JAN TOOROPf Onze litteraire medewerker, de heer N. J. Swierstra, zendt on3 het volgende artikel. Nu ik mij er toe zetten wil, 'n indruk te geven van Toorop's kunst, voel ik paa hoe moeilijk liet is. dit klaar te spelen m een paar kolommen, van een couranten artikel. Men zou een heel blad lot zijn beschikking moeten hebben om dezv groote figuur eenigszins recht te doer, wedervaren. A'leriei technieken had hij onder de knie; allerlei werkwijzen heeft hij toegepast; zeldzaam veelzijdig was zijn kunstenaarschap; uit een innerlijk, conflictenleven werd de harmonie dei schoonheid geboren. Jan Toorop behoort tot de schliders- generatie, die omstreeks I860 geboren werd. Breitner, Eloris Verster, Veth, 'lhorn Pricker, Isaac Israels. Vincent v. Gogh en andere sieraden der Hollandsche schildersschool waren zijn tijdgehooten. Tusschen 1880 en '90, als ook in de let teren een geweldige ommekeer komt, doet deze schildersgeneratie het eerst van zich spreken. Ook bij al de genoem den treft het individualisme. .SteiK uitge sproken persoonlijkheden zijn zij en uiten dit door hun werk, evenzoo als Kloos, Van Eeden, Verwey, Van Deyssel, enz. in hun litterairen arbeid. In het midden der Tachtiger jaren ver toeft Toorop veel in België. De Vlaam- sche velden met hun fijne glooiingen, hun kronkelende stroomen en hun manche at- mospheer trekken hem. Maar niet minder trekt hem het Vlaamsche volk en daar onder vooral de tobbers, de wroeters, de armen en ellendigen En van den begmne af schildert hij geen, alleen uit schilderlijk oogpunt mooie maar overigens fragmentarische geval letjes. Neen, hij schildert het leven, zoo als zich dat uit in zijn tegenstellingen. Hij tracht het te belichten uit liooger gezichts punt. Hij voelt de eenheid des levens. Dat is de romantische trek in zijn werk. Een romantische levensvisie ziet de men- schen en de dingen altijd in onderling verband en in onderlinge afhankelijkheid. De dingen, de verschijnselen staan niet op zich zelf, zij hebben op zich zelf ge nomen geen waarde; zij zijn tijdelijke verschijningsvormen van eeuwige ideeën Er is één groot en diep verband, dat al les samenhoudt; één beginsel waaruit al les voortkomt. Een schilderstuk van Toorop is van den beginne af ideeën- werk, hoe realistisch het er in den eer sten tijd mag uitzien; hij is psychologiscl realist. We denken aan „De Gauwdief" (1SS4). Men ziet een Vlaamsche boerderij; 'n oude boer kijkt nadenkend toe, hoe de I veldwachter een dief wegvoert. In al deze I menschen gaat iets om; men ziet het aan 1 de gelaatsuitdrukking, aan de houding. Een kind zit ip de nabijheid en speelt, on bewust van 's levens tragiek, met een zonnebloem. In de verte strekken zich de velden onder den lach der zon. Toor op heeft hiermee niet enkel maar een stukje realiteit willen geven; het geval is sterk psychologisch; hij demonstreert: zóó is het leven en zóo verhouden zich de menschen onder bepaalde omstandig heden. Wijsheid, ondeugd, gerechtigheid en onschuld zijn naast elkaar te vinden en achter en boven alles de eeuwigheid. De eerste wérken van Toorop zijn alle gehouden in een donker gamma, 't Leed der wereld drukt hem. Men denke aan de stukken in de Borinage vervaardigd; „Voor de werkstaking" en „Na de werk staking". Hij zit vol revolutionaire gevoe lens en zoekt de schooiers en verschop pelingen in hun duister bestaan. Er is dan geen romantiek in den meest gangbaren zin van het woord in zijn werk, maar wel in den hoogeren zin, dien we aangaven. En hij drukt dit uit door het alles bin dend licht. Het Romantische bij Toorop sluit als het ware onmiddellijk het tragische in zich. Overal is de strijd; er is geen mogelijk heid de noodwendigheid van den strijd te ontvluchten; de zwakke worstelt met de wetenschap, dat hij verliezen zal en toch wordt hij tot verzet gedreven. Men denke aan de „Bomschuit" uiit 1890, den Katwijkschen tijd. Het zware trekken en worstelen der mannen en paarden. Mryar de zee in haar eindeloosheid en donkere dreiging is machtiger en toch móeten die mannen vechten om hun behoud. Reeds in deze werken zit het symbo lische. Het echt Romantische tragische is in begin wel steeds symbolisch. Later ontwikkelt zich dat symbolische meer uitgesproken. Zijn sj'mboliek spreekt zich uit door de figuren, door de onder werpen van zijn teekeningen. Maar die onderwerpen zouden het niet doen, wan neer zij niet juist in Toorops lijnen wa ren gegeven. Het is juist die forsche, strakke lijn met hartstocht neergezet, die lijn vol markante breuken en wijkin gen, die de symboliek zoo magistraal doet spreken. Geen enkele onzer Hollandsche sch'lL.rs tezit het geheim van die l:;n en wie hem mei in navolgt vervalt onmid- delijk tor weinig zeggende karakter'oos- hcid. Het geheim van Toorop lijnt.li spel is wellicht on-Hollandsch. Hij zelf stond immers sterk onder den invloed van niet-Hollanders als Ensor en de Prue-ra- phaèilietui, en de heriditaire visie van zijn K' .cisch-Oostersche afkomst doet hem ingen aan de hand, waartoe geen ras-I ander ooit zou kunnen komen. Daai zal Toorop's symbolisch werk ook ncoi imand aanspreken, wiens ziel de Oosteioche mentaliteit niet kan aanvoe len. Wie hem niet aanvoelt vindt hem niet natuurgetrouw; hij begrijpt niet dat Toorop in de allereerste plaats vergees telijking bedoelt; hij voelt niet de magi sche kracht van èn lijn en kleur. Toorop is colorist, maar in heel ande ren zin dan b. v. Breitner en Verster. Uit uitsluitend schilderlijk oogpunt zijn deze beiden zonder twijfel grooter. Zij trachten aan het kleurenleven der wer kelijkheid hun eigen zieleleven te demon- streeren. Een Ainsterdamsche gracht van Breitner in een oneindige weekP van tinten, een stilleven van Verster, dzich Het bericht van het heengaan van Jan Toorop, een van onze grootste Neder- landsche schilders, komt niet onverwacht. Sinds geruimen tijd was hij lijdende en, al waren de berichten eerst wat /hoopvol, al spoedig bleek, dat zijn toesiand ernstig was. Nu is ook hij heengegaan. Johannes Theodoor Toorop werd te Poerworedjc op Java geboren. Hoewel hij reeds op zijn veertienden jaar Indië heeft verlaten, heeft hij in zijn trékken steeds dat, wat wij „het Indisch" zouden willen noemen, behouden. Het schijnt, dat liij plan heeft gehad naar zijn land terug te keeren, want na zijn jaren aan de H. B. S. gaat hij als Indoloog naar de Leidsche hoogeschool. Dat duurt niet lang, want de kunst roept hem. Hij blijft eenige jaren op de Amsterdamsche Academie voor schoone kunsten, in 1881 en 1832, waarna hij met zijn vriend Derkinderen naar Brus sel trekt voor de studies aan de Brussel- eche Academie, waar hij zich weldra in impressionistische richting ontwikkelt. Hij schildert in 18S4 o.a. „De gauwdief" en „Le respect de la mort". Het is nog wat ongemanierd, maar we zien hier al eer poging om een eigen weg te gaan. Het eerste werk is een eenvoudig geval, niet zonder bedoeling om te ontroeren. Langs een Vlaamsche boerderij gaat oen jonge gauwdief voorbij, vastgehouden door den „Champêtre". Eenoude boer kijkt pein zend toe en een jong kind begrijpt niets van het geval, al spelende met een zon nebloem. Die tegenstelling tusschen den ouden man en het kind is goed gevonden. Uit de eerste jaren dateert ook het zelfportret in Javaansch gewaad, dat in In 1890 wordt hij geïnspireerd tot „Orgel klanken". Van April 1890 tot Mei 1892 ver blijft hij te Katwijk, waar hij het doek „de Golf' schildert, waarin hij neiging toont voor het decoratieve. Tegelijk ontstaan zijn psychisch behandelde portretten, zoowel geschilderde als geteekende o.a. van dr. Doorenbos, van Beta de Waard, waarvoor Jan Veth in de Nieuwe Gids van 1892 de aandacht vroeg. Dan komen de potloocf- teekeningen van kinderen en jonge meisjes. Zijn belangstelling voor de Ivatwijksche visschersjongens uitte zich door de oprich ting van een instituut voor werkverschaf fing. Hij liet hen koperdrijfwerk maken, lampen en andere verbruiksvoorwerpen, die in Den Haag werden gekocht. Vanaf dien tijd, 19011902, besloot hij de ver schillende materialen, voor versiering van gebouwen aangewend, zelf te maken. Hij vestigt zich in Den Haag en sticht er met den bekenden Th. de Bock de Haagsche kunstacademie. Reeds toen be gon hij zich symbolisch te uiten o.a. in „les Ródeurs". Tegenover de mannen, die in hartstocht» naar de vrouw opzien, staat de non, als symbool van het reine in het onschuldige meisje. Verder in „de jonge generatie". Ook hier weer symbo liek in het jonge meisje tegenover de oude vrouw. In het zelfde jaar (1892) ont stond „O, grave, where is thy victory". Ook nog in 1S92 teekende Toorop „de drie bruiden", waar de symbolische en rhythmische decoratieve richting tot een heid werden en welke aanleiding werd tot de latere samenwerking met den ar chitect Berlage. Maar in dit werk komt DANTE het museum Boymans te Rotterdam is te zien. Toorop, die nog te weinig bekend is, woont met den schilder de Greux te Maghelm in het Vlaanderenland. Hij lijdt armoede, want hij kan zijn werk niet verkoopen. Hij wordt lid van „le Vingt" te Brussel en voelt zich in die dagen tot de arbeiders aangetrokken. Hij gaat vervolgens met Verhaeren en Jules Destree naar Londen De ellende en de weelde daar ontroeren hem. De weelde werd in „Trio Fleuri" weergegeven, de ellende in het sterk im pressionistische doek „Before the house of refuge" dat van 1887 is. Voor liet toe vluchtsoord voor ongelukkige schipbreuke lingen des levens wachten oude mannen en vrouwen wier gelaat en wier lichaam de ellende, de droefheid van hun bestaan weergeven. Teruggekeerd naar België blijft hem het lot der minstbedeclden treffen. Hij wordt geinspireerd door beroeringen onder de mijnwerkers en hij maakt de doeken „Voor de staking" en „Na de staking". Als in een angstig voorvoelen, zitten, op het eer ste schilderij, een werkman en zijn vrouw in een zomeravond. De man kijkt angstig voor zich heen, de vrouw heeft de lippen op elkaar geklemd, in berustend verzet tegen wat komen zal. In het tweede doek torsen een werkman en een kjeine jongen bet lijk van een in opstand gedooden werkman, gevolgd door een treurende vrouw met kind. In 1887 krijgt hij den prijs Willem III. Hij vertoeft nu tijdelijk in Den Haag en wordt bij een bezoek aan Brussel ziek. iRTRET ook tot uiting zijn neiging tot bet Katho licisme. Na een opnieuw verblijf te Katwijk in 1900 komt in 1901 en 1902 zijn arbeid aan de Amsterdamsche beurs. Tegelpaneelen, friesversieringen wandschilderingen aan effecten- en graanbeurs. Na zijn arbeid aan de beurs gaat hij naar Gent én Parijs, waar hij een bewonderaar is van Maurice Denis en Vincent d'Indy. In 1905 gaat hij met zijn dochter over tot de Katholieke kerk. Nu kan liij geheel zich zelf zijn. Hij schildert in de nieuwe St. Bavo to Haarlem, te Rolduc, vervaardigt altaar stukken, de kruiswegstatie van de R. K. Kerk te Oosterbeek, het glasraam voor de herdenking van Maghelans, de kerkramen voor de St. Jozefkerk te Nijmegen, enz. Met dit werk vragen zijn gepointileerde landschappen en portretten van „geloo- vige boeren" do aandacht. Zijn „Apostelfiguren", waarvoor hij tij dens zijn verblijf te Domburg Zeeuwsche boeren nam, zijn prachtig van lijn en tee- kening. Zijn portretten zijn vermaard. Bekend zijn die van Monseigneur Gallier den bis schop van Haarlem, van douarière van Zuilen, van dr. M. C. Raaymakers, dr. At* riëns, prof. dr. Schors, jhr. de Savornin Lohman. pastoor van Straelen, en de mach tig geteekende kop van Dante. Met Toorop gaat een groot Neder- Iandscli kunstenaar, die na lang zoeken en telkens weer veranderen toch einde lijk zijn eigen weg gevonden heeft, heen. In 1858 geboren, bereikte hij den leef tijd van negen en zestig jaar. MIJNWERKER die tot rust en droom is geneigd. Hij is een scherp onileder van karakters. Daar door kon de mensch zich voor hem niet. verbergen. Het typische, liet karakteri- seerencte van de ziel, dat voor menig een achter een masker verborgen wordt gehouden, werdt door hem onmiddellijk ontdekt en in het portret aangegeven. Diepe menschenkennis kan alleen ge grond zijn op diepe menschenliefde. Dat begint bij Toorop al bij het kind. Wie heeft nooit met ontroering de talloöze fijne kinderkopjes van hem gezien met die groote diepe vraagoogen, nog onbe wust van 's levens leed en zorgen. Oogen, waaruit een wereld van on schuld straalt. Hoe fijn, hoe tragisch is dat alles gedaan, n.aar ook, hoe innerlijk sterk. Er zijn portretten van jonge maagden in de lentebloei des levens, de oogen vol van te verwachten geluk. Er zijn portret ten van mannen en vrouwen in de kracht des levens, die wilskrachtig en wetend tegenover de werkelijkheid staan, zaken lieden, diplomaten, geleerden en pries ters, en uit hun oogen. uit hun trekken leest men wie zij zielkundig zijn. Er zi.in portretten van grijsaards en vrouwen, die met de iidelheden der wereld heb ben afgedaan en in wie het leven verstild is tot een aristocratische en wijs-berus tende schouwing. Talloos velen hebben voor Toorop geposeerd: kinderen van bevriende familiën, die hij teekende b'oe- menrein als engelen; en van de min of j ter Berlage heeft indertijd Toorop decc ratieven zin machtig geinspireerd, waai^ an we de vruchten zien in de plateau' aangebracht in de Amsterdamsche beui Toch is dat decoratieve bij Toorop eer: geheel tot zijn recht gekomen na zi overgang tot de Katholieke Kerk. d De kunstenaar, die van te voren steet zocht en zoekende zijn innerlijk leve verrijkte, heeft zich na dien tot zijn vol mogelijkheden ontwikkeld. Nieuwe stroi B men van inspiratie vloeiden hem steec o toe, de krachten der ziel, gesteund doc:e zijn sterk en innig vroom geloof, blevew tot de laatste inzinking.op 't uiterste gek spannen. De rijkdom, dien de Kerk kaa gaf, was hem onuitputtelijk. En zeer z< iter is er geen enkel schilder van deze 1 tijd aan te wijzen, die meer invloed hee g op den smaak van het volk. De talloos en goede reproducties van zijn werkei ri die men alom vindt wijzen er op. Dooie zijn-kunst heeft hij zijn eigen leven ven diept, maar niet minder dat van talloo velen. Toorop is een element onzer cula tuur geworden van onberekenbare be i; teekenis. i Vele geslachten zullen hem daarvooe zegenen. Hij ruste in vrede. z Woensdag heeft de uitvaart plaats in dl B Kerk in dc Elandstraat en de begrafenii daarna op de begraafplaats aan de Kerkhof1 laan. APOSTELKOPPEN in, verrassende kleurenwemeling nauw gezet aan Ge werkelijkheid houut, is te vens de openbaring van rijk innerlijk schilderleven. T oorops innerlijk leven is niet muider rijk, maar het uit zicii niet door zich de beperking der werkelijkheid op te leggen. Toorop zoekt in de werke lijkheid de idee en transformeert daar voor cie vormen en kleuren. L'at is geen onmacht, maar veeloverwogcn beginsel. Rijker is hij dan bovengenoemaen in aleriei technieken, waarin hij een virtuoos meesterschap bereikt, hij legde zich toe op het maken van droge naaldetsen, ge woon zwart en wit en ook gekleurd, de teekening wordt met de etsnaald gekrast in koper of zink en daarna afgedrukt, hij lithographeerde. waarbij de teekening eerst wordt gekrast in een steen; 'nij maakte houtsneden. Men bedenke, dat ieder dezer materialen zijn eigenaardig heden heeft, waarmee de kunstenaar re kening moet houden en waaraan de afge drukte teekening haar bijzondere eigen aardigheden ontleent, hij bewerkte sgraf fito, d. w. z. bewerkte de natte kalk van muur-vlakten om deze te versieren; hij bewerkte koramiek, kunstaardewerk; hij vervaardigde koperdrijfwerkhij be kwaamde zich in het glasbranden wat hem te stade kwam bij 't uitvoeren van de gebrandschilderde ruiten in de Nij- meegsche Sint-Joseph. Wanneer Toorop eene of andere opdracht kreeg in ver band met de architectuur van een ge bouw, bepaalde hij zich niet tot het in leveren van ontwerpen en teekeningen, maar zorgde dat hij zelf de technieken J verstond en uit ken voeren of ten minste de uitvoering zelf kon leiden. Op alle mogelijke gebied van decoratieve en toe gepaste kunsten bewoog hij zich. Zoo vervaardigde hij te Domburg ontwerpen voor kunstnaaldwerk, welke hij in een I daarvoor ingerichte school liet uitvoeren. J Wat het meest treft in Toorop is zijn i sublieme portretkunst. Dit houdt nauw verband met zijn diepte van menschen kennis, zijn kijk op karakters. Hij begrijpt de Westersche psyche met haar zin voor activiteit even goed als de Oostersche ild a iai hel meer bekende persoonlijkheden noemi wij alleen maar: Mevr. Van Schend a Generaal Drabbe, Stefan George, Me\ te Beets, de dichter Houtens, Alphons Di penbroek, Miek Jansen, Jhr. De Savorn m Lohman, Alphons Ariëns, P. Raaymake Pater Borromeus de Ureve, Mgr. Callie de Koningin-moeder, Hugo Verriest lal van anderen. Er is geen denken aa üt op het bizondere van al deze portrette te wijzen,, die alle karaktertypen zij^e, Als revolutionair begonnen, humaniti geworden, zoekt hij het symbolische weet dit ten slotte zijn vollen inhoud geven als hij in 1905 Katholiek wordt zijn teekenkunst tot haar hoogste mog lijkheden opvoert. wi De portrettist toont zich hierbij ook z zijn volle kracht. Wij denken aan de b i kende apostelkoppen, groot realistische maar psychologisch realistisch opgevain Echte koppen van werkmensche Zeeuwsche boeren en visschers, vol ee voud en kracht en ongeschokt geloia: geestelijke krachtmenschen zonder h vernis van uiterlijke cultuur, zooals w,t met uitzondering van Paulus, de Apost j len ook hebben te denken. i Men kent ook die andere teekeningte van Zeeuwsche boeren, met verweert markante koppen. Men kent de kinde kopjes in aanbidding voor 't Allerheig h'gste en de uitdrukking van devotie, diei door het lijnenspel en de uitdrukking d^ oogen onnavolgbaar meesterlijk is weele gegeven. Men kent de vele Madonnam< met hun uitdrukking van hemelsei Ifs liefde of zevenvoudige smart. Men ke ia eindelijk de talloos vele voorstellingt s van den Christus en de heerlijke ser Kruiswegstaties in de kerk van Ooste z beek. Met altijd decoratieve in het wem van Toorop, waarop wij nog niet den voal len nadruk legden, kon vooral in zi|Gi Katholiek werk tot zijn recht komen, er Kerken en kapellen zijn nog altijd tte- aangewezen plaatsen, waar een kunstiel naar met decoratieven aanleg zich heei schoonst kan uiten, afgezien van enkeft openbare wereldlijke gebouwen. Ilf De samenwerking met den bouwmee id

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 8