UIT DE PERS.
KERKNIEUWS.
BINNENLAND.
tweede blad
„de leidsche courant"
donderdag 12 juli 1928
DE LEIDSCHE RAADSZITTING VAN
J.L. MAANDAG.
Over de zitting van den Leidschen Ge
meenteraad van j.l. Maandag schrijft D e
STeuwe Leidsche Courant o.m.:
I Er zijn scherpe woorden gewisseld, Jil
■was de uiting
Wfd Een paar leden van de rechterzijde
meenden zich te moeten uiten op een wij-
die wel veel had van een hootdsche
goedkeuring aan het adres van den heer
Van Eek. Nu zou men inderdaad daar veel
voor kunnen gevoelen. Dt, heer Van Eek
een fijne (in den besten zin van dat
woord) vertegenwoordiger onzer burgerij.
Moolnn vppI mpp.r nop
daarvan ook hoffelijk en be-
Alleen maar zijn
idealen, veel meer nog
Oil waai »"j-
,j]n beginselen, tarnen nooit die van een
der rechterzijde zijn. Dat wil natuurlijk
ook weer niet zeggen, dat er nimmer een
practisch voorstel door den heer Van Eek
óf zijn fractie kan worden gedaan waarop de
rechterzijde con amore kan meegaan Verre
van dien, maar wat Maandag gebeurde
reageerde 'zoo kennelijk op een uitlating
van den heer Van Eek, als vertegenwoor
diger zijner fractie, waarin nog wel een
scherp verwijt aan de geheele rechterzijde
lag, dat wij ons verwonderden dat zoo iets
over de lippen van een Christelijk-Histori-
sche en Antirevolutionair kon komen.
Wij doelen hier op de verklaring van de
heeren Meijnen en Huurman, dat zij de
verantwoordelijkheid voor de motie-Van
Es, Wilmer en Wilbrink ontkenden. Deze
verklaring kwam nadat de heer Van Eek
op de hem eigen wijze een rake zet op het
politieke schaakbord had gedaan, door te
consUteeren, dat deze motie eigenlijk de
zelfde strekking had als een tevoren van
andere zijde aangevraagde interpellatie.
Zonder nu het onderscheid aan te toonen
dat inderdaad toch lag in de interpellatie
en deze motie en zonder nadere motivee
ring, welke hunne bezwaren waren tegen
het debat, verklaarden zij dat de motie
noch de indiening hun toestemming had.
Wij achten dat op zichzelf al bedenke
lijk om een motie die is ingediend door de
fractie-voorzitters zoo openlijk te desa-
voueeren, maar zeker was dat bedenkelijk
na de rede van den heer Van Eek.
Alweer natuurlijk dat het standpunt, dat
deze heeren innemen geheel en règle kan
zijn. Wij kunnen zelfs wel verklaren, dat
wij voor een groot deel aan hun zijde
staan, omdat naar onze meening de motie
noodzakelijk sprak en spreken moest van
den Eaad als College, en dit College uiter
aard buiten de kwestie stond.
Hoe verklaarbaar en hoe juist ook de
conscientie-uiting van de beide heeren was,
zij was op dat tijdstip en zonder nadere
toelichting politiek verkeerd gezien.
Dat men in dergelijke aangelegenheden
zeer voorzichtig moet zijn is niet alleen
onze meening, maar wordt ook nog onder
streept door de redactie van de „Leidsche
Courant", die gisteren heel juist de nood
zaak van een geëffend pad voor het zoe
ken van samenwerking aantoonde.
Voor wat de houding van den Burge
meester aangaat, meenen wij, dat hij
Maandag, en eigenlijk, voor zoover ons een
en ander daarvan ter oore kwam, in de
geheele behandeling der Commissarisbe-
noeming, zich meer heeft betoond de di
plomaat dan de magistraat. Hij bleef on
verzettelijk op zijn stuk staan, ook zelfs na
den sterksten aandrang, naar onze meening
ook daar waar hij in algemeene termen
wel degelijk genoegdoening had kunnen
geven.
Maar, zooals wij reeds eerder opmerk
ten, de diplomaat betoonde zich hier nog
niet de magistraat, die een dergelijke
strubbeling zou hebben voorkomen, door
onder vier oogen enkele mededeelingen te
doen die waarschijnlijk genoopt zouden
hebben de motie reeds voor de indiening
terug te nemen.
Wij sluiten ons gaarne aan bij de woor
den die over en weer getuigden van de
behoefte aan duurzame genegenheid tot
samenwerking. Moge die door zulke voor
vallen niet gestoord worden."
Wij mogen het antirev. orgaan wel eens
hulde brengen voor de frissche wijze,
waarop het vaak de zaken beziet; waai
noodig m hoofschen vorm critiek uitbren-
gend, zonder aanzien des per
s o o n s1
0wien die critiek geldt, zullen
als mannen Tan karakter zulke critiek
betdi!rg,waardeeren' °m h*«
DE GENEZENE VAN LOURDES.
P. dr. J. Houren over de genezing van mej.
Heusschen.
P. dr. J. Houren uit St. Michiels-Gestel
besluit zijn artikelen:,, Bij een Lourdcs
Genezing', in „De Tijd", o.m. als volgt:
Kan de genezing van mej. Heusschen,
gelijk zij op 23 Juni 1.1. te Lourdcs is ge
schied, verklaard worden dnor natuurlijke
oorzaken 1
Om op hechten grond te kunnen bou
wen, moeten wij twee onderstellingen als
aststaande feiten aanvaarden, n.l. 1. dat
de ziekte, zooals deze beschreven werd in
de medische attesten, door de zieke zelf en
door al degenen die haar van nabij gekend
hebben, werkelijk was wat zij genoemd
werd, een tuberculeuse aandoening. Een
verkeerde diagnose is hier wel niet te vree
zen. Is het, in het beginstadium eener tu
berculose, vaak zeer moeilijk een vaste
diagnose te stellen, deze moeilijkheid ver
mindert en verdwijnt met het verloop van
tijd en de ontwikkeling der ziekte. Waar
nu een patiënte zeventien jaren lang onder
toezicht en behandeling van bekwame ge-
neesheeren heeft gestaan, niet slechts in
gezinsverpleging, maar in ziekeninrichtin-
gen, toegerust met alle hulpmiddelen der
moderne techniek, waar men voor haar
gebruikt heeft onderzoekings-methoden,
die voor de erkenning eener tuberculose
niet sleohts waarschijnlijkheden presump
tie, maar een ware zekerheid geven.
Röntgenopnamen, sputumonderzoek e.d.,
mag men een verkeerde diagnose toch wel
uitgesloten achten.
Wij moeten ook als vaststaande aanne
men 2e. dat op 23 Juni, om zes uur namid
dag en davna alle objectieve ziektever
schijnselen aïwezig waren. Een nauwkeu
rig onderzoek door vijftien doctoren te
Lourdes en door eenige anderen, waaron
der de huisarts, na de thuiskomst, mag in
deze toch wel zekerheid opleveren, zooveel
te meer daar er verschijnselen waren, wel
ker aan- of afwezigheid zeer gemakkelijk
te constateeren was, zooals verharding^ op
gezetheid en overgevoeligheid van den ab
domen, bloed en etter in de urine (een ana
lyse werd te Lourdes in het Constatatie-
bureau verricht), ankylose, verdikking en
kromming van het rechterbeen. Al deze
verschijnselen waren zeker nog aanwezig
op 13 Juni, datum van het laatste bezoek
van den huisarts aan de zieke, die op de
zen datum geen verandering aanbracht in
het door hem afgegeven attest, waarin on
der andere als diagnose vermeld stond:
tuberculeuse buikvliesontsteking en knie-
tuberculose, en dit hoewel in het formu
lier den geneesheer uitdrukkelijk verzocht
werd, het attest te wijzigen, indien na het
afgeven ervan en vóór het vertrek der zie
ken naar Lourdes, een verandering in hun
toestand wordt opgemerkt. De genezing is
dus geschied, volgens bevoegde, deskundi
ge waarneming door niet-deskundigen op
23 Juni, tusschen negen uur 's morgens (be
gin van het baden der zieken) en zes uur
's avonds (terugkomst in het hospitaal) na
afloop der Sacramentsprocessie. Wij staan
dus voor een plotselinge en objectief-alge-
heele genezing van een vergevorderd tu
berculeus proces, dat, in de longen begon
nen en aldaar in den loop der jaren plaat
selijk tot genezing gekomen, zich had
voortgeplant in andere organen en in deze
nog niet met onverminderde hevigheid
voortwoekerde.
Een plotselinge en algeheele genezing
van een vergevorderde tuberculeuse aan
doening kan echter onmogelijk op natuur
lijke wijze geschieden, en deze onmogelijk
heid heeft niet slechts betrekking op den
tegenwoordigen toestand van het mensche-
lijk weten en kunnen, zijn is totaal en ab
soluut: een dergelijke plotselinge genezing
zou indruischen tegen de meest elementai
re wetten der biologie.
Om dit te beseffen, is geen diepgaande
en uitgebreide medische kennis noodzake
lijk het is genoeg zich te herinneren, op
welke wijze een tuberculose haar sloe-
pingswerk in het menschelijk organisme
verrichten en op welke wijze zij geneest.
Na een uitvoerige uiteenzetting van den
strijd, die in een met t.b.c. aangetast orga
nisme gevoerd wordt, vervolgt de schrij
ver:
„Ik verlang niet een groote genezing
te zien," zeide Zola vóór zijn beruchte reis
naar Lourdes: „dat men mij maar een
schram laat zien, die in een oogenblik
dichtgaat, en ik geloof in het wonder."
De tijd is inderdaad een onontbeerlijke
factor bij de genezing van elk organisch
letsel en waar deze groote factor uitge
schakeld blijkt te zijn, daar kan geen
kwestie wezen van een genezing door na
tuurlijke middelen en langs natuurlijken
weg. Het is absoluut en tot-aal onmogelijk
dat een levend weefsel, waarvan elke milli
meter toch duizenden en duizenden cellen
bevat, die slechts door afstamming van
elkander kunnen ontstaan, in een zeer
kort tijdsbestek gevormd wordt. Men weet
het, helaas, maar al te goed, de genezing
eener tuberculose is 't werk van maanden
van jaren zij is geleidelijk en geen en
kele medicus weet met zekerheid het
oogenblik, den dag, ja de week te bepalen,
waarin zij begonnen, waarin zij voltooid is.
In het onderhavige geval is het oogenblik
der genezing met volkomen zekerheid vast
te stellen: 's morgens zwaar ziek is de pa
tiënte 's avonds volkomen gezond. En bij
haar waren nochtans aanwezig verwoestin
gen door de t.b.c. gedurende de lange ja-
haren ziekte in het organisme teweeg
gebracht. De ingewands- en nierbloedin
gen wijzen op aangevreten bloedvatende
wezigheid van etter in de urine is een
teeken van substantieverlies, van weefsel
afsterving in de nieren. In een onbedui
dend kort tijdsbestek zijn deze beleedigin-
gen hersteld, tusschen de zware ziekte en
de normale gezondheid geen periode van
overgang, geen geleidelijk herstel, doch
sleohts een bruuske opvolging, gelijk men
die in den natuurlijken loop van zaken
nergens aantreft.
Moeten wij erop wijzen, dat men hier
geen beroep kan doen op de suggestie, die
trouwens geheel afwezig was Suggestie
kan wel' een tijdelijke, subjectieve opflik
kering geven aan een wegkwijnend leven,
maar de anatomische toestand der organen
wordt er niet plotseling door gewijzigd, de
microben worden niet gedood, de wonden
r.iet geheeld, de gifstoffen niet geneutra
liseerd en uit het lichaam verwijderd.
Wij zouden hier nog kunnen wijzen op
tal van andere normale verschijnselen, die
langs den natuurlijken weg onverklaarbaar
zijn. Wat is er gebeurd met de microben-
koloniën, die in een zoo lang verziekt
lichaam toch wel in groot aantal aanwe
zig moesten zijn? Zijn ze verdwenen?
Waarheen dan en langs welken weg? Heb
ben zij plotseling opgehouden schadelijk
en ziekteverwekkend te zijn? Door welke
oorzaak? De knie was dik en gezwollen;
waar zijn de bestanddeelen gebleven, die
het gezwel (een tumor albus) samenstel
den? Waren het woekereellen, nieuwvor
mingen van tuberculeuzen aard en oor
sprong? Hoe hebben zij dan het lichaam
verlaten? Was het misschien slechts vocht,
exsudaat? Hoe hebben dan de bloed- en
lymphaten, na jarenlange onmacht, zoo
plotseling deze hoeveelheid kunnen »-esor-
beeren? De spieren waren verstijfd, afge
storven, bijna niet meer aanwezig, het
kniegewricht in ankylose; zonder voor
afgaande oefening of massage hebben zij
in een oogwenk al hun vrijheid van bewe
ging teruggevonden. En dit alles is ge
schied, zonder de ^mwending van eenig
geneesmiddel, uit zijn aard geschikt- om dit
resultaat te bereiken.
Hoe meer men het geval beschouwt, hoe
vreemder het voorkomt. Een ieder blijft
vrij,' een verklaring van deze ongewone
verschijnselen te vinden, wij bekennen on
ze onwetendheid, maar in onze gedachte
komt onweerstaanbaar de gedachte terug,
die zich zoo dikwijls aan ons opdrong bij
heb zien en bestudeeren van dergelijke
Lourdes-gebeurtenissenDigitus Dei est
hic, de vinger Gods is hier zichtbaar.
VIERDE NATIONAAL SOBRIëTAS
CONGRES.
In het Juli-nummer van „Sobriëtas"
schrijft jhr. Ruijs de Beerenbrouck de vol
gende opwekking voor het a.s. congres.
Nu Sobriëtas voor de vierde maal in
nationaal congres bijeenkomt, voldoe ik
gaarne aan de vriendelijke uitnoodiging
van de Redactie van dit blad, om een en
kel woord te schrijven.
Het is juist 30 jaar geleden, dat de ka
tholieke drankbestrijding voor het eerst
bijeenkwam te Utrecht. Mgr. van de Wete
ring, de Aartsbisschop, presideerde als
eere-voorzitter. Er was geestdrift die
werklust lossloeg, omdat katholiek Neder
land daar leerde begrijpen, dat het een
plicht had. Anderen waren ons reeds voor
gegaan bij de bestrijding van de volks
kwaal, die alcoholisme heet. Hadden wij
tot dan toe als katholieken werkloos staan
toezien, thans gingen wij, na eerst eenige
jaren op bescheiden wijze plaatselijk ge
werkt te hebben, over geheel het land den
strijd tegen den gevreesden vijand opne
men.
Het was een luide roep om algemeene
mobilisatie. De voormannen gingen ook
in dezen strijd voorop staan. Het congres
van Utrecht gaf den gelukkigen stoot, die
leiden zou tot versterking der federatie,
waardoor over geheel do linie in Neder
land de vijand kon worden bestreden.
In de 30 jaar die achter ons liggen is do
Sobriëtas-actie ten zegen geweest, geeste
lijk en tijdelijk, van ons geheelo volk. De
Nederlandsche natie heeft rijke vruchten
geplukt van de werkzaamheid dier man
nen en vrouwen, die met hun onthoudings
offer ook dat van tijd en persoon brachten.
Wij kunnen niet ontkennen, dat in do
laatste jaren het werk der katholieko
drankbestrijding in Nederland te midden
der vele sociale werken door velen niet
meer als dringend erkend wordt. Maar
voor wie inziet, dat het alcoholisme, zoo
niet de volkskwaal, dan toch altijd nog
een der groote plagen van onze natie is,
staat wel vast, dat ons katholieke volk
slechts baat heeft bij een grooten opbloei
der drankbestrijding.
Onthouding kweekt karakter. En heeft
onze tijd niet behoefte aan ferme karak
ters, aan menschen uit één stuk?
Zou ook niet daaraan het ledenverlies
van Sobriëtas te wijten zijn, dat zij een
voortdurend offer vraagt van versterving
en onthouding wat zoo geheel ingaat te
gen onze tijdsideeën van genieten?
In 1898 kwamen de drankbestrijders in
het katholieke kamp zoo juist op tijd met
hun congres. Dit congres had vat op do
openbare meening, omdat men voelde, dat
er iets haperde aan de gezindheid van ve
len, die wel sociaal wilden werken, maar
een der grootste hinderpalen van vrucht
baar maatschappelijk werk over het hoofd
zagen. Als Sobriëtas op haar staat van
verdiensten iets mag neerschrijven, dan is
het- dit:
„Door het onthoudingsoffer hebben wij
velen ontvankelijk gemaakt voor beter
streven. Velen hebben in de school der
drankbestrijding geleerd, uit kracht van
het ecne offer het andere te brengen".
Het Nijmeegsche congres van 1928 komt
ook juist op tijd. De beteekenis der offer
gedachte gaat daar besproken worden van
drievoudig standpunt en terecht. De theo
loog zal er met klem van redenen hooren
betoogen, hoe door het onthoudingsoffer
het godsdienstig leven bevorderd en de
moreele kracht van het volk verhoogd
wordt. De socioloog zal het onthoudings
offer zien belicht als een krachtigen steun
voor allen maatschappelijken arbeid; ter
wijl de paedagoog bij alle opvoeding de
kracht van het offer, gelegen in onthou
ding, zooals Sobriëtas die propageert, nog
beter zal waardeeren.
Komt dit congres op tijd? Ja. Want het
godsdienstig leven, het maatschappelijk
werk in de opvoeding der jeugd lijdt groo
te schade door de tegenwoordige genot
zucht in haar veelsoortige vormen. Moge
1928 aan ons katholieke volk de klare ken
nis bijbrengen van de beteekenis van het
drankbestrijderswerk, nog altijd een der
meest dringende ondere al de sociale wer
ken!
Het Utrechtsche congres, 30 jaar gele
den, was een bazuinstoot, die vele wer
kers riep. Het Nijmeegsche congres van
dit jaar trekke wederom de belangstelling
van katholiek Nederland! Laat het drank-
bestrijdersleger samenstroomen naar do
oude Keizer Karelstrijd, om van daaruit
met frisschen moed en heilig vuur weer
op te trekken naar buiten, de maatschap
pij in, dragend de overtuiging, dat slechts
de offersterken winnen en dat de offerge
dachte van Sobriëtas in onzen offerschu-
wen tijd van beteekenis is voor Kerk en
Maatschappij 1
Uit het bakkersbedrijf.
Het collectief arbeidscontract
De voorzitter van den R.-K. Vakbond
van bakkersgezellen, de heer Sprokop,
heeft Dinsdagavond te Delft de actie uit
eengezet betreffende het afsluiten van een
colectief arbeidscontract met dc Delftsche
Bakkerspatroons. Die actie is gevoerd door
de R.-K. en de Chr. organisaties dc Alg.
Bond gaf voor, dat de actie vrijwel nutte
loos zou zijn en onthield zich van mede
werking. Met de Christ, organisaties heb
ben we echter getracht met de Delftsche
patroons in contact te komen. In Delft zijn
een aantal drijvers, die het contract niet
wenschen te herstellen en alle poging in
die richting schipbreuk trachten te doen
lijden. Op een schrijven werd geantwoord,
dat de patroons 't niet wenschelijk achtten
UIT DE RADIO-WERELD.
Programma's voor Vrijdag 13 Juli.
Hilversum, 1060 M.
12.30—2.00 Lunchmuziek door het Trio
Groeneveld.
5.30—7.15 Concert door het Omroep-or-
kest. J. Steinmetz, tenor.
7.15—7.45 Boekenpraatje door Johan Eii-
gelman: De poëzie van Paul Ostayen.
8.00 Causerio door Louis Schmidt over
het Kurhausprogramma.
8.15 Aansluiting van het Kurhaus te
Scheveningen. Symphonieconcert door het
Residentie-orkest o. 1. v. Prof. G. Sclinoo-j I
voigt. In d epauze piano-concert door F.
Pfeiffer. i
10.30 Persberichten.
Huizen, 340,9 M. Na 6 u. 1870 M. j
12.301.30 Lunchmuziek door het Trio
„Winkels". K. R. O.
4.00—5.00 Gramofoonmuziok. N. C. R. V.
5.006.45 Concert door het Amster-
damsch Vocaal Solisten Kwartet (Mevr.
W. Cante—v. Amcrongen, sopraan, Mej. N.
Huhues, alt, W. Laman, tenor, Pianobegel.
van A. Adema).
7.00—7.30 IC. R. O. Cursus Gregoriaansch
door prof. J. C. W. v. d. Wiel, leeraar aaa
he,t Seminari Hageveld Heemstede
7.30 V. P. lt. O .-uitzending.
Daventry, 1600 M.
10.35 Kerkdienst.
11.20 Gramofoonmuziek.
12.20 Concert voor viool en piano. Sona-
ten.
12.50 Orgelconcert.
I.202.20 Orkestconcert.
4.20 Orkestconcert.
5.20 Tuinpraatje.
5.35 Kinderuurtje.
6.20 Orkestconcert.
6.50 Nieuwsberichten.
7.05 Orkestconcert.
7.20 Bioscooppraatje.
7.35 Pianomuziek van Debussy,
7.45 Causerie: Shakespeare.
8.05 „On with the show of 1928". con
cert uit Blackpool .Jan Ralfini's band en
solisten.
8.50 Orkestconcert.
9.20 Nieuwsberichten.
9.35 Causerie.
9.50 Nieuwsberichten.
9.55 Symphonieconcert.
II.0511.20 Een verrassing.
11.2012.20 Dansmuziek.
R a d i o-P a r i a", 1750 M.
10.5011.00 Gramofoonmuziek.
12.502.10 Orkestconcert.
4.055.05 Orkestconcert.
8.5011.20 Mme. de Petrova- zang.
Rogg's comique musical. Daarna dansmu
ziek.
L a n g e n b e r g 469 M.
1.25—2.50 Orkestconcert.
6.207.15 Orkestconcert.
8.30 Concert. Dansen uit 4 eeuwen. Daar
na sport-uitzending uit het stadion Keu
len. Vervolgens dansmuziek tot 12.20.
Z e e s e n, 1250 M,
12.205.20 Lezingen.
5.20—6.20 Orkestconcerfc,
6.20—10.20 Lezingen.
Hamburg, 396 M.
4.35 Liedjes bij de luit.
6.20 Kamermuziek.
8.20 „Gastweert Göbel", vroolijk plat-
duitsch stuk in 4 actcn van Proost. Daar
na tot 11.20 Dansmuziek.
Brussel, 509 M.
4.205.20 Klassiek concert.
5.20—5.50 Gramofoonmuziek.
6.507.50 Trioconcert.
8.3510.35 Orkestconcert.
een conferentie te houden. Doch bij on
derzoek blokèn do voorzitters dor Kath.
en neutraio patroonsorganisaties niet onge
negen een bespreking met de hoofdbestuur
ders te houden. Later werd echter als i
tief van de weigering eene besproking
voorgewend, als zouden de bakkersgezel
len zich tegen een aanvangstijd om 6 .uur
's morgens verzetten. Spreker noemdo 't
echter een onwaarheid, als zouden de
hoofdbesturen de organisaties een belet
sel zijn om het aanvangsuur op 5 uur te
bepalen. Dat is eigenlijk de schuld van de
kleine patroons, die met een aanvangstijd
van het kleinbedrijf zich tevens uitspra
ken van een aanvangtijd om 2 en 4 uur
voor het Grootbedrijf.
feuilleton.
DE BESTE SAUS
Naar het Engelsch.
(Nadruk verboden).
Mendoza had een opdracht gekregen om
een serie teekeningen te maken voor een
advertentie van Sanke's Saus. De eerste
teekening moest een arme drommel voor
stellen, met ingevallen wangen, die met
hongerige oogen begeerig door een venster
keek, waar hij een pan met dampende saus
op het vuur zag staan. De serie bestond
uit twaalf teekeningen en moest het pu
bliek onder het oogen brengen dat Honger
^el den naam heeft van de beste saus,
maar dat Sanke's saus toch nog een aan
merkelijk betere was.
Toen Mendoza met zijn teekeningen
klaar was, was hij tevreden over zijn werk.
Alleen de hongerige man beviel hem niet.
Neen, zei hij, die deugt niet. Daar
moet ik een model voor zien te vinden,
foo ziet hij er grappig uit en dat moet
juist heelemaal niet.
Hij nam zijn hoed en zijn schetsboek en
oog er op uit. Hij liep lang en ver, maar
vond niet wat hij zocht. Hij had genoeg
hongerige en wanhopige gezichten gezien;
maar aan elk daarvan ontbrak iets. Maar
al moest hij een week loopen zoeken, het
kon hem niet schelen; hij moest en zou
het gezicht vinden. En in Lincoln's Tnn
Fields vond hij het.
De man, hij was nog heel jong; Mendo
za schatte hem op negentien, zat in elkaar
gedoken een glimmend pak van blauwe
serge, van opvallende goede snit, een
zwart dasje en een rafelige pet. Hij zag
spierwit en zijn wangen waren ingevallen,
zijn oogen lagen diep in hun kassen, zijn
haar was kort geknipt, zijn gezicht schoon
en hij was nog niet lang geleden gescho
ren. Hoe leeg zijn zakken ook waren, een
scheermes en een stuk zeep schenen zij
toch nog te bevatten.
Jeugd, zei Mendoza bij zich zelf,
en doffe wanhoop. Dat is nu precies wat
ik hebben moet.
Hij ging op den anderen hoek van de
bank zitten. De jongen bleef maar naar de
punten van zijn schoenen staren en merkte
hem niet op.
Zeg eens, zei Mendoza, wil je
wat verdienen?
De jongen keek hem van ter zijde aan
zonder zich verder te verroeren.
Zeker.
Ik ben teekenaar, zei Mendoza. Als
ik je mag uitteekenen, krijg je vijf shillings
van me.
De jongen liet een luguber lachje hoo
ren.
Voor vijf shillings mag je mijn kop
ophangen en verkoopen. Waar is uw ate
lier?
Chelsea.
Dan moet je me er heeD rijden. Ik zou
er nog voor geen tien pond heen kunnen
loopen.
Ik zal je er heen rijden, zei Mendoza.
Zullen we dan gaan?
Hij stond op.
Zoudt u me niet een shilling willen
voorschieten? Dan kan ik eerst wat eten,
dan ben ik meer mans dan nu.
Beste vriend, zei Mendoza vriende
lijk, ik heb ook zulke dagen gekend als
jij ze nu schijnt door te maken. Ik kan me
levendig voorstellen hoe jij je voelt. Maar
ik moet helaas neen zeggen. Ik heb je noo
dig zooals je bent. Als je nu zoudt gaan
eten en een beetje zou opkikkeren, zou ik
je niet meer kunnen gebruiken. Het is de
honger in je gezicht het spijt me dat
ik het zeggen moet, die ik op papier
moet zetten en als ik die er niet op houd,
heb ik niets aan je. Maar kijk eens. Als je
liet nog twee uur kunt volhouden zoo; zal
ik je een souvereign geven!
In orde zei de jongen. Twee uur ma
ken ten slotte niet zooveel verschil. Ik
heb in twee dagen niet gegeten. Kunt u
me niet hier uitteekenen? U hebt toch uw
schetsboek bij u?
Ik zou het wel kunnen, zei Mendoza,
maar ik doe het liever niet. Als ik je
uitteeken, wil ik het goed doen en een pot
loodschets zou niet voldoende zijn. Het is
beestachtig om je nog langer honger te
laten lijclen, dat weet ik, maar het kan
niet anders. Maar, jij hebt het maar voor
't zeggen. Neem je mijn aanbod niet aan,
dan krijg je een halve kroon, anders
een sovereign.
De jongen stond langzaam op. U bent
een eigenaardig type, ik geloof dat ik mijn
sovereign dan maar zal zien te verdienen.
Wie bent u, als ik vragen mag?
Mijn naam is Mendoza.
De jongen keek hem aan.
Wat? Hebt u dat schitterende aan
plakbiljet van George Dolman geteekend
in „The Showman" en dat andere voor
dat stuk in „The Trafalgar" en dat andere
Ja.
De jongen ging weer zitten. Neen,
zei hij dan doe ik het niet.
- Wat?