fl
EEN JACHTAVONTUUR.
In het archief der oude Belgische stad
Chimay bewaart men een handschrift, dat
een wonderlijk verhaal bevat. Chimay ligt
'in de provincie Henegouwen niet ver van
de Franscbe grens. Hen hoeft er 'n kasteel,
'eigenlijk meer 'n villa, bekend geworden,
als het verblijf van mad. Taliën die er in
slaagde prinses te worden. Het is gebouwd
op fundamenten van een middeleeuwsche
vesting, een burcht, die omstreeks 1450
werd bewoond door Jean de la Houssette,
eersten graaf van het land. In den omtrek,
heeft men nog heden groote bosschen,
overblijfsels van het uitgestrekte wilde
woud, dat in den tijd van graaf Jean zich
uitstrekte van de grens van Picardië tot
Luxemburg.
Jean de la Houssette was getrouwd met
oen barones van Quicvrain, Marie de La-
laiug. De echlgenooten leefden in een
dracht. zeer aangenaam op hun burcht,
alwaar het volgens den schrijver van het
verhaal heel vroolijk toeging.
Graaf Joan was een hartstochtelijk ja
ger. He jacht moet in dien lijd, toen een
vuurwapen cene zeldzaamheid en in de
©ogen van velen een duivelsch werktuig
was, een zoor aardig genot en vol emotie
zijn geweest. De graaf had een musket en
trok er dikwijls op uit, gevolgd door zijn
lieden, die met lansen en bogen waren ge
wapend.
Eens, op een avond, keerde de graaf
niet terug. Na hom den geheelen nacht
gezocht te hebben, gingen zijn mannen
naar Chimay. De gravin Marie was bitter
bedroefd, haar man moest in een afgrond
gestort zijn of door een wild dier gedood
zijn. Of misschien was het geweer, dat
men nooit recht vertrouwde, in zijn han
den gesprongen. Zijne vrouw en zijn be
dienden namen de rouw aan en het vroolij-
ke Chimay veranderde in een verblijf van
treurigheid 011 ellende.
Eén jaar, twee, zeven.jaren verliepen en
nog wist niemand hoe do ongelukkige edel
man om 't leven was gekomen, kien had de
bosschen van zijn domein in alle richtin
gen honderdmaal doorzocht; de bedienden
l.adden geen spoor gevonden.
De gravin had in allo dorpen van den
omtrek laten uitroepen, dat zij den vinder
van een kleedingstuk, van de schoenen dlo
hij had gedragen, van iets, dat hem be
hoord had. zou beloonen. Maar er werd
niets gevonden en men liet in het familie
graf een Steen plaatsen met oen opschrift
aan dc-n overledene gewijd.
Maar do graaf was niet dood. De schrij
ver van hel manuscript zou want zijn
verbaal klinkt zoo zonderling misschien
beschuldigd worden van romantische nei
gingen, ais niet do zaak onderzocht was
en hel verhaal door andere mededeelingen
bevestigd, die voorkomen in een in 1874
verschenen werk over de geschiedenis van
't Noorden van Frankrijk en Zuidelijk
België. En in elk geval vertelt aldus de
oude kroniekschrijver;
Zeven jaren na '1 verdwijnen van den
graaf, weidde een knaap uit Couvin, Baze
laire genaamd, zijn schapen in een groote
weide. Couvin is een dorp. drie mijlen van
Chimay verwijderd. De jonge herder die
met zijn dieren niet veel te doen had,
oefenle zich in het schieten met pijl en
loog: nü gebruikte als schijf een zeer
vlakke rots, waarop oen deel van het kas
teel van Couvin. bij het dorp was gebouwd.
Na meermalen gemist te hebben slaagde
hij er in een pijl te schieten in oen opening
van do rots. De pijl verdween daarin ge
heel cri daar hij dien terug wilde hebben,
stak de jonge Bazelaire, den arm in de
holte, die als schijf had gediend.
Maar plotseling uit hij een gil van schrik
een hand heef', zijn arm gegrepen c-n
houdt dien vast; do hand schijnt een
klauw, behaard, met lange nagels. De doo-
ddtjk verschrikte knaap wil zijn arm los
wringen, maai dat gelukt hem niet. En
cene stem uit do rils beveelt hem niet lan
ger le schreeuwen en te zeggen wie hij is.
De Hem is en klagend dan dreigend en
do jc.ni;e Herder begrijpt, dat men hem geen
kwaad wil doen. Ook belooft de onbekende,
dat hij hem zal loslaten als hij oogenblikke-
lijk zijn vader haalt zonder anderen iels
1e vertellen van zijn geheim.
Bazelaire zweert dat hij zal doen, wat
de stein in do rots hem zegt, hij wordt los
gelaten en ijlt naar het dorp om zijn vader
te halen, die op zijn beurt een gesprek met
•len gJieimzinnige.n rotsbewoner aan
knoopt. De man, die daar in de rots leeft,
is de voor zeven jaren verdwenen Jean de
J.a Houssette, graaf van Chimay.
Deze verneemt nu voor het eerst, dat hij
zich le Couvin bevindt, niet meer dan drie
mijlen van zijn burcht verwijderd. Hij be
looft, dat hij Bazelaire en zijn zoon rijk
zal betalen als zij hem inkt. een pen oneen
blad papier verschaffen; hij wil zijn vrouw
een "brief schrijven, dien zij haar moeten
bezorgen
De Bazelaires brengen hem wat hij ver
langt en houden de wacht aan den voel
van de rots. Na een uur zoo gestaan te
'nebben, roept de man in de rots hen en
reikt hun een brief, dien hij aan zijn
vrouw geschreven heeft en waarin hij zijn
ongelukkig avontuur verhaalt. Ilij werd
jagende verrast door burgers, op wier land
hij zich gewaagd bad. gevangen genomen,
on in een hol geworpen, waarvan bij de
'juiste ligging niet kent. Gedurende een
langen tijd dien hij niet kon schatten,
wordt bij in de rotskloof gevangen gehou
den Eiken dag verschaft men hem een
brood en een emmer water. ..meer om hem
langzaam te doen sterven, dan hem in bel
leven te houden. Hij smeekt in den brief
zijn vrouw om hem te hulp te komen en
vermaant haar God te danken voor liet
Wonderbare toeval waaraan hij zijn redding
Se verschuldigd"
Bazelaire ging des nacht om niet ge-
z:en te worden op weg naar Chimay. Hij
kwam or aan toen de dag aanbrak en ver
zocht mevrouw te spreken. Maar hij werd
.afgewezen; rlo gravin, in rouw, was voor
>.;emand te spreken. Hij drong aan; hij
lisd een gewchtigen brief.... Een bedien-
*?e nam eindelijk cp zich dien brief aan
mevrouw te 1 zorgen. Maar Bazelaire zei-
«kt dat hij zelf dat doc-n moest. Daarop
werd hem gezegd dat als de gravin uit de
kapel kwam, die zij 's morgens bezocht,
hij moest trachten haar te naderen. Baze
laire wacht; de gravin verschijnt einde
lijk en hij geeft haar het welbewaarde ge
schrift. Nauwelijks heeft zij de handtee-
kening gezien of zij valt in zwijm. Door
hare vrouwen bijgebracht, leest zij den
brief, en geeft bevel, dat de bewoners van
de zeventien dorpen, die tot het gebied
van den graaf behooren, zich gewapend
naar Chimay moeten begeven. Van alle
kanten komen de mannen opdagen en men
trekt op naar Couvin.
De burgers van Couvin zien dat kleine
leger naderen en beven. Zij vragen wat
dat beteekent, wat men van hen wil en
hoorende dat de graaf bevrijd moet wor
den, verontschuldigen zij zich. Zij bewe
ren niet le weten, wie hun gevangene
is en laten hem vrij. De mannen van
Chimay weenden, volgens het verhaal,
loen zij hunnen heer zagen met langen
baard en lange haren, in lompen gehuld.
Jean de la Houssette was edelmoedig; hij
vergaf den lieden van Couvin het leed hem
aangedaan, maar eischte. dat zij de vcs-
tinjr. waartoe het hol behoorde, dat zijn
verblijfplaats was geweest, zouden slech
ten. Het kasteel van Couvin verdween
van de aarde.
En Bazelaire? De graaf liet hem kie
zen wat li ij begeerde als loon voor den
bewezen dienst en de arme man, die mis
schien nooit genoeg gegoten had, verzocht
dat hem en zijn kinderen dagelijks een
middagmaal zou verstrekt worden uit de
koukon van den heer. Hij kreeg zijn mid
dagmaal vele jaren. Later echter toen hij
zelf genoeg had te eten, ontving bij een
jaarlijksche geldsom. „O. D."
EEN LES.
Kom, Marcello, laten wij zwijgen.
Neen, ge hebt ongelijk, dat houd ik
vol.
Wat? Heb ik ongelijk? Dat is toch
tc- veelt
Best mogelijk, maar 't is zoo.
Jij belet mij, je uit te leggen.
Wat wil jc uitleggen? Telkens als je
ie laat komt, is het dezelfde boodschap. Je
ontmoet Jan of Jacques, maar wie bewijst
mij dal?
Dus ik lieg? Zeg het ronduit.
Dat zog ik nog niet, maar ik begrijp
niet wat dat lnalkomen beteekent
Dat beteekent dus eenvoudig, dat ik
mijn best dce om te slagen. Dat wordt met
den dag moeiclijker. Weet je waarom ik
vandaag te laat aan tafel hen? Omdat ik
bijna een uur' heb moeten wachten bij Var-
din, den intiemen vriend van den grooten
fabrikant Morlaml. Ik heb een zaak, waar
voor ik Morland wou interesseeren en ik
heb de geheele week moeten wachten, eer
ik Vardin te spreken kon krijgen. Nu ben
ik vandaag eindelijk bij hem geweest, en
zie daar de waarheid. En je mocht wel blij
zijn; want Vardin heeft mij zijn steun be
loofd. Maar in plaats daarvan ga je schel
den en mij beschuldigen, alsof je niet wist
van hoeveel belang die conferentie voor
mij was.
Ei zoo. Ik ben dus niet "meer in staat
om iets te begrijpen! Zeg liever ronduit
dat ik idioot ben!
Hoor eens, je bent vandaag erg prik
kelbaar!
Ik ben heel gewoon. Jc moet mij ne
men, zooals ik ben. 't Is nu wel wat laat
voor verwijten.
Maar ik doen geen verwijten.
O neen. 'net zijn complimentjes, zeker.
Kom Marcelle, wees nu wijzer.
Na u
Marcelle!
Neen, neen ik heb geen ongelijk.
Houd je dat voor gezegd.
Goed, ik slem toe; je hebt altijd ge
lijk!
O, jc kunt mij voor den gek houden
zooveel ge wilt! Jij bent de baas. Jij moogt
doen wat je verkiest'.
Als je mij liefhad, Marcelle, zou jo
zoo niet spreken.
Laten we maar zeggen, dat ik ook
gc-en hart heb.
Pierre Noliet maakte een ongeduldig
gebaar.
't Is genoeg, zei hij.
O. wou je mij ook nog het spreken
beletten?
Ik zeg je. dat ik niet moer redetwist;
jij praat als een verkeerde vrouw.
Ook die bcleedigimi! De maat is vol.
Pierre stond van tafel op en wierp zijn
servet neer.
Ik ga. heen, zei hij; zoo'n belache
lijke scène kan ik niet langer voortzetten.
Doch op dit oogenhlik zag hij de kleine
Susanne, een aardig .kindje van vier jaar.
clat. in een hoekje der kamer gezeten, het
spelen had gestaakt en met een ernstig ge
zichtje luisterde het naar den woordentwist
van papa en mama. De blanke oogjes ke
ken onrustig rond.
Pierre nam zijn dochtertje in de armen
en gaf haar een langen kus. Toon zag li ij
Marcelle aan. Een enkel woord *van zijn
jonge vrouw zou voldoende geweest zijn
cm haar te zeggen, dat hij spijl had over
zijn drift.
Maar dat woord sprak Marcelle niet uit
Zij bleef zwijgen, met een harde uitdruk
king op het gelaat. Toch voerde zij inwen
dig strijd: zij had haar Pierre lief en ge
voelde wel, dat hij de waarheid sprak Maar
de trots overwon
Pierre had haar een smeekenden blik
toegeworpen zij verroerde zich niet. Al
leen beefden hare lippen door innerlijke
ontroering.
Pierre, lot het uiterste getart, verliet de
kamer en sloeg de deur achter zich dicht
't Was* niet de eerste keer, dat zulk een
twist den huiselijken vrede verstoorde van
de jongelui, die vijf jaar getrouwd waren
En 't was een huwelijk uit liefde geweest
Doch achter haar liefelijk uiterlijk schuil
den twee overheerschende gebreken: jalou- i
zie en een belachelijke eigenliefde, die haar
belette, ongelijk te erkennen, ook wanneer
dit duidelijk was.
Daar ook Pierre allesbehalve een engel
van geduld was, kwamen er lelkéns oogen-
blikken van slecht humeur. In den beginne
duurden die niet lang en Pierre deed altijd
den eerste stap tot verzoening; doch lang
zamerhand vielen er heftiger woorden,
die dieper hartewonden sloegen.
De geboorte van Suzanne had hun zielen
een poosje tot vrede gestemd en samen
hadden zij zich gebogen over de wieg,
hand in hand.
Doch eensklaps barstte het onweer op
nieuw los en telkens herhaalde 't zich.
Pierre leed er vreeselijk onder en soms
kwamen leelijkc gedachten bij hem op.
Marcelle heeft geen hart, dacht hij;
zij gebruikt wreccle uitdrukkingen, waar
over zij nooit berouw loont. Nooit heeft zij
eenigen aandrang om goed te maken, wal
zij aan mij heeft misdaan.
Het geluk stond op het punt zijn huis
te ontvluchten, waar het altijd had moeten
blijven wonen!
Dien dag de (rap afgaande, zeide Pierre
tot zichzelf: „Neen, ik had nooit kunnen
denken, dat Marcelle zóó was! Als ik van
avond thuis kom. zal ik haar nog vinden
met een boos gezicht."
Hij ging de straat op en liep maar voort
zonder te weten waarheen. Opeens echter
herinnerde hij zich. dat hij een afspraak
had met een heer voor een zaak van groot
belang. Hij bleef slaan.
Maar de papieren, zei hij tot zichzelf.
In zijn woede was hij 't huis uitgeloopcn
zonder de. documenten mee te nemen, welke
hij noodig had; hij moest dus terugkeeren.
De trap weer opklimmend, voelde hij
zijn hart kloppen. "Welke verwijten hij ook
in gedachten zijn vrouw deed, hij hield
toch van haar. O, als Marcelle slechts een
weinig berouw toonde, hoe gaarne zou hij
tiaar vergeven. Maar natuurlijk zou zij geen
woord spreken, zooals gewoonlijk. Hij zelf
zou ook het initiatief niet nemen. Zwijgend
zou hij ziju papieren nemen en weer heen
gaan.
Toch wilde hij nog een kus geven aan
Suzanne, het lieflijk, onschuldig wezen.
Boven gekomen, opende hij zacht de
deur der huiskamer. Suzanne was er alleen
cn had haar spel hervat. Zij was zoo druk
bezig mot haar poppen, dat ze papa niet
hoorde binnenkamen.
Pierre wilde naar binnen stappen, maar
hij ving een paar woorden op, die do kleine
tot haar poppen sprak en bleef onbeweeg
lijk staan.
Jij bent papa, zei Suzanna. jij
mama. En jij bent ik, kleine Suzanne., nu
gaan we kibbelen spelen.
Pierre sloeg het kind aandachtig gade
Zij vervolgde haar toespraak tot do
poppen, twee groote en een kleintje.
„Zoo zoo, nu zitten we aan tafel, mama,
en Suzanne., nu huil ik, omdat ze zoo
1 ard begint lo praten, dat ze mij niet
kunnen hooren. Jij, papa, gaat opslaan en
loopt weg.jij, mama, gaat huilen, heel
lang.... en Suzanne vindt het zoo naar
als mama huilt. Waarom huilt mama?
Mama luistert niet meer, gaat weg, met
don zakdoek voor de cogennu is Suzan
ne alleen. Dat moet u niet doen, mama."
Dc daad bij het woord voegend, had zij
de twee groote poppen doen verdwijnen en
hield 't kleintje vast, dat Suzanne ver
beeldde.
Pierre was boel bleek geworden. Het loo-
neel, dat het kind met haar poppen ver
toonde, was de juiste afspiegeling van het
geen er zoo oven was voorgevallen. Zij
bad alles waargenomen: de woorden
twist, 't overhaast wegloopen van den va
der en 't vervolg? Ja, dat moest' ook in
waarheid zoo gegaan zijn. Dus, (oen hij
weg was, verdween alle hardheid bij Mar
celle. Ook zij leed. Waarom dan toch toon
de ze hem clat koud en trolsch gezicht?
Het kindje belastte zich met de verkla
ring en ging voort: „Nu is het te laat....
nacht.... mama komt weer binnen....
zij huilt niet meer.Zij heeft de oogen af-
gewischt, want papa mag het niet merken
zo zijn boos op elkaar, mijn papa en
mama. Ze geven elkaar nooit meer een
zoen."
Pierre was geschokt tot in 't diepst van
zijn ziel.
Hoor een Toto; hoor eens Lily!
vervolgde Suzanne, nu tot de twee groote
poppen, jelui kibbelt niet meer, hoor!
Suzanne wil het niet hebben! Goed zijn,
dadelijk!
Pierre ging zachtjes' heen, naar de voor
kamer. Daar vond li ij Marcelle, op de ca
napé zittend. Zij sprong overeind, snel den
zakdoek langs haar oogen wissend. Het
kind had niet gelogen!
Marcelle! zei hij vriendelijk kom
eens mee.
Hij was naderbij gekomen en had zacht
haar hand gevat.
Kom, hernam hij, maar stil.
Geen leven maken.
Hij geleidde haar tot den drempel van de
huiskamer, daar hieven zé beiden slaan.
Suzanne was nog bezig met haar spel.
Zwijgend hoorden de heide ouders hun
eigen woorden herhalen, begeleid door hun
ligen gebaren, die'hot kind had afgekeken.
Hun harten klopten hevig.
Toen hot kind ophield, zagen zo elkaar
ontroerd in dc oogen. Hand in hand ston
den ze daar. Welk een les voor hen. dat
poppenspel van hun dochtertje.
Den vrijen loop latend aan haar tranen,
die ze niet meer wilde verbergen, liet Mar
celle haar hoofd rusten op den schouder
van haar echtgenoot.
Op dit oogenhlik hoorende snikken, keek
Suzanne om. Een seconde was het kind
versteld, wist niet, wat 't doen moest. Toen,
ziende dat papa cn mama vriendelijk glim
lachten., kwam zij aanlcopen, klapte in de
handjes en riep:
O, ik ben zoo blij, zoo blij!
En om haar vreugde to verlioogen en om
de belofte, welke zij elkaar, zwijgend had
den gedaan, te bezegelen, omhelsden Pierre
en Marcello elkaar ten aanschouwen van
hun kind en ze hernieuwden hun liefde
met een langen kus. „N. K."
HET BULTJE.
Ze noemden hem allemaal het bultje.
Alleen zijn moeder zeide vroeger van hem,
dat hij wel een beetje een hoog rugje had.,
maar dat je cr toch bijna niets van kon
zien. Doch die goede moeder was al lang
dood. En wanneer deze geschiedenis be
gint, is het bultje juist vijftien jaar ge
weest en dreigt zijn jong leven door ge
brek aan liefde en begrijpen langzaam
aan lol mislukken gedoemd te worden.
Immers, liet bultje was in een levens
periode gekomen, die heel dikwijls be
slissend kan zijn voor wat later zal ge
schieden. Voor eèn mismaakte bijna al
tijd. Want men is nog niet voldoende ge
hard tegen spottende woorden, tegen
wreed gesar, tegen medelijdende blikken
van hen, waarmede men in aanraking
komt. Men heeft zich nog niet weten te
ompantseren met een zekere onverschillig
heid en een ironisch zien der dingen. Men
kent het lijden nog niet voldoende, om
Ie weten, dat liet leven buiten zichzelve
zoo bitter weinig vreugde geeft en als een
ontdekkingsreiziger tracht men steeds
verder in de gemeenschap der menschen
door te dringen, op zoek naar een ver
wezenlijken van de geluksdroom, die wij
allen diep in onze zielen met ons dragen.
En eerst moeten wij ons aan de samen
leving vele keeren wonden en moeten wij
bittere teleurstellingen hebben ondergaan,
voordat wij leeren tot ons zelve terug !e
keeren en in de eenzaamheid van onze
idealen en onze droomen een eigen we
reld te scheppen, waarin wij vaak heel
gelukkig kunnen zijn. Of, en dit gebeurd
waarschijnlijk veel meer, onze teleurstel
ling in wal wij bij andere vcrgeefsch
zoclilen4 vindt haar terugslag op ons zelve
en wij worden al jong verbitterd tegen
ons bestaan of laten ons willoos mede-
drijven met den verraderlijken levens
stroom.
Gelukkig de enkeling, die de moede
loosheid der zorgen en het lijden weet te
overwinnen, om als oen aeroplane op te
stijgen, al maar te stijgen, naar de helle
brandende zon, die God is. En die van zijn
leven maakt een zuil van graniet vlak,
hard en ongeschonden....
Hei bultje had al vroeg door zijn mis-
maakt-zijn ondervonden, boe wreed de
menschen en typisch verschijnsel, vooral
kinderen kunnen wezen. De kameraadjes
van school plaagden hem als zij dat kon
den en durfden met zijn bult en wilden
ncm nooit laten mededoen met hun spelen
omdat hij door uiterlijk e"n gestel le veel
hun ruwe uilgelatenheid aan handen zou
leggen. Zij zeiden hem dat sarrend cn on
omwonden, zonder erbij (e denken wat
voor een groot verdriet zij hiermede den
jongen aandeden. Maar nog grievender
voelde het bultje dikwijls hel medelijden
van groote menschen. O, als zij met juist-
verstaanbaar gefluisterde woorden van
medelijden naar zijn rugje keken, dan
voelde hij een woest verlangen om hen te
slaan op de oogen, om daarin dat stekend
vlammetje van deernis weg te ranselen
met zijn kleine vuist en dan te vluchten
ergens naar een vergeten plekje, waar
geen ïnensch hem kon vinden en daar van
God te smeeken, dat Hij hem maar gauw
van deze wereld zou komen weghalen.,
hoewel hij heel goed wist, dat het groote
zonde was zooiets te verlangen
Er waren maar twee wezens, die het
bultje nooit aan zijn mismaakt-zijn her
innerden en waar hij werkelijk van hield.
Dat waren, kan het anders? geen men
schen, noch kleine noch groote. "Want de
eene was de waakhond op het erf van
zijns vader boerderij. En de andere was
het verweerde vervclooze Mariabeeld in
de kleine open kapel, zooals men die in
goed roomsche-streken op de kruispunten
van wegen wel meer vindt. O, beiden ken
de bij al heel lang. En beide waren van
af de eerste kennismaking groote en ver
trouwde vrienden geweest. Dat was heel
begrijpelijk, want de menschelijke natuur
kan niet eenzaam zijn ook niet bij een
kind en wanneer geen genegenheid
wordt gegeven, is men wel gedwongen die
le zoeken tot dat men baar vindt of zich
te verbeelden dat men haar gevonden
heeft. Want weet gij wat zoo prettig van
hem was. Hij kon hen allen vertellen, al
zijn droomen en liet stille kind had
vele droomen al zijn toekomstplannen,
zonden dat zij liem ooit ongeloo-vig in de
reden vielen of met een sarrend woord en
een spotlach onderbraken. En, als hij in-
luitie, verdeelde hij eerlijk zijn vertrouwe
lijke mededeelingen, al naar gelang ieder
van de twee er ree lit op had. De hond
kreeg de meer huiselijke zaken le hooren,
zooals een klein meisje aan haar pop ver
telt, dat zij haar moeeier een schat vindt
en later toch lekker doen zal, wat zij wil.
Maar voor Maria waren de groote gehei
men van zijn kinderziel en het groote lij
den van zijn gewonde gevoeligheid.
Als het bultje een moeder had gehad,
was waarschijnlijk alles anders geweest.
Dan had bij zich nooit zoo eenzaam be
hoeven te gevoelen, had hij nooit zoo al
leen gestaan. Want moeders zijn voor bun
kinderen als de Kerk voor de zielen, een
wijkplaats, waarin het goed en veilig is lo
schuilen in do donkere oogenblikkcn van
hel leven en die, wanneer wij overmoedig
worden, de deuren stevig gesloten houden,
om ons te beleden als dwazen weg le
rennen. Maar, ik zeide het u reeds, de
moeder van liet bultje was dood. En on
danks zijn beide groote vrienden vrees ik,
dat het leven van den jongen, lichamelijk
en geestelijk, een wanhopige mislukking
zou ziju geworden, vol eenzame verbitte
ring en zonder levensdurf en levensmoed.,
indien er niet een jong meisje gekomen
was, als de reddende hulp, die God ons
allen zendt, wanneer wij alleen niet meer
verder kunnen gaan.
Zoo sleet het kind zijn jonge jeugd, een
zaam en eenzelvig, met een vader, die hem
niet veel meer dan een familio-ontoeren-
de mislukking vond en broers en zusters,
die hem meer sarden met zijn mismaakt-
zijn, dan weer eens overdreven verwen-
don. omdat het. toch ook wel vreeselijk
zielig was zóó geboren le zijn.
Hoe anders werd dit alles, toen het
meisje in zijn leven kwam. Zij was jonger
dan liet bultje, eerst veertien jaren. Ma;
zij bezat de machtige genezende tra<i
van een fijnvoelend medelijden, wal m®,
aan enkele begenadigde naturen oiger i
De ontmoeting met het meisje kwam g
heel onverwachts, zooals de meeste goed
gebeurtenissen onverwachts komen,
helaas ook weer onverwachts le verdwj
nen.
Het bultje was het achtererf van d
boerderij afgeloopcL1. en een aardig laat
tje ingeslagen, dat achter de huizen vJ
hcl dorp langs naarb uiten, uaa.v de vrjj
beid, naar de hossel.c-r., de heide liep. ]jj
een kromming van het weggotje siou
loen hel meisje, ineens tegenover hem. i
had reeds- even tevoren hot zacht6 3
klepper van haar klompjes gehooid, r.>J
dat geluid was haas; ouepgamork'. ai
zijn gedachten voorin igegaan En h
vreemde was nu, dat zij ei kander niet on
der een vlug nieuwsgierig kijker, voorl
liepen, maar heiden, ais op oei; gelijkli
dend innerlijk bevel plotseling hieven sli
staan. Zco stonden zij elkander geruime
tijd te bezien mot de in do oogen de aai
zelende toenadering van kindcroD, lot li{
meisje vroeg:
Hoe heet je?
Herman.
Ik heet Corrie. Waar woon jc, zeg
Daarginds, en bet bultje wees rw
z'n hand schuin achter zich
Leuk, dan wonen wij naast jullie.
Ik beb je anders nog nooit gezien.
O, wij komen ook van heel ver vq
Gisteren pas zijn wij hier gekomen, lit
do spoor. Eerst vond ik bel erg prettig
maar het duurde zoo lang. En toen wet
hel in den trein erg benauwd. Er zat
dikken mijnheer bij ons, die wilde mai
niet dat er een raampje openging.
Wat doet je vader?
Mijn vader werkt op de fabriek.
Mijn vader beeft een stal vol kooit
en paarden; en daarginds, dat is alleimu
land van ons.
Dan zijn jullie zeker erg rijk.
Ik geloof van wel.
Fijn! Wij zijn arm. Moeder vindt hi
dikwijls vreeselijk. Zij zegt dan: Heer;
God hoe moet ik och al die magen vd
len. Wij zijn huis me z'n tienen.
Ik heb geen moeder meer. Mijn mot
der is, al lang dood.
Arme jongen., wat zul je haar missi
Ja, ik mis haar altijd. Ik hen u
alleen.
Ach, het bultje was te klein, 0111 de plot
selinge verandering in zichzelf, maar
slechts aarzelend te begrijpen. Doch d
wist hij, hot kleine meisje tegenover hc
was na deze korte ontmoeting dierüaai
der geworden, dan al bet andere, wat u
nu toe in zijn kinderziel een kleinere (J
grootore plaals aan aanhankelijkheid u
liefde had gevraagd. Tegcr. een ander 1
hij nooit zoo lang en onbevangen hebbj
gesproken, zelfs al was hel iemand, d
hij al jaren had gekend. Dat vonden d
meeste menschen juist het kinderlijke i
hel bultje, zijn zwijgen en bet kijken va
zijn oogen. Men voelde zich daaronder 0
behaaglijk worden. Een kiud, dal ma
niets zeide, maar waarvan men bcsel!
dat het alles hoorde, alles begreep. Do sic
van het meisje zong in don jongen zij 1
vereenzaamd zielje zooals een blijde juk 1
van zonnelicht plotseling uitschiet do:
een verregende zomerdag. Hij voelde i s
zich een groot verlangen., om altijd bij
meisje Ie zijn. En, kind als hij nog ua:
gaf hij zich zonder nadenken over aan di
zoete verlangen. Want bet meisje lafilij
niet om zijn bultje. Had er zelfs oog oi: 1
eens naar gevraagd. Hoewel hij toch I
duidelijk merkte, dat zij hel aanstem 1
had gezien. Maar in haar oogen .las li 1
toen een medelijden, dat oprecht was 1 1
spontaan uit bet hart kwam, een was 1
achtige pijn, 0111 de smarleD van bo: 1
kleine eenzame jongen....
Willen wij vrienden worden? vorvi
bij heel verlegen.
Ja gaarne, Ik ben ook zoo allee 1
En ik speel veel liever met jongens. Mai 1
laten wij bet eerst aan moeder gaan vn n
gen, of die het goed vind. Wees mai 11
niet bang. Ik vind je heel aardig, boor. i
En de moeder vond deze jonge vriend ii
schap best. Want zij was oen vrouw, d a
kindergezichten begreep en in kinde
oogen te lezen wist.
Arm kereltje, zeide zij later (ot liaa f,
man,, ik geloof, dat hij geen prettig leva i
heeft en zich heel eenzaam voelt. En aai
het meisje: „Je moet erg lief voor be:
zijn, hoor".
Er zijn sedert deze 'eerste onlmocliii!
vele jaren voorbij gegaan. Het bultje
grooler geworden. Het bultje werd e<
man.
In de eenzaamheid van zijn leven lm'
hij geleerd zijn droomen le ontleden enj1
verslaan. Het bultje werd een dichter, d:i
verzen schreef, welke dc menschen gaarJ
lazen en heel mooi vonden. Want aclild
het donker en ontroerend rylhmc d<
woorden zong hier een ziel haar 'zuivers*
belijdenissen, zoo innig en zoo eerlijk, d:!
ieder erin iets terugvond van wat bei
leven liem geschonken of ontnomen bad
Maar het gouden looverstokje. dat d-
heerlijk talent zoo volmaakt in de zie) val
liet bultje had weten op te wekken, dn
was de vriendschap van hot kleine mcisjt j
geweest.
Zij zijn nooit samen getrouwd, want <j
meisje is gestorven toen zij nauwclijk
achttien jaar geworden was. Daarovtf l
heeft het bultje veel en groot verdriet gfj y
had; een leed, dat hem nooit gebed
verlaten. Maar hij had leeren begrijpt
dat alle uiterlijk verlies slechts zeer tf' :i;
trekkelijk is en dat niets ons de heriwtf
ring kan ontnemen. En zoo werd zijn ver-
der leven gewijd en opgevoerd., omdat J-f
er diep van overtuigd was, hoe hel nicht' ,E
nog steeds over hem waakte als
moeder over haar kind en hij beseft-
baar trdtsche verwachtingen waardig J1
moeten zijn. i ;r|
„Geld." v. d.
.3