Onze Volksfeesten. Het huis van den droom 24> VIERDE BLAD DE LEIDSCHE COURANT' ZATERDAG 27 AUGUSTUS Buitenl. Weekoverzicht. Toen de twee ongelukkige Italianen Sacco en Vanzetti op den electrischen Bloei te Boston hun leven hadden gelaten, vormde het z.g. „comité van actie" het plan om met do lijken door Amerika lo trekken en zoodoende propaganda te ma ken vóór het communisme. Zij wilden dan de lijken aan het toegestroomde volk toonen en zeggen: „Ziet uw broeders, die door het kapitalisme zijn gedood. Sluit u daarom aan bij Moskou, waar zulke din gen weliswaar aan do orde van den dag zijn, maar daar is het heel wat anders. Daar worden alleen kapitalisten gedood. Dood aan de bourgeoisie P' Het plannetje ging evenwel niet door; bet was te bezwaarlijk om met lijken op reis te gaan. De lichamen zaïllen nu „ver- ascht'' worden, zooals dat heet, en de asch zal in potjes onder do familie wor den verdeeld, en deels als propaganda middel op communistische vergaderingen, ook in Europa, dienst doen. Het wordt een griezelige historie. Straks krijgen we communistische vergaderingen, waar op des sprekers gestoelte in plaats van een glaasje water de urn met de asch van Sacco of Vanzetti staat. En op com munistische congressen, waar het altijd zoo rustig en ordelijk toegaat, laat men elkaar in het potje kijken, zooals men een blindedarm op sterk water als curiosi teit vertoont. Gelukkig keert ons commu nistisch raadslid de lieer dr. Knuttel niet meer terug in den nieuwen raad, want anders had men kans, dat hij op een goeden dag plotseling een zakje Sacco uit zijn zak haalde en er de aanwezige da mes-raadsleden de stuipen mee op 't lijf ioeg. Overigens loopt het in Leiden nogal los met het Sacco en Vanzetti-heibeltje. Ons Leidsche volk is blijkbaar verstandig ge noeg om in te zien, dat do asch van Sacco en Vanzetti niet gebaat is met ingeworpen ruiten en dat het den Amerikanen, die hen ter dood gebracht hebben, weinig deert, als er hier een politieman, die z n plicht doet, wordt afgedroogd. Slaande argumenten, zooals bomaanslagen, wor den in ons land gelukkig niet gebezigd, terwijl de ijverende communisten het in den Haag, Amsterdam en Rotterdam slechts tot een paar gewonden hebben ge bracht als getuigen voor het rechtvaardige van hun zaak. In het buitenland hebben zij helaas eenige bloedgetuigen weten te kweeken, die de stemming van-het niet- communislische deel der menschheid niet. beter hebben gemaakt ten opzichte van de bolsjewistische heeren. En wij vreezen dan ook, dat de wel wat al te opgeschroefde agitatie rondom dit doodvonnis averecht- sche resultaten voor de communisten heeft opgeleverd. In één opzicht schijnt de campagne wel eenig succes te hebben gehad, althans het is wel typisch, dat nu juist uit Zwitser land het bericht komt, dat men daar over weegt, om de doodstraf in alle kantons af te schaffen, terwijl ook de Deensche min. van justitie heeft medegedeeld* dat in hel nieuwe Deensche Wetboek van Strafrecht de doodstraf zal worden afgeschaft. De doodstraf. Over de dood- sf if is al heel wat geschreven, er zijn vóór- en er zijn tegenstanders. Het meest juiste standpunt lijkt ons, dat men dc doodstraf slechts dan toepast, wanneer deze noodzakelijk is, en dat zal het geval zijn in tijden van oorlog en oproer. Dit standpunt wordt ook gehuldigd in onze Nederlandsche wetgeving. Ons Bur gerlijk Strafrecht kent de doodstraf niet meer, sinds 1870. Het militair strafrecht kent de doodstraf echter wel voor zware militaire misdrijven en voor misdrijven, waarop bij het gemeene recht levenslange gevangenisstraf is gesteld, begaan in tijd van oorlog door een aan de militaire rechtsmacht onderworpen persoon, terwijl in beide gevallen hare oplegging gebonden is aan het oordeel van den rechter in het concrete geval, dat de veiligheid van den staat haar toepassing eischt. In het buitenland werd de- doodstraf afgeschaft in de burgerlijke wetgevingen van de volgende staten: San Marino (1848) Roemeniü (1864), Portugal (1874), 15 van de 25 Zwitsersche kantons, Noorwe gen (1902), Oostenrijk (1919), Montenegro voor vrouwen en sommige staten der V. S. De doodstraf bestaat dus nog in de bur gerlijke wetgeving van de meeste groote staten en in ongeveer 40 van de V. S., waar echter sinds 1897 een Uniewet de jury machtigt om bij schuldigverklaring aan een capitaal misdrijf de toepassing der doodstraf uitgesloten te verklaren. In Rusland werd de doodstraf, die sinds 1903 beperkt was tot enkele gevallen, door de Sovjets in eere hersteld. In Italië was de doodstraf afgeschaft in 1890, doch zij is daar weer ingevoerd in 1926. In alle landen waar de doodstraf ge handhaafd is in de burgerlijke wetgeving, staat zij echter slechts op enkele misdrij ven, als ernstige aanslagen tegen den vorst of den staat, ger&eengevaarlijke aan slagen met ontplofbare stoffen en moord, en bovendien vaak nog alternatief met an dere straffen gesteld. Zooals hierboven reeds opgemerkt, be- taat er kans, dat binnenkort ook in de Zwitsersche kantons en in Denemarken de doodstraf geheel zal worden afgeschaft. In Frankrijk, Duitschland en Zweden worden de ter «dood veroordeelden out- hoofd, in Engeland opgehangen, in Zuid- Slaviü gefusilleerd; in do Noord-Ameri- kaansche staten wacht hun meestal de strop, in den staat New York bijv. echter de electrische stoel, terwijl in sommige staten der Y. S. den slachtoffers de keus wordt gelaten tusschen den dood door stoel, strop of kogel. In Nederland werd sinds 1854 de en kele ter dood veroordeelde, naar Engelsch voorbeeld, opgehangen. In N.-Amerika, Engeland, Duitschland, Zweden, Zwitserland en Spanje geschiedt de executie in de gevangenis, in de andere landen in het openbaar. Zagloel Pasja. Te Cairo is in den ouderdom van 77 jaren de vermaarde Zagloel pasja overleden, de leider der Egyptische nationalisten. Wij hebben reeds uit het leven van dezen Egyptischen oud premier, die op den loop der gebeurtenis sen in zijn land een zoo groolen invloed heeft geoefend, de belangrijkste feiten meegedeeld. Wij komen er nu niet meer op terug. In den laatsten tijd was Zagloel pasja op den achtergrond gekomen, om dat ouderdom en ziekte hem een verder optreden beletten. In hoeverre zijn dood dus nog gevolgen zal hebben, zal nader moeten blijken. Zagloel, hoe vaak hij ook met Engeland en do Britsche autoriteiten overhoop lag, was toch in elk geval een man, die no; een matigenden invloed oefende en die over voldoend staatsmansinzicht beschikte om niet het onmogelijke te willen doorzet ten. Dat bleek trouwens wel uit het verzet der extremisten in zijn partij tegen zijn den Britten al te toegevende leiding. Te genover deze extremisten kan het gezaj van den ouden leider thans niet meer gel den, van dezen man, van wien de „Times" ongetwijfeld terecht opmerkt, dat Welk ook het oordeel der historie m-oge zijn over de rol, die hij in de zaken van zijn land heeft vervuld, hij in elk geval zal worden herdacht als de merkwaardigste figuur, welke het moderne Egypte opleverde. De Rijnlandbczetting. Nu do periodieke bijeenkomst van den Volken bondsraad in 't zicht komt en het oogen- blik nadert, waarop Stresemann zijn col lega's aan den tand gaat voelen over de afspraakjes van Locarno en Thoiry, be gint men weer te praten over een moge lijke vermindering van de Rijnlandbezet ting, welke vermindering toen in uitzicht yvas gesteld. Tusschen do bezettende mo gendheden bestaat evenwel geen eenstem migheid. - Engelsche bladen weten van betrouw bare, vermoedelijk dus officieuse, zijde te melden dat Londen oen terugtrekking van 14.000 man, 11.000 Franschen en 3000 Engelschen en Belgen had voorgesteld. En do „.Echo de Paris", die over de inzielv ten van de meerderheid in het Fransche kabinet gewoonlijk goed is ingelicht, ver zekert, dat Frankrijk maar 5000 man aan het bezette gebied wil onttrekken, omdat het de overblijvende 50.000 man het mini mum acht, waar het niet beneden kan gaan zonder zijn Rijnland-dekking illusoir te maken. Indien Engeland dus aan de Duilsche wenschen, om de gezamenlijke bezettings legers tot 54.000 man te verminderen, ge volg wil geven, zouden voor zijn eigen en voor het Belgische contingent maar 4000 man meer beschikbaar zijn. Zonder het in ternationaal karakter van het bezettings stelsel aan te tasten, is een zoo sterke wij ziging in de samenstelling der contingen ten niet mogelijk en daarom zal de Engel sche regeering zich ten slotte wel neer leggen hij een veel geringer concessie aan Duitschland dan zij had gehoopt te berei ken. Dit te meer omdat zij van de Belgi sche regeering, die in het geheel niet was geraadpleegd, en daarover ontsticht lijkt te zijn, nauwelijks steun voor haar stand punt kan verwachten. Over do hinnenlandsche verhoudingen in Frankrijk geeft do Timescorr. in Parijs enkele waardevolle inlichtingen. Hij stelt Poincaré tegenover Briand als vertegen woordigers van twee richtingen. De rich- sche Rijnleger de veiligheid van Frankrijk's evenals de andere onderteekenaars van het verdrag van Locarno de beloften moet na komen in de Zwitsersche conferentiestad gedaan. Het is alleen nog maar do vraag, hoo dat moet gebeuren. De richting Poin caré verdedigt de stelling, dat het Fran- scho Rijnleger de veiligheid van Frankrijk Noord-Oostelijke grenzen verzekert en daarom niet verzwakt mag worden. Dan zegt de correspondent: „De heer Poincaré kreeg het kabinet op zijn hand. Er werd besloten, dat Frankrijk zoo noo- dig bereid zou zijn de Fransche bezetting met 50.500 man te verminderen. „Deze vermindering zou bestaan in de verwijdering van troepen, die geen deel uitmaken van het op zichzelf staande Fransche Rijnleger, dat de Franschen be schouwen als een dekkingsmacht bestemd om gebruikt te worden in geval van een aanval bij verrassing door Duitschland. De vermindering zou dus absoluut geen verzwakking meebrengen van de huidige sterkte van het Rijnleger. Vermindering van grooter omvang, die de Engelsche of Belgische r^geering zou wenschen, zou ten koste van de bezettingstroepen dezer lan den moeten plaats hebben. Het is blijkbaar de bedoeling, dat men aan minister Briand als deze in September naar Genève gaat, zeer nauwkeurig omschreven instructies zal meegeven over de grenzen, waarbinnen hij moet blijven bij zijn onderhandelingen, zoodat de vooruitzichten op oen regeling daar weinig beter zijn dan bij de vorige gelegenheid''. „Maar'', zegt de corr. ten slotte., „het schijnt zeer onwaarschijnlijk, dat Briand zal toeslaan, dat de politiek van Locarno zal eclipseeren door den terugkeer van sommigo zijner collega's tot een prae- Locarnistischo houding, of dat hij zal toe laten, dat do methode van onderhandelen zal plaats maken voor een terugkeer van de politiek, die er op uit was Duitschland onder den duim te houden". Uit een en ander schijnt men op te moe ten maken, dat de a.s. politieke conferentie in Gencve spannend zal zijn, ondanks de onbelangrijkheid van do agenda der Raads vergadering van den Volkenbond. (Ingezonden). Zooals men het karakter van.den mensch het nauwkeurigst kan bestudeeren bij het spel, zoo kan men de geaardheid van een volk het best leeren kennen bij de viering van z'n feesten. Ieder, die z'n oogen goed den kost geeft, zal moeten toegeven, dat op onze volksfeesten nog heel wat ruws en onbeschaafds valt op to merken. Voor velen uit 't volk omvat het begrip „feestvieren" of „feesthouden" niet veel meer dan een ruwe, wilde, soms aan bal dadigheid grenzende energie-verspilling in allerhando vormen (draven, vechten, schreeuwen, brullen; denk ook aan de „spellen": hoofd van jut, kockslaan, ton- kneppolen en dergelijke). Een min of meer overdadig gebruik van geestrijke dranken is maar al te vaak oorzaak, dat de energie verspilling vormen aanneemt, die do gren zen van moraal en justitie overschrijden. Nu zal menig lezer wellicht denken, dat dit alleen geldt voor het platteland. Wo geven graag toe: in meerdere mate, doch ook in de steden valt bij de volksfeesten nog menig symptoom aan to wijzen, dat moeilijk met 't begrip „beschaafd" te rij men valt. Voor hen, die werken en werken willen aan de opvoeding van ons volk, aan de verheffing van 't zedelijk peil, aan do ver edeling van den volkssmaak, ligt hier een groot, maar lastig terrein braak. De leden van feestcommissies persoon lijk zoowel als de commissies in hun ge heel moeten er van doordrongen geraken, dat het op hun weg ligt, langzaam en ge leidelijk de feestviering in een zoodanige richting te leiden, dat van do door hen ge organiseerde feesten werkelijk volksop- voedende, volkveredelende kracht uitgaat. Naast veel vroolijks, lolligs moet ook iets moois in den vollen zin des woords geboden worden, iets wat het volk aestho- tisch genot schenkt, hetzij voor 't oog, hetzij voor 't ooa, hetzij voor beide. Versieringen, versierings wedstrijden; (straatversiering, gevelversiering, etalage wedstrijden; versierdo rijtuigen, fietsen, auto's of booten en dergelijke) concerten, waarbij goede muziek, zoowel door zang- vereenigingen als door harmoniegezel schappen to genieten gegeven wordt; ge meenschappelijke zang door het volk on der leiding en met begeleiding, zooals b.v. in Den Haag, Utrecht e.a. plaatsen al her haaldelijk bij verschillende volksfeesten sinds ottelijko jaren als vast nummer op 't programma voorkomt; historische op tochten, die de groote mannen van ons volk of belangrijke gebeurtenissen uit de lands- of plaatselijke historie voor 't oog doen herleven #n in 't hart voortleven. Allemaal prachtmiddelen, om een te organiseeren volksfeest aan 't hiervoor gestelde doel te doen beantwoorden. Sinds enkele jaren wordt ook het open. luchtspel een meer en meer geliefd nummer van het volksfeestprogramma. We kunnen de openluchtspelen bij gele genheid van volksfeesten in twee catego rieën onderscheiden. De eerste hebben betrekking op het feest, of staan daarmee in eenig verband. Noe men we b.v. het spel bij de Brielsche fees ten voor enkele jaren; het zangspel bij de meerderjarigheid van prinses Juliana op het Binnenhof in Den Haag; het tournooi op de 3 Octoberfeesten te Leiden ten vori- gen jare. Bij de tweede categorie bestaat dat ver band niet. Als voorbeeld noemen we de vertooningen bij enkele studentenfeesten te Leiden en naar we meenen ook alreeds te Utrecht. Als jongste voorbeeld noemen wo de opvoering als openluchtspel van het be roemde tooneelstuk „Het teeken des Krui- ses" op 24 en 25 dezer door do Wilhelmi- navereeniging te Alphen a. d. Rijn. Ondanks de velerlei risico aan een dergelijke onderneming verbonden: op de allereersto plaats do (wan)-smaak van 't publiek, tweedens de enorme kosten (too- neel, tribunes, honorarium der eersterangs- tooneelistcn, do Philipsinslallatie voor go- luidsversterkinT (die subliem werkte!), op de laatste on niet de minste plaats in de zen zomer zonder zomerweer, het hache lijke der weerkansen, ondanks dit alles heeft het energiek Bestuur, do sub-com missie voor dit feestnummer doorgezet en daardoor een feit gesteld, dat verdient eer stens een woord van lof en hulde en twee dens: navolging! Moge 'n eerste maal de deelname verre van algemeen zijn, het publiek moet en zal op den duur, dus bij volhouden in die richting smaak krijgen in derge lijke veredelende programma-nummers- Men zorge echter voor afwisseling. Be trekkelijk weinig tooneelstukken zijn ge schikt voor opvoering in de openlucht. Ge meenschappelijke zang in Engeland al reeds zoo populair, dat gevaar voor over drijving niet denkbeeldig schijnt! hot gemeenschappelijk zingen en aanleeren van diverse liederen is ook voor openlucht bijzonder geschikt, vooral als een praebt- installatie als do Philips-luidsprekcr ten dienste staat! Bovendien is een dergelijke publieke zangles een voornaam middel om ons feestvierend volk eens andero en be tero feestliederen te leeren dan do tot he den helaas algemeen gebruikelijke. Nogmaals: A1 p h e n a. d. R ij n heeft een navolgenswaardig voorbeeld gegov aan alle grootere plaatsen in ons land, waar een dergelijke onderneming finan cieel mogelij!: is. Hoogmade. THEO BOSMAN. STADSNIEUWS. BRIEVEN VAN EEN WANDELAAR. XIV In den chaos van het woelige stads leven, loopt, ravot en draaft de zorgolooze jeugd, is dan weer overweldig kinderlijk, dan weer bchopt met allures van den grooten mensch. Do zalige jeugdjaren waarin de kiel om de leden glijdt en hel oog straalt van onschuld en glunderheid, in den vollen rijkdom en met alle genie tingen doorweven, zijn, helaas, niet meer als in vroeger jaren. Toen spel en jo'ijt, hoepel, knikkers, sannyp'ank en haasjo- over voor do jongens, bikkerspel en roi- zangen, met zusje of broertje in den wa gen, zich vermaken voor de meisjes. En nu Wandelende langs den weg, het oog den kost gevend, het oor te luisteren leg gend, toetst men zijn ervaringen aan wat ouzo eigen kinderjaren ons hebben ge bracht, wat de gezellen waren op onzen jeugdigen levensweg, wat vermaken onzen speellust konden bevredigen. Zeker, ook in die vroegere jaren waren er afwijkingen, waren niet alle jeugdigo personen bravo hendrikken, doch, wat de gelijkheid en bescheidenheid betreft, do jeugd van toen, was meer kind, was meer een object van geneugten voor do ouderen. Men kendo toen meer plicht en, wat hel voornaamste is, meer gehoorzaamheid op onderworpenheid aan het ouderlijk gezag, de voornaamste factoren om langs den door deze eigenschappen geplaveiden weg naar een beter resultaat in de opvoeding to komen. Wandel nu eens rond en consta teer met mij dat het nu zoo geheel anders is. Moeten wij dat als een vooruitgang no- teeren, een symptoom van een vroegere rijpheid van de jeugd? Het is te betwijfe len! Want de huidige groote baldadigheid van do jonge jeugd kan onmogelijk dienen om het toekomend ges'acht tot meer tucht en orde op te kweeken. De taal die men vaak hoort, doet de ooren van oudoren leed en belooft niet veel goeds voor een verheffing van het zede'ijk en maatschap pelijk peil van do toekomstige jonge man Wat onderscheid ook nog? Ook wat men i onze dagen ziet en hoort van haar, dl als meisje het beeld moest zijn van ot schuld en zachtheid, die te rijpen staav op het veld van waar de toekomstigo op voedsters van eigen kinderen worden go- gaard. In de rijpheid van do jeugd van on ze dagen, is reeds verborgen de worm, die straks do bacil der verrotting p'ant, die alle goeds wegvreet en overlaat ecu koud stuk v'eesch, dat nog wel door spie ren wordt bijeengehouden en den harte- klop voe't, doch waaruit is gevloden alle energie, het verlangen naar hooger en edeler, do expansie die tot edele daden, tot hooger beginselen leidt, 't Is treurig, maar waar, dat in de huidige jeugd dio kerngezondo geest mankeert, die bet kos telijke leven, zoo kort slechts, maakt tot een blooiondc gaarde, waai:in staan ta geuren do koste'ijko bloemen van gods dienstzin en ware burgerdeugd! Zeker, ook do godsdienstzin luwt en als oen ijle nachtvorst gaat over do jonge zie'en reeds de dorre adem van een alom zich neste lenden wereldgeest, vervu'd van materia lisme en cöeducatieve handelingen, in kampen en talrijke andero gelegenheden voedsel geeft aan begrippen en ver'angens, welke onvermijdelijk tot diep zedelijk ver val moeten voeren. Het godsdienstige wordt a'dus in de jongo zielen gedood, omdat daarin zedelijke fatsoensbegrippen zijn vervat; kluisters die men in onze da gen niet gaarne meer draagt. Alles wat naar hooger voert verstart en ligt bui ten den gezichtskring van een modern op gevoede jeugd. Wij hebben op onze om wandelingen vaak perp'ox gestaan van wat ons aan inzicht in het intieme leven van het jonge geslacht werd verduide lijkt. En ook mijn lezers zijn niet blind! Zie s'echts hoe do omgang mot personen van een andere kunne beoefening vindt. Wat een gemak in die dwazo verhoudin gen demonstreert de jeugd. Hoo neemt men allures aan van grooto mcnschen en gaat publiek en vaak ook in het geheim met elkaar om, terwijl de onachtzaam heid van do ouders hun vollo vrijheid van handelen laat. Is er nog een uur van thuiskomen, vraag ik mij vaak af, als ik mij des avonds op een laat uur op straat bevind. En waar wij vragen om verorde ningen in het belang van het verkeer, even FEUILLETON. Vrij bewerkt naar het Engelsch door P. G. Hoeks. (Nadruk verboden). „Wat vond ik hot vriendelijk van u mij zoó'n hartelijken brief te schrijven na va ders dood. kunt er van verzekerd zijn, dat ik die attentie van uw kant zeer op prijs gesteld heb en zulks zal blijven doen. Het toonde mij zoo geheel en al uw mee leven met anderen en uw meevoelen met een andermans verdriet." En dan in eens: „Hebt u de familie Jo nes nog wel eens bezocht na ons verblijf op Kastanjeoord?" „Een paar weken geleden nog en me vrouw scheen erg begaan te zijn met uw lot." „Ja, 't is een best mensch; dat bleek me vooral, toen ze me een tehuis bij haar aan bood. Maar u begrijpt wel, dokter, dat ik dit aanbod, hoezeer ik het ook op prijs stelde, niet kon aanvaarden. Ik ben niet f,'raag afhankelijk. Ik zorg liever voor me zelf en ik heb een heel goede betrekking bij die twee aardige jonge dames iWacht, ik zal hen eerst eens vertellen, wie u is en we kunnen gerust doorpraten, want ze verstaan nog te weinig Engelsch om ons te begrijpen." Hierop deelde Patty aan de meisjes me de, dat Dr. Durham een goede kennis uit Engeland was met wien zo enkele dingen te bespreken had. Ze moesten zelf maar even een paar schilderijen bekijken. Zoo aanstonds kwam ze weer bij hen. „Ja, dat waren gezellige dagen op Kas- tanjcoord," vervolgde ze, „en die Isidra vond ik toch wel een aardig kind. Jam mer, dat het met haar verloving met dien mijnheer Hay zoo raar gegaan is. U weet immers, dat zo zich met hem verloofde, daags na uw vertrek?" „Ja, mevrouw Joncs heeft me dit ver teld en trouwens, ik vermoedde al, toen ik op Kastanjeoord was, dat dit zeer spoedig zou plaats hebben." „Nu, ze is eensklaps weggegaan of weg gehaald door dat naro mensch, die ma dame. Deze kwam haar halen om inkoo- pen in Londen met haar te doen en na dien tijd hebben we haar niet meer terug gezien. Wel kwam er een dag of wat later een brief van haar aan het adres van Mr. Hay, waarin ze zonder omhaal vertelde, dat ze binnen niet al te langen tijd met oen baron in het huwelijk zou treden. Maar ik houd vol, dat Isidra dien brief niet heeft geschreven. Dat kkn niet. Daarvoor ken ik ze te best." „Hebt u den brief gezien?" „Ja, en gelezen ook. Het was precies haar schrift, maar do taal, waarin hij ver vat was, was niet de hare. Ze kent ons En gelsch veel te best om zulke zotte zins wendingen te gebruiken. Het kwam mij voor, dat de brief eerst geschreven was in het Fransch en daarna in het Engelsch vertaald werd, want dc zinnen waren alle maal op zijn Fransch gesteld en er kwa men een koele boel Fransche uitdrukkin gen in voor. Ik heb het Mr. Hay ronduit gezegd en ook aan mevrouw Jones, dat hij niet door Isidra geschreven kón zijn, dat hij valsch was en dat men ten opzichte van haar een zeer lagen streek had uitge haald." „Toen ik een poos geleden bij mevrouw Jones was, heeft ze me ock over dien brief gesproken," zei de dokter nu, „en ik heb haar bijna precies hetzelfde gezegd, als wat u me nu meedeelt. Ik ben er van over tuigd, even als u, dat dat schrijven niet van haar was en dat men haar heeft wil- lon dwingen, of reeds gedwongen heeft een huwelijk aan te gaan tegen haar wil." „Als ik me niet vergis, bevindt ze zich in Parijs. Verbeeld v, gisteren wandelde ik met de kinderen in het Bosch van Bou logne, toen er een dame tc paard mij voor bij reed, gevolgd door oen heer. Die dame zag me en knikte me vriendelijk toe. Ik knikte terug en dacht al: Wat een bekend gezicht heeft ze. Waar kan ik dat meer gezien hebben? Later drong het tot me door, dat het waarschijnlijk Isidra ge weest was. Maar zeker kan ik het niet zeggen, want ze reed nog al hard. In ieder geval, als ze het geweest is, zal ik ze nog wel eens in het Bosch zien. Ik wandel daar dikwijls met mijn pupillen. Waar zijn ze?O, daar zie ik ze. Nu dokter, Gods besten zegen. Misschien zien wc elkaar nog wel eens." „Ik hoop van ja. Ik ben ten minste van plan nog een' dag of wat te blijven. Ik lo geer in hotel Meurice." „Hotel Meurice, zegt. u. Wacht, laat ik het even noteerenEn hier hebt u mijn adres. Nu, tot weerziens, zullen we maar zeggen." „Tot weerziens, Miss Brown, 't is me zeer aangenaam geweest." Ze voegde zich weer bij baar lcerlinge- tjes en verliet kort daarop met hen hot museum. Den volgenden morgen deed ze met dc meisjes oen wandeling in liet bosch toen ze den hoefslag van een paard vernam en opziende zag ze, hoe een paard in vollen ren aan kwam stormen naar de plok, waar zo zich met haar drieën bevonden. De meisjes vlogen gillend op zij en ook Pat- tie was op 't punt een zijsprong te makon om niet onder do hoeven van het hollende dier verpletterd te worden toen het, ge- hoorzamond aan één ruk van den teugel dor berijdster, plotseling naast haar stil hield. „Miss Brown!" riep ze, „Pattic! Ken jo me niet meer? Ik ben Isidra Dessaynel" „Isidra!" fluisterde Pattio, nog hevig ontsteld door de beweging, dio het paard in haar richting gemaakt had, „Isidra! Ben jij het werkelijk?" „JaWc waren samen op Kastanje- oord. Toe, zend dien brief eens voor mo naar Engeland, naar Mr. Hay." Bij dio woorden haalde zo een brief uit de plooien van haar rijkleed en gaf hem aan Pattie, maar nauwelijks had deze hem in handen, toen er in do verte een heer te paard verscheen. Isidra zag om. „Te laatl" riep zo. „Weer te laat! O, Pattie, ik word nog gek. Zo willen mo la ten trouwen met een baron. Nooit! Ik be hoor bij Mr. Hay!" Op hetzelfde oogenblik hield die heer stil naast Pattie. Hij zag den brief in haar hand. „Wat beteekent dat?" vrceg bij snau wend aan Isidra. „Ze is een vriendin van me. Ze zal dien brief voor me verzenden." ..Dat zal zo niet." En zich bukkend rukt* hij haar den brief uit de handen. „Ha, een brief voor dien mijnheer Hay!' riep hij. „Dat dacht ik al!Kijk, daar gaat hij 1" En bij dio woorden scheurde hij hom in honderdon stukjes, dio hij liet gaan, waar ,dc wind ze wenschtc heen to voeren. Pattio Btond als verstijfd op 't gezicht van zulk oen onbeschofte handeling cn voelde een diep medelijden met do onge lukkige Isidra. Ze was op 't punt aan haar verontwaar diging togen den onbekende lucht to ge ven, toen dezo zijn paard do sporen gaf en Isidra op ruwen toon gelastte met hem mee te gaan. „Wie was die mooie dame?" vroegen do kinderen, die bij haar waren. „En wie was dio nare, leelijke man?" „Dio damo is een goede kennis van mo en ook van Dr. Durham, jo weet wel, den dokter, dien we gisteren in het museum ontmoetten. Wie die man is, weot ik niet, maar ik vind hem erg naar, net als jul lie.... Komt, wc gaan naar huis, want ik zou graag je mama vragen, of ik even naar Dr. Durham mag gaan om hem tc vertel len, hoe ongelukkig die dame is. Misschien weet hij wel iets uit tc denken om haar lot te verzachten." Pattie kreog verlof en begaf zich op slaanden voet naar het hotel Meurice, waar ze, op haar vraag aan den portier, of Dr. Durham aanwezig was, een bevestigend antwoord ontving. (War fit rovvnl*<H

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 11