UIT DE PERS. KERKNIEUWS. BINNENLAND. tweede blad „de leidsche courant" donderdag 12 juli 1928 DE LEIDSCHE RAADSZITTING VAN J.L. MAANDAG. Over de zitting van den Leidschen Ge meenteraad van j.l. Maandag schrijft D e STeuwe Leidsche Courant o.m.: I Er zijn scherpe woorden gewisseld, Jil ■was de uiting Wfd Een paar leden van de rechterzijde meenden zich te moeten uiten op een wij- die wel veel had van een hootdsche goedkeuring aan het adres van den heer Van Eek. Nu zou men inderdaad daar veel voor kunnen gevoelen. Dt, heer Van Eek een fijne (in den besten zin van dat woord) vertegenwoordiger onzer burgerij. Moolnn vppI mpp.r nop daarvan ook hoffelijk en be- Alleen maar zijn idealen, veel meer nog Oil waai »"j- ,j]n beginselen, tarnen nooit die van een der rechterzijde zijn. Dat wil natuurlijk ook weer niet zeggen, dat er nimmer een practisch voorstel door den heer Van Eek óf zijn fractie kan worden gedaan waarop de rechterzijde con amore kan meegaan Verre van dien, maar wat Maandag gebeurde reageerde 'zoo kennelijk op een uitlating van den heer Van Eek, als vertegenwoor diger zijner fractie, waarin nog wel een scherp verwijt aan de geheele rechterzijde lag, dat wij ons verwonderden dat zoo iets over de lippen van een Christelijk-Histori- sche en Antirevolutionair kon komen. Wij doelen hier op de verklaring van de heeren Meijnen en Huurman, dat zij de verantwoordelijkheid voor de motie-Van Es, Wilmer en Wilbrink ontkenden. Deze verklaring kwam nadat de heer Van Eek op de hem eigen wijze een rake zet op het politieke schaakbord had gedaan, door te consUteeren, dat deze motie eigenlijk de zelfde strekking had als een tevoren van andere zijde aangevraagde interpellatie. Zonder nu het onderscheid aan te toonen dat inderdaad toch lag in de interpellatie en deze motie en zonder nadere motivee ring, welke hunne bezwaren waren tegen het debat, verklaarden zij dat de motie noch de indiening hun toestemming had. Wij achten dat op zichzelf al bedenke lijk om een motie die is ingediend door de fractie-voorzitters zoo openlijk te desa- voueeren, maar zeker was dat bedenkelijk na de rede van den heer Van Eek. Alweer natuurlijk dat het standpunt, dat deze heeren innemen geheel en règle kan zijn. Wij kunnen zelfs wel verklaren, dat wij voor een groot deel aan hun zijde staan, omdat naar onze meening de motie noodzakelijk sprak en spreken moest van den Eaad als College, en dit College uiter aard buiten de kwestie stond. Hoe verklaarbaar en hoe juist ook de conscientie-uiting van de beide heeren was, zij was op dat tijdstip en zonder nadere toelichting politiek verkeerd gezien. Dat men in dergelijke aangelegenheden zeer voorzichtig moet zijn is niet alleen onze meening, maar wordt ook nog onder streept door de redactie van de „Leidsche Courant", die gisteren heel juist de nood zaak van een geëffend pad voor het zoe ken van samenwerking aantoonde. Voor wat de houding van den Burge meester aangaat, meenen wij, dat hij Maandag, en eigenlijk, voor zoover ons een en ander daarvan ter oore kwam, in de geheele behandeling der Commissarisbe- noeming, zich meer heeft betoond de di plomaat dan de magistraat. Hij bleef on verzettelijk op zijn stuk staan, ook zelfs na den sterksten aandrang, naar onze meening ook daar waar hij in algemeene termen wel degelijk genoegdoening had kunnen geven. Maar, zooals wij reeds eerder opmerk ten, de diplomaat betoonde zich hier nog niet de magistraat, die een dergelijke strubbeling zou hebben voorkomen, door onder vier oogen enkele mededeelingen te doen die waarschijnlijk genoopt zouden hebben de motie reeds voor de indiening terug te nemen. Wij sluiten ons gaarne aan bij de woor den die over en weer getuigden van de behoefte aan duurzame genegenheid tot samenwerking. Moge die door zulke voor vallen niet gestoord worden." Wij mogen het antirev. orgaan wel eens hulde brengen voor de frissche wijze, waarop het vaak de zaken beziet; waai noodig m hoofschen vorm critiek uitbren- gend, zonder aanzien des per s o o n s1 0wien die critiek geldt, zullen als mannen Tan karakter zulke critiek betdi!rg,waardeeren' °m h*« DE GENEZENE VAN LOURDES. P. dr. J. Houren over de genezing van mej. Heusschen. P. dr. J. Houren uit St. Michiels-Gestel besluit zijn artikelen:,, Bij een Lourdcs Genezing', in „De Tijd", o.m. als volgt: Kan de genezing van mej. Heusschen, gelijk zij op 23 Juni 1.1. te Lourdcs is ge schied, verklaard worden dnor natuurlijke oorzaken 1 Om op hechten grond te kunnen bou wen, moeten wij twee onderstellingen als aststaande feiten aanvaarden, n.l. 1. dat de ziekte, zooals deze beschreven werd in de medische attesten, door de zieke zelf en door al degenen die haar van nabij gekend hebben, werkelijk was wat zij genoemd werd, een tuberculeuse aandoening. Een verkeerde diagnose is hier wel niet te vree zen. Is het, in het beginstadium eener tu berculose, vaak zeer moeilijk een vaste diagnose te stellen, deze moeilijkheid ver mindert en verdwijnt met het verloop van tijd en de ontwikkeling der ziekte. Waar nu een patiënte zeventien jaren lang onder toezicht en behandeling van bekwame ge- neesheeren heeft gestaan, niet slechts in gezinsverpleging, maar in ziekeninrichtin- gen, toegerust met alle hulpmiddelen der moderne techniek, waar men voor haar gebruikt heeft onderzoekings-methoden, die voor de erkenning eener tuberculose niet sleohts waarschijnlijkheden presump tie, maar een ware zekerheid geven. Röntgenopnamen, sputumonderzoek e.d., mag men een verkeerde diagnose toch wel uitgesloten achten. Wij moeten ook als vaststaande aanne men 2e. dat op 23 Juni, om zes uur namid dag en davna alle objectieve ziektever schijnselen aïwezig waren. Een nauwkeu rig onderzoek door vijftien doctoren te Lourdes en door eenige anderen, waaron der de huisarts, na de thuiskomst, mag in deze toch wel zekerheid opleveren, zooveel te meer daar er verschijnselen waren, wel ker aan- of afwezigheid zeer gemakkelijk te constateeren was, zooals verharding^ op gezetheid en overgevoeligheid van den ab domen, bloed en etter in de urine (een ana lyse werd te Lourdes in het Constatatie- bureau verricht), ankylose, verdikking en kromming van het rechterbeen. Al deze verschijnselen waren zeker nog aanwezig op 13 Juni, datum van het laatste bezoek van den huisarts aan de zieke, die op de zen datum geen verandering aanbracht in het door hem afgegeven attest, waarin on der andere als diagnose vermeld stond: tuberculeuse buikvliesontsteking en knie- tuberculose, en dit hoewel in het formu lier den geneesheer uitdrukkelijk verzocht werd, het attest te wijzigen, indien na het afgeven ervan en vóór het vertrek der zie ken naar Lourdes, een verandering in hun toestand wordt opgemerkt. De genezing is dus geschied, volgens bevoegde, deskundi ge waarneming door niet-deskundigen op 23 Juni, tusschen negen uur 's morgens (be gin van het baden der zieken) en zes uur 's avonds (terugkomst in het hospitaal) na afloop der Sacramentsprocessie. Wij staan dus voor een plotselinge en objectief-alge- heele genezing van een vergevorderd tu berculeus proces, dat, in de longen begon nen en aldaar in den loop der jaren plaat selijk tot genezing gekomen, zich had voortgeplant in andere organen en in deze nog niet met onverminderde hevigheid voortwoekerde. Een plotselinge en algeheele genezing van een vergevorderde tuberculeuse aan doening kan echter onmogelijk op natuur lijke wijze geschieden, en deze onmogelijk heid heeft niet slechts betrekking op den tegenwoordigen toestand van het mensche- lijk weten en kunnen, zijn is totaal en ab soluut: een dergelijke plotselinge genezing zou indruischen tegen de meest elementai re wetten der biologie. Om dit te beseffen, is geen diepgaande en uitgebreide medische kennis noodzake lijk het is genoeg zich te herinneren, op welke wijze een tuberculose haar sloe- pingswerk in het menschelijk organisme verrichten en op welke wijze zij geneest. Na een uitvoerige uiteenzetting van den strijd, die in een met t.b.c. aangetast orga nisme gevoerd wordt, vervolgt de schrij ver: „Ik verlang niet een groote genezing te zien," zeide Zola vóór zijn beruchte reis naar Lourdes: „dat men mij maar een schram laat zien, die in een oogenblik dichtgaat, en ik geloof in het wonder." De tijd is inderdaad een onontbeerlijke factor bij de genezing van elk organisch letsel en waar deze groote factor uitge schakeld blijkt te zijn, daar kan geen kwestie wezen van een genezing door na tuurlijke middelen en langs natuurlijken weg. Het is absoluut en tot-aal onmogelijk dat een levend weefsel, waarvan elke milli meter toch duizenden en duizenden cellen bevat, die slechts door afstamming van elkander kunnen ontstaan, in een zeer kort tijdsbestek gevormd wordt. Men weet het, helaas, maar al te goed, de genezing eener tuberculose is 't werk van maanden van jaren zij is geleidelijk en geen en kele medicus weet met zekerheid het oogenblik, den dag, ja de week te bepalen, waarin zij begonnen, waarin zij voltooid is. In het onderhavige geval is het oogenblik der genezing met volkomen zekerheid vast te stellen: 's morgens zwaar ziek is de pa tiënte 's avonds volkomen gezond. En bij haar waren nochtans aanwezig verwoestin gen door de t.b.c. gedurende de lange ja- haren ziekte in het organisme teweeg gebracht. De ingewands- en nierbloedin gen wijzen op aangevreten bloedvatende wezigheid van etter in de urine is een teeken van substantieverlies, van weefsel afsterving in de nieren. In een onbedui dend kort tijdsbestek zijn deze beleedigin- gen hersteld, tusschen de zware ziekte en de normale gezondheid geen periode van overgang, geen geleidelijk herstel, doch sleohts een bruuske opvolging, gelijk men die in den natuurlijken loop van zaken nergens aantreft. Moeten wij erop wijzen, dat men hier geen beroep kan doen op de suggestie, die trouwens geheel afwezig was Suggestie kan wel' een tijdelijke, subjectieve opflik kering geven aan een wegkwijnend leven, maar de anatomische toestand der organen wordt er niet plotseling door gewijzigd, de microben worden niet gedood, de wonden r.iet geheeld, de gifstoffen niet geneutra liseerd en uit het lichaam verwijderd. Wij zouden hier nog kunnen wijzen op tal van andere normale verschijnselen, die langs den natuurlijken weg onverklaarbaar zijn. Wat is er gebeurd met de microben- koloniën, die in een zoo lang verziekt lichaam toch wel in groot aantal aanwe zig moesten zijn? Zijn ze verdwenen? Waarheen dan en langs welken weg? Heb ben zij plotseling opgehouden schadelijk en ziekteverwekkend te zijn? Door welke oorzaak? De knie was dik en gezwollen; waar zijn de bestanddeelen gebleven, die het gezwel (een tumor albus) samenstel den? Waren het woekereellen, nieuwvor mingen van tuberculeuzen aard en oor sprong? Hoe hebben zij dan het lichaam verlaten? Was het misschien slechts vocht, exsudaat? Hoe hebben dan de bloed- en lymphaten, na jarenlange onmacht, zoo plotseling deze hoeveelheid kunnen »-esor- beeren? De spieren waren verstijfd, afge storven, bijna niet meer aanwezig, het kniegewricht in ankylose; zonder voor afgaande oefening of massage hebben zij in een oogwenk al hun vrijheid van bewe ging teruggevonden. En dit alles is ge schied, zonder de ^mwending van eenig geneesmiddel, uit zijn aard geschikt- om dit resultaat te bereiken. Hoe meer men het geval beschouwt, hoe vreemder het voorkomt. Een ieder blijft vrij,' een verklaring van deze ongewone verschijnselen te vinden, wij bekennen on ze onwetendheid, maar in onze gedachte komt onweerstaanbaar de gedachte terug, die zich zoo dikwijls aan ons opdrong bij heb zien en bestudeeren van dergelijke Lourdes-gebeurtenissenDigitus Dei est hic, de vinger Gods is hier zichtbaar. VIERDE NATIONAAL SOBRIëTAS CONGRES. In het Juli-nummer van „Sobriëtas" schrijft jhr. Ruijs de Beerenbrouck de vol gende opwekking voor het a.s. congres. Nu Sobriëtas voor de vierde maal in nationaal congres bijeenkomt, voldoe ik gaarne aan de vriendelijke uitnoodiging van de Redactie van dit blad, om een en kel woord te schrijven. Het is juist 30 jaar geleden, dat de ka tholieke drankbestrijding voor het eerst bijeenkwam te Utrecht. Mgr. van de Wete ring, de Aartsbisschop, presideerde als eere-voorzitter. Er was geestdrift die werklust lossloeg, omdat katholiek Neder land daar leerde begrijpen, dat het een plicht had. Anderen waren ons reeds voor gegaan bij de bestrijding van de volks kwaal, die alcoholisme heet. Hadden wij tot dan toe als katholieken werkloos staan toezien, thans gingen wij, na eerst eenige jaren op bescheiden wijze plaatselijk ge werkt te hebben, over geheel het land den strijd tegen den gevreesden vijand opne men. Het was een luide roep om algemeene mobilisatie. De voormannen gingen ook in dezen strijd voorop staan. Het congres van Utrecht gaf den gelukkigen stoot, die leiden zou tot versterking der federatie, waardoor over geheel do linie in Neder land de vijand kon worden bestreden. In de 30 jaar die achter ons liggen is do Sobriëtas-actie ten zegen geweest, geeste lijk en tijdelijk, van ons geheelo volk. De Nederlandsche natie heeft rijke vruchten geplukt van de werkzaamheid dier man nen en vrouwen, die met hun onthoudings offer ook dat van tijd en persoon brachten. Wij kunnen niet ontkennen, dat in do laatste jaren het werk der katholieko drankbestrijding in Nederland te midden der vele sociale werken door velen niet meer als dringend erkend wordt. Maar voor wie inziet, dat het alcoholisme, zoo niet de volkskwaal, dan toch altijd nog een der groote plagen van onze natie is, staat wel vast, dat ons katholieke volk slechts baat heeft bij een grooten opbloei der drankbestrijding. Onthouding kweekt karakter. En heeft onze tijd niet behoefte aan ferme karak ters, aan menschen uit één stuk? Zou ook niet daaraan het ledenverlies van Sobriëtas te wijten zijn, dat zij een voortdurend offer vraagt van versterving en onthouding wat zoo geheel ingaat te gen onze tijdsideeën van genieten? In 1898 kwamen de drankbestrijders in het katholieke kamp zoo juist op tijd met hun congres. Dit congres had vat op do openbare meening, omdat men voelde, dat er iets haperde aan de gezindheid van ve len, die wel sociaal wilden werken, maar een der grootste hinderpalen van vrucht baar maatschappelijk werk over het hoofd zagen. Als Sobriëtas op haar staat van verdiensten iets mag neerschrijven, dan is het- dit: „Door het onthoudingsoffer hebben wij velen ontvankelijk gemaakt voor beter streven. Velen hebben in de school der drankbestrijding geleerd, uit kracht van het ecne offer het andere te brengen". Het Nijmeegsche congres van 1928 komt ook juist op tijd. De beteekenis der offer gedachte gaat daar besproken worden van drievoudig standpunt en terecht. De theo loog zal er met klem van redenen hooren betoogen, hoe door het onthoudingsoffer het godsdienstig leven bevorderd en de moreele kracht van het volk verhoogd wordt. De socioloog zal het onthoudings offer zien belicht als een krachtigen steun voor allen maatschappelijken arbeid; ter wijl de paedagoog bij alle opvoeding de kracht van het offer, gelegen in onthou ding, zooals Sobriëtas die propageert, nog beter zal waardeeren. Komt dit congres op tijd? Ja. Want het godsdienstig leven, het maatschappelijk werk in de opvoeding der jeugd lijdt groo te schade door de tegenwoordige genot zucht in haar veelsoortige vormen. Moge 1928 aan ons katholieke volk de klare ken nis bijbrengen van de beteekenis van het drankbestrijderswerk, nog altijd een der meest dringende ondere al de sociale wer ken! Het Utrechtsche congres, 30 jaar gele den, was een bazuinstoot, die vele wer kers riep. Het Nijmeegsche congres van dit jaar trekke wederom de belangstelling van katholiek Nederland! Laat het drank- bestrijdersleger samenstroomen naar do oude Keizer Karelstrijd, om van daaruit met frisschen moed en heilig vuur weer op te trekken naar buiten, de maatschap pij in, dragend de overtuiging, dat slechts de offersterken winnen en dat de offerge dachte van Sobriëtas in onzen offerschu- wen tijd van beteekenis is voor Kerk en Maatschappij 1 Uit het bakkersbedrijf. Het collectief arbeidscontract De voorzitter van den R.-K. Vakbond van bakkersgezellen, de heer Sprokop, heeft Dinsdagavond te Delft de actie uit eengezet betreffende het afsluiten van een colectief arbeidscontract met dc Delftsche Bakkerspatroons. Die actie is gevoerd door de R.-K. en de Chr. organisaties dc Alg. Bond gaf voor, dat de actie vrijwel nutte loos zou zijn en onthield zich van mede werking. Met de Christ, organisaties heb ben we echter getracht met de Delftsche patroons in contact te komen. In Delft zijn een aantal drijvers, die het contract niet wenschen te herstellen en alle poging in die richting schipbreuk trachten te doen lijden. Op een schrijven werd geantwoord, dat de patroons 't niet wenschelijk achtten UIT DE RADIO-WERELD. Programma's voor Vrijdag 13 Juli. Hilversum, 1060 M. 12.30—2.00 Lunchmuziek door het Trio Groeneveld. 5.30—7.15 Concert door het Omroep-or- kest. J. Steinmetz, tenor. 7.15—7.45 Boekenpraatje door Johan Eii- gelman: De poëzie van Paul Ostayen. 8.00 Causerio door Louis Schmidt over het Kurhausprogramma. 8.15 Aansluiting van het Kurhaus te Scheveningen. Symphonieconcert door het Residentie-orkest o. 1. v. Prof. G. Sclinoo-j I voigt. In d epauze piano-concert door F. Pfeiffer. i 10.30 Persberichten. Huizen, 340,9 M. Na 6 u. 1870 M. j 12.301.30 Lunchmuziek door het Trio „Winkels". K. R. O. 4.00—5.00 Gramofoonmuziok. N. C. R. V. 5.006.45 Concert door het Amster- damsch Vocaal Solisten Kwartet (Mevr. W. Cante—v. Amcrongen, sopraan, Mej. N. Huhues, alt, W. Laman, tenor, Pianobegel. van A. Adema). 7.00—7.30 IC. R. O. Cursus Gregoriaansch door prof. J. C. W. v. d. Wiel, leeraar aaa he,t Seminari Hageveld Heemstede 7.30 V. P. lt. O .-uitzending. Daventry, 1600 M. 10.35 Kerkdienst. 11.20 Gramofoonmuziek. 12.20 Concert voor viool en piano. Sona- ten. 12.50 Orgelconcert. I.202.20 Orkestconcert. 4.20 Orkestconcert. 5.20 Tuinpraatje. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Orkestconcert. 6.50 Nieuwsberichten. 7.05 Orkestconcert. 7.20 Bioscooppraatje. 7.35 Pianomuziek van Debussy, 7.45 Causerie: Shakespeare. 8.05 „On with the show of 1928". con cert uit Blackpool .Jan Ralfini's band en solisten. 8.50 Orkestconcert. 9.20 Nieuwsberichten. 9.35 Causerie. 9.50 Nieuwsberichten. 9.55 Symphonieconcert. II.0511.20 Een verrassing. 11.2012.20 Dansmuziek. R a d i o-P a r i a", 1750 M. 10.5011.00 Gramofoonmuziek. 12.502.10 Orkestconcert. 4.055.05 Orkestconcert. 8.5011.20 Mme. de Petrova- zang. Rogg's comique musical. Daarna dansmu ziek. L a n g e n b e r g 469 M. 1.25—2.50 Orkestconcert. 6.207.15 Orkestconcert. 8.30 Concert. Dansen uit 4 eeuwen. Daar na sport-uitzending uit het stadion Keu len. Vervolgens dansmuziek tot 12.20. Z e e s e n, 1250 M, 12.205.20 Lezingen. 5.20—6.20 Orkestconcerfc, 6.20—10.20 Lezingen. Hamburg, 396 M. 4.35 Liedjes bij de luit. 6.20 Kamermuziek. 8.20 „Gastweert Göbel", vroolijk plat- duitsch stuk in 4 actcn van Proost. Daar na tot 11.20 Dansmuziek. Brussel, 509 M. 4.205.20 Klassiek concert. 5.20—5.50 Gramofoonmuziek. 6.507.50 Trioconcert. 8.3510.35 Orkestconcert. een conferentie te houden. Doch bij on derzoek blokèn do voorzitters dor Kath. en neutraio patroonsorganisaties niet onge negen een bespreking met de hoofdbestuur ders te houden. Later werd echter als i tief van de weigering eene besproking voorgewend, als zouden de bakkersgezel len zich tegen een aanvangstijd om 6 .uur 's morgens verzetten. Spreker noemdo 't echter een onwaarheid, als zouden de hoofdbesturen de organisaties een belet sel zijn om het aanvangsuur op 5 uur te bepalen. Dat is eigenlijk de schuld van de kleine patroons, die met een aanvangstijd van het kleinbedrijf zich tevens uitspra ken van een aanvangtijd om 2 en 4 uur voor het Grootbedrijf. feuilleton. DE BESTE SAUS Naar het Engelsch. (Nadruk verboden). Mendoza had een opdracht gekregen om een serie teekeningen te maken voor een advertentie van Sanke's Saus. De eerste teekening moest een arme drommel voor stellen, met ingevallen wangen, die met hongerige oogen begeerig door een venster keek, waar hij een pan met dampende saus op het vuur zag staan. De serie bestond uit twaalf teekeningen en moest het pu bliek onder het oogen brengen dat Honger ^el den naam heeft van de beste saus, maar dat Sanke's saus toch nog een aan merkelijk betere was. Toen Mendoza met zijn teekeningen klaar was, was hij tevreden over zijn werk. Alleen de hongerige man beviel hem niet. Neen, zei hij, die deugt niet. Daar moet ik een model voor zien te vinden, foo ziet hij er grappig uit en dat moet juist heelemaal niet. Hij nam zijn hoed en zijn schetsboek en oog er op uit. Hij liep lang en ver, maar vond niet wat hij zocht. Hij had genoeg hongerige en wanhopige gezichten gezien; maar aan elk daarvan ontbrak iets. Maar al moest hij een week loopen zoeken, het kon hem niet schelen; hij moest en zou het gezicht vinden. En in Lincoln's Tnn Fields vond hij het. De man, hij was nog heel jong; Mendo za schatte hem op negentien, zat in elkaar gedoken een glimmend pak van blauwe serge, van opvallende goede snit, een zwart dasje en een rafelige pet. Hij zag spierwit en zijn wangen waren ingevallen, zijn oogen lagen diep in hun kassen, zijn haar was kort geknipt, zijn gezicht schoon en hij was nog niet lang geleden gescho ren. Hoe leeg zijn zakken ook waren, een scheermes en een stuk zeep schenen zij toch nog te bevatten. Jeugd, zei Mendoza bij zich zelf, en doffe wanhoop. Dat is nu precies wat ik hebben moet. Hij ging op den anderen hoek van de bank zitten. De jongen bleef maar naar de punten van zijn schoenen staren en merkte hem niet op. Zeg eens, zei Mendoza, wil je wat verdienen? De jongen keek hem van ter zijde aan zonder zich verder te verroeren. Zeker. Ik ben teekenaar, zei Mendoza. Als ik je mag uitteekenen, krijg je vijf shillings van me. De jongen liet een luguber lachje hoo ren. Voor vijf shillings mag je mijn kop ophangen en verkoopen. Waar is uw ate lier? Chelsea. Dan moet je me er heeD rijden. Ik zou er nog voor geen tien pond heen kunnen loopen. Ik zal je er heen rijden, zei Mendoza. Zullen we dan gaan? Hij stond op. Zoudt u me niet een shilling willen voorschieten? Dan kan ik eerst wat eten, dan ben ik meer mans dan nu. Beste vriend, zei Mendoza vriende lijk, ik heb ook zulke dagen gekend als jij ze nu schijnt door te maken. Ik kan me levendig voorstellen hoe jij je voelt. Maar ik moet helaas neen zeggen. Ik heb je noo dig zooals je bent. Als je nu zoudt gaan eten en een beetje zou opkikkeren, zou ik je niet meer kunnen gebruiken. Het is de honger in je gezicht het spijt me dat ik het zeggen moet, die ik op papier moet zetten en als ik die er niet op houd, heb ik niets aan je. Maar kijk eens. Als je liet nog twee uur kunt volhouden zoo; zal ik je een souvereign geven! In orde zei de jongen. Twee uur ma ken ten slotte niet zooveel verschil. Ik heb in twee dagen niet gegeten. Kunt u me niet hier uitteekenen? U hebt toch uw schetsboek bij u? Ik zou het wel kunnen, zei Mendoza, maar ik doe het liever niet. Als ik je uitteeken, wil ik het goed doen en een pot loodschets zou niet voldoende zijn. Het is beestachtig om je nog langer honger te laten lijclen, dat weet ik, maar het kan niet anders. Maar, jij hebt het maar voor 't zeggen. Neem je mijn aanbod niet aan, dan krijg je een halve kroon, anders een sovereign. De jongen stond langzaam op. U bent een eigenaardig type, ik geloof dat ik mijn sovereign dan maar zal zien te verdienen. Wie bent u, als ik vragen mag? Mijn naam is Mendoza. De jongen keek hem aan. Wat? Hebt u dat schitterende aan plakbiljet van George Dolman geteekend in „The Showman" en dat andere voor dat stuk in „The Trafalgar" en dat andere Ja. De jongen ging weer zitten. Neen, zei hij dan doe ik het niet. - Wat?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5