HAAR EERSTE H. COMMUNIE. OOK HAAR LAATSTE? Zuster Maria had in haar Zaterdagscho godsdienstles gesprolton over den lieven Heinen Jesus, die zoo graag onder do ge daante van brood in de harten zijner Hei ne vriendinnetjes wilde komen. Haar be doeling was, ze aan to sporen, Zondag tot 0c H. Communie te gaan. Ze wist, dat In dische kinderen niet kwaad zijn, en ook 'graag doen wat anderen hun zeggen, van '{wie ze eenmaal houden, maar ze wist ook, dat van huis uit aan deze kinderen, voor al op gebied van godsdienst, en niet t' mind met betrekking tot de H. Commu nie, veel in den weg wordt gelegd. De Iverk is te ver af; zo mogen zoo lang niet nuch ter blijven; dus kunnen ze onmogelijk te .Communie gaan in een G- of 7-uursche H. Mis. Ze mogen wel zonder ontbijt do les sen op school tot 1 uur volgen. Haar scAol moeten ze, zelfs onder een tropische stort bui die Indië kent, weet wat dit betee- kent) maar een fijno motregen zou ze op Zondag ziek maken. Vader en Moeder hebben geen anderen dag om te picnikken dan Zondag, en de kinderen moeten mee. Sommigen noemen zich „goed Roomsch", rwant zo willen, dat hun kinderen iederen Zondag „de preek" hooren, maar ook niet meer dan de preek, do rest van de H. Mis is bijzaak, enz. enz. Zuster Marie putto zich dus uit, haar kleine, gretig luisterende kleuters op te wekken tot een vurig verlangen naar het ontvangen van den Goddelijken Kinder vriend in haar reine hartjes. „Dus kin deren," was haar groet toen het kruistee- ken gemaakt was na het dankgebed van den voorbijen schooldag, „morgen alle maal naar Onzen Lieven Heer? Jullie laat Hem toch niet alleen?" Neen, zuster, neen, eu scliitteroogend liepen ze één voor één de deur uit de tasch omhangend. Suze had ook naar zuster zitten luiste ren, maar Suze behoorde nog niet tot de genen, die de eerste H. Communie reeds gedaan hadden, de eenige uit haar Ha-s. Mama had haar, na veel heen en weer praten met zuster en pastoor, wel de voor bereidende oefeningen met de andere kin doren laten meedoen, maar op den laatsten dag vóór het eerste H. Commu niefeest kreeg Suze tot haar verdriet to hooren, dat ze nog maar moest wachten, want ze was nog te jong, vond Mama. Aan dit alles had Zuster Marie niet gedacht, toen ze in vuur sprak tot haar Heintjes. Do Zondag ging voorbij, niet zonder menig stil gebed van Zuster Marie, dat op dezen dag toch geen van haar kleinen Heutertjes mocht ontbreken aan de tafel des Heeren. Maandag brak aan en toen 't gebed voor 't begin van de klas was gedaan, wenschten Zuster Marie's kinderen haar „goeden morgen", als altijd, maar er was iets, iets als een wanklank, waardoor de stemmetjes der ldnderen niet zoo frisch en helder als gewoonlijk een blij beginnen van den dag aankondigden. Ja, er was iets, er was met Suze, die stil, ge drukt, verlegen vóór zich tuurde, schuw soms opblikto naar Zuster, en angstig om zich heen keek, als er zachtjes gefluisterd werd. Wat is er Suze? Opeens, eerst één stemmetje, dan velo stemmetjes door elkaar. Zuster, Zuster, zij heeft zonde ge daan Ja, ja, zij, zij, en ze keerden zich om naar het arm© kind, dat, nu schreien^ haar gezichtje in haar armen, vooroVér op do bank schokte van hét önikkeü. Wkt was cr gebeurd! Zuster zij te Communie geweest. Zij nog niet eerste Communje, zoo was in gebroken Hollandsch de lichtgevende uitleg. Werkelijk was Suze gisteren, 's morgens yroeg, nuchter in de clectrische tram ge stapt, vóór de 7-uursche Mis do Kathe draal binnengegaan, en nadat ze gebiecht had, was ze meegeloopen met allen, die tor H. Tafel naderden. Zo wist goed wat ze doen moest, zo had immers de voorbe- roidings-oefeningen voor de eerste H. Communie gevolgd. Den Heinen Goddelij ken Jesus had ze dus in haar hartje ont vangen, en ze was overgelukHg geweest, ze had Hem zooveel gezegd, zooveel ge vraagd, o zoo veel,, en ze had genoten de vreugde van een reine engelenziel in ver- eeniging met haar God. Toen kwam het na de H. Mis. Al haar vriendinnetjes stonden buiten bij de poort. „Na loe!" (Inlandsche uitroep, om iemand er op te wijzen, dat hij kwaad gedaan heeft en dat hem straf wacht). „Na loejij doet zonde!" Het arme kind! Geheel verbijsterd na haar hemel in de kerk, stond het bevend tusschen haar opgewonden kameraadjes, die meenden, dat zo kwaad gedaan had, omdat ze was gegaan tot de H. Communio zonder „plechtig" tot de eerste H. Com munie toegelaten te zijn geweest. Arm kind! Zelf begon ze te gelooven aan haar schuld! En toch, het was zoo mooi ge weest daar binnen in de kerk Zuster Marie berispte haar vurige, maar onbarmhartige kindertjes en over tuigde haar, dat Suze geen kwaad gedaan Nu is weer ieder op post. Alles is dood stil. De rat komt even en wil door het gat kruipen, toen Max luid blaffend opspringt en een kat achterna holt, die zich op de schutting waagt. Stoute Max, nou is het jouw schuld. Ik zal beter oppassen Mies. Weer liggen ze stil en wachten. Daar komt de rat, door het gat. Roef au! Max bijt de rat dood! Bravo Max! bravo! Leg ze onder den boom, morgen gaan we ze begraven! Wat Jantje droomde door Tante Marie. IV. (Slot.) Toen kwam de tweede groote dag in Jan's leven. De dag zijner le H. Communie. De kinderen waren toen nog niet zoo ge lukkig als nu, dat zij reeds op 7-jarigen leeftijd 0. X. Heertje mochten ontvangen, in dien tijd moesten zij 12 jaar zijn. Wat was hij dien dag gelukkig, maar 's avonds toen alles rustig en hij met vader en moe der alleen was, kwam pas tot uiting wat die dag voor hem geweest was. Weet u wat ik nu tot slot van dezen heer lijken dag zou willen? zeide hij. Nu wat dan jongen zeide vader: Droomen van de enge len en de zwarte kindertjes, zooals ik droomde toen ik nog een kleinen jongen was. O. wat zou ik die zwartjes nu veel van O. L. Heer kunnen vertellen, nu ik er zelf ook zooveel moer van weet. In al die jaren had de jongen nooit over z'n droom gerept, maar vergeten was hij haar niet. Moeders hart beefde van vreugde en geluk, vaders hart van teleurstelling. Zou zijn oudste voor zijn zaak verloren zijn. de zaak die reeds jaren lang van vader op zoon was overgegaan. Ga maar gauw naar bed Jan, zeide moeder: want je zult wel moe zijn. Of Jan vafi engelen en zwartjes ge droomd heeft, weet ik niet, wel weet ik: dat toen Jan enkele jaren later voor de keus stond, of hij z'n studies wilde voortzetten op H. B. S. of Gymnasium, hij vader vroeg of hij naar het Seminarie zou mogen gaan. Waarom naar het Seminarie mijn jongen? Om mijn belofte te houden eens in mijn droom gedaan aan 0. L. Heer en vernieuwd op den dag mijner eerste H. Communie va der. o, ik verlang zoo naar de Missie als ik denk aan al die zieltjes die daar te winnen zijn. Gelukkig had Jan een verstandigen va der, die begreep, dat waar een droom zoo'n indruk had gemaakt op een 4-jarig kind, geen tegenspraak helpen zou. De mensch wikt, God beschikt. Later sprak moeder tot vader: Laten wij God danken dat onze jongen daarvoor is uitver koren. Zoo ging Jan naar het Seminarie en was ook daar den ijverigsten student. Bij allo vacanties hoopte vader nog. dat Jan zou ferugkeeren, maar hoe ouder hij werd, hoe sterker zijn verlangen, tot eindelijk de H. Wijdingsdag aanbrak en kort daarna zijn vertrek. Jan dankte zijn ouders voor alles en toen hij z'n moedertje voor het laatst omhelsde, zeide hij: Moeder kent ge dit nog? Het was ..Het Lhfste Kindje" zijn eerste boek van moede1* gekregen, waarin hij z'n droom te danken had, en dat hij medenam naar zijn zwartjes. Van mijn reisje naar de Belgische Ardennen. door Theodora. VII Elke voorbijganger ontbloot zijn hoofd, O. als deze stcenen. eens spreken konden! Zoo staan in Dinant nog een paar van de ze muren, waartegen honderden burgers zijn doodgeschoten, ook steeds versierd en met 't zelfde opschrift. Iets verder een groot graf, waar honderden tegelijk zijn verbrand en begraven Wij zagen nog huizen, wier gevels nog vol gaten zalen ter herinnering aan den grooten oorlog. Verder wandelen wij over de prachtige nieuwe Maasbrug en ge bruikten in een groot hotel een verfris- sching en nu naar de Citadel! Do oudere dames gingen niet mee. Die bleven in het hotel achter. Wat een hoogte, vierhonderd en vijftien treden, tegen oen steilen rots wand maar wat een verrukkelijk schouw spel daarboven! Hier staan wij ruim 100 Meter boven de Maas. Toon ik heneden was, keek ik tegen den kerktoren op en nu kijk had, en t<?en Suze tijdens dep speeltijd bedeescl met een blijde, hoopvolle schitte ring vroeg, of ze den volgenden Zondag weer mocht gaan, beloofde de meesteres baar, er Pastoor eens over te spreken. Maarvoor Suze's Mama bleef liet niet geheim, wat haar kind gedaan had en dankte zij den grooten, oneindig llefdevol- len God voor de groote genade aan haar Hnd bewezen, genade, die zij wel kon be grijpen, daar zij zelf Katholiek" was? Zag zij hier bewaarheid Gods liefdezucht tot de menschen: „Met een eeuwige liefde heb Ik u bemind, en u daarom in ontfer ming tot Mij getrokken"Ware bet zoo geweest! Neen, Suze's Mama nam haar weg van de zusterschool Suze is nu gehuwd met een. Protestant, is moeder van protestantsche kindertjes, is zelf wat men noemt „protestant gewor den". Wat er gebeurd is met haar ziel, waar toch eens de God der Heerscharen gerust beeft, boe zij van een onstuimig verlangen naar Jesus in bet Allerheiligste gekomen is tot een volkomen, schijnbaar tenminste, zich afkoeren van de Kerk, waar zij baar eerste reine geluk smaakte, dit is den Alwetende alleen bekend. Zal haar eerste H. Communie ook haar laatste zijn? Zal baar hart, eenmaal ge heiligd door de waarachtige aanralcing met den Heilige der Heiligen, nooit meer in nederige, erkennende liefde zich open stellen voor Hem, die haar eens in zoo groote barmhartigheid tot zich getrokken had? Misschien wij gelooven in de ge meenschap der Heiligen misschien ligt haar toekomst in de banden van bet Apostolaat der Gebeds. Bid voor haar! (De Heraut). ik op bet baantje neer. Hier op de hoogste hoogte van 't platvorm, bleef ik wachten, totdat iedereen van 't gezelschap hoven was. Ja, dat viel heusch niet mee. In een wedstrijd tijilens den oorlog heeft iemand in 2 minuten en 34 sec. den Citadel he klommen. Hijgend en dood-op, kwamen eindelijk de laatsten van he' gezelschap boven. Nog even uitgerust on de omgeving bewonderd, 't Mooiste is 't. als men denkt het mooiste gezien te hebben maar dat het altijd nog mooier wordt en mijn arme taal is niet hij machte weer te geven van alles wat men hier to aanschouwen krijgt. Wij gingen de Citadel binnen. Een gids kwam ons tegemoet, om ons rond te leiden en hier spreekt alles van den laatsten bloedigen oorlog. Hier werden boven in 1914 de eer ste groote gevechten geleverd van man te gen man hier in een heele groote gang waar ruimte is voor 400 personen hebben 2 jaar opgesloten gezeten 3000 man, als vee opgestapeld, verstoken van licht en lucht. Wij volgen de gids verder en hij ver telt ons en laat ons de plaats zien, waar die groote bloedigen slag geleverd is op dien gedenkwaardigen dag in Augustus, toen er meer dan 3000 Belgische en Fransche sol daten gevallen zijn. Er staat dan ook een groot gedenkteeken en zien aan de achter- rijde van de Citadel een heel groot kerkhof niets dan kruisen en nog eens kruisen. Eerst krijgt men zes groote graven waar in ieder graf 120 soldaten begraven liggen. Belgische en Fransche wier namen onbe kend zijn. Dan ontzaglijk veel kruisen met opschriften, versierd met bloemen en me dailles, en portretten; ook een zeer groot kerkhof met een groote zuil in 't midden van de Duitschers. Ja, die grond is ge-: drenkt in het bloed van vele jonge man nen, in den bloei van hun leven. Men liet ons nog zien hoe Dinant er uit zag na den oorlog. Alles stond in brand en was weg geschoten, maar nu weg met dat spook der ellende! Die vreeselijke tijden zijn Goddank voorbij! Dinant bloeit weer en laten wij onze oogen nog eens verlustigen aan het heerlii- ke uitzicht, wat men li ooft van het plat, 100 Meter boven den waterspiegel. En nu weer naar heneden. Dat is veel moeilijker nog als naar hoven; de treden zijn smal en glib berig en men moet zich stevig vasthouden Allen komen gelukkig beneden aan, zeer Toldaan over het mooie uitzicht en over alles wat wij te zien en te hooren kregen. Wij waren erg moe en nu vlug naar het hotel, waar wij een heerlijken lunch ge bruikten en nu naar de boot van Dinant naar Namen. Dat is weer een schitterende tocht van ruim 4 uur langs bet mooiste natuurschoon van België, rijk aan afwis seling. Hoog rijzen de rotsen ruw, kaal en steil de hoogte in. Vlak mij de Maas zijn sommige dezer rotsen begroeid met zware hoornen en weelderig groen en geel bloeiend brem, terwijl do bellingen versierd zijn met lieflijke villa's en torentjes, hetwelk het landschap een eigenaardige bekoring geeft. (Wordt vervolgd). Verdwaald op Julianafeest. 't Was op 'n mooien zonnigen Zaterdag, den 30sten April 1927. Het was een schit terend Julianafeest, overal hingen de vlag gen uit. Er was 's middags optocht met muziek om 2 uur. Een Hein meisje, dat Annie heette, zat al door 't raam te kijken want de optocht zou door de straat komen waar zij woonde. Zo bad al zoo lang geke ken maar nog niets gezien. Telkens vroeg ze aan baar moeder: „Is 't nog geen twee uur? Komt de optocht nog niet?" Eindelijk hoort ze muziek. „Mag ik gaan kijken, moeder?" vroeg Annie. „Ja", zei moeder, „maar je mag niet meeloopen, boor!" „Nee, moeder!" was het ant woord. En Annie was weg naar den op tocht. „Wat een mooie muziek", dacht ze. Ze bleef kijken en toen de optocht al verder en verder ging kreeg ze een neiging om mee te gaan. Toen was ze ongehoorzaam en liep stilletjes mee. Toen de optocht was afgeloopen en iedereen naar buis ging. wilde ook onze .\nnie naar huis gaan. Maar waar moest ze naar toe? Waar was 't huis? Welke kant moest ze uit? Dat wist Annie juist niet. Ze begon te huilen eerst een Hein beetje maar later barder. Niemand keek in 't begin raar haar om maar eindelijk kwam een goed oud vrouwtje vragen wat er aan scheelde. „Ik wil naar moeder toe", zei bet meisje huilend. ANECDOTEN. Een eenvoudig middel. Ja, mijnheer Pijpmans, ik heb ge schreven op de advertentie, waarin tegen betaling van 'n riks het middel aan de hand gedaan zou worden om in één avond tienduizend dollar te verdienen. Zoo, en wat heeft men je terugge schreven? Eenvoudig dit: wordt bokskam pioen I Toevallig. 't Is wel toevallig maar mijn man en ik zijn op denzelfden dag geboren. En mijn man en ik zijn op denzelfden dag getrouwd! Zou het waar zijn? Ik heb eens gedineerd in een hotel, waar het plafond zóó hoog was, dat het alleen met een verrekijker was waar te nemen. En ik heb eens gedineerd in een ho tel, waar het plafond zóó laag was, dat we alléén pannekoek konden eten! De optimist. Huisbaas: De vereeniging van huis eigenaren heeft besloten in staking lo gaan. Huurder: Juist. Dus de volgende weken worden de huren niet opgehaald? Hij begreep het. Wijnhandelaar (tot sollicitant naar do betrekking van magazijnknecht): Komt u voor de nieuwe betrekking? begrijpt, dat onze bediende niet dronken mag zijn. Sollicitant: O, ja. Daarom kom ik juist zoo vroeg in den morgen. Het vrouwtje begreep al dat ze ver dwaald was geraakt door met den optocht mee te loopen. Ze vroeg aan 't kind, waar het woonde maar kreeg geen antwoord. Toen word onze Annie naar het Politiebu reau gebracht waar haar vader reeds was. Haar groote broer was gaan zoeken, maar kon kleine Annie nie vinden. Vader bracht haar naar buis, waar haar moeder voor 't Mariabeeld, dat pas versierd was voor de Meimaand, zat te bidden, terwijl ze schreide. Wat was moeder blij haar lieve ling weer terug te zien. Toen Annie d'r broer weer thuis kwam bedankten ze allen de H. Maagd, bijzonder de kleine Annie, die erg blij was weer veilig bij haar moeder te zijn. Oom Tom. De schelmstreken van Pim en Wim door Wim Simons. VII. Toch naar huis! Daar kwam een auto aan. Pim liep cr op toe en vroeg aan den chauffeur of die hem met z'n broertje naar Arnhem wou bren gen. Hij verzon een leugentje en zei dat ze verdwaald waren. De chauffeur had me delijden met de bengels en daar hij toch r.aar Arnhem ging, liet hij de jongens in stappen. De auto reed verder en toen de zon opkwam stond de auto stil voor het buis van Pim en Wim's ouders. De jon gens waren toch wel 'n beetje angstig. Zouden ze weer terug gestuurd worden? Wiin trok aan de bel en 'n oogenblik later keek moeder bet raam uit Ze viel haast naar beneden van de schrik en wat moest die meneer daar bij doen? Zouden ze ziek zijn? Ze schoof bet raam dicht en liep zoo vlug mogelijk naar beneden. Ze deed de deur open en 'n poosje later vlogen haar bengels de vang in. „Wat is er gebeurd?" vroeg moeder nog maar steeds aan onge lukken denkend. „Weggeloopen" zei Pim eenvoudig. „Gelukkig dat vader niet thuis is, maar vanmiddag gaan jullie weer naar de kost school." Dat hadden do jongens niet ver wacht, móesten ze nu weer terug? Wat zou de directeur wel zeggen? Misschien wou hij ze niet eens meer hebben. Verbeeld je. eens! 't Was 's avonds zes uur en de jongens waren weer terug in Zwolle. De Directeur zelf stond aan het station, hij keek allesbe halve vriendelijk toen hij 't tweetal uit den trein zag stappen. Onderweg zei hij geen woord maar toen beiden in de spreekkamer zalen, brak bet gebulder los. De jongens moesten 't heele jaar eiken dag 50 straf sommen maken. Toch wel verdiend. Den volgenden dag, 't is vier uur, stap pen de jongens ide kamer van den Direc teur binnen. Ze beginnen aan de sommen Do eerste hebben ze gauw af maar de twee de kennen ze niet bijzonder. Ze kladden maar wat neer en zoo gaat het door tot de 50 sommen af zijn. De Directeur kijkt ze ra en 't blijkt dat Pim er 3 goed heeft en Wim 2. Den volgenden dag moeten ze er dus resp. 97 en 98 maken. Pim vindt het schandelijk, bij denkt er over om een brief kaart naar buis te sturen, om te vragen of zo thuis mogen komen, vader is er toch niet, moeder zou het wel toestaan. Ze stu ren een mooio kaart en achterop zet Wim met hanepooten: „Mogen we thuis komen, we hebben het hier verschrikkelijk." Pim Wim. Maar den volgenden dag ligt er een brief in de bus die bestemd is voor: „de Jonge- beeren Pim en Wim Jansen." Pim scheurt het couvert open en leest het volgende: Bengels. Stoute bengels. Dacht je nu, dat je thuis mocht komen? Ik wist nog liever, Ik wist niet wat ik hooide toen jullie kaart binnenkwam. Zeg aan den Directeur dat ik hem Maandag kom spreken. Je Vader. Dus vader was toch thuis. Jammer en akelig. Hadden ze dat maar nooit gedaanl Maar 't is toch maar beter dat ze in Zwol- lo moeten blijven, want over acht dagen is 't groote turnfeest, en ze zouden boog en vèrspringen en hardloopen. En ze warep bazen in 't spel. Dus ze zouden maar nooit weer zoo dom doen! (Wordt vervolgd). VOOR ONZE OUD VROUWTJE door Oom Wim. XXV. En toen werden plannen gemaakt voor den aanstaanden Mei en den zomer, die dan volgen zou. Maar, wat zijn plannen, die menschen maken. Oma zou niet meer den nachtegaal hoo ien slaan in de struiken van bet park en evenmin den merel hooren zingen in de liooge hoornen, waaronder het weleer zoo heerlijk was uit le rusten en te luisteren naar het geroezemoes der stemmen, die kwamen van dichtbij en ver-af. Oma zou niet meer met Anny en Toos gaan wandelen in het park en daar met haar breikous op d'r schoot zien naar het spel der kleinen en glimlachend antwoor den op de vele vragen, die over alles en nog wat te beantwoorden vielen. Eer de warme Junizon haar stralen zou uitgieten over stad en land; over tuinen en parken, zou onze lieve, goede Oma het lij delijke met bet eeuwige hebben verwisseld en zouden do twee vriendinnetjes staan aan haar groeve en weenend necrblikken in het kille graf. dat dadelijk zich sluiten ging en Oma onttrekken zou aan aller blik. Het einde was spoedig beslist geweest. De kunst had machteloos geslaan en ge nezing was uitgebleven. Kalm en zacht, zoo als heel haar leven was henengevloden was zij uit dit leven gelreden. Een eigen lijke doodstrijd had zij niet gehad. En nu is Oud Vrouwtje niet meer en Omaatje is bij Ons Lieven Heertje en blikt wis en zeker met welgevallen neer op die twee brave kindertjes, die het laatste jaar naars leven hadden opgevroolijkt en ge maakt hadden tot een der heerlijkste dagen yan dit goedig en braaf moedertpe. Daar is een brief van den Notaris gekomen Anny en hierin staat, dat wij sa men bij hem moeten komen. Hij heeft ons wat buitengewoons mee te deelen. Wat zou dat kunnen zijn, vader? Dat weet ik niet; dat zullen we zoo wel hooren! Zou Toos ook verzocht zijn? Dat weet ik niot. Maar wacht, ik zal even opbellen. En vader helde op en hoorde daar pre cies hetzej/dc nieuws. Ook Toos en haar yader waren ten kantore verzocht en zou den hen halen komen, dan zouden ze met huil vieren naar den Notaris gaan. En ziet, daar gaan de heeren heen! Zo zijn alle vier even benieuwd, wat de treden is van dit verzoek en als zo dadelijk Dina, de meid, eveneens in de wachtka mer vinden, dan beginnen ze hoe langer KINDEREN. hoe meer le vermoeden, dat oud vrouwtje vóór ze henenging, een testament maakte, waarin ze de goede vrienden niet vergelen heeft. En dat vermoeden zal zoo dadelijk blij ken waar te zijn. Komt u binnen, Dames en Heeren, on neemt u allen plaats. U hebt zeker al wel begrepen, waarom ik U hier deed komen. Mejuffrouw Maria Goedhart heeft een testament gemaakt en hierin staat nauwkeurig omschreven, wie haar bezittingen na haar dood hebben zul len. En de notaris las het testament voor. En hoe verder hij las, hoe meer aller ver bazing steeg. En toen deze laatste wilsbeschikking ten einde toe was aangehoord, parelde in aller oog een traan van diepe ontroering. Het is een wijle stil op het kantoor van don Notaris. Dezo voelt als mensch wal er om moet gaan in de harten dier menschen, die in geen familierelatie stonden tot dat eenvou dige brave vrouwtje, en toch door haar in Lefde werden bedacht op een wijze, die ver hoven aller verwachtingen ging. U hebt gehoord, hesto menschen, zegt de Notaris op zijn gemoedelijke manier van spreken, hoe do nalatenschap van wijle Mejuffrouw Goedhart moet. geregeld wor den. Zooals u hoorde krijgt Mejuffrouw Dina van Werkhoven duizend guldon, welk be drag onmiddellijk kan in ontvangst geno men worden. Ik behoef zeker niet te vra gen, of dit voorstel wordt aangenomen? Er bestaat voor mij geen enkele reden cm dit bedrag te weigeren, zegt Dina met een van aandoening bevende stem en met tranen in de oogen, on ik zal zoolang ik leef voor die brave, lieve ziel blijven bid den. Goed, juffrouw! Ik zal u onmiddellijk het bedrag uitbetalen. Volgt u me maar, dan kunt u in tegenwoordigheid van mijn klerken de kwitantie voor voldaan teekenen en zal ik u de f 1000 ter hand stellen. Toen Dina een kwartier later het kan toor verliet, voelde zij zich zoo gelukkig en wel te mode, dat ze het wel had willen uit jubelen van schik. Duizend gulden! Het was een bedrag om van to duizelen vond die brave meid, die nooit had kunnen droomen, dat zij nog eenmaal zoo rijk zou zijn! „Wie had dat nu ooit kunnen denken, dat die brave ziel zoo rijk was en mij zoo vorstelijk zou beloonen voor dat beetje goed. dat ik haar had kunnen aandoen. Had ik dat geweten, dat zij zoo zou han delen, hoe zoa ik haar dan op de handen gedragen hebben en haar opgepast hebben met een zorg en een liefde, zooals een kind haar moeder bijstaat in haar laatste uren. Ooch, och, wat is het leven toch mooi! Hoeveel mooier lijkt me nu alles! En wat zal mijn moeder zeggen, als ik de volgende week haar dat groote nieuws ga meedeelen. Zij zal het niet kunnen ge looven, en toch zal ik haar dien berg geld eens laten zien! Het is toch wat (e zeggen. Het is haast te mooi om waar te zijn?? Zoo redeneert Dina in zich zelf voort lot ze aan het oude tehuis komt, waar ze blij ven zal tot alles verder geregeld is. (Slot volgt.) DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. Avontuur X L VI. Een week later! Mies en Max liggen op den loer. Ze we ten wat. Waar? In den tuin is een gat in de schutting en daar komt af en toe een rat door, om eten te zoeken. Mies heeft het gezien en Max ook. Beide liggen aan een kant van de schut ting, gereed om toe te springen. Max houdt zich stil, dood-stil! Mies ligt zoo lekker in 't zonnetje te slo ven, dat ze rat en Max vergeet en luid-op spint. Do rat steekt het kopje oventje door do opening; hoort Miesje spinnen entrekt haar kop gauw in. Stoule Mies. je hebt het spelletje be dorven. Ik zal heter oppassen Max.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 16