ras MODERNE DICHTKUNST. STADSNIEUWS. TWEEDE BLAD „DE LEIDSCHE COURANT" ZATERDAG 10 MAART 1928 Twee nieuwe stichtingen van groote cultuur historische beteekenis Het nieuwe Pauselijke Instituut voor Christelijke Oudheidkunde in het Russische Seminarie „Het Russicum" Door Prof. FRANZ XAVERIUS ZIMMERMAN.N te ROME. Nog slechts enkele weken geleden heeft Paus Pius XI het nieuwe wereldmuseum voor het Missiewezen en Volkenkunde in het Pa.eis van Lateranen geopend; thans heeft hij de eeuwige stad weer verrijkt met twee nieuwe inrichtingen van groote cul tuur-historische waarde, het nieuwe Pause lijke instituut voor Christelijke Archeologie en het Russische Seminarie „Het Russi cum'. Op het Esquilinum in Pome, vlak bij de kerk van Santé Maria Maggiore, ontstaat zoo langzamerhand een heele stadwijk met katholieke gebouwen. Het Pauselijk insti tuut voor Oostersche aangelegenheden, hei Bijbelmstituut, het College der Lombar- dijnen, het Russisch College en het Insti tuut voor Christelijke oudheid zullen er verrijzen. Z.Em. Kard. Pompili, Vicaris van Z. H. voor het bisdom Rome, verrichtte de Li turgische inzegening der gebouwen, waar na Z. £m .Kard. Uasparri in naam des Pausen het instituut opende. Bij de plechtigheid waren tegenwoordig de kardinalen Vanutelli, Merry del Val, Bisleti, Elirle, Pompili, Tacci, alsmede tal van diplomaten, die bij den H. Stoel geac crediteerd zijn, de leden der Pauselijke hof houding, Bisschoppen en Prelaten, en ver schillende vertegenwoordigers van weten schappelijke instellingen en vereenigingen. De plechtigheid had plaats in de groote aula van het instituut waar tusschen groen en Pauselijke kleuren borsbeelden prijkten van Paus Pius XI en van J. B. de Rcssi, de grondlegger van de wetenschap der Chri- telijke Archeologie. De directeur van het instituut, Mgr. Kirsch, hield de openingsrede en ging de oorsprong en de geschiedenis na van het Pauselijk instituut, de inrichting, en de groote beteekenis van de wetenschappe lijke navorsching der getuigenissen en ge denkteekenen der eerste ecuwen der chris tenheid en der eerste christenen. Na Mgr. Kirsch sprak in naam van de Pauselijke Commissie voer gewijde arche ologie Mgr. Respighi, die in herinnering bracht de werkzaamheden der commissie, gesticht door de Rossi, en die nu een waardigen zetel ontvangt in het gebouw van het instituut. Eindelijk nam Z. Em. Kard. Gasparri het woord, cm te spreken over a! hetgeen Z. H. de Paus verwacht van het nieuwe instituut voor de kerk en voor de weten schap. Niet genoeg kunnen de getuigenis sen en gedenkteekenen der eerste eeuwen van het Christendom bestudeerd worden. Naarmate ze meer bestudeerd en door grond w-den, zullen ze meer de onfeilbare waarheid van de Katholieke Kerk bewij zen. Het is de wil van den H. Vader, dat de jongere geestelijken een goede archeolo gische opleiding ontvangen, en dat is juist het groote gewicht, dat de H. Vader hecht aan het nieuwe instituut voor christelijke oudheidkunde, dat de Kardinaal, in naam des Pausen geopend verklaarde. Zaterdag werd insgelijks op hetzelfde terrein, naast het Pauselijk instituut voor christelijke oudheidkunde, de eerste steen gelegd van het Russisch college of Insti tuut voor Rusland dat den naam zal dra gen van „Russicum". Z. Em. Kard. Sincero, voorzitter van de Pauselijke commissie „pro Russia", legde den eersten steen, na dien volgens liturgisch voorschrift gewijd te hebben. Het groote steenblok werd in den grond gelaten, waarna Mgr. d Herbigny een redevoering Meld, over het doel, dat Z. H. Paus Pius XI beoc-dn met de stich ting van dit nieuwe college. Niet alleen zullen jonge Re sen hier hun wetenschap pelijke en geestelijke opleiding ontvangen, om als katholieke priesters te gaan werken in hun vaderland en onder hunne landge- uooten, maar tevens zal het instituut een centrum zijn, van waaruit alle acties voor Rusland zullen voorbereid en geleid wor den. Het instituut staat onder de bescherming van de H. Theresia van het Kindje Jezus en wordt opgetrokken naast de aloude kerk van den r. Antonius Abt, volgens de plan nen van Prof. Munot. Bij de plechtigheid waren tegenwoordig de kardinalen Vanutelli, Bisleti, Lncidi, Tacci en Ehrle, evenals Mgr. Sanz de Samper, Maggiordocm van Z. H. den Paus. en Mgr. Caccia Dominiani, Maestro di Camera van Z. H. Mgr. Paglialunga schreef een latijnsch© oorkonde, welke onderteekend door de kardinalen en hooge autoriteiten in den steen was opgesloten. Bultefit Weekoverzicht. Maart is de Lentemaand. Op den 21sten behoort de schoone Lente haar joyeuse entree te maken, doch de grillige jonge dame houdt zich niet altijd aan den af gesproken tijd. Zoo scheen dit jaar de Ler.te reeds in Februari te willen komen en zij verraste ons op een serie milde zon nedagen, welke niemand zoo vroeg had durven verwachten. De wintel-ssen wer den uitgetrokken, lichte pakken voor den dag gehaald en menigeen bekeek z'ri stroohoedje van verleden jaar, of het nog meekon. Doch de gunsten en glimlachjes van juffrouw Lente rijn erg wispelturig, soms kan zij vreeselijk ijzig doen en een zomersche dag gevolgd door een hagel bui is geen zeldzaamheid. Volkenbond. De Volkenbond is eveneens nog in het lente-stadium van zijn ontwikke.ing. Zoo nu en dan een zo mersche dag, die heel wat belooft, en vlak daarop een hagelbui of een nachtvorst, die elk optimisme bedenkelijk doet afkoelen. Zoo hebben wij deze week het eindre sultaat gezien van de besprekingen en vergaderingen der Volkenbondscommissie voor arbitrage en veiligheid. Zooals giste ren gemeld, heeft dezo commissie de tek sten van zes modelverdragen opgesteld, welke ongetwijfeld een milde zonnige at mosfeer van veiligheid te voorschijn zul len roepen tusschen de volkeren, als.... ze nu ook maar werden toegepast. Want de ontworpen zijn voorloopig nog niets meer dan dat; ze zijn niets meer dan mo dellen welke de commissie aan de regee ringen wenscht aan te bevelen. Tot Juni is de commissie uit elkaar ge gaan en in dien tussehentijd hebben de regeeringen der verschillende landen gele genheid om de modellen eens te bekijken. In Juni zal dan de commissie de ontwerpen in tweede lezing behandelen. Of ze dan veel verder zal komen, staat nog te be zien. Intusschen valt niet te ontkennen, dal de commissie, gelijk Benesj opmerkte, al thans den weg heeft aangewezen, dien men in moet slaan om de veiligheid te verhoogen. Keurt straks in September do Volkenbondsvergadering dezen wegwijzer goed, dan zullen de ontwerp-verdragen ongetwijfeld, gelijk Politis opmerkte, groot moreel gezag genieten. De volgende week zal nu weer de z.g. voorbereidende commissie, onder leiding van den hcor Loudon bijeenkomen en dan zal aan het lielit kernen of de arbeid van de Veiligheidsccmmissie nu ook waarlijk heeft bijgedragen tot vergemakkelijking van de taak der commissie-Loudon. De zitting van de Veiligheidscommis- sie is deze week voor het groote publiek als een nachtkaars uitgegaan, omdat zij geheel óp den achtergrond geschoven werd door de bijeenkomst van den Volken- bondsraad. Waar zonnen als Chamberlain, Briand ö'n Stresemann aan den politieken hepiel verschijnen, daar verbleken de klei ne commissie-sterren. De Raad vergadert momenteel in het publiek en in 't geheim en de leden maken ouderling afspraakjes. Van al dat gedoe zijn de geheime af spraakjes de belangrijkste, doch men komt er niet veel van te weten .Van de open bare vergaderingen kemt men alles te we ten, doch niemand interesseert zich daar voor. De belangrijkste kwesties, welke aan de orde zijn, kunnen teruggebracht worden tot een paar. Vooreerst heeft de Raad besloten om een commissie van on derzoek in te stellen inzake de bekende wapensmokkelaffaire in Hongarije. Van deze commissie maakt ook onze gedele geerde Jhr. Beelaerts van Blokland deel uit. Deze commissie mocht zich echter niet naar Hongarije begeven, om daar een zelfstandig onderzoek in te stellen, doch kreeg alleen de bescheiden en papieren te bestudeeren, welke de Hongaarsche regee ring haar voorleggen zou. Het deel van dit onderzoek is dan ook niets anders dan na te gaan of een onderzoek, zooals Frank rijk en de Kleine Entente gewensckt had den, nuttig en wenschelijk is. Zoodra de commissie haar rapport zal hebben uitge bracht, misschien is elders in dit blad (Buitenland of Telegrammen) de inhoud van dat rapport reeds gepubliceerd zal de Raad zijn beslissing nemen. De landen der'Kleine Entente wenschen een onderzoek door militaire deskundigen en vervolgens een inspectie door geheil Hongarije naar verboden wapens. Hongarije -verzet zich hiertegen en ver moedelijk zal van zulk een straffen maat regel niets komen, omdat het machtige vrienden in den Raad heeft. Italië bij voorbeeld dat nauwe betrekkingen met de Hongaren aankweekt en waar de machine geweren vandaan zouden zijn, en Duitsch- land dat nog een bijzondere reden he.eft, om in deze zaak aan Hongaarsche ziide te staan. Deze bijzondere reden is dat de Volkenbondsraad uitgenoodgdi is, een procedure vast te stellen die in dergelijke omstandigheden later ook tegen Duitsch- land toegepast zou kunnen worden, indien het in militair opzicht dingen mocht doen welke het bij het- tractaat van Versailles verboden zijn. Men herinnert zich dat, na de afschaf fing van de militkire controle door de ge allieerden in Duitschland. de vraag hce de Volkenbond handelen moet in gevallen, waarin een nieuw onderzoek daar noodig geoordeeld mocht worden, niet afdoende geregeld is. Duitschland's waardigheid zou tegen het denkbeeld van nieuwe potten kijkers in zijn arsenaal in verzet komen, zoo goed als men nu Hongarije zulk een houding ziet aannemen. Het laat zich, als men op de berichten uit Genève af mag gaan, aanzien dat de Volkenbondsraad de gevoeligheid der Hongaren zal trachten te ontzien, zonder natuurlijk de Kleine En tente voor het hoofd te stooten. De ver wachting is daarom dat de inspectie zal geschieden door een commissie van bur- derlijke deskundigen die technisch niet voldoende op de hoogte zijn, om scherp toe te kunn°n k:;ken. Andere overwonnen sta ten zouden dan een precedent hebben, om zich op te beroepen, wanneer hun latei- het vuur te na aan de schenen gelegd werd. Van de andere behandelde onderwerpen noemen wij nog de benoeming van een commissie van onderzoek naar den finan- cieelen toestand van Portugal in verband met een verzoek van dit land om onder de auspiciën van den Volkenbond een lee ning te mogen aangaan, de behandeling van het Hongaarsch-Rcemeensche^ geschil en het verzoek aan Spanje en B-azilië om de motieven, welke indertijd tot hun uit treding uit den Bond geleid hebben, nog eens te herzien. Spanje is gepaaid met de onderteekening van een Fransch-Spaansche overeenkomst inzake Tanger, waarbij aan verschillendp Spaansche verlangens voldoening wordt gegven. Vermoedelijk zal Spanje dan ook wel weer terugkeeren. Omtrent de houding van Brazilië is men minder optimistisch Z u i d-T i r o 1. Zaterdag hoeft Mus solini het zijne gezegd in cke Zuitl-Tiroler kwestie. „Voor de laatste maal, zoo verklaarde hij, ,.zal ik over de Zuid-Tiroolsche kwes tie het woord voeren. Een volgende maal zullen de daden spreken". Men mag hieruit opmaken, dat nog niet onmiddellijk sprake is van het terugraopen van den Italiaanschen gezant te Weenen. Maar Oostenrijk is nu gewaarschuwd, want met de daden, die een volgende keer zullen spreken, zal wel deze terugree-ring in de eerste plaats bedoeld zijn. Niet alleen echter, want Mussolini waarschuwt dp Oostenrijkers tevens nok, dat Italië wel eens zou kunnen weigeren om goedkeuring te hechten aan een nieuwe Oostenrijkscho leening. Men zal dus in Oostenrijk moeten blijven zwijgen over het onrecht, dat tegen de Duitsche bevolking in hrt door Italië geannexeerde Tiroclschc gebied wordt be gaan.... als men niet den toorn van den Duce wil wekken. Erger echter dan dezo dreigementon jegens Oostenrijk zijn de dreigementen, die Mussolini uitte jegens liet thans ïtaliaan- sche Zuid-Tirol zelf. Hier zal de Duitsche bevolking nog scherper en strenger de op permacht van het fascistisch Italië tc ge voelen krijgen. De Zuid-Tirolers zullen de gevolgen heb ben te dragen van de sympathiebetuigingen hunner volksgenootcn in Oostenrijk. Voor de redevoeringen i:i don Costenrijkschen Nationalen Raad zuilen zij worden ge straft en wellicht meent Mussolini door aldus de Zuid-Tir:iers a's gijzelaars to doen dienen van hot „goed gedrag" van Oostenrijkers en Uijksdrits-' e:s, de stom van hen die tegen het in Z -id-Tirol be gane onrecht protesteeren tct zwijgen te kunnen brengen. Misschien zou dit dreigement nog ©eni gen indruk kunnen maken, als het reeds begane onrecht niet zoo groot was. Maar na hetgeen van fascistische zijde reeds is gedaan ter onderdrukking van de nationa liteit en de taal van de Duitsche Zuid- Tiroleis. zal het dreigement, dat „als de anti-Italiaansche campagne aan gene zijde van den Brenner voortduurt, alle publica ties in vreemde taal zullen worden onder drukt", weinig indruk meer kunnen ma ken. En in Zuid-Tirol èn daarbuiten zal men wel overtuigd zijn, dat ook bij het diepste stiliwijgen het lot der Zuid-Tirolers bezegeld is. Trouwens Mussolini heeft dal in ronde woorden erkend: Voor het „ger manisme" is bet spel verloren, zoo zeido hij. Tirolers, Oostenrijkers, heel de wereld moeten het weten, „dat aan den Brenner met zijn levenden en zijn dooden heel Italië de wacht houdt". Overigens heeft het geen zin op de rede van den Duce nader in te gaan. Alleen is nog wel van belang te vermelden, dat Mussolini zich eenvoudig van alle beloften en verklaringen van vroegere Italiaansche 1 regeeringen heeft vrijgemaakt. „De fascis- I tische regeering, al toonde ze dan ook de verdragen te eerbiedigen en te wil'en uit- 1 voeren, acht zich geenszins gebonden aan meer of minder vage en rhetorische toezeg gingen van lieden, die stelsels en regeerin- gen vertegenwoordigen, welke door de fns- j cistische revolutie intusschen zijn te niet gedaan". Dat wil dus zeggen, dat bij de inter pretatie van de vredesverdragen, die het I gezamenlijk werk zijn van de geal'ieerden, het fascistisch Italië niet gebonden zou zijn aan de verklaringen en opvattingen van de i Italiaansche gedelegeerden, die aan het I gemeenschappelijk vredeswerk deelnamen. Dat is zeker een standpunt waarvan de i aanvaarding in strekking en beteekenis verre uitgaat boven de bijzondere kwestie het hier thans gaat. VI. Dr. P. C. Boutens door Sw. In dichtend Nederland is, zooals we in dertijd uitvoerig bespraken, Henriëtte Ro- land Holst de grootste. Met het oog op de I belangrijkheid hadden we bij deze serie niet met Geerten Gossaert moeten beginnen maar met P. C. Boutens, die onmiddellijk na H. Roland Holst. j Waarom we hem tot dusverre niet be- I spraken Eenvoudig omdat we er tegen opzagen. Het is zoo moeilijk in een gewoon cou- ranten-artikel Boutens te behande- len, zoodat men een eenigszins zuiver j beeld van hem krijgt. Boutens is een na- tur, die niet maar zoo ineens in zijn dich terlijke fijnheid wordt aangevoeld. Zijn poëzie eisclit misschien nog veel meer rus tige verdieping dan die van Roland Holst. Boutens is in wezen mystiek, wijsgeeriger, De plastiek zijner verzen is misschien vol maakter dan die van Roland Holst. Maar juist het eigenaardige in Boutens, dat Dirk Coster noemt „een mystiek keer- schen over lot en leven" maakt hem moei lijke te benaderen. Wij komen daarop nog terug. Boutens is in 1870 en werd na voltooi ing zijner studiën leeraar in Den Haag, waarbij hij nog steeds werkzaam is, en j zich niet hot minst onder de beeldende kunstenaars vrienden heoft verworven. Zoo schijnt 't ons niet zonder beteeke nis, dat juist Toorop en Konijnenburg zich i aangetrokken gevoelden om het fijne ge- zicht van den dichter tot voorwerp van I hun kunst te maken. Toorop teckende hem in 1009 in iets meer dan profil en nog- 1 maals in 1921 en face cn liet prachtige portret, dat Konijnenburg schilderde, kan men op 't oogenblik bewonderen in „Pul- chri Studio" in Den Haag, waar ecu eore- tentoonsteliing van laatsgonoemdcn schil der is ingericht. Voor beide schilders, die bij allo persoonlijk verschil toch ook weer zoo veel gemeen hebben, moest juist het eigenaardig psychisch wezen van Bou- tens een buitengewone aantrekkings kracht bezitten. Beide zijn sterk psycholo gisch aangelegd. Toorop diep indringend, door zijn sterk int uit lef aanvoelende zicls- assimilatie; Konijnenburg met meer be wust iutelleetueele verdieping; 7o orop naar de wijzo der MiddeleeuWsohe primi- lieven, Konijnenburg naar de wijze der Renaissance. Beiden idealiseeren: Toorop naar de meer vergeestelijkte zijde, Konij nenburg naar de zijde van 't intellect en der realiteit. En geen van beiden doet ten slotte afbreuk aan de realiteit. Ik voel tusschen de beide schilders en den dichter een zielsgemeenschap, een in algemecne lijnen gemeenschappelijk stre ven, al wijken de levensbeschouwingen in engeren zin uiteen. De beide schilders overwonnen het ira- j pressionisme en keerden zich tot hot sym bolisme; in Boutens wordt ter ze'fder tijd het individualisme overwonnen. Bleven de mannen van '80 in hun eerste gedichten j gevangen in de schoone betrachting en het soms koesteren van hun eigen aandoenin- I gen, in Boutens wordt de persoonlijke smart I gesublimeerd tot hooger schouwing, sym- j bool dikwijls van de smart der menschheid. Maar dit treffen van eigen aandoeningen op hooger plan doet zijn taal verstrakken tot. een sereen spel van lijnen, zijn vers verpu- ren tot een volmaaktheid van rh.vthme, zijn vers-melodie verinnigen tct een fijne muzi kaliteit, die den gewonen lezer niet altijd j onmiddellijk aanspreken, 't Is cr mee nls j met do symbolische werken van de beide schilders, die we noemden, 't Zijn meerma- len verbeeldingen van ideeën. Ze eisclien scherpluisterend indringen in hun wegen; I ze eischen onbevangen zich openstellen I voor de woordenval' en het becldenrhythme zooals men bij de beide schilders onbevan gen en zonder vooropgestelde principes bet lijncnrhythme moet volgen en de conceptie op zich moet laten inwerken. Dan komt na korter of langer tijd van- zc'f do openbaring der schoonheid! Bij alle drie is sterk de beheerschte ont roering. Toorop uit nog het meest zijn inner lijke bewogenheid, maar heeft die toch noo:t zóó den vrijen loop gelaten, dat zijn geniali teit uitbrandde in een vlammende apo theose. Het mag in dit verband wel even in herinnering worden gebracht, dat de I Tachtigers, die zich niet vernieuwden, bin- nen korten tijd uitgeput waren en vervielen I in eindclooze zelfherhaling, zooals b.v. j Kloos, terwijl zij, die na het eerste woeden I der jeugd tot vernieuwd levensinzicht kwa- j men, zich in stijgende linie ontwikke'den. Voor den kunstenaar is beheersching, een zekere iutelleetueele controle op zijn eigen J schepping, een onwisbare voorwaarde om frisch en productief te blijven. Bij dichters cn schilders is die intellectueele controle I noodzakelijk. Menig jong kunstenaar voelt na de eerste uitingen van zijn kunst plotse- ling, dat hij niet verder kan. Hij staat voor een tweesprong: óf nieuwe wegen kiezen, óf I bij het oude blijven, dat dan evenwel spoe- dig verstart. Konijnenburg verstaat door zijn intellec- I tueele controle de kust zich te verbergen, terwijl men toch achter het intellectueele de worsteling, de spanning der emotie gevoelt. Iets dergelijks viel op te merken bij den dichter Geerten Gcssaert. Boutens heeft dat heel sterk. Zoo'n kunst is altijd voornaam van allure. Men bedenke wel, dat het geen verward heid of een loutere aardigheid is, om hier beurtelinge dichters en schilders te noemen en van do litteratuur telkens over te sprin gen naar de schilderkunst. Wij meenen in dit artikel enkele figuren in het wijder ver band der kunst te moeten stellen, om dui delijk te maken, dat het eigenaardige streven naar symbolisme, dat is: verdiept levensinzicht te geven door een kunst, die het symbool bezigt, in de 20 jaren vóór den oorlog bij alle representatieve geesten op het gebied van alle kunsten te vinden is. Als men de werken van Toorop, Konij nenburg, Verster, Voerman, beschouwt, dan ziet men hoe zij zich uit het impressionisme los maken en het symbolisme zoeken, tot ze het vinden in een bepaald werk. Het is met de dichters niet anders. Henr. i Roland Holst vertoont in haar eerste ver- zen (1893) nog de invloeden van het indi- vidualisme. In de „Nieuwe Geboort" (1902) j is dat overwonnen en staat het mensch- heids-ideaal, zooals zij dat ziet in het so cialisme, voor haar. De eerste bundel van Boutens „Verzen" verschijnt in 1898. Van Deyssel, een echte j Nieuwe Gidsman, schrijft er nog een voor- rede bij. Deze „Verzen" vertoonen ook nog heel wat Tachtiger invloeden. Sterker evenwel is de invloed van Gorter, die na i zijn „Mei" ook reeds een andere richting gekozen had, zooals we indertijd in onzo opstellen over „Sociale Lyriek" uitvoerig hebben aangetoond. Enkele jaren later in 1900 men lette op de jaartal'en verscheen de tweede bundel: „Praeludiën". De naam is teeke nend. De dichter is aan de oude invloeden ontworsteld en zal zijn eigen wegen zoeken. In de „Praeludiën" hoort men Boutens, maar zijn verzen hebben neg niet die vol- raaaktheid van klank en rhythmc, die ze j later zullen krijgen. Men lette op de jaar- I tallen. j Ongeveer aan dezelfde jaartallen kan j men 't kiezen van 'n nieuwe richting en het I komen der persoonlijke zelfstandigheid bij schilders als Toorop en Konijnenburg aan wijzen. Er zat iets nieuws in het geestes leven der representatieve figuren cn dat moest er uit. In verband hiermee zij er nog aan herinnerd, dat Derkinderen in '89 zijn Processie en in '91 zijn Bossche wandschil deringen voltooide en Diepenbrock tusschen '90 en '93 zijn beroemde Mis. Bij allo ver schil van personen en kunsten welk een groote algemeene lijn. BRIEVEN VAN EEN WANDELAAR. XXXI. Boerhaave blijft, waar hij nu staat. Do Raai heeft gemeend den bezemden man on oolc het naar beroemdheden speurend pu blick een dienst te bewijzen, door het voor stel tot verplaatsing naar üen Rijnsburger- weg af to 'wijzen. In dezo voordracht zaten veel zwakke plekken en ook de argumenta tie van de handhavers op oe huidige plaats was zeer zwak. B. eu W. hebben uo over plaatsing verdedigd op grond dat, waar nu liet ziekenhuis is saamgcbracht, in een dorp van gebouwen, waar nu dus hot oude ge bouw aan de bestemmng, zou worden ont trokken, het noodig was, de groote Boer haave, in brons gegeten, meer in het cen trum van die wetenschappelijke stichting onder te brengen en er toe mee te werken, dat de mediscne studiosen op het zien van den grooten geleerde, zouden worden ge ïnspireerd tot ijverige studie en het gloeiend verlangen den man na te volgen in het. bereiken van het grootst mogelijke rendement van een exacte studie. Dit en nog andere twijfelachtige argumenten vul den het prae-advies en hebuen bij ver schillende raadsleden allichtelijk een ze kere twijfel gewekt, althans werden die argumenten niet zoo sterk aangevoeld als de samenstellers van het prae-adyies wel zullen hebben verwacht. En toen zoowat door verschillende sprekers de grond was ondergraven, viel niet het standbeeld, doch liet voorstel van B. en W„ dat dooryde zeer zwakke verdediging er ook al niet pakkender op was geworden. Zoo het' raadsve.slag lezende, meenen wij dat één belangrijk argument onaangesneden is gelaten en wat zeker van grooten invloed up ue beslissing had kunnen zijn, n.l. het stand-argument. Immers, nu staat Boer- havo met den rug enz. naar het ziekenhuis cn op do nieuwe plaats had hij zich met het aangezicht gekeerd naar het zieken huis-complex. Men heeft er niet aange dacht, aan deze meer fatsoenlijke pose, wat jammer is. Echter niet voor do stu denten. Deze zullen zich de les van B. en W. benutten en het zien van het stand beeld alleen zal hun inspireeren tot inten ser studie en zal dan tenminste dezo goe de zijde hebben, dat de burgerij zal ver schoond blijven in de toekomst als uit vloeisel van dit officieel geopend gezichts punt van tal van dingen, die misschien erg studentikoos, doch zeer zacht gezegd, erg onmannelijk zijn. Zoo heeft dan hot aanhangig maken in den Raad toch nog een lichtzijde en zal het dienen van do we tenschap meerdere en rijpero vruchton dragen. Waarmede groote belangen wor den gediend. Nog een ander punt van de in den Raad van Maandag behandelde agenda is eenigo regelen waard. En dan bedoelen wij de benoeming van den adjunct-directeur van Gemeentewerken. Deze benoeming is ons daarom zoo sympathiek, omdat de heer Bronckhorst, naast de groote capaciteiten die hem natuurlijk als no. 1 op de voor dracht hebben gebracht, R. K. is. Dat hij uit een zoo groot aantal sollicitanten is gekozen in die belangrijke functio, is het beste bewijs van zijn gedegen en erkende kunde. Bij informatie bleek ons dat do nieuwe functionaris in Utrecht tal van groote werken heeft tot stand gebracht en aan een groote technische kennis paart 'n zeer goed economisch inzicht, dat hij do zaken niet alleen ambtelijk, doch ook za kelijk van financieel standpunt weet to bezien. Wat voor een gemeente, als Lei den, waar binnen kort tijdsbestek velo groote werken moeten worden uitgevoerd, van zeer groote beteekenis is. Want het schijnt ons toe dat in leidende ambtelijke kringen nog te weinig wordt gerekend met do financieele draagkracht van do ge meente en nog al te veel domineert de zoo verkeerde meening dat de dienst, welke men heeft te leiden, de meest gewichtigen is en dat er nog maar steeds een schepje op kan. Wij meenen geen orakeltaal to spreken als wij beweren dat er in alle diensten nog aanmerkelijk kan worden bezuinigd, als men slechts den durf heeft oude woekerplanten met tak en wortel uit te roeien. Economisch beheer is voor een gemeente, evenals voor een particu lier bedrijf, een zoo voorname factor, dat wij niet schromen te beweren, dat, als men dat verwaarloost, men een groote mate van slordigheid aan den dag legt niet alleen, doch een ernstige sabotage pleegt op den gezonden en richtigen gang van zaker» Ambtenaren, die deze zoo voorname deugd niet kunnen in practijk brengen, deden beter hunne verantwoor delijke positie in betere en bevoegder handen over te geven. Daarom verheugt het ons des te meer, dat de nieuwe ad junct-directeur blijk heeft gegeven econo misch inzicht te bezitten en met zijn chef kan samenwerken op dusdanige wijzo dat zij groote diensten aan do gemeente kunnen bewijzen. Dat wij hier opmerkten, dat deze func tionaris R. K. is, sluit nog niet uit, dat wij van meening zijn, dat door ons gemeente bestuur vóél te weinig Katholieken worden benoemd. Vroeger gaven wij reeds aan dat het percentage R. K. in gemeentedienst 8 cn veel te laag is. Ts het niet lich- lelijk bevreemdend, dat alle hoofden van de verschillende diensten in Leiden niet R. K. zijn; dat onder het ambtenaren- j corps ten stadhuize b.v. slecht» een en-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5