Land enTuinbouw
Rechtzaken.
Gem. Berichten.
TWEEDE BLAD
„DE LEIDSCHE COURANT'
WCENSDAG 21 MAART 1928
BRIEVEN VAN EEN STEDELANDER.
De laars! e dagen ben ik de Ylaamsche
beweging beter gaan begrijpen dan ooit.
Dat komt door de verwerping van het
Aardewerkwetje.
Ik zal niet terugtreden in de bedoeling
van dit wetje, welke bekend mag geacht
worden, noch in de Kamerdebatten, waar
van dit blad bereids verslag heeft gege
ven.
Deze vraag zal ieder begrijpen: Wat
was er nu tegen, om do Maastrichtsche
aardewerkindustrie tijdelijk op dezelfde
wijze te helpen als ten aanzien der Bra-
bantsche Schoenenindustrie met het be
kende Schoenenwetje zoo voortreffelijk is
gebleken
Niets, hoegenaamd niets.
Men wilde eenvoudig niet.
De weeke gemoedsgesteltenis, waarin
het Noorden vlak na 1918 dat rumoeri
ge jaar, waarin de welgezinde vakbewe
ging zoo juist van pas kwam verkeerde,
maakte het even grootmoedig jegens het
Zuiden. Vandaar het Schoenenwctje.
Die weeke gemoedsgesteltenis, waarin
iets van erkentelijkheid doorstraalde,
heeft benoorden den Moerdijk evenwel
weer plaats gemaakt voor de oude verwa
tenheid. Vandaar het Aardewerkwetje.
't Is al voorgerekend: precies dezelfde
meerderheid een paar rechtsche over-
loopers niet meegerekend die het lands
belang achterstelde bij het anti-papisme
en daarom de gelden voor het gezant
schap bij het Vaticaan weigerde; precies
diezelfde meerderheid weigerde, het Zui
den te helpen.
En daar staan we dan maar machteloos
tegenover.
Zoo gaat bet ook met de Vlamingen
Hebben die recht op hun eigen taal of
niet?
Die taal spreken onze stamverwanten
sinds eeuwen en hun huidige letterkunde
bewijst, dat zij nog steeds leeft in hoof
den en harten.
Toch worden de Vlamingen in 't Fransch
gecommandeerd en geringeloord, al is er
een schijn van gelijkstelling met het
Fransch.
Wat zij ook doen om gelijkberechtigd te
worden met de Walen, het stuit alles af
op onwil, al is het voor ieder duidelijk, dat
het Koninkrijk België er mede gebaat zou
zijn, indien de beide landsdeelen gelijk
waardig werden behandeld. Begon dit op
het gebied der taal, waarbij dat van-het
onderwijs nauw aansluit, er zou vertrou
wen kunnen worden gekweekt, waardoor
de eenheid der natie werd bevorderd.
Maar neen: de Vlamingen worden nog
steeds als minderwaardig beschouwd, als
stiefkinderen behandeld everjals onze
landgenooten bezuiden den Moerdijk. Al-
gaat 't dan langs de Schelde en langs de
Maas niet om dezelfde belangen, de drijf
veer der tegenstanders is er precies de-
ze'fde.
En daaraan doen dan de ChrïsteÜjk-
Historiscben mee, met wie wij, in Coalitie
vereenigd, zoo schoonc successen bevoch
ten hebben.
Die Coalitie wijkt steeds verder. Sinds
de gewijzigde stembusverhoudingen ik
wees daar eenige weken geleden op
haar noodzakelijkheid bij de verkiezingen
wegnamen, werd de band gestadig losser,
totdat we nu keer op keer met de trouwe
Anti-Revolutionairen alleen staan tegen
over een anti-papisfische meerderheid.
Zal dat na de stembus van '29 anders
Borden
Men moet wel heel optirastisch wezen
om dat te gelooven.
Voor deze zienswijze vind ik steun in
de rede. welke het Kamerlid mr. Van
Schaïk dezer dagen voor de Nijmeegschc
R. K. Kiesvereeniging hield. Hij zeide
daarin, na de Kamerverkiezingen weer
een extra-parlementair kabinet te ver
wachten, d. w. z. weer een kabinet, dat
heelemaal niet parlementair is en waarvan
de leden gelijk than3 als minister los
Btaan van de fracties, waartoe zij als per-
Boon mogeMjk behooren.
Ja, zoo zal 't wel gaan. Als we zien, hoe
zelfs een ex-minister, die zelf door .het
anti-papisme ontijdig vieï, zich weer .rustig
bij zijn Christelijk-Historiscbe vrienden
schaarde, om het Aardewerkwetje te doen
vallen, hoewel dit toch door een partijge-
noot-bewinusmau weru >o.ueUigd, dan oe
hoeven we waarlijk niet op een spoedig
heistel der groote Coalitie te hopen.
Voor liefhebbers van een sV;biele regee
ring is de tegenwoordige toestand nog zoo
kwaad niet:
Wat ook vall',
't Kabinet siaat pal
En op zoon manier kan er gestadig
worden uoorgevverkt, zij 't vaak met een
negatief resultaat, gelijk we zulks de laat
ste weken herhaalde ma.en lieboen ge
zien. De regeeiing maakt het daarbij de
Kamer sems zehs zoo makkelijk, dat zij
al van te voren verklaart, aan een ver
werping van een voorstel geen politiek ge
volgen te zullen verbinden. Sterker nog:
de Radio-wet werd onherkenbaar geamen
deerd en toch handhaaft de regeering
haar.
Wie niet verder kijkt dan de dag van
heden, noemt dat „zaken doen", maar op
den duur valt daarvan toch slechts ver
slapping in de principieele politiek te
duchten. Als is een kabinet niet van plan
heen te gaan, indien een wet verworpen
wordt, het arbeidt toch niet om telkens
een échec te behalen. Vooreerst schiet
daar de wetegving heelemaal niet mee op
en welke minister zal voorts niet liefst
zijn geesteskind in het Staatsblad zien ko
men.
Om dit te bereiken zal echter telkens
moeten gewikt en gewogen worden om het
ontwerp zoo in te richten, dat het een
meerderheid zal vinden, 't Wordt schippe
ren en laveeren in ste le van recht op een
deel af te stevenen. Zelfs wie van „zaken
doen" houdt, zal toch wel eens moeten
zeggen
Zoo'n middenman, *-
Wat heb je d'ran.
Mogelijk zal men 't in zulk een geval
een of meer ministers eens zóó lastig ma
ken, dat zij toch heengaan, maar 't zal
niets baten. De nieuwe mannen zijn weer
extra-parlementair, weer onkwetsbaar
zoolang zij verkiezen en.... 't geschipper
begint opnieuw.
Zoo'n tijdperk gaan we nu te gemoet.
Helaas
Hoe lang het zal moeten duren
't Zal moeten gaan gelijk in 't verle-
dene. Toen de Christelijke beginselen in
verdrukking bleven 't gold de school
toen wisten Schaepman, Kuyper en Loh-
man de geschillen wel te overbruggen. De
feiten spraken tot het volk te duidelijk,
dan dat het blind kan blijven voor de stre
vingen zijner leiders. En het volgde. Waar
bij het dr. Kuyper nog steeds tot eere
moet worden aangerekend, dat hij zijn luy-
den 't allerbest wist te scholen. Men ziet
het aan zijn volge'ingen, die het landsbe
lang weten to onderscheiden, waar de
Christelijk-Historischen het spoor bijster
raken.
Die christelijke beginselen nu vragen
nog steeds behartiging. De onderwijs-ge-
lijkstelling is nog niet eens over de gan-
sche linie doorgevoerd en reeds kwam do
radiobeweging ors er aan herinneren, dat
ook buiten de school nog een arbeidsveld
ligt, waar de Coalitie zich zou kunnen doen
gelden. Zij is er nu niet meer en zoo zal
dat veld onvoldoende kunnen worden be
werkt, wat hoogst, jammer is. Zoodoende
evenwel zullen de oogen weer geopend
moeten worden van al degenen, die rechts
behooren te staan 1
Mag deze toesHnd ons ontmoedigen?
Geliik bij de Vlamingen, zal de strijd ons
tot des te greoter ijver aanwakkeren. Men
valt ons aan, we zijn tot tegenweer bereid.
't Naast noodige is voor* ons, dat wij
zoo sterk mogelijk staan, opdat, als er
weer een rechtsche regeeringsmeerder-
heid móet worden gevormd, onze fractie
het grootst mogelijke gezag in de schaal
kunne werpen wat trouwens onder alle
politieke omstandigheden noodzakelijk is.
Wie weet wat ons te wachten kan staan
als de stembus zal gesproken hebben.
Daarcm: hard gewerkt, ieder in eigen
kring. In dit verband moge ik met waar
deering gewagen van de krachtige wijzê,
waarop blijkens een in dit blad afge
drukte circulaire de Leidsche Kamer-
Centrale de actie voor het Schaepman-
fonds voornemens is aan te vatten. Zal
men 't mij euvel duiden, wanneer ik den
wensch uitspreek, dat de Leidsche Kamer-
kieskring een schitternd figuur moge ma
ken op de lijst, welke de ingezamelde be
dragen zal vermelden? Het bloed kruipt,
waar 't niet gaan kan, nietwaar.
AJO.
HET MOND- EN KLAUWZEER.
Antwoord van den minister aan
den Bond v. Melkveehouders.
Op. het telegram van den Bond van
Melkveehouders, gevestigd te Amsterdam,
waarin werd gewezen op ondoeltreffende
maatregelen inzake de bestrijding van het
mond- en klauwzeer, heeft de Minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw tele
grafisch geantwoord: „Ontken dat ten aan
zien mond- en klauwzeer ondoeltreffende
maatregelen worden genomen. Veeartsenij-
kundige Dienst doet alles wat mogelijk is
om noodlottige gevolgen van verzaken
plichten door belanghebbenden als: ver
zwijgen, te late aangiften, vluchten, met
verdacht vee enz. te beperken. Medewer
king van belanghebbenden onmisbaar. Wil
in uwen kring daartoe aansporen. Mijner
zijds wordt tot andere organisaties gelijk
verzoek gericht."
Verzoek aan andere organisaties.
In aansluiting hiermede verzond de Mi
nister aan het Koninklijk Nederlandsch
Landbouwcomité, den R. K. Nederland-
schen Boeren- en Tuindeibsond, den Chris-
telijken Boeren- en Tuindersbond en den
Algemeenen Nederlandschen Zuivelbond
het volgende telegram:
„Verzoeke dringend aansporing in
uwen kring tot volledige medewerking in
zake bestrijding mond- en klauwzeer, in
zonderheid ter voorkoming verzwijgen, te
late aangifte, vluchten met verdacht vee
naar markten en anderszins en overigens
al'es wat verspreiden ziekte kan bevorde
ren."'
Een bespreking met de organisaties.
Bovendien zal morgen een bespreking
plaats vinden tusschen den Veeartsenijkun-
digen dienst en vertegenwoordigers der
organisaties, onder leiding van den Minis
ter van Binnenlandsche Zaken en Land
bouw.
HAAGSCHE PiECHTBANK.
Verduistering bij het Centraal Bureau
voor de Statistiek.
Gisteren heeft terecht gestaan de 60-jari-
ge D. K. uit Dcc Haag, thans gedetineerd,
geschorst hoofdcommies van het Centraal
Bureau voor de Statistiek, terzake van
verduistering in dienstbetrekking.
Blijkens verklaring van den adjunct-di
recteur van het genoemde Bureau was ver
dachte hoofd van de 4e afdeeling van het
Bureau en als zoodanig belast met het
comptabel beheer van het geheele bureau.
Hierbij bestond een rechtstreeksch verhou
ding tusschen verdachte en de Algemeene
Rekenkamer. Verdachte was reeds langer
dan 25 jaren bij het Bureau in dienst. Het
laatste half jaar was hij echter met ziekte
verlof.
Voorts werd als getuige gehoord de heer
Van Zwijndrecht, commies bij het Centraal
Bureau voor Statistiek, die verdachte's
kas heeft gecontroleerd en daarbij tot de
conclusie is gekomen, dat er een groot te
kort was, nl. van ruim 24.000. Met ze
kerheid kon getuige verklaren, aldus ant
woordde hij op nadere vragen van den ver
dediger, dat er minstens 12.000 verdwe
nen moet zijn.
Nog werd gehoord de heer Hoogtcyling,
referendaris bij de Algemeene Rekenka
mer. Deze meende, dat het gemis van elke
directe controle van grooten invloed is
geweest op den omvang van de gepleegde
fraude. Een bijzondere verhouding van de
Rekenkamer ten opzichte van deze admi
nistratie bestond er, volgens getuige, niet.
Naar getuige's meening zou het tekort pl.m
25.000 beloopen.
Verdachte verklaarde, dat hij sedert
1908 hoofd van de 4de afdeeling was. Door
bijzondere omstandigheden is hij er toe
gekomen, geen scherp onderscheid te ma
ken bij het beheer van de rijksge'den en
van zijn privé-gelden. Hij bewaarde ten
slotte de gelden in één kas. Verd. gaf toe,
dat hij gelden van het Rijk ten eigen bate
heeft gebruikt. Hij is daartoe gekomen,
doordat zijn persoonlijke uitgaven wel
eens to hoog waren en doordat hij ongeluk
kig had gespeculeerd. Naar verdachte's
meening kan hetgeen hij voor zichzelf heeft
gebruikt nooit een bedrag van 24.000 be
loopen. Verdachte meende, dat het be
drag hoogstens 12.000 kan zijn geweest.
Hij bestreed bovendien, dat hij feitelijk de
bedoeling heeft gehad de gelden te ver
duisteren. De 12.000 zou hij ook wel bij
elkaar hebben kunnen krijgen, als bij do
gelegenheid daarvoor gehad had.
Verdachte erkende volkomen zijn ver
antwoordelijkheid, hoewel deze feitelijk, in
verband met het te weinige personeel enz.,
niet doenlijk was.
Het O. M., waargenomen door mr. Pol
man, achtte het gebeurde van zeer ernsti-
gen aard. Hij meende in verband met de
getuigenverklaringen het be Tag van
25.000 te mogen aannemen. Naar spr.'s
meening is controle uitgebleven, omdat
verdachte dat zelf niet wilde. Hij voelde
toch, dat hij op een hellend vlak stond.
Spreker meende, dat het gebeurde van
te emstigen aard is om een voorwaardelij
ke straf op te leggen, ook al houdt men re
kening met verdachte'sieeftijd en zijn
staat van dienst.
Eisch: 9 maanden gevangenisstraf.
Verdachte's raadsman, mr. A. M. do
Groot, wees er op, dat het berekende te
kort van 24.000 is verkregen langs theo-
retischen weg. Dat verdachte echter dat
geheele bedrag zou hebben verduisterd,
behoeft absoluut niet het geval to zijn. Wel
geeft verdachte toe, dat hij ongeveer
12.000 voor zich heeft gebruikt, maar pl.
vroeg zich af, hoe verdachte aan dat be
drag komt. Buitendien is pl. overtuigd, dat
verdachte geenszins het opzet heeft gehad
om to verduisteren. Dat heeft hij nooit ge
wild. Pl. bestreed, dat er kwade trouw is
geweest van de zijde van verdachte.
Voor het geval, dat de Rechtbank het
opzet wel bewezen mocht achten, drong pl.
op de uiterste clementie aan. Het volko
men gemis aan controle verklaart en ver
zacht het gebeurde voor een groot deel.
Mede in verband met verdachte's gezond
heidstoestand bepleitte mr. de Groet onleg
ging van een voorwaardelijke straf. Voor
de preventieve werking is een onvodr-
waardelijko straf hier niet meer noodig.
Preventieve werking hebben verdachte's
arrestatie en ziin in voorarrest houden ge
noegzaam gehad.
Uitspraak 3 April a.s.
De Rechtbank heeft veroordeeld:'
P. de V., stations-assistent bij de spoor
wegen, wonende te Berkel en Roden-
Tijs, en H. H., arbeider bij de spoorwe
gen, wonende te Rotterdam, wegens
het veroorzaken door schuld van gevaar
voor het verkeer over een spoorweg, tot
resp. 60 boete subs. 30 dagen hechtenis
en 25 boete subs. 25 dagen hechtenis.
ONGELUKKEN.
SLACHTOFFERS VAN HET VERKEER.
Auto te water gereden.
Een 16-j arig meisje omgekomen.
Gisterenmiddag is ter hoogte van het
eerste gesticht to Veenhuizen een luxe-
auto van den garage-houder Ham te Hau-
lerwijk, die zelf den wagon bestuurde, te
water gereden. De chauffeur heeft waar
schijnlijk de bocht in den weg niet kunnen
halen, zoodat de auto in de Dwarswijk te
recht kwam. Behalve den bestuurder was
in den wagen gezeten de ongeveer 16-jari-
ge dochter van den heer Doesburg Smit te
Veenhuizen. Onmiddellijk werden alle po
gingen in het werk gesteld om het meisje
te redden en het mocht den heer v. d.
Laar gelukken de drenkelinge uit den auto
op het droge te brengen doch toen bleek
dat de levensgeesten reeds geweken wa
ren. De autobestuurder was zonder hulp
uit het water gekomen.
UIT DE RADIO-WERELD. f
Prograrr.rr.a's voor Donderdag 22 Maart.
Hilversum, 1060 M.
12.Politieber.
12.30— 2.Lunchmuziek door het Trio
Groene veld.
3.-4.Uurtje voor Wees- on Zieken
huizen door Mevr. Ant, v. Dijk.
4.4.30 Huisvrouwenhalfuurtje doof
Mej. S. v d. Hoop: Het bezighouden van
kinderen.
5.30—7.15 Concert door het Omroep
orkest. Paul Pul, bariton.
7.157.45 Engelscho les voor gevorder
den.
7.45 Politieber.
8.15 Aansluiting van het concertgebouw
te Amsterdam. Dirigent Dr. Willem Men
gelberg.
In de pauze v. h. Concertgebouw spreekt
Dr. P. H. Ritter Jr.: De nar uit de Ma-
remmen, van C. M. Scharten-Antink (Boe
kenpraatje).
10.40 Dansles door C. Klinkert.
Huizen, 341 M. (Na 6 unr 1950 M.)
12.30—1.45 N.C.R.V. Concert.
6.7.N.C.R.V. Cursus paedagogick
(Cursus B., daarna C.), door prof. Wate
rink.
7.7.30 Cursus Boekhouden.
7.30—8.N.C.R.V. Cursus paedagogiek
(Cursus A).
8.N.R.O. Uitzending uit Den Holder.
Het stafmuziekkorps der Kon. Marino
(Symphonie), kapelm. L. Leistikow, Har
moniekapel „Winnubst", Dir. H. M. Schen
kels. Oranje Harmoniekapel, Dir. A. Haan
stra. Kerkkoor der O.L.Vr. Kerk „Canti-
mus Domino", Dir. N. Bouchier. St. Cae-
cilia, Dir. organist A. J. Leeuwens. Dub-
belmanr.enkwartet „Internos", Dir. A. J.
Leeuw ens, Geref. zangver. „Hallelua", dir.
Joh. F. Asma. Heldee's Mannenkoor, Dir.
A. J. Leeuwens. Jo Mecuw^e, viool. C. Kor-
ver, L. en T. Sole (Duetten en terzetten).
Spr. L. Quant, Schout bij Nacht en W.
Houwing, burgemeester van den Helder.
Daventry, 1600 M.
10.35 Kerkdienst.
11.20 Gramofoonmuziek.
12.20 Solistenconcert.
1.202.20 Gramofoonmuziek.
2.50 Lezing: Early nasts.
3.20 Vesper in de Westminster Abbey.
3.50 Vastenpreek.
4.05 Causerie.
4.20 Orkestconcert.
5.20 Concert-orgelbespeling.
5.35 Kinderuurtje.
6.20 Landbouwber.
6.40 Muziek.
6.50 Nieuwsber.
7.05 Dansmuziek.
7.20 Lezing: New novels.
7.35 Chopin's piano-nocturne's.
7.45 Lezing: Lord Shaftesbury.
8.05 Vaudeville.
9.20 Nieuwsber.
9.35 Lezing: China.
9.50 Nieuwsber.
9.55 Chariot's uurtje. Vroolijke muziek
en zang.
10.50 —12.20 Dansmuziek.
„R a d i o-P a r i s"t 1750 M.
10.50—11.— Concert.
12.50 Orkestconcert.
1.20 Kinder-halfuurtje.
4.055.05 Klassiek uurtje. Fransche bal
laden.
8.50—11.20 Kwartetten.
Langenberg, 469 M.
12.251.50 Orkestconcert.
5.20—6.20 Orkestconcert.
7.20 „Cosi fan tutte" (So machen's Alle),
kom. opera in 2 acten van Mozart. Daarna
tot 11.20 Dansmuziek.
Brussel, 509 M.
5.20—6.20 Kindcruurtje.
8.35 Orkestconcert.
9.2010.35 Mozart-concert.
Ontvangtoestellen voor blinden.
In Zweden heeft zich een nationaal co
mité gevormd, dat zich ten doel stelt de
blinden in dat land van een radio-ontvang
toestel te voorzien. Tot op heden konden
reeds 450 apparaten worden uitgegeven.
FEUILLETON.
HET HUIS OM DENHOEK
Uit het Engelsch van:
Louis Tracy.
(Nadruk verboden).
19)
HOOFDSTUK VII.
Ben je er zeker van dat het Percy is?
Vroeg Armathwaite.
Zelden had hij iemand gezien, die er zoo
vermoeid en troosteloos uitzag. Na dien
eersten blik en een lusteloos gebaar gaf de
vreemdeling geen enkel verder leeken van
herkenning. Hij leek volkomen uitgeput,
zoowel lichamelijk als geestelijk.
Of ik er zeker van ben? herhaalde
het meisje. Natuurlijk. Niemand anders
dan Percy zou zoo iets doen; en nu is hij
natuurlijk dood-op van dat geweldige eind
loopen op 't heetst van den dag en zeker
op zijn dunne lakschoenen.
Zonder te spreken, naderden ze het
hoopje mensch dat daar zoo verslagen op
het gras zat aan den kant van den weg. Ar
mathwaite onderdrukte een glimlach, toen
hij zag dat de wandelaar werkelijk dunne
lakschoenen droeg.
Percy! riep het meisje.
Percy keek op. Hij wree? met zijn vinger
langs zijn nek, tusschen zijn boord, met
®en onhandige beweging.
Hallo, Meg! zei hij. De begroeting
*as zeer mat.
Wat kom jij in vredesnaam hier doen?
vroeg het meisje.
;k Weet het niet. Ik ben dood-op, dat is
het eenige wat ik weet.
Armathwaite glimlachte, maar Margue
rite kon zich niet inhouden en barstte in
lachc uit.
Er is niets om te lachen, was het kla
gend protest. Ik heb vroeger altijd ge
dacht, dat Engeland een beschaafd land
was, maar nu heb ik gezien, dat het maar
gedeeltelijk bewoonbaar is en dit stuk
hoort zeker niet bij de bewoonde streken.
Zeg, Meg, jij nam toch ook een kaartje tot
Ley burn, niet?
J a.
Maar jij hebt deze tocht door het
moerland toch zeker niet gemaakt?
Natuurlijk wel.
Nu, ik wou, dat ik dit geweten had
voor ik wegging, dan was ik nooit naar
Yorkshire gekomen.
Weer draaide hij onhandig zijn nek ik de
nauwe stijve boord. Na een nieuwsgierig
glurenden blik in de richting van Armath
waite vestigde hij zijn grijsgroene oogen
weer strak op den grond.
Percy, vertel me alsjeblieft, waarom
je gekomen bent, riep Marguerite.
Er is thuis toch niets gebeurd?
Neen, daar is alles in orde. Edie
stuurde me.
Waarom?
- Jij had gezegd dat je zou telegrafee-
ren of schrijven. Teen er geen telegram
kwam gisteren en vanmorgen geen brief,
heeft ze me in den eersten den besten
trein gezet, om te zien wat er met je ge
beurd was. Waar ben ik hier eigenlijk?
Dicht bij Elmdale. Het spijt me 1 ->1
erg, Percy. Ik kon gisteren onmogelijk ie-
legrafeeren of schrijven. Ik heb vandaag
een brief gestuurd
Dicht bij Elmdale? riep hij. Mis
schien wat de inboorlingen hier dichtbij
noemen
Neen, 't is niet veel meer dan een
mijl, arme Percy!
Ik was gek, stapel idioot! Zie je dat
koffertje daar? en met een somberen blik
staarde hij naar een kleirt leeren koffertje
naast zich. Ik heb dat vervloekte ding,
met precies hetzelfc'e erin, honderd keer als
vrachtgoed of als bestelgoed verzonden en
ze beweerden altijd dat het ongeveer zeven
pond woog. Dat is absoluut een vergissing.
De spoorwegmaatschappij moet er hoopen
geld bij ingeschoten hebben. Het weegt een
ton, als het niet meer is. En ik heb er een
kleine vijftig mijl mee gesjouwd, minstens.
Ik, die er zoo 't land aan heb, om dingen
te dragen, heb er mee gesjouwd of mijn
leven ervan afhing. Het is uren en uren ge
leden dat ik in Leyburn aan het station uit
stapte. Ik vrceg zoo'n kerel hoe ver of het
was naar Elmdale over het moerland. Hij
wees me den weg en zei: 't Is een stevig
eindje, mijnheer. Ik klom een heuvel op.
die minstens vijf mijl hoog was hooger
dan de hoogste berg in Europa waar ik ooit
van gehoord heb en ontmoette een an
deren man. Is dit de weg naar Elmdale?
vroeg ik.
Ja, zei hij. Hoe ver nog? vroeg ik.
Nog een aardig eindje, mijnheer. Ik
dacht dat ik hoogstens1 die heuvel af te loo
pen had en sjouwde maar door. Toen ik
mijlen en mij'en geloopen had, kwam ik
weer iemand tegen.
Hoe ver is 't nog naar Elmdale?, vroeg i
ik. Dat is nog maar een eindje, mijn-
heer! was 't antwoord. Dat gaf me den ge
nadeslag. Ik sleepte me nog een paar mij
len voort tot hier aan toe, maar toen ik
dien heuvel zag, gaf ik het op. Lieg er niet
om, Meg ik wil liever hier aan dra weg
sterven. Hoever is 't nog naar Elmdale?
Misschien wil mijnheer Armathwaite
je koffertje wel even dragen en je kunt
mij een arm geven en dan ben je in 20
minuten op de Grange. Het is alles heuvel
af na dit eerste eindje.
Mijnheer Armathwaite?, vroeg Percy
loom, zonder acht te slaan op den beleef
den glimlach van den ander bij deze halve
voorstelling.
Ja, de nieuwe bewoner van ons huis.
Ik heb nooit iets over een nieuwen be
woner gehoord.
Dat is niet zoo'n wonder, Marguerite's
stem klonk bijna bits. Ik zou nu maar
opstaan, tenzij je denkt dat wij je een ma
tras en een deken zullen brengen.
De jongeman stond op. Zijn vertoon van
vermoeidheid was geen aanstellerij. hij
was een lange, opgeschoten jongen, niet
gebouwd voor athletische bravourstukjes
en de lange wandeling over den blakeren
den heuveligen weg was te veel voor hem
geweest.
Hoe maakt U het? zei hij, terwijl hij
zijn doffe oogen naar Armathwaite op
sloeg.
Uitstekend, zei deze opgewekt, ter
wijl hij den koffer opnam. En Jat zult
u morgen ook zeggen. U zult eens zien hoe
het mee zal vallen, nu u voelt zoo dicht
aan het einde van uw tocht te zijn.
Dat voel ik al twee uur lang, wel
twintig keer dacht ik dat ik er was, klonk
'net klagende antwoord.
Armathwaite knikte vriendelijk. Percy
Whittaker leek hem een slappe jongen en
zijn manier van spreken trof hem als hu
moristisch. Overigens schonk Armathwaite
maar weinig aandacht aan hem. Hij had
veel meer belangstelling voor Marguerite
Ogilvey's houding. Zij was merkbaar ge-
iriteerd, óf door de geaffecteerdheid van
haar vriend, of over de geheele wijze van
optreden. Het meisje word echter vertee-
derd toen ze zag hoe kreupel Perev liep.
Ze stak haar arm door den zijnen en het
drietal zette zich in beweging.
Hoe vaak heb ik je al niet gezegd, ste
vige schoenen met dikke zolen te dragen,
zei ze. Ik zelf kan flink loopen, maar
ik ga ook niet met pantoffels over deze
moerwegen. Is 't niet zoo, mijnheer Ar
mathwaite?
Je schijnt te vergeten dat ik niet
droomen kon, toen ik vanmórgen uit
Cheshire ging, dat ik zoowat half Yorkshi
re zou moeten door-tippelen, protesteerde
Whittaker.
Ik begrijp ook eigenlijk niet waarom
je gekomen bent, zei Marguerite.
Dat kon ik zelf ook niet helpen
't was Edie's verlangen.
Maar waarom?
Wel.eh.
Als je bedoelt, omdat je wist, dat ik
ben weggegaan met hel plan om jongens-
kleeren te dragen, hoef je niet zoo gege
neerd te doen. Mijnheer Armathwaite weet
er alles van.
(Wordt vervolgd).