Land enTuinbouw Rechtzaken. Gem. Berichten. TWEEDE BLAD „DE LEIDSCHE COURANT' WCENSDAG 21 MAART 1928 BRIEVEN VAN EEN STEDELANDER. De laars! e dagen ben ik de Ylaamsche beweging beter gaan begrijpen dan ooit. Dat komt door de verwerping van het Aardewerkwetje. Ik zal niet terugtreden in de bedoeling van dit wetje, welke bekend mag geacht worden, noch in de Kamerdebatten, waar van dit blad bereids verslag heeft gege ven. Deze vraag zal ieder begrijpen: Wat was er nu tegen, om do Maastrichtsche aardewerkindustrie tijdelijk op dezelfde wijze te helpen als ten aanzien der Bra- bantsche Schoenenindustrie met het be kende Schoenenwetje zoo voortreffelijk is gebleken Niets, hoegenaamd niets. Men wilde eenvoudig niet. De weeke gemoedsgesteltenis, waarin het Noorden vlak na 1918 dat rumoeri ge jaar, waarin de welgezinde vakbewe ging zoo juist van pas kwam verkeerde, maakte het even grootmoedig jegens het Zuiden. Vandaar het Schoenenwctje. Die weeke gemoedsgesteltenis, waarin iets van erkentelijkheid doorstraalde, heeft benoorden den Moerdijk evenwel weer plaats gemaakt voor de oude verwa tenheid. Vandaar het Aardewerkwetje. 't Is al voorgerekend: precies dezelfde meerderheid een paar rechtsche over- loopers niet meegerekend die het lands belang achterstelde bij het anti-papisme en daarom de gelden voor het gezant schap bij het Vaticaan weigerde; precies diezelfde meerderheid weigerde, het Zui den te helpen. En daar staan we dan maar machteloos tegenover. Zoo gaat bet ook met de Vlamingen Hebben die recht op hun eigen taal of niet? Die taal spreken onze stamverwanten sinds eeuwen en hun huidige letterkunde bewijst, dat zij nog steeds leeft in hoof den en harten. Toch worden de Vlamingen in 't Fransch gecommandeerd en geringeloord, al is er een schijn van gelijkstelling met het Fransch. Wat zij ook doen om gelijkberechtigd te worden met de Walen, het stuit alles af op onwil, al is het voor ieder duidelijk, dat het Koninkrijk België er mede gebaat zou zijn, indien de beide landsdeelen gelijk waardig werden behandeld. Begon dit op het gebied der taal, waarbij dat van-het onderwijs nauw aansluit, er zou vertrou wen kunnen worden gekweekt, waardoor de eenheid der natie werd bevorderd. Maar neen: de Vlamingen worden nog steeds als minderwaardig beschouwd, als stiefkinderen behandeld everjals onze landgenooten bezuiden den Moerdijk. Al- gaat 't dan langs de Schelde en langs de Maas niet om dezelfde belangen, de drijf veer der tegenstanders is er precies de- ze'fde. En daaraan doen dan de ChrïsteÜjk- Historiscben mee, met wie wij, in Coalitie vereenigd, zoo schoonc successen bevoch ten hebben. Die Coalitie wijkt steeds verder. Sinds de gewijzigde stembusverhoudingen ik wees daar eenige weken geleden op haar noodzakelijkheid bij de verkiezingen wegnamen, werd de band gestadig losser, totdat we nu keer op keer met de trouwe Anti-Revolutionairen alleen staan tegen over een anti-papisfische meerderheid. Zal dat na de stembus van '29 anders Borden Men moet wel heel optirastisch wezen om dat te gelooven. Voor deze zienswijze vind ik steun in de rede. welke het Kamerlid mr. Van Schaïk dezer dagen voor de Nijmeegschc R. K. Kiesvereeniging hield. Hij zeide daarin, na de Kamerverkiezingen weer een extra-parlementair kabinet te ver wachten, d. w. z. weer een kabinet, dat heelemaal niet parlementair is en waarvan de leden gelijk than3 als minister los Btaan van de fracties, waartoe zij als per- Boon mogeMjk behooren. Ja, zoo zal 't wel gaan. Als we zien, hoe zelfs een ex-minister, die zelf door .het anti-papisme ontijdig vieï, zich weer .rustig bij zijn Christelijk-Historiscbe vrienden schaarde, om het Aardewerkwetje te doen vallen, hoewel dit toch door een partijge- noot-bewinusmau weru >o.ueUigd, dan oe hoeven we waarlijk niet op een spoedig heistel der groote Coalitie te hopen. Voor liefhebbers van een sV;biele regee ring is de tegenwoordige toestand nog zoo kwaad niet: Wat ook vall', 't Kabinet siaat pal En op zoon manier kan er gestadig worden uoorgevverkt, zij 't vaak met een negatief resultaat, gelijk we zulks de laat ste weken herhaalde ma.en lieboen ge zien. De regeeiing maakt het daarbij de Kamer sems zehs zoo makkelijk, dat zij al van te voren verklaart, aan een ver werping van een voorstel geen politiek ge volgen te zullen verbinden. Sterker nog: de Radio-wet werd onherkenbaar geamen deerd en toch handhaaft de regeering haar. Wie niet verder kijkt dan de dag van heden, noemt dat „zaken doen", maar op den duur valt daarvan toch slechts ver slapping in de principieele politiek te duchten. Als is een kabinet niet van plan heen te gaan, indien een wet verworpen wordt, het arbeidt toch niet om telkens een échec te behalen. Vooreerst schiet daar de wetegving heelemaal niet mee op en welke minister zal voorts niet liefst zijn geesteskind in het Staatsblad zien ko men. Om dit te bereiken zal echter telkens moeten gewikt en gewogen worden om het ontwerp zoo in te richten, dat het een meerderheid zal vinden, 't Wordt schippe ren en laveeren in ste le van recht op een deel af te stevenen. Zelfs wie van „zaken doen" houdt, zal toch wel eens moeten zeggen Zoo'n middenman, *- Wat heb je d'ran. Mogelijk zal men 't in zulk een geval een of meer ministers eens zóó lastig ma ken, dat zij toch heengaan, maar 't zal niets baten. De nieuwe mannen zijn weer extra-parlementair, weer onkwetsbaar zoolang zij verkiezen en.... 't geschipper begint opnieuw. Zoo'n tijdperk gaan we nu te gemoet. Helaas Hoe lang het zal moeten duren 't Zal moeten gaan gelijk in 't verle- dene. Toen de Christelijke beginselen in verdrukking bleven 't gold de school toen wisten Schaepman, Kuyper en Loh- man de geschillen wel te overbruggen. De feiten spraken tot het volk te duidelijk, dan dat het blind kan blijven voor de stre vingen zijner leiders. En het volgde. Waar bij het dr. Kuyper nog steeds tot eere moet worden aangerekend, dat hij zijn luy- den 't allerbest wist te scholen. Men ziet het aan zijn volge'ingen, die het landsbe lang weten to onderscheiden, waar de Christelijk-Historischen het spoor bijster raken. Die christelijke beginselen nu vragen nog steeds behartiging. De onderwijs-ge- lijkstelling is nog niet eens over de gan- sche linie doorgevoerd en reeds kwam do radiobeweging ors er aan herinneren, dat ook buiten de school nog een arbeidsveld ligt, waar de Coalitie zich zou kunnen doen gelden. Zij is er nu niet meer en zoo zal dat veld onvoldoende kunnen worden be werkt, wat hoogst, jammer is. Zoodoende evenwel zullen de oogen weer geopend moeten worden van al degenen, die rechts behooren te staan 1 Mag deze toesHnd ons ontmoedigen? Geliik bij de Vlamingen, zal de strijd ons tot des te greoter ijver aanwakkeren. Men valt ons aan, we zijn tot tegenweer bereid. 't Naast noodige is voor* ons, dat wij zoo sterk mogelijk staan, opdat, als er weer een rechtsche regeeringsmeerder- heid móet worden gevormd, onze fractie het grootst mogelijke gezag in de schaal kunne werpen wat trouwens onder alle politieke omstandigheden noodzakelijk is. Wie weet wat ons te wachten kan staan als de stembus zal gesproken hebben. Daarcm: hard gewerkt, ieder in eigen kring. In dit verband moge ik met waar deering gewagen van de krachtige wijzê, waarop blijkens een in dit blad afge drukte circulaire de Leidsche Kamer- Centrale de actie voor het Schaepman- fonds voornemens is aan te vatten. Zal men 't mij euvel duiden, wanneer ik den wensch uitspreek, dat de Leidsche Kamer- kieskring een schitternd figuur moge ma ken op de lijst, welke de ingezamelde be dragen zal vermelden? Het bloed kruipt, waar 't niet gaan kan, nietwaar. AJO. HET MOND- EN KLAUWZEER. Antwoord van den minister aan den Bond v. Melkveehouders. Op. het telegram van den Bond van Melkveehouders, gevestigd te Amsterdam, waarin werd gewezen op ondoeltreffende maatregelen inzake de bestrijding van het mond- en klauwzeer, heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw tele grafisch geantwoord: „Ontken dat ten aan zien mond- en klauwzeer ondoeltreffende maatregelen worden genomen. Veeartsenij- kundige Dienst doet alles wat mogelijk is om noodlottige gevolgen van verzaken plichten door belanghebbenden als: ver zwijgen, te late aangiften, vluchten, met verdacht vee enz. te beperken. Medewer king van belanghebbenden onmisbaar. Wil in uwen kring daartoe aansporen. Mijner zijds wordt tot andere organisaties gelijk verzoek gericht." Verzoek aan andere organisaties. In aansluiting hiermede verzond de Mi nister aan het Koninklijk Nederlandsch Landbouwcomité, den R. K. Nederland- schen Boeren- en Tuindeibsond, den Chris- telijken Boeren- en Tuindersbond en den Algemeenen Nederlandschen Zuivelbond het volgende telegram: „Verzoeke dringend aansporing in uwen kring tot volledige medewerking in zake bestrijding mond- en klauwzeer, in zonderheid ter voorkoming verzwijgen, te late aangifte, vluchten met verdacht vee naar markten en anderszins en overigens al'es wat verspreiden ziekte kan bevorde ren."' Een bespreking met de organisaties. Bovendien zal morgen een bespreking plaats vinden tusschen den Veeartsenijkun- digen dienst en vertegenwoordigers der organisaties, onder leiding van den Minis ter van Binnenlandsche Zaken en Land bouw. HAAGSCHE PiECHTBANK. Verduistering bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Gisteren heeft terecht gestaan de 60-jari- ge D. K. uit Dcc Haag, thans gedetineerd, geschorst hoofdcommies van het Centraal Bureau voor de Statistiek, terzake van verduistering in dienstbetrekking. Blijkens verklaring van den adjunct-di recteur van het genoemde Bureau was ver dachte hoofd van de 4e afdeeling van het Bureau en als zoodanig belast met het comptabel beheer van het geheele bureau. Hierbij bestond een rechtstreeksch verhou ding tusschen verdachte en de Algemeene Rekenkamer. Verdachte was reeds langer dan 25 jaren bij het Bureau in dienst. Het laatste half jaar was hij echter met ziekte verlof. Voorts werd als getuige gehoord de heer Van Zwijndrecht, commies bij het Centraal Bureau voor Statistiek, die verdachte's kas heeft gecontroleerd en daarbij tot de conclusie is gekomen, dat er een groot te kort was, nl. van ruim 24.000. Met ze kerheid kon getuige verklaren, aldus ant woordde hij op nadere vragen van den ver dediger, dat er minstens 12.000 verdwe nen moet zijn. Nog werd gehoord de heer Hoogtcyling, referendaris bij de Algemeene Rekenka mer. Deze meende, dat het gemis van elke directe controle van grooten invloed is geweest op den omvang van de gepleegde fraude. Een bijzondere verhouding van de Rekenkamer ten opzichte van deze admi nistratie bestond er, volgens getuige, niet. Naar getuige's meening zou het tekort pl.m 25.000 beloopen. Verdachte verklaarde, dat hij sedert 1908 hoofd van de 4de afdeeling was. Door bijzondere omstandigheden is hij er toe gekomen, geen scherp onderscheid te ma ken bij het beheer van de rijksge'den en van zijn privé-gelden. Hij bewaarde ten slotte de gelden in één kas. Verd. gaf toe, dat hij gelden van het Rijk ten eigen bate heeft gebruikt. Hij is daartoe gekomen, doordat zijn persoonlijke uitgaven wel eens to hoog waren en doordat hij ongeluk kig had gespeculeerd. Naar verdachte's meening kan hetgeen hij voor zichzelf heeft gebruikt nooit een bedrag van 24.000 be loopen. Verdachte meende, dat het be drag hoogstens 12.000 kan zijn geweest. Hij bestreed bovendien, dat hij feitelijk de bedoeling heeft gehad de gelden te ver duisteren. De 12.000 zou hij ook wel bij elkaar hebben kunnen krijgen, als bij do gelegenheid daarvoor gehad had. Verdachte erkende volkomen zijn ver antwoordelijkheid, hoewel deze feitelijk, in verband met het te weinige personeel enz., niet doenlijk was. Het O. M., waargenomen door mr. Pol man, achtte het gebeurde van zeer ernsti- gen aard. Hij meende in verband met de getuigenverklaringen het be Tag van 25.000 te mogen aannemen. Naar spr.'s meening is controle uitgebleven, omdat verdachte dat zelf niet wilde. Hij voelde toch, dat hij op een hellend vlak stond. Spreker meende, dat het gebeurde van te emstigen aard is om een voorwaardelij ke straf op te leggen, ook al houdt men re kening met verdachte'sieeftijd en zijn staat van dienst. Eisch: 9 maanden gevangenisstraf. Verdachte's raadsman, mr. A. M. do Groot, wees er op, dat het berekende te kort van 24.000 is verkregen langs theo- retischen weg. Dat verdachte echter dat geheele bedrag zou hebben verduisterd, behoeft absoluut niet het geval to zijn. Wel geeft verdachte toe, dat hij ongeveer 12.000 voor zich heeft gebruikt, maar pl. vroeg zich af, hoe verdachte aan dat be drag komt. Buitendien is pl. overtuigd, dat verdachte geenszins het opzet heeft gehad om to verduisteren. Dat heeft hij nooit ge wild. Pl. bestreed, dat er kwade trouw is geweest van de zijde van verdachte. Voor het geval, dat de Rechtbank het opzet wel bewezen mocht achten, drong pl. op de uiterste clementie aan. Het volko men gemis aan controle verklaart en ver zacht het gebeurde voor een groot deel. Mede in verband met verdachte's gezond heidstoestand bepleitte mr. de Groet onleg ging van een voorwaardelijke straf. Voor de preventieve werking is een onvodr- waardelijko straf hier niet meer noodig. Preventieve werking hebben verdachte's arrestatie en ziin in voorarrest houden ge noegzaam gehad. Uitspraak 3 April a.s. De Rechtbank heeft veroordeeld:' P. de V., stations-assistent bij de spoor wegen, wonende te Berkel en Roden- Tijs, en H. H., arbeider bij de spoorwe gen, wonende te Rotterdam, wegens het veroorzaken door schuld van gevaar voor het verkeer over een spoorweg, tot resp. 60 boete subs. 30 dagen hechtenis en 25 boete subs. 25 dagen hechtenis. ONGELUKKEN. SLACHTOFFERS VAN HET VERKEER. Auto te water gereden. Een 16-j arig meisje omgekomen. Gisterenmiddag is ter hoogte van het eerste gesticht to Veenhuizen een luxe- auto van den garage-houder Ham te Hau- lerwijk, die zelf den wagon bestuurde, te water gereden. De chauffeur heeft waar schijnlijk de bocht in den weg niet kunnen halen, zoodat de auto in de Dwarswijk te recht kwam. Behalve den bestuurder was in den wagen gezeten de ongeveer 16-jari- ge dochter van den heer Doesburg Smit te Veenhuizen. Onmiddellijk werden alle po gingen in het werk gesteld om het meisje te redden en het mocht den heer v. d. Laar gelukken de drenkelinge uit den auto op het droge te brengen doch toen bleek dat de levensgeesten reeds geweken wa ren. De autobestuurder was zonder hulp uit het water gekomen. UIT DE RADIO-WERELD. f Prograrr.rr.a's voor Donderdag 22 Maart. Hilversum, 1060 M. 12.Politieber. 12.30— 2.Lunchmuziek door het Trio Groene veld. 3.-4.Uurtje voor Wees- on Zieken huizen door Mevr. Ant, v. Dijk. 4.4.30 Huisvrouwenhalfuurtje doof Mej. S. v d. Hoop: Het bezighouden van kinderen. 5.30—7.15 Concert door het Omroep orkest. Paul Pul, bariton. 7.157.45 Engelscho les voor gevorder den. 7.45 Politieber. 8.15 Aansluiting van het concertgebouw te Amsterdam. Dirigent Dr. Willem Men gelberg. In de pauze v. h. Concertgebouw spreekt Dr. P. H. Ritter Jr.: De nar uit de Ma- remmen, van C. M. Scharten-Antink (Boe kenpraatje). 10.40 Dansles door C. Klinkert. Huizen, 341 M. (Na 6 unr 1950 M.) 12.30—1.45 N.C.R.V. Concert. 6.7.N.C.R.V. Cursus paedagogick (Cursus B., daarna C.), door prof. Wate rink. 7.7.30 Cursus Boekhouden. 7.30—8.N.C.R.V. Cursus paedagogiek (Cursus A). 8.N.R.O. Uitzending uit Den Holder. Het stafmuziekkorps der Kon. Marino (Symphonie), kapelm. L. Leistikow, Har moniekapel „Winnubst", Dir. H. M. Schen kels. Oranje Harmoniekapel, Dir. A. Haan stra. Kerkkoor der O.L.Vr. Kerk „Canti- mus Domino", Dir. N. Bouchier. St. Cae- cilia, Dir. organist A. J. Leeuwens. Dub- belmanr.enkwartet „Internos", Dir. A. J. Leeuw ens, Geref. zangver. „Hallelua", dir. Joh. F. Asma. Heldee's Mannenkoor, Dir. A. J. Leeuwens. Jo Mecuw^e, viool. C. Kor- ver, L. en T. Sole (Duetten en terzetten). Spr. L. Quant, Schout bij Nacht en W. Houwing, burgemeester van den Helder. Daventry, 1600 M. 10.35 Kerkdienst. 11.20 Gramofoonmuziek. 12.20 Solistenconcert. 1.202.20 Gramofoonmuziek. 2.50 Lezing: Early nasts. 3.20 Vesper in de Westminster Abbey. 3.50 Vastenpreek. 4.05 Causerie. 4.20 Orkestconcert. 5.20 Concert-orgelbespeling. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Landbouwber. 6.40 Muziek. 6.50 Nieuwsber. 7.05 Dansmuziek. 7.20 Lezing: New novels. 7.35 Chopin's piano-nocturne's. 7.45 Lezing: Lord Shaftesbury. 8.05 Vaudeville. 9.20 Nieuwsber. 9.35 Lezing: China. 9.50 Nieuwsber. 9.55 Chariot's uurtje. Vroolijke muziek en zang. 10.50 —12.20 Dansmuziek. „R a d i o-P a r i s"t 1750 M. 10.50—11.— Concert. 12.50 Orkestconcert. 1.20 Kinder-halfuurtje. 4.055.05 Klassiek uurtje. Fransche bal laden. 8.50—11.20 Kwartetten. Langenberg, 469 M. 12.251.50 Orkestconcert. 5.20—6.20 Orkestconcert. 7.20 „Cosi fan tutte" (So machen's Alle), kom. opera in 2 acten van Mozart. Daarna tot 11.20 Dansmuziek. Brussel, 509 M. 5.20—6.20 Kindcruurtje. 8.35 Orkestconcert. 9.2010.35 Mozart-concert. Ontvangtoestellen voor blinden. In Zweden heeft zich een nationaal co mité gevormd, dat zich ten doel stelt de blinden in dat land van een radio-ontvang toestel te voorzien. Tot op heden konden reeds 450 apparaten worden uitgegeven. FEUILLETON. HET HUIS OM DENHOEK Uit het Engelsch van: Louis Tracy. (Nadruk verboden). 19) HOOFDSTUK VII. Ben je er zeker van dat het Percy is? Vroeg Armathwaite. Zelden had hij iemand gezien, die er zoo vermoeid en troosteloos uitzag. Na dien eersten blik en een lusteloos gebaar gaf de vreemdeling geen enkel verder leeken van herkenning. Hij leek volkomen uitgeput, zoowel lichamelijk als geestelijk. Of ik er zeker van ben? herhaalde het meisje. Natuurlijk. Niemand anders dan Percy zou zoo iets doen; en nu is hij natuurlijk dood-op van dat geweldige eind loopen op 't heetst van den dag en zeker op zijn dunne lakschoenen. Zonder te spreken, naderden ze het hoopje mensch dat daar zoo verslagen op het gras zat aan den kant van den weg. Ar mathwaite onderdrukte een glimlach, toen hij zag dat de wandelaar werkelijk dunne lakschoenen droeg. Percy! riep het meisje. Percy keek op. Hij wree? met zijn vinger langs zijn nek, tusschen zijn boord, met ®en onhandige beweging. Hallo, Meg! zei hij. De begroeting *as zeer mat. Wat kom jij in vredesnaam hier doen? vroeg het meisje. ;k Weet het niet. Ik ben dood-op, dat is het eenige wat ik weet. Armathwaite glimlachte, maar Margue rite kon zich niet inhouden en barstte in lachc uit. Er is niets om te lachen, was het kla gend protest. Ik heb vroeger altijd ge dacht, dat Engeland een beschaafd land was, maar nu heb ik gezien, dat het maar gedeeltelijk bewoonbaar is en dit stuk hoort zeker niet bij de bewoonde streken. Zeg, Meg, jij nam toch ook een kaartje tot Ley burn, niet? J a. Maar jij hebt deze tocht door het moerland toch zeker niet gemaakt? Natuurlijk wel. Nu, ik wou, dat ik dit geweten had voor ik wegging, dan was ik nooit naar Yorkshire gekomen. Weer draaide hij onhandig zijn nek ik de nauwe stijve boord. Na een nieuwsgierig glurenden blik in de richting van Armath waite vestigde hij zijn grijsgroene oogen weer strak op den grond. Percy, vertel me alsjeblieft, waarom je gekomen bent, riep Marguerite. Er is thuis toch niets gebeurd? Neen, daar is alles in orde. Edie stuurde me. Waarom? - Jij had gezegd dat je zou telegrafee- ren of schrijven. Teen er geen telegram kwam gisteren en vanmorgen geen brief, heeft ze me in den eersten den besten trein gezet, om te zien wat er met je ge beurd was. Waar ben ik hier eigenlijk? Dicht bij Elmdale. Het spijt me 1 ->1 erg, Percy. Ik kon gisteren onmogelijk ie- legrafeeren of schrijven. Ik heb vandaag een brief gestuurd Dicht bij Elmdale? riep hij. Mis schien wat de inboorlingen hier dichtbij noemen Neen, 't is niet veel meer dan een mijl, arme Percy! Ik was gek, stapel idioot! Zie je dat koffertje daar? en met een somberen blik staarde hij naar een kleirt leeren koffertje naast zich. Ik heb dat vervloekte ding, met precies hetzelfc'e erin, honderd keer als vrachtgoed of als bestelgoed verzonden en ze beweerden altijd dat het ongeveer zeven pond woog. Dat is absoluut een vergissing. De spoorwegmaatschappij moet er hoopen geld bij ingeschoten hebben. Het weegt een ton, als het niet meer is. En ik heb er een kleine vijftig mijl mee gesjouwd, minstens. Ik, die er zoo 't land aan heb, om dingen te dragen, heb er mee gesjouwd of mijn leven ervan afhing. Het is uren en uren ge leden dat ik in Leyburn aan het station uit stapte. Ik vrceg zoo'n kerel hoe ver of het was naar Elmdale over het moerland. Hij wees me den weg en zei: 't Is een stevig eindje, mijnheer. Ik klom een heuvel op. die minstens vijf mijl hoog was hooger dan de hoogste berg in Europa waar ik ooit van gehoord heb en ontmoette een an deren man. Is dit de weg naar Elmdale? vroeg ik. Ja, zei hij. Hoe ver nog? vroeg ik. Nog een aardig eindje, mijnheer. Ik dacht dat ik hoogstens1 die heuvel af te loo pen had en sjouwde maar door. Toen ik mijlen en mij'en geloopen had, kwam ik weer iemand tegen. Hoe ver is 't nog naar Elmdale?, vroeg i ik. Dat is nog maar een eindje, mijn- heer! was 't antwoord. Dat gaf me den ge nadeslag. Ik sleepte me nog een paar mij len voort tot hier aan toe, maar toen ik dien heuvel zag, gaf ik het op. Lieg er niet om, Meg ik wil liever hier aan dra weg sterven. Hoever is 't nog naar Elmdale? Misschien wil mijnheer Armathwaite je koffertje wel even dragen en je kunt mij een arm geven en dan ben je in 20 minuten op de Grange. Het is alles heuvel af na dit eerste eindje. Mijnheer Armathwaite?, vroeg Percy loom, zonder acht te slaan op den beleef den glimlach van den ander bij deze halve voorstelling. Ja, de nieuwe bewoner van ons huis. Ik heb nooit iets over een nieuwen be woner gehoord. Dat is niet zoo'n wonder, Marguerite's stem klonk bijna bits. Ik zou nu maar opstaan, tenzij je denkt dat wij je een ma tras en een deken zullen brengen. De jongeman stond op. Zijn vertoon van vermoeidheid was geen aanstellerij. hij was een lange, opgeschoten jongen, niet gebouwd voor athletische bravourstukjes en de lange wandeling over den blakeren den heuveligen weg was te veel voor hem geweest. Hoe maakt U het? zei hij, terwijl hij zijn doffe oogen naar Armathwaite op sloeg. Uitstekend, zei deze opgewekt, ter wijl hij den koffer opnam. En Jat zult u morgen ook zeggen. U zult eens zien hoe het mee zal vallen, nu u voelt zoo dicht aan het einde van uw tocht te zijn. Dat voel ik al twee uur lang, wel twintig keer dacht ik dat ik er was, klonk 'net klagende antwoord. Armathwaite knikte vriendelijk. Percy Whittaker leek hem een slappe jongen en zijn manier van spreken trof hem als hu moristisch. Overigens schonk Armathwaite maar weinig aandacht aan hem. Hij had veel meer belangstelling voor Marguerite Ogilvey's houding. Zij was merkbaar ge- iriteerd, óf door de geaffecteerdheid van haar vriend, of over de geheele wijze van optreden. Het meisje word echter vertee- derd toen ze zag hoe kreupel Perev liep. Ze stak haar arm door den zijnen en het drietal zette zich in beweging. Hoe vaak heb ik je al niet gezegd, ste vige schoenen met dikke zolen te dragen, zei ze. Ik zelf kan flink loopen, maar ik ga ook niet met pantoffels over deze moerwegen. Is 't niet zoo, mijnheer Ar mathwaite? Je schijnt te vergeten dat ik niet droomen kon, toen ik vanmórgen uit Cheshire ging, dat ik zoowat half Yorkshi re zou moeten door-tippelen, protesteerde Whittaker. Ik begrijp ook eigenlijk niet waarom je gekomen bent, zei Marguerite. Dat kon ik zelf ook niet helpen 't was Edie's verlangen. Maar waarom? Wel.eh. Als je bedoelt, omdat je wist, dat ik ben weggegaan met hel plan om jongens- kleeren te dragen, hoef je niet zoo gege neerd te doen. Mijnheer Armathwaite weet er alles van. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5