▼an 105.627.637 in 1927. Voorts ver melden vrij nog de volgende cijfers. Het hoofdstuk Volksgezondheid geeft een hoo- ger nadeclig saldo van 26000. Hierin is opgenomen con bedrag van 15000 voor hoogcrc uitgaven voor kosten van het ge in-kundig en hygiënisch schooltoezicht. In het hoofdstuk Volkshuisvesting is een post opgenomen van 25000 voor kosten voortvloeiende uit de toepassing van de gemeentelijko huurverordening. De kosten voor het openhaar gewoon lager onderwijs wordt 205000 hooger ge raamd. De opbrengst aan schoolgelden •wordt 45.500 lager geraamd; de ver lichting, de verwarming en het schoon houden van schoolgebouwen wordt f 57000 hooger geschat. Voor het open haar voorbereidend lager onderwijs zal 86000 meer worden uitgegeven. Het bijzonder gewoon lager onderwijs zal aan de gemeente 172000 meer kosten. Zoo zal meer vergoed worden aan bovental lige onderw zers f 25000, aan vakperso- neel 15000 en bijdrage aan den kapi- taaldienst f 147000. Het Hooger onderwijs vraagt voor 1928 een hooger bedrag van 106000. Het hoofdstuk belastingen wijst een voordeelig ealdo aan van 4.700.000. Hooger zijn uitgetrokken 80 opcenten op de hoofdsom der belasting op de ge bouwde eigendommen 117000; op brengst inkomstenbelasting 4.917.000. Voor de Zakelijke belasting op het bedrijf \f 25000 hooger uitgetrokken. Lager zijn geraamd de opcenten op de hoofdsom der personeele belasting. Voorloopig is aan genomen dat een nieuwe gemeentelijke opcentenheffing het uitgetrokken bedrag zal opbrengen. Eveneens zijn lager ge raamd de opcenten op de hoofdsom der dividend en tantiemebelasting 200.000 en de belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden 25000. Voor „onvoorziene uitgaven" is uitge trokken een bedrag van f 588.119 of ]f 96.766 meer dan in 1927. STADSNIEUWS GEMEENTERAAD. (Vervolg). 6o. Praeadvies op het verzoek van Prof. Dr. D. G. Hesseling, om ontslag als Cu rator van het Gymnasium. Mevr. v. Itallie-v. Embden vraagt ©f er bij een volgende vacature geen vrouw kan worden voorgedragen. De v o o r z. antwoordt, dat het recht van yoordracht bij curatoren berust. 7o. Praeadvies op het verzoek van Mej. B. G. G. Numan, om eervol ontslag als Directrice van de Hoogere Burgerschool yoor Meisjes. Wordt z. h. et. aangenomen. 8o. Praeadvies op het verzoek van A. Wisse, om eervol ontslag als leeraar aan de Kweekschool voor onderwijzers en on derwijzeressen. Wordt z. h. st. aangenomen. 9o. Praeadvies op het verzoek van H. W. Blöte, om eervol ontslag als Stads geneesheer en als Schoolarts. Wordt z. h. st. aangenomen. lOo. Balans en Verlies- en Winstreke ning, dienst 1926, van de Gemeentelijke Bank van Leening. Wordt z. h. et. aangenomen, llo. Balansen en Verlies- en Winst rekeningen, dienst 1926, van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. Wordt z. h. st. aangenomen. 12o. Suppletoire begrooting, dienst 1926 Tan de gestichten „Endegeest, Voorgeest 4n Rhijngeest." Wordt z. h. st. aangenomen. 13o. Balans en Verlies- en Winstreke ning, dienst 1926, van de gestichten „En degeest, Voorgeest en Rhijngeest." De heer Dubbeldeman zegt, dat de raadsleden deze balans nog niet kunnen booordeelen, omdat de desbetreffende com- misaio deze rekeningen nog niet heeft kun nen nazien. Wethouder Reimeringer: De balans •luit zich geheel aan bij die van vorige ja ren. De commissieleden hebben de voor- loopigo cijfers toegezonden gekregen. De heer Dubbeldeman zegt, dat het in een particulier bedrijf niet zou voorko men, dat de balans zoo laat klaar was. Spr. dringt er alsnog op aan, dat de com missie gelegenheid zal hebben om de de finitieve balans en de rekeningen na te •ien. Aan de voorloopige cijfers hebben Brij niets. De v o o r z. noemt dat een beschuldiging (welke niet zonder meer kan worden aan- yaard. Spr. wil een nader onderzoek in stellen. Do heer Heemskerk vraagt of het niet be tor is, als de heer Dubbeldeman een commissievergadering aanvraagt en daar eens flink protesteert. De voorz.: Dient u een voorstel in om dit punt aan te houden. De heer Wilbrink is het niet eens met den heer Heemskerk. Iedere rekening moet aan de commissie worden onderwot- pen. Het is niet de juiste weg om aan de comm. eenigo voorloopige cijfers te ge- yen, waarna do raad dan maar moet goed keuren zonder dat zijn vertrouwensman nen deze rekeningen hebben kunnen na kien. Do heer Dubbeldeman dient een yoorstel in om dib punt aan te houden, welk voorstel wordt aangenomen met 19 tegen 0 stemmen. Tegen stemden de 4 Wethouders en de heeren Mulder en Heemskerk. 14o. Balans en Verlies- en Winstreke ning, dienst 1926, van het Grondbedrijf. Z. h. st. aangenomen. 15o. Balans en Verlies- en Winstreke ning, dienst 1926, van den Gemeentelijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst. Z. h. at. aangenomen. 16o. Balans en Verlies- en Winstreke ning, dienst 1926, van het Gemeentelijk [Waschbureau. Z. h. st. aangenomen. 17o. Begrooting, dienst 1928, van den Keuringsdienst van Waren voor het dis- ftrict Leiden. Z. h. st. aangenomen. 1de. Voorstel tot aankoop van een stukje grond met transformatorgebouw tje en toegangspad aan de Leeuwerik- straat. Sectie P no. 1457. Z. h. at. aangenomen. Overdracht kerktorens. 19o. Voorstel; a. tot het doen van afstand aan de Waalsch Hervormde gemeente van de rechten op den toren van de Waalsche kerk; b. tot het doen van afstand aan de Ned. Hervormde gemeente van de rechten op den toren van de Pieterskerk en op dien van de Hooglandsche kerk; c. tot vaststelling van den desbetreffen- den begrootingsstaat. Dc heer Eerdmana kan niet bevroe den, waarom B. en W. zijn overgegaan tot dezen stap, n.l. het adviseeren tot afstand van deze torens. De toestand zooals deze nu is bestaat reeds 130 jaar. Waarom maakt men daar nu een eind aan? B. en W. zeggen, dat het geen aanbevelenswaar dige toeetand is, maar het is nu eenmaal de bestaande toestand. Hebben er zich soms moeilijkheden voorgedaan? Volgens spr.'s inlichtingen hebben B. en W. het initiatief in deze genomen. Spr. kan in de stukken geen voldoende reden vinden, waarom B. en W. tot dezo stap zijn over gegaan. De Additioneele Artikelen van de Staatsregeling van 1798 bepalen, dat de torens eigendom zijn en blijven van de ge meenten. Dat is een rijksreglihg, die nog bestaat. Thans heeft de gemeente weinig nut van de torens, maar later misschien wel weer. Wanneer de torens eigendom van de kerkgenootschappen zijn, kan de ge meente geen eischen meer stellen inzake architectonische schoonheid e.d. wat in verband met het stadsaspect van belang kan zijn. Spr. heeft het steeds betreurd dat ook de torens der R. KL kerken niet het eigendom van de gemeente zijn; do toren aan de Hartebrugkerk is bedorven. Misschien kan de gemeente later nut van deze hoogo punten hebben; spr. denkt bijv. aan het luchtverkeer. De voorz. antwoordt, dat de Staats regeling van 1798 wel weer gewijzigd is. Als dat niet gebeurdwas, zou uw partij daar niet altijd mee gebaat geweest zijn. De heer Eerdmans: Ik spreek thans al 8 burger van Leiden en niet als lid van mijn partij. De voorz. zegt., dat B. en W. wel dege lijk de historie hebben geraadpleegd en dat zij tot do conclusie gekomen zijn, dat die torens niet meer dat nut voor de ge meente hebben, welke zij vroeger hadden. Van den anderen kant zijn de onderhouds kosten vrij hoog. Reden genoeg om deze verandering voor te stellen. Wethouder Splinter zegt, dat de grond voor het voorstel van deze afstand te midden is in het herstel van den Pie terskerktoren welk herstel toen f 45000 heeft gekost. Toen is de vraag reeds ont staan: kan de gemeente van die onder houdskosten niet afkomen? De kosten voor het a.s. herstel van den toren van de Hooglandsche kerk zullen waarschijnlijk f 2500 bedragen, als het niet tegenvalt. Het onderhoud van deze en andere torens kost de gemeente nog veel geld. De heer Groeneveld vestigt do aan dacht op do uurwerken van deze torens. Thans wijzen zij niet den juisten tijd aan, en als deze uurwerken aan de kerkgenoot schappen komen, dan vreest spr. dat deze uurwerken heelemaal stil zullen gaan staan, daar deze kerkgenootschappen aan een chronisch gebrek aan geld lijden. Houdt de gemeente echter deze torens in eigendom dan bestaat er kans, dat de uurwerken nog eens gelijk gaan loopen. De voorz. wijst erop, dat dit bezwaar niet opgaat. Zoo zal bijv. do toren van de Hooglandsche kerk een uurwerk krijgen van de Ned. Herv. Gemeente. De heer Huurman komt op voor de Ned. Herv. kerk, die groote financieele lasten heeft te dragen. Tegenover de op merking van den heer Groeneveld zegt spr. dat bijv. het uurwerk van de Oosterkerk aan de Heerengracht altijd juist gaat. Ook deze kerk is eigendom van de Ned. Herv. Gemeente. Mevr. v. 11 a 11 i ev. Embden vindt het juist gezien om het beheer van de to rens en de kerken in één hand te willen brengen. Anders zou het kunnen voorko men dat de kerkgemeente haar kerk ging afbreken en de toren alleen zou komen te staan. De heer Eerdmans wijst er nog op, dat de gemeente wel wat royaal is. De ge meente heeft 130 jaar lang de torens voor de kerkgenootschappen onderhouden en nu krijgen deze genootshappen de torens terug, en bovendien nog geld toe. De heer Wilbrink merkt op, dat de onderhoudskosten veel hooger zijn, dan het bedrag, dat de gemeente uitkeert. Do reden waarom de kerkgenootschappen dit offer willen brengen, is de overweging, dat het beter is, baas in zijn eigen huis te zijn. Verder kan de kerkelijke gemeente voortaan niet zoo maar doen wat zij wil, want wat het herstel betreft staat zij on der controle van de commissie voor mo numentenzorg. Het punt wordt daarna zonder hoofde lijke stemming aangenomen. 20o. Voorstel om do Commissie van Beheer over de gestichten „Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest'' te machtigen de voor de aanschaffing van nieuwe wasclimachines en voor do verdere in richting van het wasclihuis benoodigdo gelden te betalen uit de voor de uitbrei ding van het waschhuis enz. toegestane gelden en voorts uit de middelen van het afsclrrijvings- en vernieuwingsfonds der gestichten. Goedgekeurd. Bijdragen Ziekenhuis-fondsen. 21o. Voorstel inzake het toekennen van een bijdrage aan vereenigingen voor Zio- kenhuisverpleging. Do heer W11 m e r wil onderscheid ma ken tusschen do voorstellen van B. en W. Hij kan zich met de voorgestelde toeken ning van subsidie aan „Vooruit' over 1926 volkomen vereenigen. Het is spr. wel niet duidelijk, waarom zoo'n andere vereeniging naast de „Onderlinge" moest worden op gericht, maar het is ook niet gebleken, dat laatstgenoemde vereeniging er door ten gronde zal gaan. In tegenstelling met het geen de overzijde dikwijls in practijk brengt, wil spr. hier het beginsel huldigen i vrijheid blijheid. Spr. is voor gelijke sub- sidieering der beide vereenigingen. Het is niet de schuld van de coöperatie „Vooruit" dat de subsidieaanvrage zoo laat wordt behandeld, daarom is het billijk, dat de subsidie over 1926 alsnog wordt toegekend. Een andere vraag is het, of de subsidie aan de „Onderlinge" en aan „Vooruit" over 1927 no-g langer moet worden toegekend. Bpr. vormde de minderheid in de commis sie voor den geneeskundigen dienst; ook daar heeft spr. deze vraag krachtig met „neen" beantwoord. Indertijd heeft spr. met volle sympathie vóór subsidie aan de „Onderlinge" ge stemd. Doch thans is gebleken, dat do bei de vereenigingen, de „Onderlinge" en de afd. van „Vooruit", geen subsidie meer noodig hebben. Dat strekt hun tot lof, maar wij kunnen geen subsidie toekennen als een soort prijs voor goed beheer. Met subsidie maken wij alleen de reserves van beide vereenigingen grooter en in die rich ting is de gemeente nog nooit gegaan. Dat acht spr. ook niet verantwoord, omdat het niet noodig is. Wanneer eventueel een te kort komt, kunnen zij steeds bij de ge meente aankloppen. B. en W. willen gedu rende 1927 nog subsidie toekennen, doch volgend jaar niet meer. Spr. is zulk een tweeslachtige houding in B. en W. niet ge wend. Dezelfde reden waarom men over 128 geen subsidie meer wil toekennen, is ook reeds dit jaar aanwezig. Do heer Groeneveld klaagt erover, dat een commissielid zoo weinig in tel is. Spr. had vorige week als lid van de com missie van den geneeskundigen dienst eeni- ge gegevens noodig, doch kon ze pas na veol moeite krijgen. Eerst moest een ge heime conferentie worden gehouden tus schen den wethouder en een lageren amb tenaar. Spr. vraagt zich af, waar het pres tige blijft van een raadslid-commissielid en bovendien, is er wat te verbergen voor een comrr "ssielid? Over de eigenlijke subsidiekwestie spre kend, wijst spr. er op dat een subsidie aanvrage van de Onderlinge gedateerd van 13 Sept.. 1923 door B. en W. wordt aange haald. Spr. heeft er al vroeger op gewezen en ontkend, dat er zulk een stuk van die datum bestaat. Nu staat het weer in de stukken, zonder dat er nota van spr. is genomen. Tha-ns sommeert spr. den wet houder het stuk te laten zien. Verder acht spr. het billijk, dat de sub sidie niet ingaat met het begin va-n het dienstjaar maar op den datum van de aanvrage. Spr. is het niet met den heer Wilmer eens. Het betreft hier geen gewo ne subsidie. De gemeente kan hier bezui nigen; het is niet anders dan een resti tutie. Op iedere guided bespaart de ge meente een andere gulden. De heer Wilbrink interrumpeert, dat de kosten door do leden der vereeniging gezamenlijk worden gedragen. De heer Groeneveld acht dat een kwestie van interne organisatie. Spr. is het niet met den heer Wilmer eens, als deze zegt, dat deze subsidie alleen strekt tot versterking van de reserve. Op 't oogenblik is dat misschien juist, doch als de vereeni ging over wat ruimer middelen beschikken kan, dan kan de verpleging in 't vervolg op ruimer schaal worden verleend. De heer Coster vraagt, of de gemeen te het recht heeft te weten hoe en waar de reserve-gelden belegd zullen worden. De heer Sohoneveld herinnert er aan, dat deze vereenigingen zijn opgericht toen het Academisch ziekenhuis hoogere eischen inzake de verplegingskosten van onvormogenden ging stellen. Het verwondert spr., dat de geneeskun dige dienst niet eens heeft nagecijferd hoe veel deze beide vereenigingen voor de ge meente hebben bespaard. Dan hadden wij een zuiver inzicht gekregen. De vereenigingen bestaan thans eenige jaren en hun ledental zal waarschijnlijk niet veel meer toenemen, terwijl de uitga ven wellicht nog hooger stijgen. Spr. vindt het dan ook een juist standpunt van B. en W. dat zij het nog een jaartje willen aan zien. De heer Mulder staat in hoofdzaak aan de zijde van den heer Wilmer. Spr. acht het billijk, als „Vooruit" over 1926 subsidie krijgt. Maar spr. is tegen een sub sidie aan „Vooruit" en de „Onderlinge" over 1927, omdat zulk een subsidie niets anders is dan versterking van de reserve. De beide vereenigingen houden toch altijd contact met do gemeente. Bij de even- tueele epidemie wanneer de vereenigingen plotseling op groote kosten zouden worden gejaagd, dan zal geen raadslid tegen een ruimo subsidie stemmen. Wanneer een ver eeniging haar geld beheert, doet zij niets meer dan haar plicht. De heer Wilbrink heeft zich inder tijd verklaard tegen gemeentelijko subsi die voor deze vereenigingen. Spr. acht het doel, om armlastigen op to heffen tot het principe om zich zelf te helpen, een prach tig doel. De organisaties moesten zelf niet willen, dat een gedeelte van hun leden weer gin gen steunen op de gemeentekas. Spr. kan zich echter wel vereenigen met de voor stellen van B. en W. Wethouder Meyncn zegt, dat B. en W. deze subsidie niet wensehen te beschou wen als premie voor een goede financie ring. B. en W. willen daardoor de reser ves versterken omdat zulke vereenigingen een ruime reserve niet kunnen missen. Aan de „Onderlinge" is indertijd subsi die toegekend met de clausule, dat deze subsidie jaarlijks verleend werd tot we deropzegging toe. Spr. acht het niet mo reel om thans nog dezo subsidie in te trekken, waarop reeds is gerekend. Wat de klacht van den heer Groeneveld betreft, antwoordt spr., dat dezo lagere ambtenaar de plaats van den directeur van den geneeskundigen dienst vervulde bij uitstedigheid van deze laatste en dat de directeur instructies gegeven had om de gegevens aan geen derde mede te dee- len. Deze ambtenaar vroeg toen aan spr. of er in dit geval bezwaar was en toen heeft spr. dat verlof gegeven. Dat is de geheele „geheime" conferentie. Op de vraag van den heer Coster ant woordt spr., dat dit een zuiver financieele vraag is en daarom verwijst hij naar den wethouder van financiën. Wethouder Sanders deelt mede, dat de heer Coster deze vraag aan spr. per soonlijk reeds eenigo dagen geleden heeft gesteld. Spr. achtte deze kwestie toen zoo belangrijk, dat hij haar ter sprake heeft ge bracht in het college van B. en W. met het resultaat, dat B. en W. thans nog het vol gende voorstel in hun reeds genoemde voorstellen willen inlasschen. de voorwaarde 3o. sub O. wordt gelezen als volgt: „dat van de gelden bestemd voor het „reservefonds een bedrag, gelijk staande „aan de over de verschillende jaren geno- „ten en nog te genieten subsidie, wordt „belegd in fondsen ten genoegen van Bur gemeester en Wethouders en gedeponeerd „bij den Gemeente-Ontvanger, terwijl over „die fondsen slechts mag worden beschikt „na bekomen machtiging van Burgemees ter en Wethouders." Do heer Schiiller verlangt, dat de wethouder zal voldoen aan do sommatie van zijn partijgenoot Groeneveld. De heer Wilmer heeft van niemand gehoord dat de subsidie noodzakelijk ge acht wordt over de jaren 1927 en volgend. Wanneer men aan de beide vereenigingen subsidie wil toekennen alleen op grond van het feit, dat zij aan de gemeente veel geld besparen, dan komt men tot de zonder lingste consequenties. Dan zou bijv. een fa brikant om subsidie kunnen verzoeken, want als deze zijn fabriek sluit, moet de gemeente zooveel geld betalen aan de werkloozen. Hij bespaart door z'n fabriek ook geld aan de gemeente. Verder wijst spr. er nog eens op, dat dezo vereenigingen steeds de overheid als steun in den rug hebben, wanneer er een tekort zou komen. Spr. vindt het niet zoo verschrikkelijk als de vereenigingen de subsidio waarop zij gerekend hadden dit jaar niet krijgen, want zij zijn geen nood lijdende vereenigingen. Toch wil spr. bij nader inzien de subsidie niet over het ge heele jaar weigeren en hij dient daarom een voorstel in om subsidie te verleenen tot 1 Oct. 1927. De heer Groeneveld: Dat is klein gedoe. Voor die 3 maanden 1 De heer Wilmer: Als de heer Groene veld het geen klein gedoe meer vindt, als die 3 maanden er bij worden geteld dan wil ik de termijn wel wijzigen in 1 Ja nuari 1928. De heer Groeneveld komt nog eens terug op zijn klacht op achteruit zetting als commissielid. Spr. leest de verordening voor, en constateert dat ieder commissie lid ten allen tijde het recht heeft alle be scheiden in te zien. Den heer Wilmer antwoordt spr. dat de uitgaven der vereenigingen voortdurend stijgen. Leden die langer dan 4 jaren lid zijn, hebben recht op sanatorium-verple- ging en dat is duur. Op den duur zullen dus de uitgaven stijgen, terwijl de inkoms ten niet grooter worden. Spr. is van mee ning, dat men na 1927 nog wel eens kan praten over voortzetting van deze subsi die. De heer Wilmer wil nu reeds deze subsidie intrekken, doch dat acht spr. klein gedoe. Die maanden kunnen er ook wel bij. Spr. protesteert tegen heb plotseling in dienen van een voorstel omtrent de beleg ging der reserves. Do lieer S p e n d e 1't Is toch een lo gisch voorstel. Do heer Groeneveld begrijpt niet, waarom B. en W. niet eerder met een der gelijk voorstel zijn gekomen. Hij acht liet een zeer ingrijpend voorstel, waarover maar niet zoo dadelijk beslist- kan worden. De heer Huurman merkt op, dat de meerderheid van de commissie voor den geneeskundigen dienst meende, dat het nu wel benepen was om thans nog, ter wijl het jaar reeds zoover gevorderd was, de subsidie in t« trekken. Daarom besloot zij te adviseeren, om eerst nog eens af te wachten of ook over dit jaar de reserve weer in dezelfde mate zou stijgen. De heer Wilmer dient het volgende voorstel in: lo om de subsidie aan do „On derlinge" te doen eindigen op 1 Jan. 1928; 2e. om aan de afd. van „Vooruit" f 1. subsidie toe te staan per verpleegdag van onvermogende patiënten, op dezelfde wijze als aan de „Onderlinge" tot 1 Jan. 1928. De heer Huurman vindt dit voorstel ontijdig. Heb is een vooruitloopen op het eenploitatiejaar. Men weet nog niet, wat het najaar brengen kan. De heer Wilmer kan dat niet inzien. Als de zaken normaal doorgaan zooals nu, dan staat het vast, dat do subsidie in 1928 niet meer noodig is. Slechts degenen die van meening zijn, dat men moet blijven doorgaan met subsidieeren, ook al hebben de vereenigingen het ni etdirect noo dig, slechts zij zullen tegen spr.'s voorstel stemmen. Do heer S choneveld meent, dat B. en W. over de belegging der rese beter overleg kunnen plegen met de eeni gingen. Wethouder Sanders: Dat staat juist in het voorstel. Dc heer S clionevcld: Maar niet op welke manier. Verder wijst spr. er op, dat de gemeen te zich ook niet bemoeit met de reserves van do werkloozenkassen bijv. Spr. verklaart zich tegen het voorstel- Wilmer. Dat acht spr. niet dc juiste ma nier om de subsidie te doen eindigen. De heer Eikerbout- maakt eenige aanmerkingen op de redactie van het pas ingediende voorstel van B. en W. over de belegging der reserve-gelden. Verder ziet spr. de noodzakelijkheid van een dergelijk voorstel niet in. Do heer K o o i s t r a geeft den heer Wilmer den raad zijn voorstel in te trek ken. Later kan over het intrekken van de subsidie beter gepraat worden dan nu. Het maakt den indruk alsof men een antipathie heeft tegen deze beide vereenigingen. Spr. wijst er nog eens op, dat vooral de orga nisatie Vooruit" een groot aantal leden heeft, die bij eventueele sanatorium-ver- pleging de onkosten niet kunnen betalen. Op het voorstel-Wilmer drukt het cachet, alsof er een antipathie bestaat tegen een. organisatie, welke door socialisten wordt beheerd. De heer W ilmer: Dab is het toppunt. En de „Onderlinge" dan? Do heer Kooistra verklaart zich ook togen het voorstel van B. en W. inzake de belegging der reservegelden. De heer Baart vindt met het oog op do dure sanatoriumverpleging de reserve heelemaal niet hoog. Spr. is juist van mee ning, dat de subsidie best zou kunnen wor den verhoogd. Spr. verklaart zich ook tegen het voor stel van B. en W. inzake de reserves, om dat dit voorstel te plotseling uit de lucht komt vallen. De heer Heemskerk begrijpt, dat B. en W. voorwaarden willen stellen voor nog te verleenen subsidies. Maar daar sinds 1923 aan de „Onderlinge" reeds subsidie is verleend, gaat het nu niet aan, om een voorwaarde, zooals B. en W, inzake de re serves voorstellen, er alsnog aan toe te voegen. Wethouder Sanders zegt, dat thans de motieven voor het toekennen van do subsidie anders zijn. Deze reserves zijn noodig om geld in voorraad te hebben als door omstandigheden de uitgaven grooter worden. De gemeente moet zorgen, dat die gelden ook bestemd blijven voor het doel waar voor ze gegeven zijn. Wethouder Meynen komt tenslotte te rug op de z.g. briefkwestie. Hij noemt het een zuiver formeele kwestie. Het voorstel-Wilmer wordt daarna ver worpen met 16 tegen 8 stemmen. Yoor stemden de heeren: Wilbrink, Eerdmans, Spendel, Coster, Heemskerk, Wilmer, Ber gers en Mulder. De heer Kooistra wil daarna een voorstel indienen om het laatst ingekomen' voorstel van B. en WL inzake de belegging der reservegelden te schrappen. De heer Schoneveld is hem echter voor. Het wordt evenwel verworpen met 1410 stemmen. Yóór stemden 0 aanwezige soc.- democraten, en de heeren v. Rosmalen, v. Tol, Schoneveld en Sytsma. De overige voorstellen van B. en W. worden z. h. stemming aangenomen. 22. Eervol ontslag op verzoek aan Mej. C. M. Ribbink als leerares in de klassieke talen aan het Gymnasium. Z. h. st. aangenomen. Wegens het vergevorderde uur wordt de interpellatie van den heer Sytsma uitge steld tot eën volgende vergadering. Rondvraag. De heer Baart heeft in een der plaat selijke bladen gelezen, dat een avondzit ting de gemeente op f 600.komt te staan. Spr. noemt dat vreeselijk verdreven en zou den verslaggever willen vei zoeken, zich wat meer aan het weergeven van de ob jectieve waarheid te houden. De voorz. merkt op, dat de heer Baart beter deed om een ingezonden stuk te schrijven. Daarna sluiting. \mmmm moeeus fö$&ggsg©fe©f©Bi Bij Muggebeten en beten van andere insecten doet men de jeuk ophouden en de opzwelling verdwijnen door Doos 30,60, Tube SOct. FÖROL ingezonden St&iS&fcen (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie] Leiden, 9 Aug. 1927. De hoofdacte-examens. Geachte Redactie, Er zullen er zeer zeker velen gevonden worden, die meenen dat ik de zaak ver vooruit loop, als ik hier even wil stipu leenen, de resultaten van de hoofdacte examens van dit jaar. Ik wil er hier toch even op wijzen, zoo dat degene die er geen onmiddellijk be lang of interesse voor hebben, hier ook hun aandacht eens aan kunnen wijdon. Het wil mij voorkomen, dat het percentage geslaagden tot dusver enorm klein is. Waar dit aan te wijten? Dc oorzaken kunnen legio zijn. De meeste canclidaten zal het wel aan de vercischte kennis ont breken. Mogelijk dat sommige inrichtin gen die voor dit examen opleiden iels lo veel van hun krachten vergen. Maar het is voor onze candidaten in de toekomst, om er nu al hopeloos onder te worden. Dit i sbij zoo'n zware studie heusch geen pret tig vooruitzicht. Evenwel is het mijn in ziens de veel te zware stof niet alleen, maar ook de te korte tijd (2 jaar), die er voor staat. Een onderwijzer die pas ge-- slaagd is en dan voor de klas komt, heeft, als hij zijn zaken goed wil behartigen, heel veel tijd noodig om te zorgen, dat zijn klas in orde is, en kan zich dan nog onmogelijk heelemaal aan de studie ge ven Of het een, of het ander moet er on der lijden. Het geringe resultaat wordt gelukkig meer en meer door de leidende personen in deze ingezien. Het is dan ook zeer toe te juichen, dat een zeer gunstig bekend slaand instituut de tweejaarlijksche oplei ding voor de hoofdacte, verandert heeft in een driejaarlijkschc. Dat de examenstof te veel en tc zwaar is, moesten zelfs eenige examinatoren ge tuigen. Ik meende hieraan eens publiciteit te moeten geven, omredo dan misschien een ander hieromtrent zijn meoning ook eens naar voren wil brengen. U, mijnheer de Redacteur, nogmaals dan kend voor de mij verleende plaatsruimte toeken ik, F. LUYTEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 4