derde blad
„DE LEIDSCHE COURANT'
ZATERDAG 3 DECEMBER 1972
DE WAARHEID BOVEN AL
Het zeggen van de waarheid kan zijn i
moeilijkheden hebben.
Daar zijn altijd menschen, die de waar
heid niet kuDnen verdragen. Ofwel zijn ze
ontzettend vasthoudend van aard, zoodat ze
hun meening nooit prijs geven, en meenen
zelf immer alles het beste te weten; ofwel
voelen zich door ide waarheid ontmas
kerd in hun daden. Zij deden iets in stilte,
worden nu ontdekt in hun kwaad
doen; ze deden iets in het openbaar, den
kend. dat toch niemand het zou wagen,
legen hen op te treden, en do waarheid
tou zwijgen; komt de waarheid dan voor
den dag, dan volgt vertoorndheid en zoo
mogelijk wraak.
Het ie daarom menigmaal heel moeilijk
tfe waarheid te zeggen; doch van den an
deren kant, do waarheid kan en mag zich
niet laten verdringen. De waarheid gaat
hoven alles, de waarheid moet uitschitteren
de felle zomerzon aan heldere lucht.
De waarheid is onverdraagzaam in dien
;in, dat zij naast zich niet duldt den leu-
Sen of het bedrog, waarmede de overtre-
ing van Gods wet gelijk staat.
Zoo wordt er veel geleden om wille van
de waarheid. Hij, die in dwaasheid iets
verkeerds heeft gedaan, lijdt door de ken-
der waarheid, en het kost dikwijls zeer
yeel voor zich zelf aan die kennis toe te
geven en het misdrijf te herstellen. De
hoogmoed in het menschelijk opzicht spe
len hier gewoonlijk een leelijke rol bij.
Van den anderen kant moet ook veelal
hij om wille der waarheid lijden, die den
moed heeft de waarheid te zeggen, te ver
dedigen tegenover degenen, die haar heb-
n geschonden.
En laten we er ook niet bij vergeten, dat
idegenc, die waarheid zeggen moet ook
lijden Van door menschenvrees of lafheid,
welke bij toch zichzelven in stilte verwijt,
wanneer hij niet durft optreden, waar hij
feifelük voor de waarheid moest uitkomen
Och, waren alle menschen waarl
Een voorbeeld van optreden voor de
waarheid vinden we in den Boelgezant,
'Joannes den Dooper. En hij heeft zijn
waarheidsliefde moeten bekoopen met den
'dood
Wii kennen reeds den haat der wetge
leerden en farizeeën tegen dezen boete
prediker.
Wü kennen ook do vreugde van Joannes
den Ponper, toen hij vernam den toeloop
Tan volk tot Jezus.
Wij kpnnen ziin uitroep; ÏJij moet groo-
ïer worden, en ik kleiner.
Hef een samenwerking geweest van
verschillende krachten, die Joannes heb
ben ten ondergebracht, zooals het met
meerdere profeten het geval is geweest.
Niet alleen de farizeeërs, wien hij de
Waarheid had gezegd, hadden aan Joannes
het laM: misschien werd hij nog meer ge
haat en ter dood gezocht door een vrouw.
Ed vrouwenhaat gaat ver.
Waf was de geschiedenis?
Aretas. wiens eebicid grensde aan dat
var Herodes. Hun huwelijksleven was on
gestoord. Toen echter Herodes op reis ging
raar Rome, naar den keizer, nam hij zijn
intrek in het huis van zijn Voer, Philip-
genaamd. die als ambteloos burger
leefde, misschien te Jerusalem Daar
maakte Herodes kennis met de vrouw van
Ph'lipmis. Herodias, en voelde zich tot
haa- aangetrokken. zoo«iat hij met haar
durfde spreken over huwelijksplannen
Herodias, die liever wilde schitteren als
de vrouw van een koning, dan de trouw
to bewaren, die zij gegeven had aan een
ambteloos man, als Phiüppus, stelde de
eisch. dat Herodes zijn gemalin zou ver-
itoofen Zij kwamen daartoe overeen, en
wanneer Herodes zou teruggekeerd zijn
uit Rome. zou hij Herodias als zijn gema.-
lin binnenleiden in ziin huis. Herodias had
aan Pbilinpus een dochter geschonken, en
deze werd door hare moeder medegevoerd
is Herodes' huis.
Aldus werd de God van Israël gehoond
te midden van zijn volk door dezen Idu-
maeêr: gruwelijke ereernis wend gegeven
door hpm, op wien aller oogen des volks
tich richtten, die er soms 'van hield den
Israëliet en vertegenwoordiger van zijn
volk te spelen.
In dien tijd nu, toen Herodes Herodias
in ziin huis binnenvoerde, vinden we Joan
nes den Dooper in de uitoefening van zijn
predikambt bezig, predikend en doopend
aan de overzijde van den Jondaan, maar
in het gebied waar het schandelijke feit
van huwelijksontrouw en overspel zich
voordeed. Joannes predikt boetvaardig
heid, dreigt, als voorlooper, met den
schrik voor het komende gericht, en naast
hem, op den gewijden grond, trotseert
Autipas vanaf den troon, ten aanschouwe
van het verzamelde volk, juist dengene,
dien de Dooper verkondigt, dien hij aan
kondigt, als „komend met den wan in de
hand."
Dat kan en mag Joannes niet laten voor
bijgaan zonder meer. Hij is aan zijn volk
en aan zijn ambt verschuldigd hier op te
treden. En de geweldige boeteprediker, ge
huld in zijn kemelsharen boetekleed treedt
voor den vorst op zijn troon in statiege
waad en zegt hem de waarheid verkondi
gend het gebod van God: „Het is u niet ge
oorloofd, de vrouw van uw broer te heb
ben."
In dat woord beëindigde de profeet zijn
trafrede, die ook de andere misdaden
van Herodes hem onder het oog had ge
bracht.
Voor den vorst, die slechts werd gevlijd
er zinnelijk gekoesterd, door zijn hofbe
ambten en vrouw, was dit woord van
Joannes indrukwekkend, maar ook haat-
en wraakwokkeud.
Toch was hij te laf, toch had hij nog te
veel ontzag voor dezen waarheid-spreken
den boetgezant, zoodat hij hem niet aan
stonds durfde grijpen en bestraffen.
Wij kunnen nu hieruit begrijpen, dat
JoanDes het veiliger vond om heen te gaan
naar het Noorden bij Aemon, om de wraak
ran den vorst en meer nog van diens ge
griefde, onwettige echtgenoote, te ontloo-
pen.
Hij voelde zich achtervolgd door vijan-
tn; vandaar zijne vreugde, dat onder de
menigte het woord van Christus ingang
vond. Zoo immers kon hij, Joannes, zijn
taak van Voorlooper langzamerhand als
afgedaan beschouwen. Hoe het juist ver-
loonen is, meldt de geschiedenis niet.
Het is echter volstrekt niet zoo onmoge
lijk, dat de farizeeërs, kennend nu het
voorgevallene aan het hof, over'uiod van de
woede van Herodias, die haar zinnelijken
valschen echtgenoot wel zou aansporen,
het er op hebben aangelegd, dat door He
rodes het bevel werd gegeven lot gevan
genneming van Joannes, en zij hem aan
den vorst hebben uitgeleverd.
Treffend voorval, dat do mannen, die
ouder het Joodsche Volk de leiders waren
en de kenners der oude profetieën; dat
degenen, die op de hoogte moesten zijn met
öet werk van den Voorlooper. hier. dien
„Engel" overleveren aan Herodes, den
vijand'van Israël, den vreemdeling, den
Idumaeër. Was Herodes hem doen zal,
komt ook nee'- alzoo op de schouders der
volksleiders, die hem hebben verraden.
Ten Oosten van de Doode Zee, ligt, in
een wilden bergkloof de moeilijk toeganke
lijke vesting Macherus. Daarheen liet He
rodes zi.in gevangene overbrengen.
Onmiddellijk boven Macherus ligt het
gebergte, waar eenmaal Mozes stierf en
begraven werd.
Zoo zullen de eerste profeet der Joden
ifatSSKlWuen. Mo*
van Belofte hunne werkzaamheid beëindi
gen Doch het werk van den Voorlooper is
nu nog niet geheel ten einde.
Wanneer we ons afvroegen waarom het
aan He-odias niet gelukte nu reeds Joan
nes te doen dooden. wat ze toch zeker ver
langde. dan kan het antwoord niet anders
luiden," dan dat de vorst toch nog zelf te
veel eerbied bezat voor dezen gevangene,
en dat hij bang was het volk, dat Joannes
zoo hoog als profeet vereerde, te verbitte
ren De vrees dus weerhield hem. Zelfs
heeft Herodes veel met Joannes in de ge
vangenis gesproken; hij vroeg hem om
raad. en volgde dien menigmaal op. Aldus
moest ook deze slechte mensch toch de
deugd en heiligheid, de wetenschap van
Joannes huldigen. Maar de verzinnelijkte
man vond niet de kracht, om op het woord
van zijn Gevangene, zijn eigen leven te
verbeteren. De zinnelijkheid verlamt de
wilskracht en doet den mensch blind zijn
voor het kwaad
De Evangelisten verhalen ons dan, dat
Jesus, gedreven door den Geest, wederom
terugkeerde naar Gatilea; zeker niet om
Herodes te ontloooen, daar Judea niet. en
Gal ilea wel aan diens macht onderworpen
was.
Jesus heeft meerdere malen den haat
zijner vijanden ontloopen. omdat zijn uur
nog niet gekomen was. Hij kende de vijand
schap der farizeeërs vanaf zijn eerste op
treden in den tempel, en die haat was er
niet op verminderd, doordat velen Jesus
volgden en Zijn Doopsel ontvingen.
Daarom trok Hij zich terug uit Judea.
reizend door Samaria, waar wij Hem zul
len aantreffen hij den put van Jacob, zich
bekend makend als den Messias.
BRIEVEN VAN EEN
STEDELANDER.
"Wie niet in de practijk zit, laat aich
licht door de theorie om den tuin leiden.
Dit beb ik zelf ondervonden op het ge
bied der bestrijding van de crimina'iteit.
Vóór ik dit ambtelijk moest betreden
had ik natuurlijk wel gehoord en gelezen
van den Italiaanschen menschenkenner
Lombroso, die aan allerlei uiterlijke ken-
teekenen kon zien of zijn medeschepselen
al dan niet van misdadigen aanleg wa
ren.
Verbazend knap en gemakkelijk ook:
men bie d zoo'n door Lombroso getee-
kende maar in de galen en men was be
veiligd tegen zijn booze oogmerken.
Men zal begrijpen, dat mijn aandacht
dan ook zeer gespannen was toen ik voor
't eerst een onmiskenbaar Lombroso-type
aangekondigd zag als komende in mijn da-
gelijksche omgeving.
Het bewuste jongmensch was in ,,de
Stukken", welko hem vriendschappelijk
voorafgingen, zoo duidelijk geteekend, dat
ik hem terstond herkende toen hij met
•enig* makkers nader trad.
Hij was niet alleen ontegenzeggelijk lee-
lijk wat op zichzolf ge'ukkig nog niets
„bewijst" maar o: die onheilspellende
kenteekenen. Hij had zonderling gevorm
de, wijd-uitstaande ooren; zijn gezicht was
niet symmetr'sch, zijn voorhoofd „vluch
tend", kortom: hij was een ventje om
Lombroso te doen watertanden, als hij - - -
maar tevens misdadig had willen we
zen.
Laat ik u evenwel eerlijk verklaren,
nooit beter kereltje te hebben ontmoet. Na
den mispas, we'ke hem met „stukken'
verrijkte, deed hij nooit meer iets, dat
Lombroso in 't gelijk stelde, noch zoolan
ik hem dagelijks om mij heen had, noch
later, want als 't dan mis ging hoorde ik
dat wel.
Sindsdien stelde ik gewoonweg geen
vertrouwen meer in dien Italiaanschen
ge'eerde, met wiens verzekeringen 't
gaat als met de weervoorspellingen:
komt wel eens uit en 't komt wel eens niet
uit. In 't laatste geval spreekt men ner
gens meer over; in 't eerste geval heet het:
ziet ge wel dat ik ge'ijk heb gehad. En op
deze toevalligheid wordt dan de reputatie
als weerprofeet gevestigd
Ik bedoel hiermede natuurlijk niet
wetenschappolijko weervoorspelling, zoo
als die van het Meteorologisch Instituut te
De Bilt, waar men trouwens zelf niet an
ders dan van „verwachting" spreekt, maar
die van den volksmond, welke b.v. aller
lei weerveranderingon vastkoppelt aan do
schijngestalten der maan. Dit hemelli
chaam heeft wel invloed op ebbe en vloed
wat heel begrijpelijk is doch kan het
niet laten dooien of vriezen, al verzekert
,men" dit ook hardnekkig, hierin ge
stijfd omdat het toevallig wel eens uit
komt.
Zoo gaat het ook met wie aan Lombroso
wil blijven ge'ooven.
Dezo menschenkenner heeft het inder
tijd in zooverre goed getroffen, dat de mo
derne wereld wel graag van zulke theo
rieën huldigde om zoodoende de harde leer
van schu'd n straf, grond vindend in den
van schuld en straf, grond vindend in den
vrijen wil der menschen, opzij te kunnen
zijn bloeitijdperk lijkt met toch wel voorbij.
Zou dit ook niet het geval wezen met
i voor moderne crimino'ogen o zoo ge
makkelijke erfelijkhe'dstheorie?
Wie gewoon het dagelijksch leven gade
slaat moet reeds van haai' onhoudbaar
heid overtuigd raken.
Hoe vaak komt het toch niet voor, dat
uit brave ouders oen ontaard kind spruit?
Om dit te verk'aren heeft do moderne
wetenschap dan weer zoo'n soort sprong-
tlïeorie, vo gens welke de erfe'ijkheid eeu
geslacht heeft overgeslagen. Maar a's die
bravo ouders meerdere kindoren bezitten,
we-ke^ hen allen lot vreugd zijn, terwijl
die één een „nagel aan hun doodkist" is,
hoe z't 't dan met die sprongen? 't Gaat
zoodoende wel wat lijken op een onop'os-
baar kruiswoordraadsel.
Waarom zouden voorts wel de s echte
eigenschappen overerven, terwij! zulks met
b.v. artistieke eigenschappen geenszins
het geval is. Musici, schrijvers, sch lders,
beeldende kunstenaars hadden geenszins
al emaal a' gebeurt het wol eens
ouders, wier ambitie in dezelfde richl ng
zich bewoog, terwij best moge'ijk is, dat
hun kinderen weer gansch andere kanten
uitgaan.
Ga de groote f guren uit het verleden,
de bekende figuren uit het heden maar na.
Ge zult de grootste wisse'valligheid op
merken.
.Over al deze vrr.- -n -ou natuur
lijk diep te fi'osofeeren zijn, doch ik houd
er maar een leekepraatje, mij >n de pen
gegeven door het in de pers gesignaleerde
feit, dat er voer de nHver?»""'-
ten schier geen professoren in het straf
recht meer te v:nden zijn Als men niet
doceeren mag tusschen haakjes- waar
om zou dit eigenlijk aan een openbare uni
versiteit, die immers breed van onvatting
heet. niet mogen? dat w:e misdoet zi.in
vrijen wil misbruikt, dan heeft men geen
grond meer voor de uit te spreken straf
Het strafrecht, hetwc k den rechter toe
komt. maakt dan plaats voor het verple-
mngsrecht van den beklaagde, die vroeger
beschu digde heette en in de toekomst m:s-
sch en als patiënt gaat betiteld worden
Ik heb intuprobni zoo'n :,1ée, dat d:t
we' een verre toekomsjLzal ziin. warn W-
£oit-en- I-emrtrcTETrrtrnen gëStaCVg de no In
we dit niet zoo
duidelijk, omdat wij in a les bedachtzaam
zijn en slechts proeven nemen in 't klein.
Waar men evenwe' onbesuisd te werk
gaat. nopen de wrange vruchten wel tot
terugkeer op het verkeerde pad.
Een du'delijk voorbee'd 'everde het
groote gevangenisoproer te Folson in Ga'i-
fornië. Gelijk hier te lande huldigt men
ook in Amerika het op zichze f goed»
denkbeeld, dat den gevangenen afle:-
ding moet worden bezorgd. Hier doen we
zulks op voorzichtige schaa1, maar hoe
ging het ginds?
Vooreerst telde die gevangenis 2000 in
woners. wat in ieder opzicht te vee', veel
te veel is. Hoe kan daar van eenig opvoe
dend of rec'asseerend contact met de go-
stichtsautoritesiten sprake wezen? Enfin,
zoo lang men de lieden isoleert of m li
stens slechts in k eine groepen bijeen
brengt, kunnen zij nog wel beheerscht
worden, wat toch het minste is, wat in een
goed ingerichte gevangenis gevraagd mag
worden
Tot dit minste wilde men z:ch evenwel
niet bepalen: er moest ontspanning we
zen 1 En zoo bracht men 1000 veroordeel
den bijeen in een groote zaal om van een
fi mvertooning te genieten
't Zal wel geen eerste proefneming
zijn geweest, want dan ware zoo .iets als
roekeloos te stempelen. Men was in die
richting a' een poosje werkzaam; 't is
steeds goed gegaan: het vertrouwen werd
niet beschaamd. Zoodoende zal men steeds
verder zijn gegaan, totdat.... dezo uit-
barst'ng kwam, welke met troepengewe'd
moest worden onderdrukt, dooden on ge
wonden kostte.
Vertrouwen in den evenmensch stollen
is een best ding, maar tegelijkertijd moet
men zorgen, misbruik van dat vertrou
wen terstond den kop te kunnen indruk
ken, anders komt men van kv. .vul tot er
ger Zoo redeneert men trouwens ook in
do gewone samenleving, waar men zeer
hecht aan „zwart op wit", hoeveel te meer
dan in een gemeenschap van lieden, die
om een of andere reden tijdelijk uit die
gewone samenleving moesten worden ver
wijderd.
Het gebeurde to Folson zal voor de
autoriteiten daar wel een goede les ge
weest zijn. Zu'kc groote bijeenkomsten zal
men wel niet meer toestaan.
Onder goede bewaking, zal men mis
schien zeggen. Och, vooreerst zouden
hiervoor veel te veel manschappen noodig
zijn en bovendien: het mooie, het opvoe
dende gaat heelemaal van zoo'n ontspan
ning af, als men daar onder dwang moet
zitten. En dwang, gewapende dwang liefst
blijkt wel noodig bij zoo'n auditorium,
Hoo men intusschen ginds do zaken
verder opknapt, moet men daar maar zelf
uitmaken. Ons heeft het intusschen ge
toond. dat men ook do boog der moderne
gevangenenhehande'ing niet te strak mag
spannen, wil men niet, dat de goede zaak,
waarom het gaat, benadee'd wordt.
De moderne criminologen doen hot wel
i gaarne voorkomen, alsof de Christelijke
FREDERIK VAN EEDEN
door S.
I.
Ten einde de beteekenis van Frederik
van Eeden eenigszius te bepalen, is hot.
noodig nog eens terug te komen op de lit
teraire beweging van 1880.
We hebben reeds meermalen daarover
iets gezegd in deze kolommen, maar elke
figuur heeft ziju eigen bijzondere rol ver
vuld in dezo beweging, zoodat de belich
ting verschillend kan zijn.
Het is een bekend feit, dat de kunst in
vroegere tijdperken der historie veelal
werd dienstbaar gemaakt aan een gods
dienstig of zedelijk ideaal. De schoonsto
kunstwerken op elk gebied hebben in den
ouden tijd hun ontslaan te danken aan
godsdienstige bezieling. Bouwkunst, beeld
houwkunst, schilderkunst, letterkunde on
muziek ontleenen hun ideaal aan den
godsdienst. Dat is zoo bij de Oostersolio
volken der Oudheid, bij de Joden, de Grie
ken, de Muzelmannen en bij de Christenen
der Middeleeuwen. Maar dit is ook zeker,
hoe diep geloovig een mensch ook mocht
zijn, het ideaal vermocht geen kunst to
scheppen, als de mensch geen kunstenaar
was. In zekeren zin moest dus het kunste
naarschap primair zijn; de macht om het
ideaal to verheerlijken in schoone vormen.
Een voorbeeld: Gezelle is een groot Katho
liek dichter. Maar zijn Katholiciteit is
niet do voorwaarde voor zijn d chter
schap. Er zijn zonder twijfel honderden
even vroom on diep-geloovig als Gezelle,
die toch geen simpel vierregelig versje
kunnen schrijven.
Het dichterschap, het kunstenaarschap
is primair en het vindt zijn ideaal in de
wereldbeschouwing.
Dante was Katholiek, Miltou Protestant,
Goethe en Schiller vrijgeesten, die even
wel een hoog ethisch ideaal aanhingen.
De groothe d van hun dichterschap is niet
afhankelijk van hun ideaal. Wel daarvan
afhankelijk is de bijval en de waardeering,
welke ze vinden bij lezers, die hetzelfde
ideaal aanhangen. En dil is ook waar;
een dichterschap zonder ideaal is een
portomonnaie met niets, niemendal er <n
Een mensch moet wat zijn, een dichter,
een kunstenaar misschien nog meer dan
iemand anders. Dichters van scepsis en
twijfel mogen soms heel teere snaren van
het monschelijke gemoed aanroeren, zij
wekken niet de zielsmuziek, die u t do
diepte omhoog voert, zij laten den mensch
in zijn ellende
Nu heeft de 19de eeuw massa's dich
ters voortgebracht, die heel brave men
schen waren. Vooral in het midden dor
IDo eeuw waren er talloozo predikanten,
die zich met vlijt op do d'chtkunst toeleg
den en in het Katholieke kamp hebben we
a. Schaepman.
Zeer velen van deze dichters waren geen
kunstenaars bij Gods genade. Hun kunste
naarschap was niet groot en geniaal.
Maar ze haddoi^»gfeïa'ten. Kr was een ge-
fepföhftöll ftraugekomen en deze werd meer
intellectueel dan emot oncel gebruikt. Een
vers werd al gauw mooi en verheven ge
vonden wanneer des dichters godsdienstig
of zedelijk ideaal er in verheerlijkt werd
Of het werkelijk diepe ontroering wekte,
daarnaar vroeg men niet. Het dichter
schap werd te veel afgemeten naar den
verstandelijken inhoud van het vors. En
soms ging zelfs d:e inhoud schuil ond^r
thetoriek en bombast van geleende uit
drukkingen, waarmee men eigen onmacht
verbloemde.
Kunstenaar zijn is scheppen uit eigen
zielsinhoud: De vorm van hel kunstwerk
mag geen opzettelijkheid zijn: zij moet zijn
noodwendige bepaling van den inhoud. 7s
zij dit niet dan komt het formalisme, dc
conventie, die bet innerlijk vTij uitleven
belet.
Nu komt er omstreeks 1880 een groep
jonge mannen, die. van dit formalisme, dat
uit kunstz nnig oogpunt innerlijk onwaar
is, niets moor moet hrhben. Hun eerste,
waren is: de critiek Zij vergelijken ons
land hij andere landen, waar een bloeiend
litterair leven heerscht, vooral in Frank
rijk.
Zij zijn individualist en drijven hun in
dividualisme op den spits. Zij willen: er
kenning van de primaire waarde van tiet
kunstenaarschap, en niet meer de kunst
ondergeschikt aan een convent oneele mo
raal. Tn hun individualisme wensrhten zjj
de kunst vrij van een religieus of ethisch
ideaal. Zij predikten ,.1'art pour l'art". do
kunst om de kunst. Hit uitsluitend kun3t-
z:nnig oogpunt men versta mij well -
was da' op dat oommblik een liltcra:r-his-
torische noodwendigheid. Elke revolutie
vindt haar kracht in negatie en vernieti
ging zij gaat daarin altijd te ver; dat
is het wezen van revoluties. Eerst later
komt men tot inkeer en ziet men dat mea
te veel heeft weggeworpen en dan restau
reert zich van zelf het goede dat in het
oude toch zat. Maar de vormen zija
nieuw geworden, omdat het oude nu weor
diepdoorleefde werkelijkheid wordt.
Zoo brachten dus de jongero kunste
naars: we noemen Van Eeden, Van Deyssel
Kloos, Boeken, Verwey, het persoonlijk
element in de litteratuur. Zij veroordeelden
op de scherpste wijze de dichterlijke taal
der traditie; een kunstenaar moest zijn
eigen taal scheppen. Zij bespotten de gang
bare beeldspraak en smeedden hun eigen
frische beeldspraak, die meer direct op
den man af was.
Zij brachten frischheid en nieuw leven
Men neme hierbij in aanmerking, dat
deze beweging niet tot de litteraire kunst
bepaald bleef. Want in den zelfden tijd ko
men als jonge schilders met zeer uitge
sproken persoonlijke visie, coloriet en
compositie mannen te voorschijn als Jao.
van I.ooy (ook prozaschrijver), Breitner,
Floris Verster, Jan Veth, Witsen, Toorop
en meer andere. Alpbons Diepenbroek doet
zich kennen niet alleen als prozaschrijver
van voornamo allure, maar bovenal als de
eerste groote Hollandsche componisl na
Sweelinck. Zelfs op het gebied der politiek
kwam frischheid en vernieuwing Toou
we over Schaepman schreven hebben wc
dit ook reeds uitvoeriger aangeduid
Van Eeden is van den beginne af ton
der veelzijdigste onder de Tachtigers. Hij
was in 1860 te Haarlem geboren, studeer
de medicijnen en promoveerde in 1836. In
ziju bundels „Studies'* voert hij een vin
nige critiek op de oude poëzie. Meer in po-
pulairen vorm deed hij dat 'n een klein
verzenbundeltje „Grassprietjes*' van Cor
nell Paradijs'' Het s rijmelarij in den
ouden trant, waardoor hij juist de geijkto
dichterlijke vormen belachelijk wil maken.
Allerlei huisbakken onderwerpen, welke
door Beets. Ter Haar en anderen veel be
zongen werden, worden door hem in min
of meer bespottelijken vorm berijm ter
wijl de te enstelliug bore kt wordt door ge
ijkte bombast en nuchterheid door elkaar
te werpen B.v. dit en het is een van de
onschuldigste:
Vadcrv/cctue.
Beeld der onschuld, argloos wicht.
Dat op kinderlijke sponde
Onbewust van 's werelds ronde
Zuigend aan uw duimpje ligt
Well..si zijt gij voor mijn blik!
Schatje, met uw malsche koontjes,
Poozlo voetjes, rose toontjes
Ach, wat hen ik in mijn sch k-
™-v ujj Mjn-grJzicnije
Plon.gt een heeten vreugdetraan
Van Feilen wou aantoonen: dorgolijko ge
dichtjes in geijkto termen kon iedoricn
maken, die wat slag van rijmen heeft on
daarom gooit hij de gebruikelijke d chu r-
lijke uitdrukkingen en alledaagsche
den door elkaar. En nu laat ik nog ion
„Bekentenis" volgen, waarin wel heel
gespot wordt met de welgedane dichters,
die zich inspireerden tot schrijven, 't Vers
lijkt zelfs een profanatie; toch heeft Van
Eeden het n et als zoodanig bedoeld Daar
voor was hij te diep-ernstig. Het is mi -
scliien juist zijn ernst, die hem zoo doet
schrijven, omdat hij velo gedichten in vro-
mo termen als onwaarachtig beschouwde.
Bekentenis.
O jal ik voel 't, wanneer ik na don eten
Met schrijfpapier en pen,
Voor mijn bureau zoo rust.g ben gezeten,
Dat ik een dichter ben!
Dan voel 'k een diclitglocd in mijn adron
klimmen,
Die mij tot zingen noopt
En haastig dan, eer 't vonkje zou ver
glimmen,
Mijn pen in de inkt gedoopt!
Wat vreugd, dat juist de Heer mij heeft
verkoren,
Gestempeld tot genie,
Zoodat ik in 't publiek zijn lof laat
hooren
In vrome poëzie.
Men voelt het, dit is geheel bedoeld, om
do waanwijzo on opgeblazen middelmaat
van alles wat verzen schreef in 't zonnetje
to zetter..
opvattingen omtrent vrije wil, schuld en
straf leiden tot hardvochtigheid.
Niets van aan! Vooreerst is de geschie
denis daar om aan te tooncn, dat de Ka
tholieke Kerk de eeuwen door het hare
heeft gedaan om het lot der gevangenen
te verzachten 1), terwijl wat het. heden be
treft ook in onzo kringen gaarne wordt
medegewerkt met al es, wat in die rich
ting geschiedt. Ook hierbij willen wij cell
ier do juiste verhoud ngen in acht nemen
en tegen alle overdrijving waken.
En nu moge ik nog eens terugkomen
op wat ik hier al eens schreef over do
celstraf. Men verzachtte deze zooveel doen
lijk, maar behoudo ze. VoovIs worde ook
hij do ontspanning der gevangenen in 't
oog gehouden, dat men den beteren ele
menten er heusch geen goed mede doet,
hen samen-te brengen met minder ge-
wenscht geze'schap.
Zu'ks geschiedt trouwens ook nog niet
uitgezonderd dan wcl'icht hij de open-
Veenhuizen, waar dc
door oorlogsnoodzaak
in strijd is met de wet.
luchtgcvangcn
nict-afzondering,
geschapen, echter
Door het „Weekb"
daar nog onlangs
zaak bestaat ni't
(daarmede doc'er.'
do gewone gevang
noeg is) en nu w
het Recht" werd
;owezen. Die nood-
zeide liet orgaan
op het feit, dat er in
jonassen thans ruimte ge
il het weer naleving van
do wet, tenzij dat men dezo wijzigt.
Mogelijk laat men die open'uchtgevan-
genis wel 'cog'oopen naar ge'ang de straf
tijd der verpleegden verstrijkt, het een
hard gelag vindend, hen alsnog te gaan
opsluiten; nu echter wetswijziging 't
zou een principieel zeer gewichtige wezen
dienaangaande op komst is, zal hier
voor misschien een oplossing worden go-
vonden.
Iloed it zij, niet om over dezo quaeslie
te oordeelen, werden deze stade'andersbe-
schouwingcn geleverd, doch louter om
naar aanleiding van een paar recente fei
ten een en ander in 't midden te brengen,
dat mij daarbij voor den geest kwam. Ik
zit hier in 't veen en dan houden de kwa
liteit en het wedervaren van do turf
iemand al'icht moer bezig dan anders liet
geval zou zijn.
AJO.
1) Verwezen zij dienaangaande naar
het lijvige proefschrift van den niet-ka-
tholick mr. r Loren van Themaat.
Een dwaze zoon is het verdriet zijns
aders en een kijfachtige vrouw ia een
la*- dat gestadig lekt.
Boek d. Spr. XIX 9 en 13