thuis
Piet van Eisen, Leiden. Het
opstelletje .,In de Paaschvacantie" was
voor een jongetje van jouw leeftijd al heel
aardig. Maar toch had ik het wat langer
verwacht. Weet je wat je doen moet: kijk
zusje de kunst af enook jij zult dan
nog eens een flink schrijver worden. Veel
groeten aan alle huisgenooten!
En nu zullen we voor vandaag zeggen,
dat het genoeg is. Het stapeltje brieven
wordt al kleiner. Ik kom er tenslotte toch
door. Voor den volgenden wedstrijd moet
ik klaar zijn. Dan ben ik ook klaar met
mijn nieuw verhaal, dat zoowat uit dertig
vervolgen bestaan zal. Ik vertel er later
meer van. En nukomt de groote va
cantie! Een tijd om zelf een verhaal te
verzinnen of een versje te maken over een
of ander onderwerp, dat op 't oogenblik
actueel is. Bijvoorbeeld: wie maakt iets of
wil iets maken over: De Vacantie; de
Vacantiegenoegen; Aan Zee: De Zomer;
Een uitstapje naarden Haag b.v. Wie
iets meent tc kimnen maken, sture het mij
en als 't goed is. zal ik zorgen, dat het ge
plaatst wordt. En nu wensch ik jelie een
prettige vacantie.
Jelie liefhebbende
Oom WIM.
Mijn duiven.
Mijn duiven
Hoeveel vreugde ligt in deze twee woor
den opgesloten voor een „duivenmelker
Heel het lief en leed, meevallers en tegen
vallers voor een degelijk liefhebber. Ik
bedoel niet de vele jongens en meisjes, die
duiven houden, ze om de 5 minuten voede
ren, en desnoods een heele laag hooi in
hun hok opstapelen voor de diertjes het
toch maar flink aangenaam te maken.
Aangenaam is 't ze niet, misschien wel 't
vele eten, doch een goed liefhebber zal
inzien dat duiven voederen niet om de 5
minuten moet gebeuren, doch 's morgens
en 's avonds op gezette tijden en dan zoo
veel dat er geen over blijft liggen.
Doch ik ben niet voornemens om een
heel relaas over duivenfokken te geven,
doch wel de dagelijksche bezigheden der
diertjes.
Het is in 't voorjaar!
Ik heb de broedhokjes in de groote
volière geplaatst. De doffers d.w.z. de
mannetjes doen al hun best om zoon
broedhokje voor hun vrouwtjes vrij te
vechten.
We nemen een stoere postdoffer.
Zoo juist is z'n keus gevallen op een
aardig hokje. Hij noemt een sprongetje en
wipt door de uitvliegklep het ding binnen,
en poogt met vleiend gekoer z'n wijfje
over te halen om van de woning bezit te
nemen. Maar jawel 1 Daar komt een andere
doffer aan, een die ook al zich tot 't zelfde
hokje voelt aangetrokken. Hij wipt naar
binnen en poogt met vleugelslagen en
smoelbeten de andere doffer er uit te krij
gen. Deze echter is ook niet voor de poes.
Hij verdedigt zich met groote ijver en doet
al z'n best om de vreemde indringer weg
te krijgen. Ik kijk stil toe, want als ik er
bij te pas kom. weet ik al dat wanneer ik
weg ben het lieve leventje opnieuw begint.
Daarom is het beste „laten gaan". Na
eenigen tijd begint de indringer af te mat
ten en na eenige oogenblikken is hij door
z'n vijand bij z'n nekvel de volière ingesme
ten. De overwinnaar koert triomfantelijk,
z'n wijfje komt binnen en ze gaan heel ge
zellig samen toebereidselen maken voor
den nestbouw.
De doffer vliegt den tuin in en zoekt
tusschen de bloeiende appel- en pereboo-
men geschikte takjes uit. Hij vliegt er mee
naar 't nest en 't wijfje schikt ze netjes in
de broedpan. Na een goeie dag is het nest
af en prakkizeert 't wijfje over de eitjes.
Na een dag t.usschenruimte legt zij deze en
wordt, een aanvang met het broeden ge
maakt.
Datzelfde geschiedt natuurlijk ook bij
de buren van ons dapper stelletje. En zoo
kan het soms in een drukbevolkt, hok wel
eens een heele „burgeroorlog" uitbreken.
Wanneer onze geachte redacteur het
goed vindt wil ik later nog wel eens
over het broeden, uitkomen en verzorgen
der jonge duiven spreken.
Jan de Gr?-f.
Heel graag Jan! Steeds welkom!
OOM WIM.
Naar den Gelderschen Achterhoek,
door Theodora.
n.
Het dorp is men in ruim 20 minuten
doorgewandeld en dan worden de huizen
minder. Prachtige stukken bouwland wis
selen elkaar af. Hier ziet men geen wei
land alles bouwland. Koren, zeer veel ko
renvelden en aardappelen. O, die mooie
goudgele korenvelden, hoe vaak heb ik die
bewonderd, bezaaid met hun prachtige ko
renbloemen en roode papaversIs er wel
iets mooiers denkbaar: die uitgestrekte
velden door een zacht wiodje stil heen en
weer bewogen, beschenen door de gouden
gloed der stralende middagzon. Het heer
lijke graan, het gouden loon van den ijve-
rigen, cenvoudigen, braven landman.
Nog zie ik voor mij die golvende mooie
velden. Het rijpe graan in rijke zomertooi.
De zware aar die een rijke oogst wil
melden. Ik hoor nog hun zang, 't was on
vergetelijk mooi. Verder wandelen wij
de-n mooien breed en grintweg af. Voorbij
een dikken korenmolen en eenige kleine
huisjes en boerderijtjes en dan zie ik in
de verte verscholen bijna onder het groen
en de vruchtboomen ons huis. Hoe heerlijk
is het als men dat na ruim 25 jaar nog kan
zeggen. Ja daarin ben ik een bevoorrecht
kind om telken jare daar eenige heerlijke
weken te kunnen doorbrengen in die stille
reine omgeving bij Vader en Moeder in het
ouderhuis, waar iedere steen en iedere
boom en plant ons herinnert aan onze
heerlijke kinderjaren. Dan gevoelt men
zich weer kindOch, wat is het hier mooi,
zoo vreedzaam zco stil en rustig en dan
het gemoedelijke van de menschen! Hier
spreekt men geen Hollandseh, maar het
echte onvervalschte Geldersche dialect.
Voor den rasechte Hollander niet om te
verstaan. Tot welke natie die menschen
zich rekenen, weet ik niet. Toch zeker niet
bij Holland, want zij spreken altijd tegen
iemand die uit een groote stad komt „bij
jullie in Holland", net alsof zij zelf ook
niet in Holland wonen. En denk er vooral
om, om die luitjes vooral „goeien dag te
zeggen als gij hen tegenkomt en nog liever
een praatje maakt over het weer of over
het vee of het land dan zijt gij een goed
en best mensch. Hun leven bestaat uit
niets anders dan werken, eten en slapen en
des Zondags eerst naar de kerk gaan, het
vee verzorgen, eten, over het land loopen
kijken of alles goed groeit (de trots van den
landman) en dan weer slapen. O, eenvou
dige lieden, wat zijt gij gelukkig met uw
weinige begeerten en verlangens, met niets
anders om u heen dan de reine eenvoud
en de vruchten van uw zegenrijken arbeid.
Over alles heen het. ruime, blauwe azuren
firmament. Brave lieden uw hersenen zijn
niet verweekt en bedorven door de slecht
heid van een groote stad. Gij weet niets
van bioscopen en bals. Zoo iets bestaat, bij
u eenvoudig niet.
De zorg voor het dagelijksch brood, dat
is al vroeg naar bed en vroeg op om veel
werk te kunnen doen, dat is hun leus.
Denk echter niet, dat er daar zoo van die
groote boerdrijen zijn zoo als hier in den
omtrek. O, neen die daar hebben meest
hun eigen huisje; een geit, wat varkens, een
paar koeien, veel kippen en naar de wel
gesteldheid van den bezitter veel of wei
nig land. Hoe meer land, hoe meer werk
en hoemeer in aanzien. Het. geheele jaar
door hebben die menschen daar veel, heel
veel werk. Elk bebouwt, mest, poot, zaait,
zijn eigen land. 's Morgens om 5 uur staan
daar de meeste menschen op, dan wordt
eerst koffie gezet en roggebrood gegeten,
meestal met een paar eierendan aan 't
werk de een gaat naar de wei; ruim 3
kwartier loopende ander verzorgt het
vee thuisen dan naar 't land. Om 8 uur
is het weer koffiedrinken en brood eten,
dan weer aan 't werk tot 10 uur. En, lach
niets dan weer koffie zetten en pannekoek
bakken; 1 uur 's middags eten; 3 uur
thee drinken; 5 uur boterham eten en
's avonds 7 uur rijst of karnemelkpap eten.
Ja die menschen verzorgen den inwendige
mensch daar goed en anders houden zij
het er ook niet uit, want het aanhoudend
werken, maakt hongerig.
(Wordt vervolgd).
Een poesenstad.
Er was een heel klein stadje, waar niets
anders dan poesen woonden. Heel geluk
kig en tevreden leefden de poesenfamilie
en haar kindertjes, de kleine poesjes wa
ren zóó aardig, dat iedereen er pleizier in
had. Maar dat duurde niet lang, de kleine
poesjes werden groot en lastig, want ze
begonnen allerlei kattenkwaad uit te voe
ren, Er was ook een poesenmarkt, eens
stond een appelenpoes op de markt met
een kraam met appelen, de jdeine poesjes
klommen tegen de gordijnen op, maakten
er groote scheuren in, gooiden elkaar en
de voorbijgangers met steenenzoo kon
dat natuurlijk niet blijven, de arme poe
senmoeders wisten maar niet, wat ze met
de ondeugende kindertjes moesten begin
nen. Er was een heele oude poes, die bui
tengewoon verstandig was, zij stelde voor,
om een school op te richten, Dat was
allemaal goed en wel, maar er moest toch
een schooljuffrouw zijn. Omdat er nog
nooit een poesenschool geweest was, was
die vraag een beetje moeilijk. Er werd een
algemeene poesenvergadering gehouden,
de burgemeester-poes koos mejuffrouw
Scherp van Tand tot onderwijzeres. De
beroemde schooljuffr. wae heel erg ge
leerd, ze droeg een groote uilenbril en
sprak altijd heel gewichtig miauw,
miauwEr werd een groot huis gekocht,
dat tot school werd ingericht, mooie ban
ken, tafels, landkaarten, .een groot zwart
bord, waarop de poesjes met krijt moes
ten schrijven. De school werd plechtig door
den burgemeesterpoes geopend, en sprak
oen woordje tot alle poesenleerlingen, dat
zij goed moesten leeren, gehoorzaam en
braaf" zijn, daarop antwoorden alle poe
senleerlingen eenstemmig „miauw, miauw"!
Als gewoon begon de school om 9 uurde
moeder poesen hadden 't erg druk, met t
maken van rokjes, broekjes en pakjes
voor hun kindertjes, want ze wilden na
tuurlijk, dat hun kinderen er netjes en
schoon uitzagen. Juffr. Scherp van Tand
leerden het eerst de poesjes, hoe ze de
vogels moesten liefhebben en dat ze de
mooie vogeltjes niet mochten vangen en
opeten. De poesjes luisterden met aan-
daoht, ze waren lief en gehoorzaam, en
toen ze om twaalf uur naar huis gingen,
vroegen zo aan him moeder, of ze om twee
uur, weer naar juffr. Scherp van Tand
fochten. Na drie maanden konden alle
poesjes al lezen en kleine poesensommetjes
maken. De poesenmoeders waren zoo
blij, dat hun kindertpes 't zoo prettig op
school hadden, dat ze met elkaar beslo
ten voor juffr. Scherp van Tand een heer
lijke diner klaar te maken b.v. pudding
met gestoofde muizenslaarten en gebak
ken muizenpootjes en rattenjus.
Zoo bestond die poesenschool, maar 't
duurde niet lang of 't nieuwtje ging er af,
er waren poesen, die niet meer geregeld
de school bezochten en stilletjes wegble
ven, en stiekum kattenkwaad deden, en
juffr. Scherp van Tand kreeg aanhoudend
klachten van de inwoners van 't poesen
stadje. Ze trokken maar belletje aan de
huizen, staken heel brutaal hun tong uit
tegen deftige poesendames, maar juffr.
ScheTp van Tand was niet makkelijk.
Eens op een morgen, riep d© juffrouw,
Witje, Mia, Mies voor de klas, ze moesten
de les opzeggen die ze thuis hadden ge
leerd. Grauwtje, een heele ondeugende
poes, zag dat de juffrouw niet. naar hem
keek; hij nam stilletjes do inktflesch en
maakte een groote vlek op zijn wit ma
trozenpakje, dat z'n moeder hem pas
schoon had aangegeven. De andere poe
sen gierden 't uit van 't lachen, maar de
juffrouw werd zóó boos, dat 't doodstil
werd in do klas en alle poesjes bang wer
den, ze staken de hoofdjes achter de boe
ken, die zij in hun pootjes hielden. Juffr.
Scherp van Tand zei geen woord, greep
Grauwtje in zijn nekvel en sloeg hem met
een liniaal op zijn broek; hij huilde jam
merlijk miauw, miauw, maar daar gaf ze
niet om, hij moest toch de heele week op
de strafbank zitten. Toen de school uit
ging, kreeg Grauwtje een brief mee, waar
in stond dat hij zonder eten naar bed
moest. Den volgenden dag bracht zijn
moeder hem naar school en moest aan de
juffr. beloven in 't vervolg altijd braaf en
gehoorzaam te zijn. Maar 't hielp niets, 't
bleef een stout en ondeugend dier, hij
plaagde iedereen en was de schrik van 't
heele poesendorp.
TANTE LOUS.
(Wordt vervolgd).
Teresia-roosje.
Daar bloeide een roosje lief en teer,
In Carmels lusthof weer.
Het was een bloem voor Jezus hart,
Dat zij minde in vreugd en smart.
Haar reine ziel heeft God behaagd,
En daarom koos Hij haar tot Maagd,
Reeds van haar prilste jeugd.
Was eenvoud hare grootste deugd.
O. H. Tresia, Jezus' Bruid,
Strooit toch Uw roosjes over ons uit;
En vraag voor ons aan God den Heer,
Dat Hij ons zegene keer op keer.
En dat ook ik, evenals gij,
Ook eens zoo gelukkig zij,
Om dan te knielen voor Gods troon,
Hierboven in de hemelwoon.
Anna v. Yelzen.
De jonge blijde Mei.
Dartelend zonnegesprankel
Teer en wankel,
Huppelend over de bloemen
Waarop bijtjes zoemen,
Alles is nog zoo jong en blij,
In de zonnige Mei!
't Madeliefje met haar witte tooi
O, wat vind ik ze toch mooi,
Met haar hartje als van goud,
„Weet je dat ik van je houd?"
't Liefste bloempje dat ben jij
In de mooie Mei.
't Boterbloempje breekt haar knopje
Daar springt uit een goudgeel kopje,
't Richt haar stengeltje fier omhoog
'n Ruischend koeltje dat haar weer boog
Ja, wat is die weide rijk en vrij
In de groene Meil
Lieve vogels kweelen,
Die 'fc gehoor zacht streelen,
Haar gorgelende klanken, wellej
Eerst langzaam, en gaan daarna
Die jubelende tonen hoe mooi zijt
In de fceere Mei.
O ja, wat is het een pracht
Nu alles lacht;
De boomen met haar jeugdig gr<*
Geen een wil, voor den ander ond
Zacht suizen zij, hoe mooi zijn wj
In de lieve Mei.
Ja alles is suizend
Lispelend en ruisend
Als onder een betoovering,
Van onder een zoete verovering
Van een hemelsche vorstin
De Meikoningin.
Voor een koningin ter eere,
Is al dat mooie teere
Voor onze lieve Moeder zoet,
Wees van ons heel zacht gegroet
Ja bezingen wij haar blij
Als koningmne der Mei.
19e
u-
CsA
Fran
Set
krijg
I nitD'
Zont
153
Jezus Is liefde
In Zijn groote, groote liefde
Heeft Hij eindeloos ons bemind
Heeft Hij heel zichzelf gegeven
Voor zoo menig schuldig kind.
Reeds bij Zijn geboorte was Hij
Armer, aan 't armste kind,
In een stal werd Hij geboren,
Dien de Vader 't meest bemint.
Maar, dat was slechts maar een h
Van Zijn groote lijdensbaan,
Heel Zijn leven zou Hij lijden
En ten laatste sterven gaan.
Sterven voor het heil der wereld,
Die Hem niet erkennen wou,
En ook later nog zoo dikwijls
Grootelijks bedroeven zou.
M
Wij
feu di
ezen
exic
feekc
urii
Ma:
prge:
■at 1
et re
n cl
;ogi
Die Hem liefde zouden biên,
Die Hem eerherstelling gaven 1
Voor zooveel booze liên. ^en
Zielen was zijn grootst verlangen, der
En naar zielen smacht Hij nog. .ejg
Ach, daar zooveel menschen weig'n
Geef hem uwe liefde toch.
Lil
Het spook.
Marietje is een beste meid,
Alleen maar vrees'lijk bang
Ze gaat in 't donker voor
Al was 't in de gang.
Eens zei haar moeder, lieve kind
Hier hebt g'een kaars, mijn soüat, 5
Ga even naar den zolder toe, me
En haal een turf of wat. ge
Vlug klom Marie de trappen op 1É
Met licht durf zij wel gaan.
Maar boven ging het kaarsje uit ge
En bleef z'in donker staan. ko
Twee stappen deed ze nog, maar o,
Daar viel iets op-haar neer,
Een spook, een spook, ach help, ach h
Ik zie mijn moes niet meer.
th
Vlug kwam haar moe de trappen opdc
En 'k denk niet dat ik jok. zo
Het spook dat haar te pakken had ej
Was maar een oude sok.
Gevallen was die van de lijn VJ
En pas brandde 't kaarsje uit:
Of lachend riep Marietje uit:
Ik vrees geen spoken meer!
Marietje Wesselma
Lieve Oom Wim,
Wel is de hand die 't versje schrej
Geen meester van de pen
Wel blijkt uit alles, dat ik nog,
Een heel klein kindje ben.
Doch wat ik schrijf door moesje's hi
Het komt uit vol gemoed,
Het brengt de bede van mijn har1.
„God make 't met U goed
O lieve Oom blijft bevrijd
Van alle leed en pijn.
En mocht het slot van alles
De hemel voor U zijn."
Truusjt.
's Avonds.
Voo. at ik 's avonds rusten ga
Zie ik eerst nog alles rond,
Als mijn jongen te slapen ligt.
Zoo kalm, zoo rustig en gezond.
Dan dek i'k, zijn blootgewoelde knie
Of zijn mollig voetje dicht
Dan sta ik bij zijn bedje stil
En 'k leg mijn wang op zijn gezicht.
Neen, altijd kan 't niet zoo zijn
Zijn slaap blijft niet zoo kalm en
Wie weet wat een droevig zieleleed I
Wat ên bittere smart en strijd hem
wal
Dan leg ik mijn hand op z'n slapend
h«|
En kus zijn wangen zoo warm en teti
Dikwijls valt dan uit mijn oog
Een traan, op zijn blonde lokken Df
Dan bid ik: God, verhoor mijn
moedert
Want eens sluit ik mijn oogen dicht
Of trekt misschien, mijn groot gewold!
ZOOJ
Wie weet hoe ver mij uit 't gericht.
Dan kus ik hem niet meer goeden D<{
O God, zend dan Uw Engelen neer.
Waakt Gij dan aan zijn legerstee, J
Zijt Gij zijn moeder goede H«
Tante L&*