Onze Volksfeesten.
Het huis van den droom
24>
VIERDE BLAD
DE LEIDSCHE COURANT'
ZATERDAG 27 AUGUSTUS
Buitenl. Weekoverzicht.
Toen de twee ongelukkige Italianen
Sacco en Vanzetti op den electrischen
Bloei te Boston hun leven hadden gelaten,
vormde het z.g. „comité van actie" het
plan om met do lijken door Amerika lo
trekken en zoodoende propaganda te ma
ken vóór het communisme. Zij wilden
dan de lijken aan het toegestroomde volk
toonen en zeggen: „Ziet uw broeders, die
door het kapitalisme zijn gedood. Sluit u
daarom aan bij Moskou, waar zulke din
gen weliswaar aan do orde van den dag
zijn, maar daar is het heel wat anders.
Daar worden alleen kapitalisten gedood.
Dood aan de bourgeoisie P'
Het plannetje ging evenwel niet door;
bet was te bezwaarlijk om met lijken op
reis te gaan. De lichamen zaïllen nu „ver-
ascht'' worden, zooals dat heet, en de
asch zal in potjes onder do familie wor
den verdeeld, en deels als propaganda
middel op communistische vergaderingen,
ook in Europa, dienst doen.
Het wordt een griezelige historie. Straks
krijgen we communistische vergaderingen,
waar op des sprekers gestoelte in plaats
van een glaasje water de urn met de asch
van Sacco of Vanzetti staat. En op com
munistische congressen, waar het altijd
zoo rustig en ordelijk toegaat, laat men
elkaar in het potje kijken, zooals men een
blindedarm op sterk water als curiosi
teit vertoont. Gelukkig keert ons commu
nistisch raadslid de lieer dr. Knuttel niet
meer terug in den nieuwen raad, want
anders had men kans, dat hij op een
goeden dag plotseling een zakje Sacco uit
zijn zak haalde en er de aanwezige da
mes-raadsleden de stuipen mee op 't lijf
ioeg.
Overigens loopt het in Leiden nogal los
met het Sacco en Vanzetti-heibeltje. Ons
Leidsche volk is blijkbaar verstandig ge
noeg om in te zien, dat do asch van Sacco
en Vanzetti niet gebaat is met ingeworpen
ruiten en dat het den Amerikanen, die
hen ter dood gebracht hebben, weinig
deert, als er hier een politieman, die z n
plicht doet, wordt afgedroogd. Slaande
argumenten, zooals bomaanslagen, wor
den in ons land gelukkig niet gebezigd,
terwijl de ijverende communisten het in
den Haag, Amsterdam en Rotterdam
slechts tot een paar gewonden hebben ge
bracht als getuigen voor het rechtvaardige
van hun zaak. In het buitenland hebben
zij helaas eenige bloedgetuigen weten te
kweeken, die de stemming van-het niet-
communislische deel der menschheid niet.
beter hebben gemaakt ten opzichte van de
bolsjewistische heeren. En wij vreezen dan
ook, dat de wel wat al te opgeschroefde
agitatie rondom dit doodvonnis averecht-
sche resultaten voor de communisten heeft
opgeleverd.
In één opzicht schijnt de campagne wel
eenig succes te hebben gehad, althans het
is wel typisch, dat nu juist uit Zwitser
land het bericht komt, dat men daar over
weegt, om de doodstraf in alle kantons af
te schaffen, terwijl ook de Deensche min.
van justitie heeft medegedeeld* dat in hel
nieuwe Deensche Wetboek van Strafrecht
de doodstraf zal worden afgeschaft.
De doodstraf. Over de dood-
sf if is al heel wat geschreven, er zijn
vóór- en er zijn tegenstanders. Het meest
juiste standpunt lijkt ons, dat men dc
doodstraf slechts dan toepast, wanneer
deze noodzakelijk is, en dat zal het geval
zijn in tijden van oorlog en oproer.
Dit standpunt wordt ook gehuldigd in
onze Nederlandsche wetgeving. Ons Bur
gerlijk Strafrecht kent de doodstraf niet
meer, sinds 1870. Het militair strafrecht
kent de doodstraf echter wel voor zware
militaire misdrijven en voor misdrijven,
waarop bij het gemeene recht levenslange
gevangenisstraf is gesteld, begaan in tijd
van oorlog door een aan de militaire
rechtsmacht onderworpen persoon, terwijl
in beide gevallen hare oplegging gebonden
is aan het oordeel van den rechter in het
concrete geval, dat de veiligheid van den
staat haar toepassing eischt.
In het buitenland werd de- doodstraf
afgeschaft in de burgerlijke wetgevingen
van de volgende staten: San Marino (1848)
Roemeniü (1864), Portugal (1874), 15
van de 25 Zwitsersche kantons, Noorwe
gen (1902), Oostenrijk (1919), Montenegro
voor vrouwen en sommige staten der V. S.
De doodstraf bestaat dus nog in de bur
gerlijke wetgeving van de meeste groote
staten en in ongeveer 40 van de V. S.,
waar echter sinds 1897 een Uniewet de
jury machtigt om bij schuldigverklaring
aan een capitaal misdrijf de toepassing
der doodstraf uitgesloten te verklaren.
In Rusland werd de doodstraf, die sinds
1903 beperkt was tot enkele gevallen, door
de Sovjets in eere hersteld.
In Italië was de doodstraf afgeschaft in
1890, doch zij is daar weer ingevoerd in
1926.
In alle landen waar de doodstraf ge
handhaafd is in de burgerlijke wetgeving,
staat zij echter slechts op enkele misdrij
ven, als ernstige aanslagen tegen den
vorst of den staat, ger&eengevaarlijke aan
slagen met ontplofbare stoffen en moord,
en bovendien vaak nog alternatief met an
dere straffen gesteld.
Zooals hierboven reeds opgemerkt, be-
taat er kans, dat binnenkort ook in de
Zwitsersche kantons en in Denemarken de
doodstraf geheel zal worden afgeschaft.
In Frankrijk, Duitschland en Zweden
worden de ter «dood veroordeelden out-
hoofd, in Engeland opgehangen, in Zuid-
Slaviü gefusilleerd; in do Noord-Ameri-
kaansche staten wacht hun meestal de
strop, in den staat New York bijv. echter
de electrische stoel, terwijl in sommige
staten der Y. S. den slachtoffers de keus
wordt gelaten tusschen den dood door
stoel, strop of kogel.
In Nederland werd sinds 1854 de en
kele ter dood veroordeelde, naar Engelsch
voorbeeld, opgehangen.
In N.-Amerika, Engeland, Duitschland,
Zweden, Zwitserland en Spanje geschiedt
de executie in de gevangenis, in de andere
landen in het openbaar.
Zagloel Pasja. Te Cairo is in
den ouderdom van 77 jaren de vermaarde
Zagloel pasja overleden, de leider der
Egyptische nationalisten. Wij hebben reeds
uit het leven van dezen Egyptischen oud
premier, die op den loop der gebeurtenis
sen in zijn land een zoo groolen invloed
heeft geoefend, de belangrijkste feiten
meegedeeld. Wij komen er nu niet meer op
terug. In den laatsten tijd was Zagloel
pasja op den achtergrond gekomen, om
dat ouderdom en ziekte hem een verder
optreden beletten. In hoeverre zijn dood
dus nog gevolgen zal hebben, zal nader
moeten blijken.
Zagloel, hoe vaak hij ook met Engeland
en do Britsche autoriteiten overhoop lag,
was toch in elk geval een man, die no;
een matigenden invloed oefende en die
over voldoend staatsmansinzicht beschikte
om niet het onmogelijke te willen doorzet
ten. Dat bleek trouwens wel uit het verzet
der extremisten in zijn partij tegen zijn
den Britten al te toegevende leiding. Te
genover deze extremisten kan het gezaj
van den ouden leider thans niet meer gel
den, van dezen man, van wien de „Times"
ongetwijfeld terecht opmerkt, dat Welk
ook het oordeel der historie m-oge zijn over
de rol, die hij in de zaken van zijn land
heeft vervuld, hij in elk geval zal worden
herdacht als de merkwaardigste figuur,
welke het moderne Egypte opleverde.
De Rijnlandbczetting. Nu do
periodieke bijeenkomst van den Volken
bondsraad in 't zicht komt en het oogen-
blik nadert, waarop Stresemann zijn col
lega's aan den tand gaat voelen over de
afspraakjes van Locarno en Thoiry, be
gint men weer te praten over een moge
lijke vermindering van de Rijnlandbezet
ting, welke vermindering toen in uitzicht
yvas gesteld. Tusschen do bezettende mo
gendheden bestaat evenwel geen eenstem
migheid.
- Engelsche bladen weten van betrouw
bare, vermoedelijk dus officieuse, zijde te
melden dat Londen oen terugtrekking van
14.000 man, 11.000 Franschen en 3000
Engelschen en Belgen had voorgesteld. En
do „.Echo de Paris", die over de inzielv
ten van de meerderheid in het Fransche
kabinet gewoonlijk goed is ingelicht, ver
zekert, dat Frankrijk maar 5000 man aan
het bezette gebied wil onttrekken, omdat
het de overblijvende 50.000 man het mini
mum acht, waar het niet beneden kan
gaan zonder zijn Rijnland-dekking illusoir
te maken.
Indien Engeland dus aan de Duilsche
wenschen, om de gezamenlijke bezettings
legers tot 54.000 man te verminderen, ge
volg wil geven, zouden voor zijn eigen en
voor het Belgische contingent maar 4000
man meer beschikbaar zijn. Zonder het in
ternationaal karakter van het bezettings
stelsel aan te tasten, is een zoo sterke wij
ziging in de samenstelling der contingen
ten niet mogelijk en daarom zal de Engel
sche regeering zich ten slotte wel neer
leggen hij een veel geringer concessie aan
Duitschland dan zij had gehoopt te berei
ken. Dit te meer omdat zij van de Belgi
sche regeering, die in het geheel niet was
geraadpleegd, en daarover ontsticht lijkt
te zijn, nauwelijks steun voor haar stand
punt kan verwachten.
Over do hinnenlandsche verhoudingen
in Frankrijk geeft do Timescorr. in Parijs
enkele waardevolle inlichtingen. Hij stelt
Poincaré tegenover Briand als vertegen
woordigers van twee richtingen. De rich-
sche Rijnleger de veiligheid van Frankrijk's
evenals de andere onderteekenaars van het
verdrag van Locarno de beloften moet na
komen in de Zwitsersche conferentiestad
gedaan. Het is alleen nog maar do vraag,
hoo dat moet gebeuren. De richting Poin
caré verdedigt de stelling, dat het Fran-
scho Rijnleger de veiligheid van Frankrijk
Noord-Oostelijke grenzen verzekert en
daarom niet verzwakt mag worden.
Dan zegt de correspondent: „De heer
Poincaré kreeg het kabinet op zijn hand.
Er werd besloten, dat Frankrijk zoo noo-
dig bereid zou zijn de Fransche bezetting
met 50.500 man te verminderen.
„Deze vermindering zou bestaan in de
verwijdering van troepen, die geen deel
uitmaken van het op zichzelf staande
Fransche Rijnleger, dat de Franschen be
schouwen als een dekkingsmacht bestemd
om gebruikt te worden in geval van een
aanval bij verrassing door Duitschland.
De vermindering zou dus absoluut geen
verzwakking meebrengen van de huidige
sterkte van het Rijnleger. Vermindering
van grooter omvang, die de Engelsche of
Belgische r^geering zou wenschen, zou ten
koste van de bezettingstroepen dezer lan
den moeten plaats hebben. Het is blijkbaar
de bedoeling, dat men aan minister Briand
als deze in September naar Genève gaat,
zeer nauwkeurig omschreven instructies
zal meegeven over de grenzen, waarbinnen
hij moet blijven bij zijn onderhandelingen,
zoodat de vooruitzichten op oen regeling
daar weinig beter zijn dan bij de vorige
gelegenheid''.
„Maar'', zegt de corr. ten slotte., „het
schijnt zeer onwaarschijnlijk, dat Briand
zal toeslaan, dat de politiek van Locarno
zal eclipseeren door den terugkeer van
sommigo zijner collega's tot een prae-
Locarnistischo houding, of dat hij zal toe
laten, dat do methode van onderhandelen
zal plaats maken voor een terugkeer van
de politiek, die er op uit was Duitschland
onder den duim te houden".
Uit een en ander schijnt men op te moe
ten maken, dat de a.s. politieke conferentie
in Gencve spannend zal zijn, ondanks de
onbelangrijkheid van do agenda der Raads
vergadering van den Volkenbond.
(Ingezonden).
Zooals men het karakter van.den mensch
het nauwkeurigst kan bestudeeren bij het
spel, zoo kan men de geaardheid van een
volk het best leeren kennen bij de viering
van z'n feesten. Ieder, die z'n oogen goed
den kost geeft, zal moeten toegeven, dat
op onze volksfeesten nog heel wat ruws en
onbeschaafds valt op to merken.
Voor velen uit 't volk omvat het begrip
„feestvieren" of „feesthouden" niet veel
meer dan een ruwe, wilde, soms aan bal
dadigheid grenzende energie-verspilling in
allerhando vormen (draven, vechten,
schreeuwen, brullen; denk ook aan de
„spellen": hoofd van jut, kockslaan, ton-
kneppolen en dergelijke). Een min of meer
overdadig gebruik van geestrijke dranken
is maar al te vaak oorzaak, dat de energie
verspilling vormen aanneemt, die do gren
zen van moraal en justitie overschrijden.
Nu zal menig lezer wellicht denken, dat
dit alleen geldt voor het platteland. Wo
geven graag toe: in meerdere mate, doch
ook in de steden valt bij de volksfeesten
nog menig symptoom aan to wijzen, dat
moeilijk met 't begrip „beschaafd" te rij
men valt.
Voor hen, die werken en werken willen
aan de opvoeding van ons volk, aan de
verheffing van 't zedelijk peil, aan do ver
edeling van den volkssmaak, ligt hier een
groot, maar lastig terrein braak.
De leden van feestcommissies persoon
lijk zoowel als de commissies in hun ge
heel moeten er van doordrongen geraken,
dat het op hun weg ligt, langzaam en ge
leidelijk de feestviering in een zoodanige
richting te leiden, dat van do door hen ge
organiseerde feesten werkelijk volksop-
voedende, volkveredelende kracht uitgaat.
Naast veel vroolijks, lolligs moet ook iets
moois in den vollen zin des woords
geboden worden, iets wat het volk aestho-
tisch genot schenkt, hetzij voor 't oog, hetzij
voor 't ooa, hetzij voor beide.
Versieringen, versierings wedstrijden;
(straatversiering, gevelversiering, etalage
wedstrijden; versierdo rijtuigen, fietsen,
auto's of booten en dergelijke) concerten,
waarbij goede muziek, zoowel door zang-
vereenigingen als door harmoniegezel
schappen to genieten gegeven wordt; ge
meenschappelijke zang door het volk on
der leiding en met begeleiding, zooals b.v.
in Den Haag, Utrecht e.a. plaatsen al her
haaldelijk bij verschillende volksfeesten
sinds ottelijko jaren als vast nummer op
't programma voorkomt; historische op
tochten, die de groote mannen van ons volk
of belangrijke gebeurtenissen uit de lands-
of plaatselijke historie voor 't oog doen
herleven #n in 't hart voortleven. Allemaal
prachtmiddelen, om een te organiseeren
volksfeest aan 't hiervoor gestelde doel te
doen beantwoorden.
Sinds enkele jaren wordt ook het open.
luchtspel een meer en meer geliefd
nummer van het volksfeestprogramma.
We kunnen de openluchtspelen bij gele
genheid van volksfeesten in twee catego
rieën onderscheiden.
De eerste hebben betrekking op het feest,
of staan daarmee in eenig verband. Noe
men we b.v. het spel bij de Brielsche fees
ten voor enkele jaren; het zangspel bij de
meerderjarigheid van prinses Juliana op
het Binnenhof in Den Haag; het tournooi
op de 3 Octoberfeesten te Leiden ten vori-
gen jare.
Bij de tweede categorie bestaat dat ver
band niet. Als voorbeeld noemen we de
vertooningen bij enkele studentenfeesten te
Leiden en naar we meenen ook alreeds te
Utrecht.
Als jongste voorbeeld noemen wo de
opvoering als openluchtspel van het be
roemde tooneelstuk „Het teeken des Krui-
ses" op 24 en 25 dezer door do Wilhelmi-
navereeniging te Alphen a. d. Rijn.
Ondanks de velerlei risico aan een
dergelijke onderneming verbonden: op de
allereersto plaats do (wan)-smaak van 't
publiek, tweedens de enorme kosten (too-
neel, tribunes, honorarium der eersterangs-
tooneelistcn, do Philipsinslallatie voor go-
luidsversterkinT (die subliem werkte!), op
de laatste on niet de minste plaats in de
zen zomer zonder zomerweer, het hache
lijke der weerkansen, ondanks dit alles
heeft het energiek Bestuur, do sub-com
missie voor dit feestnummer doorgezet en
daardoor een feit gesteld, dat verdient eer
stens een woord van lof en hulde en twee
dens: navolging!
Moge 'n eerste maal de deelname verre
van algemeen zijn, het publiek moet en zal
op den duur, dus bij volhouden in
die richting smaak krijgen in derge
lijke veredelende programma-nummers-
Men zorge echter voor afwisseling. Be
trekkelijk weinig tooneelstukken zijn ge
schikt voor opvoering in de openlucht. Ge
meenschappelijke zang in Engeland al
reeds zoo populair, dat gevaar voor over
drijving niet denkbeeldig schijnt! hot
gemeenschappelijk zingen en aanleeren
van diverse liederen is ook voor openlucht
bijzonder geschikt, vooral als een praebt-
installatie als do Philips-luidsprekcr ten
dienste staat! Bovendien is een dergelijke
publieke zangles een voornaam middel om
ons feestvierend volk eens andero en be
tero feestliederen te leeren dan do tot he
den helaas algemeen gebruikelijke.
Nogmaals: A1 p h e n a. d. R ij n heeft
een navolgenswaardig voorbeeld gegov
aan alle grootere plaatsen in ons land,
waar een dergelijke onderneming finan
cieel mogelij!: is.
Hoogmade. THEO BOSMAN.
STADSNIEUWS.
BRIEVEN VAN EEN WANDELAAR.
XIV
In den chaos van het woelige stads
leven, loopt, ravot en draaft de zorgolooze
jeugd, is dan weer overweldig kinderlijk,
dan weer bchopt met allures van den
grooten mensch. Do zalige jeugdjaren
waarin de kiel om de leden glijdt en hel
oog straalt van onschuld en glunderheid,
in den vollen rijkdom en met alle genie
tingen doorweven, zijn, helaas, niet meer
als in vroeger jaren. Toen spel en jo'ijt,
hoepel, knikkers, sannyp'ank en haasjo-
over voor do jongens, bikkerspel en roi-
zangen, met zusje of broertje in den wa
gen, zich vermaken voor de meisjes. En
nu
Wandelende langs den weg, het oog
den kost gevend, het oor te luisteren leg
gend, toetst men zijn ervaringen aan wat
ouzo eigen kinderjaren ons hebben ge
bracht, wat de gezellen waren op onzen
jeugdigen levensweg, wat vermaken onzen
speellust konden bevredigen.
Zeker, ook in die vroegere jaren waren
er afwijkingen, waren niet alle jeugdigo
personen bravo hendrikken, doch, wat de
gelijkheid en bescheidenheid betreft, do
jeugd van toen, was meer kind, was meer
een object van geneugten voor do ouderen.
Men kendo toen meer plicht en, wat hel
voornaamste is, meer gehoorzaamheid op
onderworpenheid aan het ouderlijk gezag,
de voornaamste factoren om langs den
door deze eigenschappen geplaveiden weg
naar een beter resultaat in de opvoeding to
komen. Wandel nu eens rond en consta
teer met mij dat het nu zoo geheel anders
is. Moeten wij dat als een vooruitgang no-
teeren, een symptoom van een vroegere
rijpheid van de jeugd? Het is te betwijfe
len! Want de huidige groote baldadigheid
van do jonge jeugd kan onmogelijk dienen
om het toekomend ges'acht tot meer tucht
en orde op te kweeken. De taal die men
vaak hoort, doet de ooren van oudoren
leed en belooft niet veel goeds voor een
verheffing van het zede'ijk en maatschap
pelijk peil van do toekomstige jonge man
Wat onderscheid ook nog? Ook wat men i
onze dagen ziet en hoort van haar, dl
als meisje het beeld moest zijn van ot
schuld en zachtheid, die te rijpen staav
op het veld van waar de toekomstigo op
voedsters van eigen kinderen worden go-
gaard. In de rijpheid van do jeugd van on
ze dagen, is reeds verborgen de worm,
die straks do bacil der verrotting p'ant,
die alle goeds wegvreet en overlaat ecu
koud stuk v'eesch, dat nog wel door spie
ren wordt bijeengehouden en den harte-
klop voe't, doch waaruit is gevloden alle
energie, het verlangen naar hooger en
edeler, do expansie die tot edele daden,
tot hooger beginselen leidt, 't Is treurig,
maar waar, dat in de huidige jeugd dio
kerngezondo geest mankeert, die bet kos
telijke leven, zoo kort slechts, maakt tot
een blooiondc gaarde, waai:in staan ta
geuren do koste'ijko bloemen van gods
dienstzin en ware burgerdeugd! Zeker,
ook do godsdienstzin luwt en als oen ijle
nachtvorst gaat over do jonge zie'en reeds
de dorre adem van een alom zich neste
lenden wereldgeest, vervu'd van materia
lisme en cöeducatieve handelingen, in
kampen en talrijke andero gelegenheden
voedsel geeft aan begrippen en ver'angens,
welke onvermijdelijk tot diep zedelijk ver
val moeten voeren. Het godsdienstige
wordt a'dus in de jongo zielen gedood,
omdat daarin zedelijke fatsoensbegrippen
zijn vervat; kluisters die men in onze da
gen niet gaarne meer draagt. Alles wat
naar hooger voert verstart en ligt bui
ten den gezichtskring van een modern op
gevoede jeugd. Wij hebben op onze om
wandelingen vaak perp'ox gestaan van
wat ons aan inzicht in het intieme leven
van het jonge geslacht werd verduide
lijkt. En ook mijn lezers zijn niet blind!
Zie s'echts hoe do omgang mot personen
van een andere kunne beoefening vindt.
Wat een gemak in die dwazo verhoudin
gen demonstreert de jeugd. Hoo neemt
men allures aan van grooto mcnschen en
gaat publiek en vaak ook in het geheim
met elkaar om, terwijl de onachtzaam
heid van do ouders hun vollo vrijheid van
handelen laat. Is er nog een uur van
thuiskomen, vraag ik mij vaak af, als ik
mij des avonds op een laat uur op straat
bevind. En waar wij vragen om verorde
ningen in het belang van het verkeer, even
FEUILLETON.
Vrij bewerkt naar het Engelsch
door P. G. Hoeks.
(Nadruk verboden).
„Wat vond ik hot vriendelijk van u mij
zoó'n hartelijken brief te schrijven na va
ders dood. kunt er van verzekerd zijn,
dat ik die attentie van uw kant zeer op
prijs gesteld heb en zulks zal blijven doen.
Het toonde mij zoo geheel en al uw mee
leven met anderen en uw meevoelen met
een andermans verdriet."
En dan in eens: „Hebt u de familie Jo
nes nog wel eens bezocht na ons verblijf
op Kastanjeoord?"
„Een paar weken geleden nog en me
vrouw scheen erg begaan te zijn met uw
lot."
„Ja, 't is een best mensch; dat bleek me
vooral, toen ze me een tehuis bij haar aan
bood. Maar u begrijpt wel, dokter, dat ik
dit aanbod, hoezeer ik het ook op prijs
stelde, niet kon aanvaarden. Ik ben niet
f,'raag afhankelijk. Ik zorg liever voor me
zelf en ik heb een heel goede betrekking
bij die twee aardige jonge dames
iWacht, ik zal hen eerst eens vertellen, wie
u is en we kunnen gerust doorpraten,
want ze verstaan nog te weinig Engelsch
om ons te begrijpen."
Hierop deelde Patty aan de meisjes me
de, dat Dr. Durham een goede kennis uit
Engeland was met wien zo enkele dingen
te bespreken had. Ze moesten zelf maar
even een paar schilderijen bekijken. Zoo
aanstonds kwam ze weer bij hen.
„Ja, dat waren gezellige dagen op Kas-
tanjcoord," vervolgde ze, „en die Isidra
vond ik toch wel een aardig kind. Jam
mer, dat het met haar verloving met dien
mijnheer Hay zoo raar gegaan is. U weet
immers, dat zo zich met hem verloofde,
daags na uw vertrek?"
„Ja, mevrouw Joncs heeft me dit ver
teld en trouwens, ik vermoedde al, toen ik
op Kastanjeoord was, dat dit zeer spoedig
zou plaats hebben."
„Nu, ze is eensklaps weggegaan of weg
gehaald door dat naro mensch, die ma
dame. Deze kwam haar halen om inkoo-
pen in Londen met haar te doen en na
dien tijd hebben we haar niet meer terug
gezien. Wel kwam er een dag of wat later
een brief van haar aan het adres van Mr.
Hay, waarin ze zonder omhaal vertelde,
dat ze binnen niet al te langen tijd met
oen baron in het huwelijk zou treden.
Maar ik houd vol, dat Isidra dien brief
niet heeft geschreven. Dat kkn niet.
Daarvoor ken ik ze te best."
„Hebt u den brief gezien?"
„Ja, en gelezen ook. Het was precies
haar schrift, maar do taal, waarin hij ver
vat was, was niet de hare. Ze kent ons En
gelsch veel te best om zulke zotte zins
wendingen te gebruiken. Het kwam mij
voor, dat de brief eerst geschreven was in
het Fransch en daarna in het Engelsch
vertaald werd, want dc zinnen waren alle
maal op zijn Fransch gesteld en er kwa
men een koele boel Fransche uitdrukkin
gen in voor. Ik heb het Mr. Hay ronduit
gezegd en ook aan mevrouw Jones, dat hij
niet door Isidra geschreven kón zijn, dat
hij valsch was en dat men ten opzichte
van haar een zeer lagen streek had uitge
haald."
„Toen ik een poos geleden bij mevrouw
Jones was, heeft ze me ock over dien brief
gesproken," zei de dokter nu, „en ik heb
haar bijna precies hetzelfde gezegd, als
wat u me nu meedeelt. Ik ben er van over
tuigd, even als u, dat dat schrijven niet
van haar was en dat men haar heeft wil-
lon dwingen, of reeds gedwongen heeft
een huwelijk aan te gaan tegen haar wil."
„Als ik me niet vergis, bevindt ze zich
in Parijs. Verbeeld v, gisteren wandelde
ik met de kinderen in het Bosch van Bou
logne, toen er een dame tc paard mij voor
bij reed, gevolgd door oen heer. Die dame
zag me en knikte me vriendelijk toe. Ik
knikte terug en dacht al: Wat een bekend
gezicht heeft ze. Waar kan ik dat meer
gezien hebben? Later drong het tot me
door, dat het waarschijnlijk Isidra ge
weest was. Maar zeker kan ik het niet
zeggen, want ze reed nog al hard. In ieder
geval, als ze het geweest is, zal ik ze nog
wel eens in het Bosch zien. Ik wandel daar
dikwijls met mijn pupillen. Waar zijn
ze?O, daar zie ik ze. Nu dokter, Gods
besten zegen. Misschien zien wc elkaar
nog wel eens."
„Ik hoop van ja. Ik ben ten minste van
plan nog een' dag of wat te blijven. Ik lo
geer in hotel Meurice."
„Hotel Meurice, zegt. u. Wacht, laat ik
het even noteerenEn hier hebt u mijn
adres. Nu, tot weerziens, zullen we maar
zeggen."
„Tot weerziens, Miss Brown, 't is me
zeer aangenaam geweest."
Ze voegde zich weer bij baar lcerlinge-
tjes en verliet kort daarop met hen hot
museum.
Den volgenden morgen deed ze met dc
meisjes oen wandeling in liet bosch toen
ze den hoefslag van een paard vernam en
opziende zag ze, hoe een paard in vollen
ren aan kwam stormen naar de plok, waar
zo zich met haar drieën bevonden. De
meisjes vlogen gillend op zij en ook Pat-
tie was op 't punt een zijsprong te makon
om niet onder do hoeven van het hollende
dier verpletterd te worden toen het, ge-
hoorzamond aan één ruk van den teugel
dor berijdster, plotseling naast haar stil
hield.
„Miss Brown!" riep ze, „Pattic! Ken jo
me niet meer? Ik ben Isidra Dessaynel"
„Isidra!" fluisterde Pattio, nog hevig
ontsteld door de beweging, dio het paard
in haar richting gemaakt had, „Isidra! Ben
jij het werkelijk?"
„JaWc waren samen op Kastanje-
oord. Toe, zend dien brief eens voor mo
naar Engeland, naar Mr. Hay."
Bij dio woorden haalde zo een brief uit
de plooien van haar rijkleed en gaf hem
aan Pattie, maar nauwelijks had deze hem
in handen, toen er in do verte een heer te
paard verscheen.
Isidra zag om.
„Te laatl" riep zo. „Weer te laat! O,
Pattie, ik word nog gek. Zo willen mo la
ten trouwen met een baron. Nooit! Ik be
hoor bij Mr. Hay!"
Op hetzelfde oogenblik hield die heer
stil naast Pattie. Hij zag den brief in haar
hand.
„Wat beteekent dat?" vrceg bij snau
wend aan Isidra.
„Ze is een vriendin van me. Ze zal dien
brief voor me verzenden."
..Dat zal zo niet." En zich bukkend rukt*
hij haar den brief uit de handen.
„Ha, een brief voor dien mijnheer Hay!'
riep hij. „Dat dacht ik al!Kijk, daar
gaat hij 1" En bij dio woorden scheurde
hij hom in honderdon stukjes, dio hij liet
gaan, waar ,dc wind ze wenschtc heen to
voeren.
Pattio Btond als verstijfd op 't gezicht
van zulk oen onbeschofte handeling cn
voelde een diep medelijden met do onge
lukkige Isidra.
Ze was op 't punt aan haar verontwaar
diging togen den onbekende lucht to ge
ven, toen dezo zijn paard do sporen gaf
en Isidra op ruwen toon gelastte met hem
mee te gaan.
„Wie was die mooie dame?" vroegen do
kinderen, die bij haar waren. „En wie was
dio nare, leelijke man?"
„Dio damo is een goede kennis van mo
en ook van Dr. Durham, jo weet wel, den
dokter, dien we gisteren in het museum
ontmoetten. Wie die man is, weot ik niet,
maar ik vind hem erg naar, net als jul
lie.... Komt, wc gaan naar huis, want ik
zou graag je mama vragen, of ik even naar
Dr. Durham mag gaan om hem tc vertel
len, hoe ongelukkig die dame is. Misschien
weet hij wel iets uit tc denken om haar
lot te verzachten."
Pattie kreog verlof en begaf zich op
slaanden voet naar het hotel Meurice,
waar ze, op haar vraag aan den portier, of
Dr. Durham aanwezig was, een bevestigend
antwoord ontving.
(War fit rovvnl*<H