▼an 105.627.637 in 1927. Voorts ver
melden vrij nog de volgende cijfers. Het
hoofdstuk Volksgezondheid geeft een hoo-
ger nadeclig saldo van 26000. Hierin is
opgenomen con bedrag van 15000 voor
hoogcrc uitgaven voor kosten van het ge
in-kundig en hygiënisch schooltoezicht.
In het hoofdstuk Volkshuisvesting is
een post opgenomen van 25000 voor
kosten voortvloeiende uit de toepassing
van de gemeentelijko huurverordening. De
kosten voor het openhaar gewoon lager
onderwijs wordt 205000 hooger ge
raamd. De opbrengst aan schoolgelden
•wordt 45.500 lager geraamd; de ver
lichting, de verwarming en het schoon
houden van schoolgebouwen wordt
f 57000 hooger geschat. Voor het open
haar voorbereidend lager onderwijs zal
86000 meer worden uitgegeven. Het
bijzonder gewoon lager onderwijs zal aan
de gemeente 172000 meer kosten. Zoo
zal meer vergoed worden aan bovental
lige onderw zers f 25000, aan vakperso-
neel 15000 en bijdrage aan den kapi-
taaldienst f 147000.
Het Hooger onderwijs vraagt voor 1928
een hooger bedrag van 106000. Het
hoofdstuk belastingen wijst een voordeelig
ealdo aan van 4.700.000.
Hooger zijn uitgetrokken 80 opcenten
op de hoofdsom der belasting op de ge
bouwde eigendommen 117000; op
brengst inkomstenbelasting 4.917.000.
Voor de Zakelijke belasting op het bedrijf
\f 25000 hooger uitgetrokken. Lager zijn
geraamd de opcenten op de hoofdsom der
personeele belasting. Voorloopig is aan
genomen dat een nieuwe gemeentelijke
opcentenheffing het uitgetrokken bedrag
zal opbrengen. Eveneens zijn lager ge
raamd de opcenten op de hoofdsom der
dividend en tantiemebelasting 200.000
en de belasting op tooneelvertooningen en
andere vermakelijkheden 25000.
Voor „onvoorziene uitgaven" is uitge
trokken een bedrag van f 588.119 of
]f 96.766 meer dan in 1927.
STADSNIEUWS
GEMEENTERAAD.
(Vervolg).
6o. Praeadvies op het verzoek van Prof.
Dr. D. G. Hesseling, om ontslag als Cu
rator van het Gymnasium.
Mevr. v. Itallie-v. Embden vraagt
©f er bij een volgende vacature geen vrouw
kan worden voorgedragen.
De v o o r z. antwoordt, dat het recht van
yoordracht bij curatoren berust.
7o. Praeadvies op het verzoek van Mej.
B. G. G. Numan, om eervol ontslag als
Directrice van de Hoogere Burgerschool
yoor Meisjes.
Wordt z. h. et. aangenomen.
8o. Praeadvies op het verzoek van A.
Wisse, om eervol ontslag als leeraar aan
de Kweekschool voor onderwijzers en on
derwijzeressen.
Wordt z. h. st. aangenomen.
9o. Praeadvies op het verzoek van H.
W. Blöte, om eervol ontslag als Stads
geneesheer en als Schoolarts.
Wordt z. h. st. aangenomen.
lOo. Balans en Verlies- en Winstreke
ning, dienst 1926, van de Gemeentelijke
Bank van Leening.
Wordt z. h. et. aangenomen,
llo. Balansen en Verlies- en Winst
rekeningen, dienst 1926, van de Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit.
Wordt z. h. st. aangenomen.
12o. Suppletoire begrooting, dienst 1926
Tan de gestichten „Endegeest, Voorgeest
4n Rhijngeest."
Wordt z. h. st. aangenomen.
13o. Balans en Verlies- en Winstreke
ning, dienst 1926, van de gestichten „En
degeest, Voorgeest en Rhijngeest."
De heer Dubbeldeman zegt, dat de
raadsleden deze balans nog niet kunnen
booordeelen, omdat de desbetreffende com-
misaio deze rekeningen nog niet heeft kun
nen nazien.
Wethouder Reimeringer: De balans
•luit zich geheel aan bij die van vorige ja
ren. De commissieleden hebben de voor-
loopigo cijfers toegezonden gekregen.
De heer Dubbeldeman zegt, dat het
in een particulier bedrijf niet zou voorko
men, dat de balans zoo laat klaar was.
Spr. dringt er alsnog op aan, dat de com
missie gelegenheid zal hebben om de de
finitieve balans en de rekeningen na te
•ien. Aan de voorloopige cijfers hebben
Brij niets.
De v o o r z. noemt dat een beschuldiging
(welke niet zonder meer kan worden aan-
yaard. Spr. wil een nader onderzoek in
stellen.
Do heer Heemskerk vraagt of het
niet be tor is, als de heer Dubbeldeman een
commissievergadering aanvraagt en daar
eens flink protesteert.
De voorz.: Dient u een voorstel in om
dit punt aan te houden.
De heer Wilbrink is het niet eens
met den heer Heemskerk. Iedere rekening
moet aan de commissie worden onderwot-
pen. Het is niet de juiste weg om aan de
comm. eenigo voorloopige cijfers te ge-
yen, waarna do raad dan maar moet goed
keuren zonder dat zijn vertrouwensman
nen deze rekeningen hebben kunnen na
kien.
Do heer Dubbeldeman dient een
yoorstel in om dib punt aan te houden,
welk voorstel wordt aangenomen met 19
tegen 0 stemmen. Tegen stemden de 4
Wethouders en de heeren Mulder en
Heemskerk.
14o. Balans en Verlies- en Winstreke
ning, dienst 1926, van het Grondbedrijf.
Z. h. st. aangenomen.
15o. Balans en Verlies- en Winstreke
ning, dienst 1926, van den Gemeentelijken
Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
Z. h. at. aangenomen.
16o. Balans en Verlies- en Winstreke
ning, dienst 1926, van het Gemeentelijk
[Waschbureau.
Z. h. st. aangenomen.
17o. Begrooting, dienst 1928, van den
Keuringsdienst van Waren voor het dis-
ftrict Leiden.
Z. h. st. aangenomen.
1de. Voorstel tot aankoop van een
stukje grond met transformatorgebouw
tje en toegangspad aan de Leeuwerik-
straat. Sectie P no. 1457.
Z. h. at. aangenomen.
Overdracht kerktorens.
19o. Voorstel;
a. tot het doen van afstand aan de
Waalsch Hervormde gemeente van de
rechten op den toren van de Waalsche
kerk;
b. tot het doen van afstand aan de
Ned. Hervormde gemeente van de rechten
op den toren van de Pieterskerk en op
dien van de Hooglandsche kerk;
c. tot vaststelling van den desbetreffen-
den begrootingsstaat.
Dc heer Eerdmana kan niet bevroe
den, waarom B. en W. zijn overgegaan tot
dezen stap, n.l. het adviseeren tot afstand
van deze torens. De toestand zooals deze
nu is bestaat reeds 130 jaar. Waarom
maakt men daar nu een eind aan? B. en
W. zeggen, dat het geen aanbevelenswaar
dige toeetand is, maar het is nu eenmaal
de bestaande toestand. Hebben er zich
soms moeilijkheden voorgedaan? Volgens
spr.'s inlichtingen hebben B. en W. het
initiatief in deze genomen. Spr. kan in de
stukken geen voldoende reden vinden,
waarom B. en W. tot dezo stap zijn over
gegaan. De Additioneele Artikelen van de
Staatsregeling van 1798 bepalen, dat de
torens eigendom zijn en blijven van de ge
meenten. Dat is een rijksreglihg, die nog
bestaat. Thans heeft de gemeente weinig
nut van de torens, maar later misschien
wel weer. Wanneer de torens eigendom van
de kerkgenootschappen zijn, kan de ge
meente geen eischen meer stellen inzake
architectonische schoonheid e.d. wat in
verband met het stadsaspect van belang
kan zijn. Spr. heeft het steeds betreurd
dat ook de torens der R. KL kerken niet
het eigendom van de gemeente zijn; do
toren aan de Hartebrugkerk is bedorven.
Misschien kan de gemeente later nut van
deze hoogo punten hebben; spr. denkt
bijv. aan het luchtverkeer.
De voorz. antwoordt, dat de Staats
regeling van 1798 wel weer gewijzigd is.
Als dat niet gebeurdwas, zou uw partij
daar niet altijd mee gebaat geweest zijn.
De heer Eerdmans: Ik spreek thans
al 8 burger van Leiden en niet als lid van
mijn partij.
De voorz. zegt., dat B. en W. wel dege
lijk de historie hebben geraadpleegd en
dat zij tot do conclusie gekomen zijn, dat
die torens niet meer dat nut voor de ge
meente hebben, welke zij vroeger hadden.
Van den anderen kant zijn de onderhouds
kosten vrij hoog. Reden genoeg om deze
verandering voor te stellen.
Wethouder Splinter zegt, dat de
grond voor het voorstel van deze afstand
te midden is in het herstel van den Pie
terskerktoren welk herstel toen f 45000
heeft gekost. Toen is de vraag reeds ont
staan: kan de gemeente van die onder
houdskosten niet afkomen? De kosten voor
het a.s. herstel van den toren van de
Hooglandsche kerk zullen waarschijnlijk
f 2500 bedragen, als het niet tegenvalt.
Het onderhoud van deze en andere torens
kost de gemeente nog veel geld.
De heer Groeneveld vestigt do aan
dacht op do uurwerken van deze torens.
Thans wijzen zij niet den juisten tijd aan,
en als deze uurwerken aan de kerkgenoot
schappen komen, dan vreest spr. dat deze
uurwerken heelemaal stil zullen gaan
staan, daar deze kerkgenootschappen aan
een chronisch gebrek aan geld lijden.
Houdt de gemeente echter deze torens
in eigendom dan bestaat er kans, dat de
uurwerken nog eens gelijk gaan loopen.
De voorz. wijst erop, dat dit bezwaar
niet opgaat. Zoo zal bijv. do toren van de
Hooglandsche kerk een uurwerk krijgen
van de Ned. Herv. Gemeente.
De heer Huurman komt op voor de
Ned. Herv. kerk, die groote financieele
lasten heeft te dragen. Tegenover de op
merking van den heer Groeneveld zegt spr.
dat bijv. het uurwerk van de Oosterkerk
aan de Heerengracht altijd juist gaat. Ook
deze kerk is eigendom van de Ned. Herv.
Gemeente.
Mevr. v. 11 a 11 i ev. Embden vindt
het juist gezien om het beheer van de to
rens en de kerken in één hand te willen
brengen. Anders zou het kunnen voorko
men dat de kerkgemeente haar kerk ging
afbreken en de toren alleen zou komen te
staan.
De heer Eerdmans wijst er nog op,
dat de gemeente wel wat royaal is. De ge
meente heeft 130 jaar lang de torens voor
de kerkgenootschappen onderhouden en nu
krijgen deze genootshappen de torens
terug, en bovendien nog geld toe.
De heer Wilbrink merkt op, dat de
onderhoudskosten veel hooger zijn, dan
het bedrag, dat de gemeente uitkeert. Do
reden waarom de kerkgenootschappen dit
offer willen brengen, is de overweging, dat
het beter is, baas in zijn eigen huis te zijn.
Verder kan de kerkelijke gemeente
voortaan niet zoo maar doen wat zij wil,
want wat het herstel betreft staat zij on
der controle van de commissie voor mo
numentenzorg.
Het punt wordt daarna zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
20o. Voorstel om do Commissie van
Beheer over de gestichten „Endegeest,
Voorgeest en Rhijngeest'' te machtigen
de voor de aanschaffing van nieuwe
wasclimachines en voor do verdere in
richting van het wasclihuis benoodigdo
gelden te betalen uit de voor de uitbrei
ding van het waschhuis enz. toegestane
gelden en voorts uit de middelen van het
afsclrrijvings- en vernieuwingsfonds der
gestichten.
Goedgekeurd.
Bijdragen Ziekenhuis-fondsen.
21o. Voorstel inzake het toekennen van
een bijdrage aan vereenigingen voor Zio-
kenhuisverpleging.
Do heer W11 m e r wil onderscheid ma
ken tusschen do voorstellen van B. en W.
Hij kan zich met de voorgestelde toeken
ning van subsidie aan „Vooruit' over 1926
volkomen vereenigen. Het is spr. wel niet
duidelijk, waarom zoo'n andere vereeniging
naast de „Onderlinge" moest worden op
gericht, maar het is ook niet gebleken, dat
laatstgenoemde vereeniging er door ten
gronde zal gaan. In tegenstelling met het
geen de overzijde dikwijls in practijk
brengt, wil spr. hier het beginsel huldigen i
vrijheid blijheid. Spr. is voor gelijke sub-
sidieering der beide vereenigingen. Het is
niet de schuld van de coöperatie „Vooruit"
dat de subsidieaanvrage zoo laat wordt
behandeld, daarom is het billijk, dat de
subsidie over 1926 alsnog wordt toegekend.
Een andere vraag is het, of de subsidie
aan de „Onderlinge" en aan „Vooruit" over
1927 no-g langer moet worden toegekend.
Bpr. vormde de minderheid in de commis
sie voor den geneeskundigen dienst; ook
daar heeft spr. deze vraag krachtig met
„neen" beantwoord.
Indertijd heeft spr. met volle sympathie
vóór subsidie aan de „Onderlinge" ge
stemd. Doch thans is gebleken, dat do bei
de vereenigingen, de „Onderlinge" en de
afd. van „Vooruit", geen subsidie meer
noodig hebben. Dat strekt hun tot lof,
maar wij kunnen geen subsidie toekennen
als een soort prijs voor goed beheer. Met
subsidie maken wij alleen de reserves van
beide vereenigingen grooter en in die rich
ting is de gemeente nog nooit gegaan. Dat
acht spr. ook niet verantwoord, omdat het
niet noodig is. Wanneer eventueel een te
kort komt, kunnen zij steeds bij de ge
meente aankloppen. B. en W. willen gedu
rende 1927 nog subsidie toekennen, doch
volgend jaar niet meer. Spr. is zulk een
tweeslachtige houding in B. en W. niet ge
wend. Dezelfde reden waarom men over
128 geen subsidie meer wil toekennen, is
ook reeds dit jaar aanwezig.
Do heer Groeneveld klaagt erover,
dat een commissielid zoo weinig in tel is.
Spr. had vorige week als lid van de com
missie van den geneeskundigen dienst eeni-
ge gegevens noodig, doch kon ze pas na
veol moeite krijgen. Eerst moest een ge
heime conferentie worden gehouden tus
schen den wethouder en een lageren amb
tenaar. Spr. vraagt zich af, waar het pres
tige blijft van een raadslid-commissielid
en bovendien, is er wat te verbergen voor
een comrr "ssielid?
Over de eigenlijke subsidiekwestie spre
kend, wijst spr. er op dat een subsidie
aanvrage van de Onderlinge gedateerd van
13 Sept.. 1923 door B. en W. wordt aange
haald. Spr. heeft er al vroeger op gewezen
en ontkend, dat er zulk een stuk van die
datum bestaat. Nu staat het weer in de
stukken, zonder dat er nota van spr. is
genomen. Tha-ns sommeert spr. den wet
houder het stuk te laten zien.
Verder acht spr. het billijk, dat de sub
sidie niet ingaat met het begin va-n het
dienstjaar maar op den datum van de
aanvrage. Spr. is het niet met den heer
Wilmer eens. Het betreft hier geen gewo
ne subsidie. De gemeente kan hier bezui
nigen; het is niet anders dan een resti
tutie. Op iedere guided bespaart de ge
meente een andere gulden.
De heer Wilbrink interrumpeert, dat
de kosten door do leden der vereeniging
gezamenlijk worden gedragen.
De heer Groeneveld acht dat een
kwestie van interne organisatie. Spr. is het
niet met den heer Wilmer eens, als deze
zegt, dat deze subsidie alleen strekt tot
versterking van de reserve. Op 't oogenblik
is dat misschien juist, doch als de vereeni
ging over wat ruimer middelen beschikken
kan, dan kan de verpleging in 't vervolg
op ruimer schaal worden verleend.
De heer Coster vraagt, of de gemeen
te het recht heeft te weten hoe en waar
de reserve-gelden belegd zullen worden.
De heer Sohoneveld herinnert er
aan, dat deze vereenigingen zijn opgericht
toen het Academisch ziekenhuis hoogere
eischen inzake de verplegingskosten van
onvormogenden ging stellen.
Het verwondert spr., dat de geneeskun
dige dienst niet eens heeft nagecijferd hoe
veel deze beide vereenigingen voor de ge
meente hebben bespaard. Dan hadden wij
een zuiver inzicht gekregen.
De vereenigingen bestaan thans eenige
jaren en hun ledental zal waarschijnlijk
niet veel meer toenemen, terwijl de uitga
ven wellicht nog hooger stijgen. Spr. vindt
het dan ook een juist standpunt van B. en
W. dat zij het nog een jaartje willen aan
zien.
De heer Mulder staat in hoofdzaak
aan de zijde van den heer Wilmer. Spr.
acht het billijk, als „Vooruit" over 1926
subsidie krijgt. Maar spr. is tegen een sub
sidie aan „Vooruit" en de „Onderlinge"
over 1927, omdat zulk een subsidie niets
anders is dan versterking van de reserve.
De beide vereenigingen houden toch altijd
contact met do gemeente. Bij de even-
tueele epidemie wanneer de vereenigingen
plotseling op groote kosten zouden worden
gejaagd, dan zal geen raadslid tegen een
ruimo subsidie stemmen. Wanneer een ver
eeniging haar geld beheert, doet zij niets
meer dan haar plicht.
De heer Wilbrink heeft zich inder
tijd verklaard tegen gemeentelijko subsi
die voor deze vereenigingen. Spr. acht het
doel, om armlastigen op to heffen tot het
principe om zich zelf te helpen, een prach
tig doel.
De organisaties moesten zelf niet willen,
dat een gedeelte van hun leden weer gin
gen steunen op de gemeentekas. Spr. kan
zich echter wel vereenigen met de voor
stellen van B. en W.
Wethouder Meyncn zegt, dat B. en W.
deze subsidie niet wensehen te beschou
wen als premie voor een goede financie
ring. B. en W. willen daardoor de reser
ves versterken omdat zulke vereenigingen
een ruime reserve niet kunnen missen.
Aan de „Onderlinge" is indertijd subsi
die toegekend met de clausule, dat deze
subsidie jaarlijks verleend werd tot we
deropzegging toe. Spr. acht het niet mo
reel om thans nog dezo subsidie in te
trekken, waarop reeds is gerekend.
Wat de klacht van den heer Groeneveld
betreft, antwoordt spr., dat dezo lagere
ambtenaar de plaats van den directeur
van den geneeskundigen dienst vervulde
bij uitstedigheid van deze laatste en dat
de directeur instructies gegeven had om
de gegevens aan geen derde mede te dee-
len. Deze ambtenaar vroeg toen aan spr.
of er in dit geval bezwaar was en toen
heeft spr. dat verlof gegeven. Dat is de
geheele „geheime" conferentie.
Op de vraag van den heer Coster ant
woordt spr., dat dit een zuiver financieele
vraag is en daarom verwijst hij naar den
wethouder van financiën.
Wethouder Sanders deelt mede, dat
de heer Coster deze vraag aan spr. per
soonlijk reeds eenigo dagen geleden heeft
gesteld. Spr. achtte deze kwestie toen zoo
belangrijk, dat hij haar ter sprake heeft ge
bracht in het college van B. en W. met het
resultaat, dat B. en W. thans nog het vol
gende voorstel in hun reeds genoemde
voorstellen willen inlasschen.
de voorwaarde 3o. sub O. wordt gelezen
als volgt:
„dat van de gelden bestemd voor het
„reservefonds een bedrag, gelijk staande
„aan de over de verschillende jaren geno-
„ten en nog te genieten subsidie, wordt
„belegd in fondsen ten genoegen van Bur
gemeester en Wethouders en gedeponeerd
„bij den Gemeente-Ontvanger, terwijl over
„die fondsen slechts mag worden beschikt
„na bekomen machtiging van Burgemees
ter en Wethouders."
Do heer Schiiller verlangt, dat de
wethouder zal voldoen aan do sommatie
van zijn partijgenoot Groeneveld.
De heer Wilmer heeft van niemand
gehoord dat de subsidie noodzakelijk ge
acht wordt over de jaren 1927 en volgend.
Wanneer men aan de beide vereenigingen
subsidie wil toekennen alleen op grond van
het feit, dat zij aan de gemeente veel geld
besparen, dan komt men tot de zonder
lingste consequenties. Dan zou bijv. een fa
brikant om subsidie kunnen verzoeken,
want als deze zijn fabriek sluit, moet de
gemeente zooveel geld betalen aan de
werkloozen. Hij bespaart door z'n fabriek
ook geld aan de gemeente.
Verder wijst spr. er nog eens op, dat
dezo vereenigingen steeds de overheid als
steun in den rug hebben, wanneer er een
tekort zou komen. Spr. vindt het niet zoo
verschrikkelijk als de vereenigingen de
subsidio waarop zij gerekend hadden dit
jaar niet krijgen, want zij zijn geen nood
lijdende vereenigingen. Toch wil spr. bij
nader inzien de subsidie niet over het ge
heele jaar weigeren en hij dient daarom
een voorstel in om subsidie te verleenen
tot 1 Oct. 1927.
De heer Groeneveld: Dat is klein
gedoe. Voor die 3 maanden 1
De heer Wilmer: Als de heer Groene
veld het geen klein gedoe meer vindt, als
die 3 maanden er bij worden geteld dan
wil ik de termijn wel wijzigen in 1 Ja
nuari 1928.
De heer Groeneveld komt nog eens
terug op zijn klacht op achteruit zetting als
commissielid. Spr. leest de verordening
voor, en constateert dat ieder commissie
lid ten allen tijde het recht heeft alle be
scheiden in te zien.
Den heer Wilmer antwoordt spr. dat de
uitgaven der vereenigingen voortdurend
stijgen. Leden die langer dan 4 jaren lid
zijn, hebben recht op sanatorium-verple-
ging en dat is duur. Op den duur zullen
dus de uitgaven stijgen, terwijl de inkoms
ten niet grooter worden. Spr. is van mee
ning, dat men na 1927 nog wel eens kan
praten over voortzetting van deze subsi
die. De heer Wilmer wil nu reeds deze
subsidie intrekken, doch dat acht spr.
klein gedoe. Die maanden kunnen er ook
wel bij.
Spr. protesteert tegen heb plotseling in
dienen van een voorstel omtrent de beleg
ging der reserves.
Do lieer S p e n d e 1't Is toch een lo
gisch voorstel.
Do heer Groeneveld begrijpt niet,
waarom B. en W. niet eerder met een der
gelijk voorstel zijn gekomen. Hij acht liet
een zeer ingrijpend voorstel, waarover
maar niet zoo dadelijk beslist- kan worden.
De heer Huurman merkt op, dat de
meerderheid van de commissie voor den
geneeskundigen dienst meende, dat het
nu wel benepen was om thans nog, ter
wijl het jaar reeds zoover gevorderd was,
de subsidie in t« trekken. Daarom besloot
zij te adviseeren, om eerst nog eens af te
wachten of ook over dit jaar de reserve
weer in dezelfde mate zou stijgen.
De heer Wilmer dient het volgende
voorstel in: lo om de subsidie aan do „On
derlinge" te doen eindigen op 1 Jan. 1928;
2e. om aan de afd. van „Vooruit" f 1.
subsidie toe te staan per verpleegdag van
onvermogende patiënten, op dezelfde wijze
als aan de „Onderlinge" tot 1 Jan. 1928.
De heer Huurman vindt dit voorstel
ontijdig. Heb is een vooruitloopen op het
eenploitatiejaar. Men weet nog niet, wat
het najaar brengen kan.
De heer Wilmer kan dat niet inzien.
Als de zaken normaal doorgaan zooals nu,
dan staat het vast, dat do subsidie in 1928
niet meer noodig is. Slechts degenen die
van meening zijn, dat men moet blijven
doorgaan met subsidieeren, ook al hebben
de vereenigingen het ni etdirect noo
dig, slechts zij zullen tegen spr.'s voorstel
stemmen.
Do heer S choneveld meent, dat B.
en W. over de belegging der rese
beter overleg kunnen plegen met de
eeni gingen.
Wethouder Sanders: Dat staat juist
in het voorstel.
Dc heer S clionevcld: Maar niet op
welke manier.
Verder wijst spr. er op, dat de gemeen
te zich ook niet bemoeit met de reserves
van do werkloozenkassen bijv.
Spr. verklaart zich tegen het voorstel-
Wilmer. Dat acht spr. niet dc juiste ma
nier om de subsidie te doen eindigen.
De heer Eikerbout- maakt eenige
aanmerkingen op de redactie van het pas
ingediende voorstel van B. en W. over de
belegging der reserve-gelden. Verder ziet
spr. de noodzakelijkheid van een dergelijk
voorstel niet in.
Do heer K o o i s t r a geeft den heer
Wilmer den raad zijn voorstel in te trek
ken. Later kan over het intrekken van de
subsidie beter gepraat worden dan nu. Het
maakt den indruk alsof men een antipathie
heeft tegen deze beide vereenigingen. Spr.
wijst er nog eens op, dat vooral de orga
nisatie Vooruit" een groot aantal leden
heeft, die bij eventueele sanatorium-ver-
pleging de onkosten niet kunnen betalen.
Op het voorstel-Wilmer drukt het cachet,
alsof er een antipathie bestaat tegen een.
organisatie, welke door socialisten wordt
beheerd.
De heer W ilmer: Dab is het toppunt.
En de „Onderlinge" dan?
Do heer Kooistra verklaart zich ook
togen het voorstel van B. en W. inzake
de belegging der reservegelden.
De heer Baart vindt met het oog op
do dure sanatoriumverpleging de reserve
heelemaal niet hoog. Spr. is juist van mee
ning, dat de subsidie best zou kunnen wor
den verhoogd.
Spr. verklaart zich ook tegen het voor
stel van B. en W. inzake de reserves, om
dat dit voorstel te plotseling uit de lucht
komt vallen.
De heer Heemskerk begrijpt, dat B.
en W. voorwaarden willen stellen voor nog
te verleenen subsidies. Maar daar sinds
1923 aan de „Onderlinge" reeds subsidie is
verleend, gaat het nu niet aan, om een
voorwaarde, zooals B. en W, inzake de re
serves voorstellen, er alsnog aan toe te
voegen.
Wethouder Sanders zegt, dat thans
de motieven voor het toekennen van do
subsidie anders zijn. Deze reserves zijn
noodig om geld in voorraad te hebben als
door omstandigheden de uitgaven grooter
worden.
De gemeente moet zorgen, dat die gelden
ook bestemd blijven voor het doel waar
voor ze gegeven zijn.
Wethouder Meynen komt tenslotte te
rug op de z.g. briefkwestie. Hij noemt het
een zuiver formeele kwestie.
Het voorstel-Wilmer wordt daarna ver
worpen met 16 tegen 8 stemmen. Yoor
stemden de heeren: Wilbrink, Eerdmans,
Spendel, Coster, Heemskerk, Wilmer, Ber
gers en Mulder.
De heer Kooistra wil daarna een
voorstel indienen om het laatst ingekomen'
voorstel van B. en WL inzake de belegging
der reservegelden te schrappen. De heer
Schoneveld is hem echter voor.
Het wordt evenwel verworpen met 1410
stemmen. Yóór stemden 0 aanwezige soc.-
democraten, en de heeren v. Rosmalen, v.
Tol, Schoneveld en Sytsma.
De overige voorstellen van B. en W.
worden z. h. stemming aangenomen.
22. Eervol ontslag op verzoek aan Mej.
C. M. Ribbink als leerares in de klassieke
talen aan het Gymnasium.
Z. h. st. aangenomen.
Wegens het vergevorderde uur wordt de
interpellatie van den heer Sytsma uitge
steld tot eën volgende vergadering.
Rondvraag.
De heer Baart heeft in een der plaat
selijke bladen gelezen, dat een avondzit
ting de gemeente op f 600.komt te staan.
Spr. noemt dat vreeselijk verdreven en
zou den verslaggever willen vei zoeken, zich
wat meer aan het weergeven van de ob
jectieve waarheid te houden.
De voorz. merkt op, dat de heer Baart
beter deed om een ingezonden stuk te
schrijven.
Daarna sluiting.
\mmmm moeeus
fö$&ggsg©fe©f©Bi
Bij Muggebeten en beten van andere
insecten doet men de jeuk ophouden
en de opzwelling verdwijnen door
Doos 30,60, Tube SOct. FÖROL
ingezonden St&iS&fcen
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie]
Leiden, 9 Aug. 1927.
De hoofdacte-examens.
Geachte Redactie,
Er zullen er zeer zeker velen gevonden
worden, die meenen dat ik de zaak ver
vooruit loop, als ik hier even wil stipu
leenen, de resultaten van de hoofdacte
examens van dit jaar.
Ik wil er hier toch even op wijzen, zoo
dat degene die er geen onmiddellijk be
lang of interesse voor hebben, hier ook
hun aandacht eens aan kunnen wijdon.
Het wil mij voorkomen, dat het percentage
geslaagden tot dusver enorm klein is.
Waar dit aan te wijten? Dc oorzaken
kunnen legio zijn. De meeste canclidaten
zal het wel aan de vercischte kennis ont
breken. Mogelijk dat sommige inrichtin
gen die voor dit examen opleiden iels lo
veel van hun krachten vergen. Maar het
is voor onze candidaten in de toekomst, om
er nu al hopeloos onder te worden. Dit
i sbij zoo'n zware studie heusch geen pret
tig vooruitzicht. Evenwel is het mijn in
ziens de veel te zware stof niet alleen,
maar ook de te korte tijd (2 jaar), die er
voor staat. Een onderwijzer die pas ge--
slaagd is en dan voor de klas komt, heeft,
als hij zijn zaken goed wil behartigen,
heel veel tijd noodig om te zorgen, dat
zijn klas in orde is, en kan zich dan nog
onmogelijk heelemaal aan de studie ge
ven Of het een, of het ander moet er on
der lijden.
Het geringe resultaat wordt gelukkig
meer en meer door de leidende personen
in deze ingezien. Het is dan ook zeer toe
te juichen, dat een zeer gunstig bekend
slaand instituut de tweejaarlijksche oplei
ding voor de hoofdacte, verandert heeft
in een driejaarlijkschc.
Dat de examenstof te veel en tc zwaar
is, moesten zelfs eenige examinatoren ge
tuigen.
Ik meende hieraan eens publiciteit te
moeten geven, omredo dan misschien een
ander hieromtrent zijn meoning ook eens
naar voren wil brengen.
U, mijnheer de Redacteur, nogmaals dan
kend voor de mij verleende plaatsruimte
toeken ik,
F. LUYTEN.