derde blad „DE LEIDSCHE COURANT' ZATERDAG 3 DECEMBER 1972 DE WAARHEID BOVEN AL Het zeggen van de waarheid kan zijn i moeilijkheden hebben. Daar zijn altijd menschen, die de waar heid niet kuDnen verdragen. Ofwel zijn ze ontzettend vasthoudend van aard, zoodat ze hun meening nooit prijs geven, en meenen zelf immer alles het beste te weten; ofwel voelen zich door ide waarheid ontmas kerd in hun daden. Zij deden iets in stilte, worden nu ontdekt in hun kwaad doen; ze deden iets in het openbaar, den kend. dat toch niemand het zou wagen, legen hen op te treden, en do waarheid tou zwijgen; komt de waarheid dan voor den dag, dan volgt vertoorndheid en zoo mogelijk wraak. Het ie daarom menigmaal heel moeilijk tfe waarheid te zeggen; doch van den an deren kant, do waarheid kan en mag zich niet laten verdringen. De waarheid gaat hoven alles, de waarheid moet uitschitteren de felle zomerzon aan heldere lucht. De waarheid is onverdraagzaam in dien ;in, dat zij naast zich niet duldt den leu- Sen of het bedrog, waarmede de overtre- ing van Gods wet gelijk staat. Zoo wordt er veel geleden om wille van de waarheid. Hij, die in dwaasheid iets verkeerds heeft gedaan, lijdt door de ken- der waarheid, en het kost dikwijls zeer yeel voor zich zelf aan die kennis toe te geven en het misdrijf te herstellen. De hoogmoed in het menschelijk opzicht spe len hier gewoonlijk een leelijke rol bij. Van den anderen kant moet ook veelal hij om wille der waarheid lijden, die den moed heeft de waarheid te zeggen, te ver dedigen tegenover degenen, die haar heb- n geschonden. En laten we er ook niet bij vergeten, dat idegenc, die waarheid zeggen moet ook lijden Van door menschenvrees of lafheid, welke bij toch zichzelven in stilte verwijt, wanneer hij niet durft optreden, waar hij feifelük voor de waarheid moest uitkomen Och, waren alle menschen waarl Een voorbeeld van optreden voor de waarheid vinden we in den Boelgezant, 'Joannes den Dooper. En hij heeft zijn waarheidsliefde moeten bekoopen met den 'dood Wii kennen reeds den haat der wetge leerden en farizeeën tegen dezen boete prediker. Wü kennen ook do vreugde van Joannes den Ponper, toen hij vernam den toeloop Tan volk tot Jezus. Wij kpnnen ziin uitroep; ÏJij moet groo- ïer worden, en ik kleiner. Hef een samenwerking geweest van verschillende krachten, die Joannes heb ben ten ondergebracht, zooals het met meerdere profeten het geval is geweest. Niet alleen de farizeeërs, wien hij de Waarheid had gezegd, hadden aan Joannes het laM: misschien werd hij nog meer ge haat en ter dood gezocht door een vrouw. Ed vrouwenhaat gaat ver. Waf was de geschiedenis? Aretas. wiens eebicid grensde aan dat var Herodes. Hun huwelijksleven was on gestoord. Toen echter Herodes op reis ging raar Rome, naar den keizer, nam hij zijn intrek in het huis van zijn Voer, Philip- genaamd. die als ambteloos burger leefde, misschien te Jerusalem Daar maakte Herodes kennis met de vrouw van Ph'lipmis. Herodias, en voelde zich tot haa- aangetrokken. zoo«iat hij met haar durfde spreken over huwelijksplannen Herodias, die liever wilde schitteren als de vrouw van een koning, dan de trouw to bewaren, die zij gegeven had aan een ambteloos man, als Phiüppus, stelde de eisch. dat Herodes zijn gemalin zou ver- itoofen Zij kwamen daartoe overeen, en wanneer Herodes zou teruggekeerd zijn uit Rome. zou hij Herodias als zijn gema.- lin binnenleiden in ziin huis. Herodias had aan Pbilinpus een dochter geschonken, en deze werd door hare moeder medegevoerd is Herodes' huis. Aldus werd de God van Israël gehoond te midden van zijn volk door dezen Idu- maeêr: gruwelijke ereernis wend gegeven door hpm, op wien aller oogen des volks tich richtten, die er soms 'van hield den Israëliet en vertegenwoordiger van zijn volk te spelen. In dien tijd nu, toen Herodes Herodias in ziin huis binnenvoerde, vinden we Joan nes den Dooper in de uitoefening van zijn predikambt bezig, predikend en doopend aan de overzijde van den Jondaan, maar in het gebied waar het schandelijke feit van huwelijksontrouw en overspel zich voordeed. Joannes predikt boetvaardig heid, dreigt, als voorlooper, met den schrik voor het komende gericht, en naast hem, op den gewijden grond, trotseert Autipas vanaf den troon, ten aanschouwe van het verzamelde volk, juist dengene, dien de Dooper verkondigt, dien hij aan kondigt, als „komend met den wan in de hand." Dat kan en mag Joannes niet laten voor bijgaan zonder meer. Hij is aan zijn volk en aan zijn ambt verschuldigd hier op te treden. En de geweldige boeteprediker, ge huld in zijn kemelsharen boetekleed treedt voor den vorst op zijn troon in statiege waad en zegt hem de waarheid verkondi gend het gebod van God: „Het is u niet ge oorloofd, de vrouw van uw broer te heb ben." In dat woord beëindigde de profeet zijn trafrede, die ook de andere misdaden van Herodes hem onder het oog had ge bracht. Voor den vorst, die slechts werd gevlijd er zinnelijk gekoesterd, door zijn hofbe ambten en vrouw, was dit woord van Joannes indrukwekkend, maar ook haat- en wraakwokkeud. Toch was hij te laf, toch had hij nog te veel ontzag voor dezen waarheid-spreken den boetgezant, zoodat hij hem niet aan stonds durfde grijpen en bestraffen. Wij kunnen nu hieruit begrijpen, dat JoanDes het veiliger vond om heen te gaan naar het Noorden bij Aemon, om de wraak ran den vorst en meer nog van diens ge griefde, onwettige echtgenoote, te ontloo- pen. Hij voelde zich achtervolgd door vijan- tn; vandaar zijne vreugde, dat onder de menigte het woord van Christus ingang vond. Zoo immers kon hij, Joannes, zijn taak van Voorlooper langzamerhand als afgedaan beschouwen. Hoe het juist ver- loonen is, meldt de geschiedenis niet. Het is echter volstrekt niet zoo onmoge lijk, dat de farizeeërs, kennend nu het voorgevallene aan het hof, over'uiod van de woede van Herodias, die haar zinnelijken valschen echtgenoot wel zou aansporen, het er op hebben aangelegd, dat door He rodes het bevel werd gegeven lot gevan genneming van Joannes, en zij hem aan den vorst hebben uitgeleverd. Treffend voorval, dat do mannen, die ouder het Joodsche Volk de leiders waren en de kenners der oude profetieën; dat degenen, die op de hoogte moesten zijn met öet werk van den Voorlooper. hier. dien „Engel" overleveren aan Herodes, den vijand'van Israël, den vreemdeling, den Idumaeër. Was Herodes hem doen zal, komt ook nee'- alzoo op de schouders der volksleiders, die hem hebben verraden. Ten Oosten van de Doode Zee, ligt, in een wilden bergkloof de moeilijk toeganke lijke vesting Macherus. Daarheen liet He rodes zi.in gevangene overbrengen. Onmiddellijk boven Macherus ligt het gebergte, waar eenmaal Mozes stierf en begraven werd. Zoo zullen de eerste profeet der Joden ifatSSKlWuen. Mo* van Belofte hunne werkzaamheid beëindi gen Doch het werk van den Voorlooper is nu nog niet geheel ten einde. Wanneer we ons afvroegen waarom het aan He-odias niet gelukte nu reeds Joan nes te doen dooden. wat ze toch zeker ver langde. dan kan het antwoord niet anders luiden," dan dat de vorst toch nog zelf te veel eerbied bezat voor dezen gevangene, en dat hij bang was het volk, dat Joannes zoo hoog als profeet vereerde, te verbitte ren De vrees dus weerhield hem. Zelfs heeft Herodes veel met Joannes in de ge vangenis gesproken; hij vroeg hem om raad. en volgde dien menigmaal op. Aldus moest ook deze slechte mensch toch de deugd en heiligheid, de wetenschap van Joannes huldigen. Maar de verzinnelijkte man vond niet de kracht, om op het woord van zijn Gevangene, zijn eigen leven te verbeteren. De zinnelijkheid verlamt de wilskracht en doet den mensch blind zijn voor het kwaad De Evangelisten verhalen ons dan, dat Jesus, gedreven door den Geest, wederom terugkeerde naar Gatilea; zeker niet om Herodes te ontloooen, daar Judea niet. en Gal ilea wel aan diens macht onderworpen was. Jesus heeft meerdere malen den haat zijner vijanden ontloopen. omdat zijn uur nog niet gekomen was. Hij kende de vijand schap der farizeeërs vanaf zijn eerste op treden in den tempel, en die haat was er niet op verminderd, doordat velen Jesus volgden en Zijn Doopsel ontvingen. Daarom trok Hij zich terug uit Judea. reizend door Samaria, waar wij Hem zul len aantreffen hij den put van Jacob, zich bekend makend als den Messias. BRIEVEN VAN EEN STEDELANDER. "Wie niet in de practijk zit, laat aich licht door de theorie om den tuin leiden. Dit beb ik zelf ondervonden op het ge bied der bestrijding van de crimina'iteit. Vóór ik dit ambtelijk moest betreden had ik natuurlijk wel gehoord en gelezen van den Italiaanschen menschenkenner Lombroso, die aan allerlei uiterlijke ken- teekenen kon zien of zijn medeschepselen al dan niet van misdadigen aanleg wa ren. Verbazend knap en gemakkelijk ook: men bie d zoo'n door Lombroso getee- kende maar in de galen en men was be veiligd tegen zijn booze oogmerken. Men zal begrijpen, dat mijn aandacht dan ook zeer gespannen was toen ik voor 't eerst een onmiskenbaar Lombroso-type aangekondigd zag als komende in mijn da- gelijksche omgeving. Het bewuste jongmensch was in ,,de Stukken", welko hem vriendschappelijk voorafgingen, zoo duidelijk geteekend, dat ik hem terstond herkende toen hij met •enig* makkers nader trad. Hij was niet alleen ontegenzeggelijk lee- lijk wat op zichzolf ge'ukkig nog niets „bewijst" maar o: die onheilspellende kenteekenen. Hij had zonderling gevorm de, wijd-uitstaande ooren; zijn gezicht was niet symmetr'sch, zijn voorhoofd „vluch tend", kortom: hij was een ventje om Lombroso te doen watertanden, als hij - - - maar tevens misdadig had willen we zen. Laat ik u evenwel eerlijk verklaren, nooit beter kereltje te hebben ontmoet. Na den mispas, we'ke hem met „stukken' verrijkte, deed hij nooit meer iets, dat Lombroso in 't gelijk stelde, noch zoolan ik hem dagelijks om mij heen had, noch later, want als 't dan mis ging hoorde ik dat wel. Sindsdien stelde ik gewoonweg geen vertrouwen meer in dien Italiaanschen ge'eerde, met wiens verzekeringen 't gaat als met de weervoorspellingen: komt wel eens uit en 't komt wel eens niet uit. In 't laatste geval spreekt men ner gens meer over; in 't eerste geval heet het: ziet ge wel dat ik ge'ijk heb gehad. En op deze toevalligheid wordt dan de reputatie als weerprofeet gevestigd Ik bedoel hiermede natuurlijk niet wetenschappolijko weervoorspelling, zoo als die van het Meteorologisch Instituut te De Bilt, waar men trouwens zelf niet an ders dan van „verwachting" spreekt, maar die van den volksmond, welke b.v. aller lei weerveranderingon vastkoppelt aan do schijngestalten der maan. Dit hemelli chaam heeft wel invloed op ebbe en vloed wat heel begrijpelijk is doch kan het niet laten dooien of vriezen, al verzekert ,men" dit ook hardnekkig, hierin ge stijfd omdat het toevallig wel eens uit komt. Zoo gaat het ook met wie aan Lombroso wil blijven ge'ooven. Dezo menschenkenner heeft het inder tijd in zooverre goed getroffen, dat de mo derne wereld wel graag van zulke theo rieën huldigde om zoodoende de harde leer van schu'd n straf, grond vindend in den van schuld en straf, grond vindend in den vrijen wil der menschen, opzij te kunnen zijn bloeitijdperk lijkt met toch wel voorbij. Zou dit ook niet het geval wezen met i voor moderne crimino'ogen o zoo ge makkelijke erfelijkhe'dstheorie? Wie gewoon het dagelijksch leven gade slaat moet reeds van haai' onhoudbaar heid overtuigd raken. Hoe vaak komt het toch niet voor, dat uit brave ouders oen ontaard kind spruit? Om dit te verk'aren heeft do moderne wetenschap dan weer zoo'n soort sprong- tlïeorie, vo gens welke de erfe'ijkheid eeu geslacht heeft overgeslagen. Maar a's die bravo ouders meerdere kindoren bezitten, we-ke^ hen allen lot vreugd zijn, terwijl die één een „nagel aan hun doodkist" is, hoe z't 't dan met die sprongen? 't Gaat zoodoende wel wat lijken op een onop'os- baar kruiswoordraadsel. Waarom zouden voorts wel de s echte eigenschappen overerven, terwij! zulks met b.v. artistieke eigenschappen geenszins het geval is. Musici, schrijvers, sch lders, beeldende kunstenaars hadden geenszins al emaal a' gebeurt het wol eens ouders, wier ambitie in dezelfde richl ng zich bewoog, terwij best moge'ijk is, dat hun kinderen weer gansch andere kanten uitgaan. Ga de groote f guren uit het verleden, de bekende figuren uit het heden maar na. Ge zult de grootste wisse'valligheid op merken. .Over al deze vrr.- -n -ou natuur lijk diep te fi'osofeeren zijn, doch ik houd er maar een leekepraatje, mij >n de pen gegeven door het in de pers gesignaleerde feit, dat er voer de nHver?»""'- ten schier geen professoren in het straf recht meer te v:nden zijn Als men niet doceeren mag tusschen haakjes- waar om zou dit eigenlijk aan een openbare uni versiteit, die immers breed van onvatting heet. niet mogen? dat w:e misdoet zi.in vrijen wil misbruikt, dan heeft men geen grond meer voor de uit te spreken straf Het strafrecht, hetwc k den rechter toe komt. maakt dan plaats voor het verple- mngsrecht van den beklaagde, die vroeger beschu digde heette en in de toekomst m:s- sch en als patiënt gaat betiteld worden Ik heb intuprobni zoo'n :,1ée, dat d:t we' een verre toekomsjLzal ziin. warn W- £oit-en- I-emrtrcTETrrtrnen gëStaCVg de no In we dit niet zoo duidelijk, omdat wij in a les bedachtzaam zijn en slechts proeven nemen in 't klein. Waar men evenwe' onbesuisd te werk gaat. nopen de wrange vruchten wel tot terugkeer op het verkeerde pad. Een du'delijk voorbee'd 'everde het groote gevangenisoproer te Folson in Ga'i- fornië. Gelijk hier te lande huldigt men ook in Amerika het op zichze f goed» denkbeeld, dat den gevangenen afle:- ding moet worden bezorgd. Hier doen we zulks op voorzichtige schaa1, maar hoe ging het ginds? Vooreerst telde die gevangenis 2000 in woners. wat in ieder opzicht te vee', veel te veel is. Hoe kan daar van eenig opvoe dend of rec'asseerend contact met de go- stichtsautoritesiten sprake wezen? Enfin, zoo lang men de lieden isoleert of m li stens slechts in k eine groepen bijeen brengt, kunnen zij nog wel beheerscht worden, wat toch het minste is, wat in een goed ingerichte gevangenis gevraagd mag worden Tot dit minste wilde men z:ch evenwel niet bepalen: er moest ontspanning we zen 1 En zoo bracht men 1000 veroordeel den bijeen in een groote zaal om van een fi mvertooning te genieten 't Zal wel geen eerste proefneming zijn geweest, want dan ware zoo .iets als roekeloos te stempelen. Men was in die richting a' een poosje werkzaam; 't is steeds goed gegaan: het vertrouwen werd niet beschaamd. Zoodoende zal men steeds verder zijn gegaan, totdat.... dezo uit- barst'ng kwam, welke met troepengewe'd moest worden onderdrukt, dooden on ge wonden kostte. Vertrouwen in den evenmensch stollen is een best ding, maar tegelijkertijd moet men zorgen, misbruik van dat vertrou wen terstond den kop te kunnen indruk ken, anders komt men van kv. .vul tot er ger Zoo redeneert men trouwens ook in do gewone samenleving, waar men zeer hecht aan „zwart op wit", hoeveel te meer dan in een gemeenschap van lieden, die om een of andere reden tijdelijk uit die gewone samenleving moesten worden ver wijderd. Het gebeurde to Folson zal voor de autoriteiten daar wel een goede les ge weest zijn. Zu'kc groote bijeenkomsten zal men wel niet meer toestaan. Onder goede bewaking, zal men mis schien zeggen. Och, vooreerst zouden hiervoor veel te veel manschappen noodig zijn en bovendien: het mooie, het opvoe dende gaat heelemaal van zoo'n ontspan ning af, als men daar onder dwang moet zitten. En dwang, gewapende dwang liefst blijkt wel noodig bij zoo'n auditorium, Hoo men intusschen ginds do zaken verder opknapt, moet men daar maar zelf uitmaken. Ons heeft het intusschen ge toond. dat men ook do boog der moderne gevangenenhehande'ing niet te strak mag spannen, wil men niet, dat de goede zaak, waarom het gaat, benadee'd wordt. De moderne criminologen doen hot wel i gaarne voorkomen, alsof de Christelijke FREDERIK VAN EEDEN door S. I. Ten einde de beteekenis van Frederik van Eeden eenigszius te bepalen, is hot. noodig nog eens terug te komen op de lit teraire beweging van 1880. We hebben reeds meermalen daarover iets gezegd in deze kolommen, maar elke figuur heeft ziju eigen bijzondere rol ver vuld in dezo beweging, zoodat de belich ting verschillend kan zijn. Het is een bekend feit, dat de kunst in vroegere tijdperken der historie veelal werd dienstbaar gemaakt aan een gods dienstig of zedelijk ideaal. De schoonsto kunstwerken op elk gebied hebben in den ouden tijd hun ontslaan te danken aan godsdienstige bezieling. Bouwkunst, beeld houwkunst, schilderkunst, letterkunde on muziek ontleenen hun ideaal aan den godsdienst. Dat is zoo bij de Oostersolio volken der Oudheid, bij de Joden, de Grie ken, de Muzelmannen en bij de Christenen der Middeleeuwen. Maar dit is ook zeker, hoe diep geloovig een mensch ook mocht zijn, het ideaal vermocht geen kunst to scheppen, als de mensch geen kunstenaar was. In zekeren zin moest dus het kunste naarschap primair zijn; de macht om het ideaal to verheerlijken in schoone vormen. Een voorbeeld: Gezelle is een groot Katho liek dichter. Maar zijn Katholiciteit is niet do voorwaarde voor zijn d chter schap. Er zijn zonder twijfel honderden even vroom on diep-geloovig als Gezelle, die toch geen simpel vierregelig versje kunnen schrijven. Het dichterschap, het kunstenaarschap is primair en het vindt zijn ideaal in de wereldbeschouwing. Dante was Katholiek, Miltou Protestant, Goethe en Schiller vrijgeesten, die even wel een hoog ethisch ideaal aanhingen. De groothe d van hun dichterschap is niet afhankelijk van hun ideaal. Wel daarvan afhankelijk is de bijval en de waardeering, welke ze vinden bij lezers, die hetzelfde ideaal aanhangen. En dil is ook waar; een dichterschap zonder ideaal is een portomonnaie met niets, niemendal er <n Een mensch moet wat zijn, een dichter, een kunstenaar misschien nog meer dan iemand anders. Dichters van scepsis en twijfel mogen soms heel teere snaren van het monschelijke gemoed aanroeren, zij wekken niet de zielsmuziek, die u t do diepte omhoog voert, zij laten den mensch in zijn ellende Nu heeft de 19de eeuw massa's dich ters voortgebracht, die heel brave men schen waren. Vooral in het midden dor IDo eeuw waren er talloozo predikanten, die zich met vlijt op do d'chtkunst toeleg den en in het Katholieke kamp hebben we a. Schaepman. Zeer velen van deze dichters waren geen kunstenaars bij Gods genade. Hun kunste naarschap was niet groot en geniaal. Maar ze haddoi^»gfeïa'ten. Kr was een ge- fepföhftöll ftraugekomen en deze werd meer intellectueel dan emot oncel gebruikt. Een vers werd al gauw mooi en verheven ge vonden wanneer des dichters godsdienstig of zedelijk ideaal er in verheerlijkt werd Of het werkelijk diepe ontroering wekte, daarnaar vroeg men niet. Het dichter schap werd te veel afgemeten naar den verstandelijken inhoud van het vors. En soms ging zelfs d:e inhoud schuil ond^r thetoriek en bombast van geleende uit drukkingen, waarmee men eigen onmacht verbloemde. Kunstenaar zijn is scheppen uit eigen zielsinhoud: De vorm van hel kunstwerk mag geen opzettelijkheid zijn: zij moet zijn noodwendige bepaling van den inhoud. 7s zij dit niet dan komt het formalisme, dc conventie, die bet innerlijk vTij uitleven belet. Nu komt er omstreeks 1880 een groep jonge mannen, die. van dit formalisme, dat uit kunstz nnig oogpunt innerlijk onwaar is, niets moor moet hrhben. Hun eerste, waren is: de critiek Zij vergelijken ons land hij andere landen, waar een bloeiend litterair leven heerscht, vooral in Frank rijk. Zij zijn individualist en drijven hun in dividualisme op den spits. Zij willen: er kenning van de primaire waarde van tiet kunstenaarschap, en niet meer de kunst ondergeschikt aan een convent oneele mo raal. Tn hun individualisme wensrhten zjj de kunst vrij van een religieus of ethisch ideaal. Zij predikten ,.1'art pour l'art". do kunst om de kunst. Hit uitsluitend kun3t- z:nnig oogpunt men versta mij well - was da' op dat oommblik een liltcra:r-his- torische noodwendigheid. Elke revolutie vindt haar kracht in negatie en vernieti ging zij gaat daarin altijd te ver; dat is het wezen van revoluties. Eerst later komt men tot inkeer en ziet men dat mea te veel heeft weggeworpen en dan restau reert zich van zelf het goede dat in het oude toch zat. Maar de vormen zija nieuw geworden, omdat het oude nu weor diepdoorleefde werkelijkheid wordt. Zoo brachten dus de jongero kunste naars: we noemen Van Eeden, Van Deyssel Kloos, Boeken, Verwey, het persoonlijk element in de litteratuur. Zij veroordeelden op de scherpste wijze de dichterlijke taal der traditie; een kunstenaar moest zijn eigen taal scheppen. Zij bespotten de gang bare beeldspraak en smeedden hun eigen frische beeldspraak, die meer direct op den man af was. Zij brachten frischheid en nieuw leven Men neme hierbij in aanmerking, dat deze beweging niet tot de litteraire kunst bepaald bleef. Want in den zelfden tijd ko men als jonge schilders met zeer uitge sproken persoonlijke visie, coloriet en compositie mannen te voorschijn als Jao. van I.ooy (ook prozaschrijver), Breitner, Floris Verster, Jan Veth, Witsen, Toorop en meer andere. Alpbons Diepenbroek doet zich kennen niet alleen als prozaschrijver van voornamo allure, maar bovenal als de eerste groote Hollandsche componisl na Sweelinck. Zelfs op het gebied der politiek kwam frischheid en vernieuwing Toou we over Schaepman schreven hebben wc dit ook reeds uitvoeriger aangeduid Van Eeden is van den beginne af ton der veelzijdigste onder de Tachtigers. Hij was in 1860 te Haarlem geboren, studeer de medicijnen en promoveerde in 1836. In ziju bundels „Studies'* voert hij een vin nige critiek op de oude poëzie. Meer in po- pulairen vorm deed hij dat 'n een klein verzenbundeltje „Grassprietjes*' van Cor nell Paradijs'' Het s rijmelarij in den ouden trant, waardoor hij juist de geijkto dichterlijke vormen belachelijk wil maken. Allerlei huisbakken onderwerpen, welke door Beets. Ter Haar en anderen veel be zongen werden, worden door hem in min of meer bespottelijken vorm berijm ter wijl de te enstelliug bore kt wordt door ge ijkte bombast en nuchterheid door elkaar te werpen B.v. dit en het is een van de onschuldigste: Vadcrv/cctue. Beeld der onschuld, argloos wicht. Dat op kinderlijke sponde Onbewust van 's werelds ronde Zuigend aan uw duimpje ligt Well..si zijt gij voor mijn blik! Schatje, met uw malsche koontjes, Poozlo voetjes, rose toontjes Ach, wat hen ik in mijn sch k- ™-v ujj Mjn-grJzicnije Plon.gt een heeten vreugdetraan Van Feilen wou aantoonen: dorgolijko ge dichtjes in geijkto termen kon iedoricn maken, die wat slag van rijmen heeft on daarom gooit hij de gebruikelijke d chu r- lijke uitdrukkingen en alledaagsche den door elkaar. En nu laat ik nog ion „Bekentenis" volgen, waarin wel heel gespot wordt met de welgedane dichters, die zich inspireerden tot schrijven, 't Vers lijkt zelfs een profanatie; toch heeft Van Eeden het n et als zoodanig bedoeld Daar voor was hij te diep-ernstig. Het is mi - scliien juist zijn ernst, die hem zoo doet schrijven, omdat hij velo gedichten in vro- mo termen als onwaarachtig beschouwde. Bekentenis. O jal ik voel 't, wanneer ik na don eten Met schrijfpapier en pen, Voor mijn bureau zoo rust.g ben gezeten, Dat ik een dichter ben! Dan voel 'k een diclitglocd in mijn adron klimmen, Die mij tot zingen noopt En haastig dan, eer 't vonkje zou ver glimmen, Mijn pen in de inkt gedoopt! Wat vreugd, dat juist de Heer mij heeft verkoren, Gestempeld tot genie, Zoodat ik in 't publiek zijn lof laat hooren In vrome poëzie. Men voelt het, dit is geheel bedoeld, om do waanwijzo on opgeblazen middelmaat van alles wat verzen schreef in 't zonnetje to zetter.. opvattingen omtrent vrije wil, schuld en straf leiden tot hardvochtigheid. Niets van aan! Vooreerst is de geschie denis daar om aan te tooncn, dat de Ka tholieke Kerk de eeuwen door het hare heeft gedaan om het lot der gevangenen te verzachten 1), terwijl wat het. heden be treft ook in onzo kringen gaarne wordt medegewerkt met al es, wat in die rich ting geschiedt. Ook hierbij willen wij cell ier do juiste verhoud ngen in acht nemen en tegen alle overdrijving waken. En nu moge ik nog eens terugkomen op wat ik hier al eens schreef over do celstraf. Men verzachtte deze zooveel doen lijk, maar behoudo ze. VoovIs worde ook hij do ontspanning der gevangenen in 't oog gehouden, dat men den beteren ele menten er heusch geen goed mede doet, hen samen-te brengen met minder ge- wenscht geze'schap. Zu'ks geschiedt trouwens ook nog niet uitgezonderd dan wcl'icht hij de open- Veenhuizen, waar dc door oorlogsnoodzaak in strijd is met de wet. luchtgcvangcn nict-afzondering, geschapen, echter Door het „Weekb" daar nog onlangs zaak bestaat ni't (daarmede doc'er.' do gewone gevang noeg is) en nu w het Recht" werd ;owezen. Die nood- zeide liet orgaan op het feit, dat er in jonassen thans ruimte ge il het weer naleving van do wet, tenzij dat men dezo wijzigt. Mogelijk laat men die open'uchtgevan- genis wel 'cog'oopen naar ge'ang de straf tijd der verpleegden verstrijkt, het een hard gelag vindend, hen alsnog te gaan opsluiten; nu echter wetswijziging 't zou een principieel zeer gewichtige wezen dienaangaande op komst is, zal hier voor misschien een oplossing worden go- vonden. Iloed it zij, niet om over dezo quaeslie te oordeelen, werden deze stade'andersbe- schouwingcn geleverd, doch louter om naar aanleiding van een paar recente fei ten een en ander in 't midden te brengen, dat mij daarbij voor den geest kwam. Ik zit hier in 't veen en dan houden de kwa liteit en het wedervaren van do turf iemand al'icht moer bezig dan anders liet geval zou zijn. AJO. 1) Verwezen zij dienaangaande naar het lijvige proefschrift van den niet-ka- tholick mr. r Loren van Themaat. Een dwaze zoon is het verdriet zijns aders en een kijfachtige vrouw ia een la*- dat gestadig lekt. Boek d. Spr. XIX 9 en 13

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 11