BUITENLAND.
BINNENLAND.
19e Jaargang.
DONDERDAG 10 MEI 1928
5870
Do ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling
Voor Leiden 19 cent per week f2.50 per kwartaal
By onze Agenten 20 cent per week f2.60 per kwartaal
Franco per poet f2.95 per kwartaaL
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 ct. per kwartaal, bij voor
uitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 ct., met Geïllustreerd
Zondagsblad 9 ct.
Olt blad verschijnt eiken dag uitgezonderd Zon- en Feestdagen. II
Bureaux: RAPENBURG No. 10 - LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935 REDACTIE 15
GIRONUMMER 103003 - POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEORAAÖTl
Gowone ad vertentién 3P cent per re g Oj
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het
s dubbele van het tarief berekend. 3
Kleine advertentlën, van ten hoogste 80 woorden, waarin
betrekkiogen wbrden aangeboden oi gevraagd, huur en ver
huur, koop en verkoop f 0.50.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
FRANKRIJK.
Het autonomistenproces.
Nieuwe incidenten.
In de gisteren voortgezette behandeling
van de zaak tegen de autonomisten is het
tot heftige tooneelen gekomen, toen abbé
Fasshauer mededeelingen trachtte te doen
over de opneming van een hypotheek van
Zw. Frs. 100.000, tijdens de inflatie van den
Franschen franc.
Fasshauer, die Duitsch spreekt, verlangt
van de jury, dat deze het hof de door hem
reeds meermalen afgelegde verklaringen
zal verduidelijken. De president, die geen
Duitsch verstaat, acht zich beleedigd door
den toon en gelast een achter hem zitten-
den gendarme Fasshauer het zwijgen op te
leggen.
De president stelt vervolgens een aantal
vragen met betrekking tot de opname van
een hypotheek in Zwitserland, waarbij het
natuurlijk van belang is te weten, of het
geld van Duitsche herkomst is. Het komt
dan tot steeds heftiger scènes en de verde
diger deelt tenslotte mede, dat hij nieuwe
conclusies" in het midden zal brengen.
De zitting wordt dan onderbroken.
hl ROEMENIE.
HET EINDE VAN DEN OPMARSCH.-
Maniu ziet van de audiëntie af.
De boeren keeren naar
huis terug.
Volgens de bladen heeft de leider der
Roemeensche nationale boerenpartij. Maniu
besloten, bij den regentschapsraad geen
audiëntie aan te vragen voor het aanbie
den der motie, die op het congres van Alba
lulia is aangenomeu. De betreffende motie
zal zonder meer ter kennis van den regent-
Bcnapsraad worden gebracht.
De RoemeenSche boeren, die, na van
Alba Julia uit 20 K.M. in de richting van
Boekarest te zijn opgerukt, nabij Fejus hun
tenten opsloegen, zijn voor het grootste
deel naar hun dorpen teruggekeerd.
Staatssecretaris Tatarescu, die in de na
bijheid van Alba Julia zijn hoofdkwartier
had opgeslagen en van daar uit de maat
regelen der burgerlijke en militaire autori
teiten namens de regeering leidde, heeft
een uiterst handige politiek gevolgd. Hij
concentreerde sterke afdeelingen soldaten
en gendarmerie. Deze moesten evenwel in
de kazernes blijven; geen soldaat of gen
darme mocht zich op straat vertoonen, op
dat geen botsingen met de boeren zouden
plaats vinden. Eerst toen laatsgenóemden
hun opmarsch begonnen, liet Tatai'escu
kleine afdeelingen ter verkenning uitrukken
Voorts liet hij in een grooten boog rond
Alba Julia van alle stations het geheele
rollend materiaal wegbrengen. De boeren,
die bij den aanvang van hun marsch de
hoop hadden gekoesterd, onderweg treinen
te kunnen bemachtigen, zagen zich daarin
teleurgesteld. Zij schrikten terug voor de
400 K.M., die hen nog van Boekarest
Ischeidden en trokken naar huis. In al
deze dagen is geen schot gelost en nie
mand is een haar gekrenkt.
Het feit echter, dat van overheidswege
nog altijd een strenge censuur wordt uit
geoefend hetgeen ook uit groote witte
vakken in de Roemeensche bladen blijkt
bewijst, dat de politieke situatie on dan! s
Tatarescu's tactiek nog niet geheel is op
gehelderd.
DE POLITIEK TEGENOVER DE KERK
IN ROEMENIë.
Na een discussie, die drie weken ge
duurd heeft, had de Roemeensche senaat
de volgende verzachtende bepalingen aan
genomen:
Noch beambten, noch militairen kunnen
er toe gedwongen worden, aan de gods
dienstoefeningen eener andere religie deel
'e nemen. (De regeering wilde namelijk be
ambten en militairer^. ertoe verplichten,
zonder te letten op den godsdienst dezer
personen, bij nationale en andere feestelijk-
heden aan de orthodoxe godsdicr.stoëfenin-
jgen deel te nemen).
Het verbod om giften van het buiten
land aan te nemen werd in dien zin gewij-
z'gd, dat de kerkelijke minderheden van
do giften van buitenlanders aan den mi
nister van eeredienst melding moeten ma-
kon. De minister heeft echter het recht, de
aanneming van deze giften te verbieden,
als het doel daarvan gevaarlijk wordt ge
acht voor den staat.
De in het buitenland verwrr—->n theolo
gische diploma's kunnen slechts na een
nieuw theologisch examen door de betrok
ken faculteit erkend worden. Bij dit exa-
men is ook een regeeringsvertegenwoordi-
8er aanwezig.
De herderlijke brieven en verordeningen
bisschoppen behoeven thans niet meer
r d® verzending ter goedkeuring aan
den minister van eeredienst te worden
voorgelegd, maar moeten alleen ook aan
den minister worden meegedeeld.
De regeering zorgde er echter voor, dat
bij de kamerbesprekingen de regeerings-
afgevaardigden den ouden tekst weer op
een kleinigheid na herstelden. De Grieksch
Katholieken konden slechts eenige succes
sen bereiken, doch de Roomsch-Katholie-
ken konden als minderheid op geen genade
rekenen.
De bekende professor Jorga, gewezen
minister, zeide in zijn rede, die hij in de
Roemeensche kamer hield, over de wet. in
kwestie, dat de geest ervan geheel ver
keerd is, daar op kleinzielige wijze voor
wendsels worden gezocht om zich in alles
in te mengen, wat met religieuse kwesties
verband houdt.
Het. groote wantrouwen en de eeuwige
argwaan, waarmede de regeering eiken
maatregel der kerken, elke levensuiting van
alle vereenigingen bejegent, vergiftigt het
innerlijke leven des lands.
De controle op de giften der buitenlan
ders wekt den schijn, alsof de staat in
angst verkeert, dat de Kerken groote ver
mogens willen verzamelen om daarmee din
gen tot stand te brengen, <lie de staat wel
iswaar op zich genomen heeft te doen,
doch waarvan de uitvoering zijn krachten
te boven gaat.
De staat heeft de hospitalen onteigend,
doch kan ze niet eens verwarmen. De staat
onteigende de musea, doch is gedwongen,
deze gesloten te houden, daar hij de on
derhoudskosten niet kan opbrengen.
"De vele scholen, die verstatelijkt" zijn,
leiden een kommervol bestaan.
De ex-minister veroordeelde de onder
drukking der Katholieken, die, behalve on
uitvoerbaar, ook ondoelmatig is, wijl de
Grieksch-Katholieke Kerk de sterkste band
is, die Roemenië met het Westen verbindt.
CHINA.
VREDE TUSSCHEN NOORD EN ZUID?
Tojang Tso Lin staakt de vijandelijkheden.
EenboodschapaangeheelChina
Maarschalk Tsjang Tso lin heeft gister
avond naar alle deelen des lands een te
legram gezonden, waarin hij de staking
van den burgeroorlog en samenwerking
tusschen Noord en Zuid verzoekt, ten ein
de een oplossing der affaire van Tsinanfoe
te verzekeren.
In bedoeld telegram zegt Tsjang, dat de
burgeroorlog thans reeds verscheidene ja
ren duurt en dat de communisten pogen
het land te gronde te richten. De burger
oorlog, vreest, de maarschalk, verstoort de
vriendschappelijke betrekkingen met de
buitenlandsche mogendheden.
Aangezien inmiddels reeds betreurens
waardige incidenten hebben plaats gevon
den, heeft hij zijn troepen bevolen de vij
andelijkheden te staken, ten einde het
land te redden.
In zijn verklaring zegt Tsjang Tso-lin
verder, dat hij de wapens heeft opgenomen
om het,bolsjewisme te onderdrukken, maar
dat hij door de internationale incidenten
te Canton, Hankau, Nanking en thans ook
te Tsinanfoe, zich niet meer in staat ge-
coe.lt den strijd voort te zetten. Hij moest
daarom wel zijn troepen te Tsjangtefoe en
aan de grens van Sjansi bevel geven de
vijandelijkheden onmiddellijk te staken.
Blijkbaar laat Tsjang Tso-lin de oplos
sing van de politieke problemen aan het
volk over en.verklaart hij zich door zijn
proclamatie stilzwijgend bereid zich terug
te trekken. Hij hoopt, dat het volk tob
rede zal komen en het land zal redden, ter
wijl hij zijn proclamatie besluit met van
allen een antwoord te vragen.
Wat nu precies Tsjang Tso-lin's plannen
zijn, is niet geheel duidelijk, maar indien
de noordelijke troepen met vechten ophou
den. moeten zij of tot overeenstemming
met hun tegenstanders komen of zich te
rugtrekken. Peking bevindt zich in een
moeilijk parket en weet vandaag niet, wat
de dag van morgen kan brengen.
Volgens te Tokio ontvangen berichten
wordt officieel bevestigd, dat de zuidelijke
troepen gisteren de Gele Rivier zijn over
getrokken en dus blijkbaar van plan waren
hun opmarsch te hervatten.
EERSTE KAMER.
Vrijheid voor de Katholieke Mis
sie geëischt.
Dinsdagavond heeft de Eerste Kamer
et overleden lid De Vries herdacht en is
.Laarna in de afdeelingen overgegaan.
Gisteren is de Indische Begrooting be
handeld.
De heer B 1 o m j o u s (R.K.) maakte zich
tot tolk van de bekende katholieke klach
ten en drong nog eens krachtig aan op een
buiten werking stellen van art. 177 en op
rijn minst te bevorderen dat de mindere
nbtenaren dit artikel loyaler toepassen
de bezwaren tegen de z.g. dubbele zen
ding wat minder opvatten.
De heer Blomjous zag in het optreden
van dezen Minister een ernstig streven om
hier verbetering te brengen, maar hij hoop
te, dat de Minister nog iets meer doortas
tend zou optreden.
De Missie kreeg opnieuw een belofte. De
Katholieke desiderata waren zoo uitge
breid, dat niet onmiddellijk daaraan kan
worden tegemoet gekomen, maar zooveel
mogelijk wil de Minister meewerken
om de vrijheid van Missie en zending te
waarborgen.
Zou de Missie hier iets meer aan heb
ben?
De Minister verklaarde verder
naar aanleiding van een vraag van den
heer v. Kouteren (Chr. H.) bereid te
zijn tot incidenteelc hulp aan Indische
oud-gedienden.
Aangenomen is de Indische Begrooting
en daarna de Begrooting van Suriname.
TWEEDE KAMER.
Het Wegenfonds.
Nog is er veel gepraat over het Wegen
fonds, begrooting 1928.
De meeste sprekers drongen weer aan
op een sneller tempo. Alleen de heer
Braat niet, doordat er door al die nieu
we wegen maar weer nieuwe renbanen ko
men! Vandaag komt dó Minister aan het
woord ter beantwoording van twintig
sprekers.
DE RADIO-UITZENDING OP
30 APRIL.
Aan zijn antwoord op de vragen van de
lieeren Boon en Krijger inzake de radio
uitzending uit Hilvorsum op 30 April laat
de Minister van Waterstaat een
kort historisch overzicht
voorafgaan.
Toen in het begin van 1927 de inwerking
stelling van den tweeden zender in het
zicht kwam, heeft in het Kabinet van den
minister eon bespreking plaats gehad over
de verdeeling va\^/L zenduren'van den
Hilversumschen zender, waaraan o.a. werd
deelgenomen door bestuursleden van H.
D. O. en van de V. A. R. A.
Tot dien tijd had de V. A. R. A. voor
haar uitzendingen ter beschikking gekre
gen den Zaterdagavond. Thans vroeg zij
uitbreiding, waarbij op den voorgrond werd
gesteld, dat zij niet veeleischend wilde zijn
en genoegen zou willen nemen met uitbrei
ding over den Zondagmorgen en ten hoog
ste een tiental „hoogtijden", waarvan als
voorbeelden werden genoemd: de 1-Mei-
dag en het partijcongres.
De minister heeft, toen aangeraden de
bespreking buiten zijn Kabinet voort te
zetten en zoo mogelijk tot overeenstemming
te geraken, omdat hij anders verplicht zou
zijn de verdeeling voor te schrijven. Deze
nadere bespreking is gehouden in tegen
woordigheid, als toehoorder, van .een afge
vaardigde van het Hoofdbestuur der P. T.
T. en heeft tot overeenstemming geleid.
Spoedig daarop was het 30 April en 1
Mei. De 30ste April viel op Zaterdag en
dus 1 Mei op Zondag. Krachtens de be
staande regeling had de V. A. R. A. de be
schikking over bedoelden Zaterdagavond;
ze heeft toen een wijdingsprogramma uit
gevoerd, waartegen, voor zoover bekend
van geen enkele zijde opmerkingen zijn
kenbaar gemaakt.
In October 1927 was inmiddels de twee
de zender gereedgekomen en zijn de zend
tijden, zoowel voor de inmiddels in plaats
van de H. D. O. getreden A. N. R. O. als
voor de V. A. R. A., voorloopig in af
wachting van de definitieve regeling krach
tens de nieuwe wet vastgesteld, waarbij
van de in April 1927 getroffen regeling is
uitgegaan.
Omstreeks 25 April jl. gaf de V. A. R. A.
aan het Hoofdbestuur P. T. T. keunis, dat
zij haar programma voor 30 April en 1
Mei a.s. ter publicatie had ingezonden.
De V. A. R. A. deed deze mededeeliug
onder opmerking, dat zi^ bij geruchte had
vernomen, dat de A. V. R. O. ook een
programma had opgesteld, wat naar haar
meening in strijd met de afspraak zou zijn
en waarom zij voor dat geval, ter voorko
ming van moeilijkheden, tusschenkomst ver
zocht. Van de zijde van het Hoofdbestuur
zijn toen bij de A. V. R. O. inlichtingen in
gewonnen, die er op wezen, dat de A. V. R.
oorspronkelijk niet aan een eigen uit
zending had gedacht, maar daarop was
teruggekomen en nu wel een uitzending
dacht te doen; alzoo bleek dan ook, toen
in het eind van die week het algemeen pro
gramma verscheen.
Dit had tot gevolg, dat de tusschen
komst van den minister is ingeroepen ter
beslissing van de vraag, welke van de twee
programma's tot uitvoering zou komen.
Het was kort dag en er was dus voor over
leg zeer weinig tijd.
's Ministers overwegingen.
De minister stelde zich .toen drie vragen:
lo. wat zijn partijen overeengekomen;
2o. wat is het karakter van het V. A. R.
-programma, en
3o. wat is het karakter van het A. V. R.
O.-programma.
Wat de eerste vraag betreft, bleek hem
uit mededeelingen van hem, die de be
sprekingen namens het Hoofdbestuur had
bijgewoond, dat met de uitdrukking: vóór
avond van 1 Mei-dag werkelijk is gedacht
aan den avond met 30 April, want toen
reeds was opgemerkt, dat die avond be
doeld was als een -wijdings avond met het
oog op den volgenden 1 Mei-dag, zooals ook
in 1927 het geval is getvceat.
Ook uit den aard der zaak volgt deze
bedoeling, want eert dergelijke uitzending
heeft wel zin, indien zij aan de Meivie
ring voorafgaat, maar zij zou haar doel
missen, indien zij midden in de Meiviering
zelf zou vallen. De minister besliste op dit
punt daarom, dat de uitlegging van de
V. A. R. A. de juiste was.
Daar de tweede zender inmiddels in
werking was getreden, behoefde deze uit
legging er niet toe te leiden, dat de radio
voor de nationale beteekenis van 30 April
dan gesloten zou zijn, omdat immers de
tweede zender die taak zou kunnen ver
vullen.
Door deze beslissing was echter de zaak
zelf nog niet beslist, want de minister zou
ook dan nog gerechtigd zijn geweest, de
uitzending van de V. A. R. A. door die van
de A. V. R. O. te doen vervangen, indien
de omstandigheden daartoe aanleiding ga
ven. Daartoe heeft hij toen de programma's
bezien.
Dat van V. A. R. A. voldeed aan het doel
en gaf geen aanleiding tot opmerkingen.
Het programma van de A. V. R. O. bleek
niet anders te geven dan een slechts aan
bescheiden eischen beantwoordend muziek-
en voordrachtavondje met een bleek natio
naal tintje. Van het hoorbaar maken voor
velen van een treffende nationale viering
van den Julianadag was geen sprake.
Onder deze omstandigheden gevoelde
hij geen vrijheid, waartoe hij overigens wel
het recht meent te hebben, om de uitzen
ding door de V. A. R. A. te beletten.
Hij was er zich van bewust, dat zij, die
naar een nationale uitzending op dien
dag verlangden, daardoor teleurgesteld
zouden zijn, maar hij overwoog, dat zij die
toch niet zouden hebben gekregen, en over
woog tevens, dat het organiseeren en uit
voeren van nationale feesten tot nu toe, te
recht, niet de taak der Regeering is, maar
moet opkomen uit het initiatief van de
volkskringen, die zich daartoe geroepen
gevoelen.
Daarbij kwam, en dit kon naar zijn mee
ning, eenige bevrediging geven, dat de
Huizer zender wèl een nationaal program
ma gaf, al was dit niet bedoeld voor alle
luistervinken, en dat er dus geen enkel be
letsel was, om op dien dag door de radio
in nationalen zin gesticht te worden.
In het vervolg zal, wanneer de wijziging
van de Telegraaf- en Telefoonwet tot stand
mocht komen, de minister, nadat hij den
Radioraad zal hebben gehoord, op wettelij
ke basis een regeling kunnen treffen, die
meer bevrediging schenkt, dan nu in dit
jaar het geval is geweest.
Na dit kort historisch overzicht geeft
de minister een beknopt antwoord op de
gestelde vragen, waaraan wij nog ontlee-
nen, dat er voor den minister, blijkens zijn
beslissing, geen aanleiding is, om ter op
heffing van een verschil van interpretatie,
in de overeenkomst wijzigingen tot stand
te doen brengen. Dit brengt echter niet
mede, dat ook voor een vólgend jaar een
zelfde regeling van den omroep op 30 April
zal gelden.
Met de strekking van de tweede vraag
van den heer Krijger, namelijk, dat het
wenschelijk is dat op 30 April, in overeen
stemming met hetgeen overigens op dien
dag gebeurt, ook de radio-omroep zooveel
mogelijk in overeenstemming zij met de
nationale gevoelens, die op dien dag tot
hun recht moeten komen, wordt volledig
ingestemd.
VIERDE NEDERLANDSCHE
KATHOLIEKENDAG.
ogrammaboek.
't Moet een ieder, die ook maar vluch
tig inzage neemt van dit lijvig boek ('t
telt 196 blz.) opvallen, hoezeer dit z'n
voorgangers in de schaduw stelt. Dit kan
niet anders dan verblijdend stemmen, wijl
men daarin 'n symptoom kan zien van den
gestadigen groei van ons Nederlandsche
katholiek leven.
't Zou een lange opsomming worden, als
we hier den inhoud van 't geheele werk
moesten weergeven. Bepalen we ons daar
om tot het volgende. Bij het openslaan
van 't boek treft reeds dadelijk 'n vijftal
foto's, resp. van den Hoogeerw deken
Wouters, van de ministers Lairbooy en
Waszink, van den Commissaris der Konin
gin, baron van Hovell tot Westerfher en
van den plaatselijken voorzitter, dr. Jas-
par. Deze opent met 'n Maastrichtsch ge
dicht, waarin hij aan allen een hartelijk
welkom toeroept, die samengestroomd zijn
naar 't Vaderhuis, den haard en de baker
mat van de Nederlandsche Christenheid.
We slaan de talrijke namen van onder
scheiden Comité's e.d. over, om even aan te
stippen 't „Woord aan de Eerw. H.H. Gees-
ielijken" en „Naar een periodieke tentoon
stelling van Nederl. Katholieke kunst".
Van bl.z. 3979 staat het volledig program
ma van alle aanstaande gebeurtenissen,
Het voornaamste nieuws.
BUITENLAND.
Het échec van den boerenopmarsch in
Roemenië.
Kerk en Staat in Roemenië.
Tsj'ang Tso Lin heeft een telegram naar
alle deelen van China gezonden, waarin hij
staking van de vijandelijkheden tusschen
Noord en Zuid verzoekt.
BINNENLAND
De veenbranden in Drenthe zijn vrijwel
bedwongen. (Gem. Berichten, 2de blad).
De geheimzinnige Robaver-zaak. Da-
me-oplichtstcr(?) gearresteerd. (Gem. Be
richten, 2de blad).
De Minister van Waterstaat geeft een
uiteenzetting omtrent de kwestie van de
bekende radio-uitzending op 30 April j.l.
(lste blad).
De Missie-vrijheid voor de Katholieken
(Eerste Kamer, lste blad).
De brand en roofmoord te Maartensdijk.
Een medeplichtige aangehouden. (Laat
ste Berichten).
die op den 2den Pinksterdag beginnen
en den 31sten Mei eindigen.
Voor menig buitenstaander zal 't een
aangename verpoozing zijn de korte en
langere bijdragen te lezen, die we aantref
fen op blz. 99 t.m. 187. We noemen hiervan
slechts de titels, waaruit reeds voldoende
blijkt, hoe veelzijdig en ruim de samen
stelling is. Na een vlotte vertelling over
de bezienswaardigheden van de stad, komt
een „Geschiedkundige schets van Maas
tricht". Hierop volgt 'n trits Maastricht-
seho kunstenaars: „Maastricht, een kunst
stad!" (het gaat hoofdzakelijk ovir de
schilderkunst), „Het muziekleven in Maas
tricht^' en „Over Bouwen".
Voor de Noord-Nederlandsche litera-ir-
historici, die over 't algemeen niet zoo bij
zonder op de hoogte zijn van hetgeen in 't
Zuiden leeft en tot uiting komt, valt mis
schien iets te putten uit het opstel „Eeni
ge grepen uit Limburgs' Letterkundig Le
ven".
't Slot wordt gevormd door 'n bijdrage
„Katholiek Sociaal werk in de Mijn
streek."
Voor de vreemdelingen is 'n handige
wegwijzer aangebracht.
Vestigen wij ten slote nog de aandacht
op de talrijke verluchtingen van binnen en
buiten de stad, evenals op den omslag van
'n Maastrichtsch teekenaar.
Een cn ander moge voldoende zijn om
te bewijzen, dat 't bezit van dit boek al
leszins bc-geerenswaardig is. Wij zijn er
dan ook zeker van, dat dit werk van de
ondernemend uitgevers, de Gebrs. van
Aelst, die zeer veel zorg er aan besteed
hebben, z'n weg zal vinden.
DE ZAAK VRIJMAN.
Do heer J. A. W. Vrijman, eind Decem
ber 1923 ontslagen uit de betrekking van
rijksbouwkundige voor de gebouwen van
onderwijs, enz., cn in 1925 door het ge
rechtshof in den Haag wegens (formeele)
valschheid in geschrifte veroordeeld tot
zes maanden gevangenisstraf, heeft in No
vember 1925 tot de Tweede Kamer een ver
zoekschrift gericht tot het instellen van
een enquête in zijn zaak.
Naar aanleiding van 't rapport der com
missie uit de Kamer, in welker handen wa
ren gesteld de inlichtingen der regeering
op dat adres, heeft de heer Vrijman thans
een nieuw adres aan de Tweede Kamer ge
zonden. De commissie stelt voor, den minis
ter van Financiën, voorzitter van den raad
van ministers, uit te noodigen, aan de Ka
mer mede te deelen, tot welke beschouwin
gen do inhoud van het verslag hem leidt.
De heer Vrijman acht deze stap in het on
derhavige geval niet de meest aanbevelens
waardige. Hij schrijft in zijn adres o.m.:
„Immers de regeering heeft ruimschoots
gelegenheid en tijd gehad (van 19 Maart
1926 to* 13 September 1927 of ongeveer an
derhalf jaar) om over alle kwesties, welke
rechtstreeks of zijdelings met de punten
in mijn request van 19 November 1925 ver
band houden, licht te verstrekken.
In stede van dit te doen, benaalt do re
geering zich tot een uiteenzetting van het
tegen mij gevoerde strafproces, hetgeen vol
maakt overbodig was, aangezien ik uwe
vergadering hiervan reeds door overlegging
van dagvaarding en vonnis der rechtbank
geheel op de hoogte gesteld had.
Zij behandelt verder enkele puntpn van
ondergeschikt belang: zwijgt ten eennnmale
ver do hoofdpunten, waaronder het ver-
s'rekken van onware gegevens door Finan
ciën aan de Justitie; ontwijkt de verant
woording over de eigen handelingen van
cS rechterlijke macht.
Na zoo sterk gebleken onwil om te vol
doen aan den wensch van de Tweede Ka
mer, in deze licht te verkrijgen, kan m -