HAAR EERSTE H. COMMUNIE.
OOK HAAR LAATSTE?
Zuster Maria had in haar Zaterdagscho
godsdienstles gesprolton over den lieven
Heinen Jesus, die zoo graag onder do ge
daante van brood in de harten zijner Hei
ne vriendinnetjes wilde komen. Haar be
doeling was, ze aan to sporen, Zondag tot
0c H. Communie te gaan. Ze wist, dat In
dische kinderen niet kwaad zijn, en ook
'graag doen wat anderen hun zeggen, van
'{wie ze eenmaal houden, maar ze wist ook,
dat van huis uit aan deze kinderen, voor
al op gebied van godsdienst, en niet t'
mind met betrekking tot de H. Commu
nie, veel in den weg wordt gelegd. De Iverk
is te ver af; zo mogen zoo lang niet nuch
ter blijven; dus kunnen ze onmogelijk te
.Communie gaan in een G- of 7-uursche H.
Mis. Ze mogen wel zonder ontbijt do les
sen op school tot 1 uur volgen. Haar scAol
moeten ze, zelfs onder een tropische stort
bui die Indië kent, weet wat dit betee-
kent) maar een fijno motregen zou ze op
Zondag ziek maken. Vader en Moeder
hebben geen anderen dag om te picnikken
dan Zondag, en de kinderen moeten mee.
Sommigen noemen zich „goed Roomsch",
rwant zo willen, dat hun kinderen iederen
Zondag „de preek" hooren, maar ook niet
meer dan de preek, do rest van de H. Mis
is bijzaak, enz. enz.
Zuster Marie putto zich dus uit, haar
kleine, gretig luisterende kleuters op te
wekken tot een vurig verlangen naar het
ontvangen van den Goddelijken Kinder
vriend in haar reine hartjes. „Dus kin
deren," was haar groet toen het kruistee-
ken gemaakt was na het dankgebed van
den voorbijen schooldag, „morgen alle
maal naar Onzen Lieven Heer? Jullie laat
Hem toch niet alleen?"
Neen, zuster, neen, eu scliitteroogend
liepen ze één voor één de deur uit de
tasch omhangend.
Suze had ook naar zuster zitten luiste
ren, maar Suze behoorde nog niet tot de
genen, die de eerste H. Communie reeds
gedaan hadden, de eenige uit haar Ha-s.
Mama had haar, na veel heen en weer
praten met zuster en pastoor, wel de voor
bereidende oefeningen met de andere kin
doren laten meedoen, maar op den
laatsten dag vóór het eerste H. Commu
niefeest kreeg Suze tot haar verdriet to
hooren, dat ze nog maar moest wachten,
want ze was nog te jong, vond Mama. Aan
dit alles had Zuster Marie niet gedacht,
toen ze in vuur sprak tot haar Heintjes.
Do Zondag ging voorbij, niet zonder
menig stil gebed van Zuster Marie, dat op
dezen dag toch geen van haar kleinen
Heutertjes mocht ontbreken aan de tafel
des Heeren.
Maandag brak aan en toen 't gebed
voor 't begin van de klas was gedaan,
wenschten Zuster Marie's kinderen haar
„goeden morgen", als altijd, maar er
was iets, iets als een wanklank, waardoor
de stemmetjes der ldnderen niet zoo
frisch en helder als gewoonlijk een blij
beginnen van den dag aankondigden. Ja,
er was iets, er was met Suze, die stil, ge
drukt, verlegen vóór zich tuurde, schuw
soms opblikto naar Zuster, en angstig om
zich heen keek, als er zachtjes gefluisterd
werd.
Wat is er Suze?
Opeens, eerst één stemmetje, dan velo
stemmetjes door elkaar.
Zuster, Zuster, zij heeft zonde ge
daan
Ja, ja, zij, zij, en ze keerden zich om
naar het arm© kind, dat, nu schreien^
haar gezichtje in haar armen, vooroVér
op do bank schokte van hét önikkeü.
Wkt was cr gebeurd!
Zuster zij te Communie geweest.
Zij nog niet eerste Communje, zoo was
in gebroken Hollandsch de lichtgevende
uitleg.
Werkelijk was Suze gisteren, 's morgens
yroeg, nuchter in de clectrische tram ge
stapt, vóór de 7-uursche Mis do Kathe
draal binnengegaan, en nadat ze gebiecht
had, was ze meegeloopen met allen, die
tor H. Tafel naderden. Zo wist goed wat
ze doen moest, zo had immers de voorbe-
roidings-oefeningen voor de eerste H.
Communie gevolgd. Den Heinen Goddelij
ken Jesus had ze dus in haar hartje ont
vangen, en ze was overgelukHg geweest,
ze had Hem zooveel gezegd, zooveel ge
vraagd, o zoo veel,, en ze had genoten de
vreugde van een reine engelenziel in ver-
eeniging met haar God.
Toen kwam het na de H. Mis. Al haar
vriendinnetjes stonden buiten bij de poort.
„Na loe!" (Inlandsche uitroep, om iemand
er op te wijzen, dat hij kwaad gedaan
heeft en dat hem straf wacht). „Na loejij
doet zonde!"
Het arme kind! Geheel verbijsterd na
haar hemel in de kerk, stond het bevend
tusschen haar opgewonden kameraadjes,
die meenden, dat zo kwaad gedaan had,
omdat ze was gegaan tot de H. Communio
zonder „plechtig" tot de eerste H. Com
munie toegelaten te zijn geweest. Arm
kind! Zelf begon ze te gelooven aan haar
schuld! En toch, het was zoo mooi ge
weest daar binnen in de kerk
Zuster Marie berispte haar vurige,
maar onbarmhartige kindertjes en over
tuigde haar, dat Suze geen kwaad gedaan
Nu is weer ieder op post. Alles is dood
stil.
De rat komt even en wil door het gat
kruipen, toen Max luid blaffend opspringt
en een kat achterna holt, die zich op de
schutting waagt.
Stoute Max, nou is het jouw schuld.
Ik zal beter oppassen Mies.
Weer liggen ze stil en wachten.
Daar komt de rat, door het gat. Roef
au! Max bijt de rat dood!
Bravo Max! bravo! Leg ze onder den
boom, morgen gaan we ze begraven!
Wat Jantje droomde
door Tante Marie.
IV. (Slot.)
Toen kwam de tweede groote dag in
Jan's leven. De dag zijner le H. Communie.
De kinderen waren toen nog niet zoo ge
lukkig als nu, dat zij reeds op 7-jarigen
leeftijd 0. X. Heertje mochten ontvangen,
in dien tijd moesten zij 12 jaar zijn. Wat
was hij dien dag gelukkig, maar 's avonds
toen alles rustig en hij met vader en moe
der alleen was, kwam pas tot uiting wat
die dag voor hem geweest was.
Weet u wat ik nu tot slot van dezen heer
lijken dag zou willen? zeide hij. Nu wat dan
jongen zeide vader: Droomen van de enge
len en de zwarte kindertjes, zooals ik
droomde toen ik nog een kleinen jongen
was. O. wat zou ik die zwartjes nu veel
van O. L. Heer kunnen vertellen, nu ik er
zelf ook zooveel moer van weet. In al die
jaren had de jongen nooit over z'n droom
gerept, maar vergeten was hij haar niet.
Moeders hart beefde van vreugde en geluk,
vaders hart van teleurstelling. Zou zijn
oudste voor zijn zaak verloren zijn. de zaak
die reeds jaren lang van vader op zoon
was overgegaan. Ga maar gauw naar bed
Jan, zeide moeder: want je zult wel moe
zijn. Of Jan vafi engelen en zwartjes ge
droomd heeft, weet ik niet, wel weet ik: dat
toen Jan enkele jaren later voor de keus
stond, of hij z'n studies wilde voortzetten
op H. B. S. of Gymnasium, hij vader vroeg
of hij naar het Seminarie zou mogen gaan.
Waarom naar het Seminarie mijn jongen?
Om mijn belofte te houden eens in mijn
droom gedaan aan 0. L. Heer en vernieuwd
op den dag mijner eerste H. Communie va
der. o, ik verlang zoo naar de Missie als ik
denk aan al die zieltjes die daar te winnen
zijn.
Gelukkig had Jan een verstandigen va
der, die begreep, dat waar een droom zoo'n
indruk had gemaakt op een 4-jarig kind,
geen tegenspraak helpen zou.
De mensch wikt, God beschikt. Later
sprak moeder tot vader: Laten wij God
danken dat onze jongen daarvoor is uitver
koren.
Zoo ging Jan naar het Seminarie en was
ook daar den ijverigsten student. Bij allo
vacanties hoopte vader nog. dat Jan zou
ferugkeeren, maar hoe ouder hij werd, hoe
sterker zijn verlangen, tot eindelijk de H.
Wijdingsdag aanbrak en kort daarna zijn
vertrek. Jan dankte zijn ouders voor alles
en toen hij z'n moedertje voor het laatst
omhelsde, zeide hij: Moeder kent ge dit
nog? Het was ..Het Lhfste Kindje" zijn
eerste boek van moede1* gekregen, waarin
hij z'n droom te danken had, en dat hij
medenam naar zijn zwartjes.
Van mijn reisje naar de Belgische
Ardennen.
door Theodora.
VII
Elke voorbijganger ontbloot zijn hoofd,
O. als deze stcenen. eens spreken konden!
Zoo staan in Dinant nog een paar van de
ze muren, waartegen honderden burgers
zijn doodgeschoten, ook steeds versierd
en met 't zelfde opschrift. Iets verder een
groot graf, waar honderden tegelijk zijn
verbrand en begraven
Wij zagen nog huizen, wier gevels nog
vol gaten zalen ter herinnering aan den
grooten oorlog. Verder wandelen wij over
de prachtige nieuwe Maasbrug en ge
bruikten in een groot hotel een verfris-
sching en nu naar de Citadel! Do oudere
dames gingen niet mee. Die bleven in het
hotel achter. Wat een hoogte, vierhonderd
en vijftien treden, tegen oen steilen rots
wand maar wat een verrukkelijk schouw
spel daarboven! Hier staan wij ruim 100
Meter boven de Maas. Toon ik heneden was,
keek ik tegen den kerktoren op en nu kijk
had, en t<?en Suze tijdens dep speeltijd
bedeescl met een blijde, hoopvolle schitte
ring vroeg, of ze den volgenden Zondag
weer mocht gaan, beloofde de meesteres
baar, er Pastoor eens over te spreken.
Maarvoor Suze's Mama bleef liet niet
geheim, wat haar kind gedaan had en
dankte zij den grooten, oneindig llefdevol-
len God voor de groote genade aan haar
Hnd bewezen, genade, die zij wel kon be
grijpen, daar zij zelf Katholiek" was? Zag
zij hier bewaarheid Gods liefdezucht tot
de menschen: „Met een eeuwige liefde
heb Ik u bemind, en u daarom in ontfer
ming tot Mij getrokken"Ware bet
zoo geweest! Neen, Suze's Mama nam
haar weg van de zusterschool
Suze is nu gehuwd met een. Protestant,
is moeder van protestantsche kindertjes,
is zelf wat men noemt „protestant gewor
den". Wat er gebeurd is met haar ziel,
waar toch eens de God der Heerscharen
gerust beeft, boe zij van een onstuimig
verlangen naar Jesus in bet Allerheiligste
gekomen is tot een volkomen, schijnbaar
tenminste, zich afkoeren van de Kerk,
waar zij baar eerste reine geluk smaakte,
dit is den Alwetende alleen bekend.
Zal haar eerste H. Communie ook haar
laatste zijn? Zal baar hart, eenmaal ge
heiligd door de waarachtige aanralcing
met den Heilige der Heiligen, nooit meer
in nederige, erkennende liefde zich open
stellen voor Hem, die haar eens in zoo
groote barmhartigheid tot zich getrokken
had?
Misschien wij gelooven in de ge
meenschap der Heiligen misschien ligt
haar toekomst in de banden van bet
Apostolaat der Gebeds. Bid voor haar!
(De Heraut).
ik op bet baantje neer. Hier op de hoogste
hoogte van 't platvorm, bleef ik wachten,
totdat iedereen van 't gezelschap hoven
was. Ja, dat viel heusch niet mee. In een
wedstrijd tijilens den oorlog heeft iemand
in 2 minuten en 34 sec. den Citadel he
klommen. Hijgend en dood-op, kwamen
eindelijk de laatsten van he' gezelschap
boven. Nog even uitgerust on de omgeving
bewonderd, 't Mooiste is 't. als men denkt
het mooiste gezien te hebben maar dat het
altijd nog mooier wordt en mijn arme taal
is niet hij machte weer te geven van alles
wat men hier to aanschouwen krijgt. Wij
gingen de Citadel binnen. Een gids kwam
ons tegemoet, om ons rond te leiden en hier
spreekt alles van den laatsten bloedigen
oorlog. Hier werden boven in 1914 de eer
ste groote gevechten geleverd van man te
gen man hier in een heele groote gang
waar ruimte is voor 400 personen hebben
2 jaar opgesloten gezeten 3000 man, als
vee opgestapeld, verstoken van licht en
lucht. Wij volgen de gids verder en hij ver
telt ons en laat ons de plaats zien, waar die
groote bloedigen slag geleverd is op dien
gedenkwaardigen dag in Augustus, toen er
meer dan 3000 Belgische en Fransche sol
daten gevallen zijn. Er staat dan ook een
groot gedenkteeken en zien aan de achter-
rijde van de Citadel een heel groot kerkhof
niets dan kruisen en nog eens kruisen.
Eerst krijgt men zes groote graven waar
in ieder graf 120 soldaten begraven liggen.
Belgische en Fransche wier namen onbe
kend zijn. Dan ontzaglijk veel kruisen met
opschriften, versierd met bloemen en me
dailles, en portretten; ook een zeer groot
kerkhof met een groote zuil in 't midden
van de Duitschers. Ja, die grond is ge-:
drenkt in het bloed van vele jonge man
nen, in den bloei van hun leven. Men liet
ons nog zien hoe Dinant er uit zag na den
oorlog. Alles stond in brand en was weg
geschoten, maar nu weg met dat spook der
ellende! Die vreeselijke tijden zijn Goddank
voorbij! Dinant bloeit weer en laten wij onze
oogen nog eens verlustigen aan het heerlii-
ke uitzicht, wat men li ooft van het plat, 100
Meter boven den waterspiegel. En nu weer
naar heneden. Dat is veel moeilijker nog
als naar hoven; de treden zijn smal en glib
berig en men moet zich stevig vasthouden
Allen komen gelukkig beneden aan, zeer
Toldaan over het mooie uitzicht en over
alles wat wij te zien en te hooren kregen.
Wij waren erg moe en nu vlug naar het
hotel, waar wij een heerlijken lunch ge
bruikten en nu naar de boot van Dinant
naar Namen. Dat is weer een schitterende
tocht van ruim 4 uur langs bet mooiste
natuurschoon van België, rijk aan afwis
seling. Hoog rijzen de rotsen ruw, kaal en
steil de hoogte in. Vlak mij de Maas zijn
sommige dezer rotsen begroeid met zware
hoornen en weelderig groen en geel bloeiend
brem, terwijl do bellingen versierd zijn met
lieflijke villa's en torentjes, hetwelk het
landschap een eigenaardige bekoring
geeft.
(Wordt vervolgd).
Verdwaald op Julianafeest.
't Was op 'n mooien zonnigen Zaterdag,
den 30sten April 1927. Het was een schit
terend Julianafeest, overal hingen de vlag
gen uit. Er was 's middags optocht met
muziek om 2 uur. Een Hein meisje, dat
Annie heette, zat al door 't raam te kijken
want de optocht zou door de straat komen
waar zij woonde. Zo bad al zoo lang geke
ken maar nog niets gezien. Telkens vroeg
ze aan baar moeder: „Is 't nog geen twee
uur? Komt de optocht nog niet?"
Eindelijk hoort ze muziek. „Mag ik gaan
kijken, moeder?" vroeg Annie. „Ja", zei
moeder, „maar je mag niet meeloopen,
boor!" „Nee, moeder!" was het ant
woord. En Annie was weg naar den op
tocht.
„Wat een mooie muziek", dacht ze. Ze
bleef kijken en toen de optocht al verder en
verder ging kreeg ze een neiging om mee
te gaan. Toen was ze ongehoorzaam en
liep stilletjes mee.
Toen de optocht was afgeloopen en
iedereen naar buis ging. wilde ook onze
.\nnie naar huis gaan. Maar waar moest
ze naar toe? Waar was 't huis? Welke kant
moest ze uit? Dat wist Annie juist niet. Ze
begon te huilen eerst een Hein beetje maar
later barder. Niemand keek in 't begin
raar haar om maar eindelijk kwam een
goed oud vrouwtje vragen wat er aan
scheelde. „Ik wil naar moeder toe", zei bet
meisje huilend.
ANECDOTEN.
Een eenvoudig middel.
Ja, mijnheer Pijpmans, ik heb ge
schreven op de advertentie, waarin tegen
betaling van 'n riks het middel aan de
hand gedaan zou worden om in één avond
tienduizend dollar te verdienen.
Zoo, en wat heeft men je terugge
schreven?
Eenvoudig dit: wordt bokskam
pioen I
Toevallig.
't Is wel toevallig maar mijn man
en ik zijn op denzelfden dag geboren.
En mijn man en ik zijn op denzelfden
dag getrouwd!
Zou het waar zijn?
Ik heb eens gedineerd in een hotel,
waar het plafond zóó hoog was, dat het
alleen met een verrekijker was waar te
nemen.
En ik heb eens gedineerd in een ho
tel, waar het plafond zóó laag was, dat
we alléén pannekoek konden eten!
De optimist.
Huisbaas: De vereeniging van huis
eigenaren heeft besloten in staking lo
gaan.
Huurder: Juist. Dus de volgende
weken worden de huren niet opgehaald?
Hij begreep het.
Wijnhandelaar (tot sollicitant naar do
betrekking van magazijnknecht): Komt u
voor de nieuwe betrekking? begrijpt,
dat onze bediende niet dronken mag zijn.
Sollicitant: O, ja. Daarom kom ik juist
zoo vroeg in den morgen.
Het vrouwtje begreep al dat ze ver
dwaald was geraakt door met den optocht
mee te loopen. Ze vroeg aan 't kind, waar
het woonde maar kreeg geen antwoord.
Toen word onze Annie naar het Politiebu
reau gebracht waar haar vader reeds was.
Haar groote broer was gaan zoeken, maar
kon kleine Annie nie vinden. Vader
bracht haar naar buis, waar haar moeder
voor 't Mariabeeld, dat pas versierd was
voor de Meimaand, zat te bidden, terwijl ze
schreide. Wat was moeder blij haar lieve
ling weer terug te zien.
Toen Annie d'r broer weer thuis kwam
bedankten ze allen de H. Maagd, bijzonder
de kleine Annie, die erg blij was weer veilig
bij haar moeder te zijn.
Oom Tom.
De schelmstreken van Pim en Wim
door Wim Simons.
VII.
Toch naar huis!
Daar kwam een auto aan. Pim liep cr op
toe en vroeg aan den chauffeur of die hem
met z'n broertje naar Arnhem wou bren
gen. Hij verzon een leugentje en zei dat
ze verdwaald waren. De chauffeur had me
delijden met de bengels en daar hij toch
r.aar Arnhem ging, liet hij de jongens in
stappen. De auto reed verder en toen de
zon opkwam stond de auto stil voor het
buis van Pim en Wim's ouders. De jon
gens waren toch wel 'n beetje angstig.
Zouden ze weer terug gestuurd worden?
Wiin trok aan de bel en 'n oogenblik later
keek moeder bet raam uit Ze viel haast
naar beneden van de schrik en wat moest
die meneer daar bij doen? Zouden ze ziek
zijn?
Ze schoof bet raam dicht en liep zoo
vlug mogelijk naar beneden. Ze deed de
deur open en 'n poosje later vlogen haar
bengels de vang in. „Wat is er gebeurd?"
vroeg moeder nog maar steeds aan onge
lukken denkend. „Weggeloopen" zei Pim
eenvoudig.
„Gelukkig dat vader niet thuis is, maar
vanmiddag gaan jullie weer naar de kost
school." Dat hadden do jongens niet ver
wacht, móesten ze nu weer terug? Wat zou
de directeur wel zeggen? Misschien wou
hij ze niet eens meer hebben. Verbeeld je.
eens!
't Was 's avonds zes uur en de jongens
waren weer terug in Zwolle. De Directeur
zelf stond aan het station, hij keek allesbe
halve vriendelijk toen hij 't tweetal uit den
trein zag stappen. Onderweg zei hij geen
woord maar toen beiden in de spreekkamer
zalen, brak bet gebulder los. De jongens
moesten 't heele jaar eiken dag 50 straf
sommen maken. Toch wel verdiend.
Den volgenden dag, 't is vier uur, stap
pen de jongens ide kamer van den Direc
teur binnen. Ze beginnen aan de sommen
Do eerste hebben ze gauw af maar de twee
de kennen ze niet bijzonder. Ze kladden
maar wat neer en zoo gaat het door tot de
50 sommen af zijn. De Directeur kijkt ze
ra en 't blijkt dat Pim er 3 goed heeft en
Wim 2. Den volgenden dag moeten ze er
dus resp. 97 en 98 maken. Pim vindt het
schandelijk, bij denkt er over om een brief
kaart naar buis te sturen, om te vragen of
zo thuis mogen komen, vader is er toch
niet, moeder zou het wel toestaan. Ze stu
ren een mooio kaart en achterop zet Wim
met hanepooten: „Mogen we thuis komen,
we hebben het hier verschrikkelijk."
Pim
Wim.
Maar den volgenden dag ligt er een brief
in de bus die bestemd is voor: „de Jonge-
beeren Pim en Wim Jansen."
Pim scheurt het couvert open en leest
het volgende:
Bengels. Stoute bengels. Dacht je nu, dat
je thuis mocht komen? Ik wist nog liever,
Ik wist niet wat ik hooide toen jullie kaart
binnenkwam. Zeg aan den Directeur dat
ik hem Maandag kom spreken.
Je Vader.
Dus vader was toch thuis. Jammer en
akelig. Hadden ze dat maar nooit gedaanl
Maar 't is toch maar beter dat ze in Zwol-
lo moeten blijven, want over acht dagen is
't groote turnfeest, en ze zouden boog en
vèrspringen en hardloopen. En ze warep
bazen in 't spel. Dus ze zouden maar nooit
weer zoo dom doen!
(Wordt vervolgd).
VOOR ONZE
OUD VROUWTJE
door Oom Wim.
XXV.
En toen werden plannen gemaakt voor
den aanstaanden Mei en den zomer, die
dan volgen zou.
Maar, wat zijn plannen, die menschen
maken.
Oma zou niet meer den nachtegaal hoo
ien slaan in de struiken van bet park en
evenmin den merel hooren zingen in de
liooge hoornen, waaronder het weleer zoo
heerlijk was uit le rusten en te luisteren
naar het geroezemoes der stemmen, die
kwamen van dichtbij en ver-af.
Oma zou niet meer met Anny en Toos
gaan wandelen in het park en daar met
haar breikous op d'r schoot zien naar het
spel der kleinen en glimlachend antwoor
den op de vele vragen, die over alles en nog
wat te beantwoorden vielen.
Eer de warme Junizon haar stralen zou
uitgieten over stad en land; over tuinen en
parken, zou onze lieve, goede Oma het lij
delijke met bet eeuwige hebben verwisseld
en zouden do twee vriendinnetjes staan aan
haar groeve en weenend necrblikken in het
kille graf. dat dadelijk zich sluiten ging en
Oma onttrekken zou aan aller blik.
Het einde was spoedig beslist geweest.
De kunst had machteloos geslaan en ge
nezing was uitgebleven. Kalm en zacht, zoo
als heel haar leven was henengevloden
was zij uit dit leven gelreden. Een eigen
lijke doodstrijd had zij niet gehad.
En nu is Oud Vrouwtje niet meer en
Omaatje is bij Ons Lieven Heertje en blikt
wis en zeker met welgevallen neer op die
twee brave kindertjes, die het laatste jaar
naars leven hadden opgevroolijkt en ge
maakt hadden tot een der heerlijkste dagen
yan dit goedig en braaf moedertpe.
Daar is een brief van den Notaris
gekomen Anny en hierin staat, dat wij sa
men bij hem moeten komen. Hij heeft ons
wat buitengewoons mee te deelen.
Wat zou dat kunnen zijn, vader?
Dat weet ik niet; dat zullen we zoo
wel hooren!
Zou Toos ook verzocht zijn?
Dat weet ik niot. Maar wacht, ik zal
even opbellen.
En vader helde op en hoorde daar pre
cies hetzej/dc nieuws. Ook Toos en haar
yader waren ten kantore verzocht en zou
den hen halen komen, dan zouden ze met
huil vieren naar den Notaris gaan.
En ziet, daar gaan de heeren heen!
Zo zijn alle vier even benieuwd, wat de
treden is van dit verzoek en als zo dadelijk
Dina, de meid, eveneens in de wachtka
mer vinden, dan beginnen ze hoe langer
KINDEREN.
hoe meer le vermoeden, dat oud vrouwtje
vóór ze henenging, een testament maakte,
waarin ze de goede vrienden niet vergelen
heeft.
En dat vermoeden zal zoo dadelijk blij
ken waar te zijn.
Komt u binnen, Dames en Heeren,
on neemt u allen plaats.
U hebt zeker al wel begrepen, waarom
ik U hier deed komen. Mejuffrouw Maria
Goedhart heeft een testament gemaakt en
hierin staat nauwkeurig omschreven, wie
haar bezittingen na haar dood hebben zul
len.
En de notaris las het testament voor.
En hoe verder hij las, hoe meer aller ver
bazing steeg.
En toen deze laatste wilsbeschikking ten
einde toe was aangehoord, parelde in aller
oog een traan van diepe ontroering.
Het is een wijle stil op het kantoor van
don Notaris.
Dezo voelt als mensch wal er om moet
gaan in de harten dier menschen, die in
geen familierelatie stonden tot dat eenvou
dige brave vrouwtje, en toch door haar in
Lefde werden bedacht op een wijze, die ver
hoven aller verwachtingen ging.
U hebt gehoord, hesto menschen, zegt
de Notaris op zijn gemoedelijke manier van
spreken, hoe do nalatenschap van wijle
Mejuffrouw Goedhart moet. geregeld wor
den.
Zooals u hoorde krijgt Mejuffrouw Dina
van Werkhoven duizend guldon, welk be
drag onmiddellijk kan in ontvangst geno
men worden. Ik behoef zeker niet te vra
gen, of dit voorstel wordt aangenomen?
Er bestaat voor mij geen enkele reden
cm dit bedrag te weigeren, zegt Dina met
een van aandoening bevende stem en met
tranen in de oogen, on ik zal zoolang ik
leef voor die brave, lieve ziel blijven bid
den.
Goed, juffrouw! Ik zal u onmiddellijk
het bedrag uitbetalen. Volgt u me maar,
dan kunt u in tegenwoordigheid van mijn
klerken de kwitantie voor voldaan teekenen
en zal ik u de f 1000 ter hand stellen.
Toen Dina een kwartier later het kan
toor verliet, voelde zij zich zoo gelukkig en
wel te mode, dat ze het wel had willen uit
jubelen van schik.
Duizend gulden! Het was een bedrag
om van to duizelen vond die brave meid,
die nooit had kunnen droomen, dat zij nog
eenmaal zoo rijk zou zijn!
„Wie had dat nu ooit kunnen denken,
dat die brave ziel zoo rijk was en mij zoo
vorstelijk zou beloonen voor dat beetje
goed. dat ik haar had kunnen aandoen.
Had ik dat geweten, dat zij zoo zou han
delen, hoe zoa ik haar dan op de handen
gedragen hebben en haar opgepast hebben
met een zorg en een liefde, zooals een kind
haar moeder bijstaat in haar laatste uren.
Ooch, och, wat is het leven toch mooi!
Hoeveel mooier lijkt me nu alles!
En wat zal mijn moeder zeggen, als ik
de volgende week haar dat groote nieuws
ga meedeelen. Zij zal het niet kunnen ge
looven, en toch zal ik haar dien berg geld
eens laten zien!
Het is toch wat (e zeggen. Het is haast te
mooi om waar te zijn??
Zoo redeneert Dina in zich zelf voort lot
ze aan het oude tehuis komt, waar ze blij
ven zal tot alles verder geregeld is.
(Slot volgt.)
DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX
door Oom Wim.
Avontuur X L VI.
Een week later!
Mies en Max liggen op den loer. Ze we
ten wat.
Waar? In den tuin is een gat in de
schutting en daar komt af en toe een rat
door, om eten te zoeken.
Mies heeft het gezien en Max ook.
Beide liggen aan een kant van de schut
ting, gereed om toe te springen.
Max houdt zich stil, dood-stil!
Mies ligt zoo lekker in 't zonnetje te slo
ven, dat ze rat en Max vergeet en luid-op
spint.
Do rat steekt het kopje oventje door do
opening; hoort Miesje spinnen entrekt
haar kop gauw in.
Stoule Mies. je hebt het spelletje be
dorven.
Ik zal heter oppassen Max.