fl EEN JACHTAVONTUUR. In het archief der oude Belgische stad Chimay bewaart men een handschrift, dat een wonderlijk verhaal bevat. Chimay ligt 'in de provincie Henegouwen niet ver van de Franscbe grens. Hen hoeft er 'n kasteel, 'eigenlijk meer 'n villa, bekend geworden, als het verblijf van mad. Taliën die er in slaagde prinses te worden. Het is gebouwd op fundamenten van een middeleeuwsche vesting, een burcht, die omstreeks 1450 werd bewoond door Jean de la Houssette, eersten graaf van het land. In den omtrek, heeft men nog heden groote bosschen, overblijfsels van het uitgestrekte wilde woud, dat in den tijd van graaf Jean zich uitstrekte van de grens van Picardië tot Luxemburg. Jean de la Houssette was getrouwd met oen barones van Quicvrain, Marie de La- laiug. De echlgenooten leefden in een dracht. zeer aangenaam op hun burcht, alwaar het volgens den schrijver van het verhaal heel vroolijk toeging. Graaf Joan was een hartstochtelijk ja ger. He jacht moet in dien lijd, toen een vuurwapen cene zeldzaamheid en in de ©ogen van velen een duivelsch werktuig was, een zoor aardig genot en vol emotie zijn geweest. De graaf had een musket en trok er dikwijls op uit, gevolgd door zijn lieden, die met lansen en bogen waren ge wapend. Eens, op een avond, keerde de graaf niet terug. Na hom den geheelen nacht gezocht te hebben, gingen zijn mannen naar Chimay. De gravin Marie was bitter bedroefd, haar man moest in een afgrond gestort zijn of door een wild dier gedood zijn. Of misschien was het geweer, dat men nooit recht vertrouwde, in zijn han den gesprongen. Zijne vrouw en zijn be dienden namen de rouw aan en het vroolij- ke Chimay veranderde in een verblijf van treurigheid 011 ellende. Eén jaar, twee, zeven.jaren verliepen en nog wist niemand hoe do ongelukkige edel man om 't leven was gekomen, kien had de bosschen van zijn domein in alle richtin gen honderdmaal doorzocht; de bedienden l.adden geen spoor gevonden. De gravin had in allo dorpen van den omtrek laten uitroepen, dat zij den vinder van een kleedingstuk, van de schoenen dlo hij had gedragen, van iets, dat hem be hoord had. zou beloonen. Maar er werd niets gevonden en men liet in het familie graf een Steen plaatsen met oen opschrift aan dc-n overledene gewijd. Maar do graaf was niet dood. De schrij ver van hel manuscript zou want zijn verbaal klinkt zoo zonderling misschien beschuldigd worden van romantische nei gingen, ais niet do zaak onderzocht was en hel verhaal door andere mededeelingen bevestigd, die voorkomen in een in 1874 verschenen werk over de geschiedenis van 't Noorden van Frankrijk en Zuidelijk België. En in elk geval vertelt aldus de oude kroniekschrijver; Zeven jaren na '1 verdwijnen van den graaf, weidde een knaap uit Couvin, Baze laire genaamd, zijn schapen in een groote weide. Couvin is een dorp. drie mijlen van Chimay verwijderd. De jonge herder die met zijn dieren niet veel te doen had, oefenle zich in het schieten met pijl en loog: nü gebruikte als schijf een zeer vlakke rots, waarop oen deel van het kas teel van Couvin. bij het dorp was gebouwd. Na meermalen gemist te hebben slaagde hij er in een pijl te schieten in oen opening van do rots. De pijl verdween daarin ge heel cri daar hij dien terug wilde hebben, stak de jonge Bazelaire, den arm in de holte, die als schijf had gediend. Maar plotseling uit hij een gil van schrik een hand heef', zijn arm gegrepen c-n houdt dien vast; do hand schijnt een klauw, behaard, met lange nagels. De doo- ddtjk verschrikte knaap wil zijn arm los wringen, maai dat gelukt hem niet. En cene stem uit do rils beveelt hem niet lan ger le schreeuwen en te zeggen wie hij is. De Hem is en klagend dan dreigend en do jc.ni;e Herder begrijpt, dat men hem geen kwaad wil doen. Ook belooft de onbekende, dat hij hem zal loslaten als hij oogenblikke- lijk zijn vader haalt zonder anderen iels 1e vertellen van zijn geheim. Bazelaire zweert dat hij zal doen, wat de stein in do rots hem zegt, hij wordt los gelaten en ijlt naar het dorp om zijn vader te halen, die op zijn beurt een gesprek met •len gJieimzinnige.n rotsbewoner aan knoopt. De man, die daar in de rots leeft, is de voor zeven jaren verdwenen Jean de J.a Houssette, graaf van Chimay. Deze verneemt nu voor het eerst, dat hij zich le Couvin bevindt, niet meer dan drie mijlen van zijn burcht verwijderd. Hij be looft, dat hij Bazelaire en zijn zoon rijk zal betalen als zij hem inkt. een pen oneen blad papier verschaffen; hij wil zijn vrouw een "brief schrijven, dien zij haar moeten bezorgen De Bazelaires brengen hem wat hij ver langt en houden de wacht aan den voel van de rots. Na een uur zoo gestaan te 'nebben, roept de man in de rots hen en reikt hun een brief, dien hij aan zijn vrouw geschreven heeft en waarin hij zijn ongelukkig avontuur verhaalt. Ilij werd jagende verrast door burgers, op wier land hij zich gewaagd bad. gevangen genomen, on in een hol geworpen, waarvan bij de 'juiste ligging niet kent. Gedurende een langen tijd dien hij niet kon schatten, wordt bij in de rotskloof gevangen gehou den Eiken dag verschaft men hem een brood en een emmer water. ..meer om hem langzaam te doen sterven, dan hem in bel leven te houden. Hij smeekt in den brief zijn vrouw om hem te hulp te komen en vermaant haar God te danken voor liet Wonderbare toeval waaraan hij zijn redding Se verschuldigd" Bazelaire ging des nacht om niet ge- z:en te worden op weg naar Chimay. Hij kwam or aan toen de dag aanbrak en ver zocht mevrouw te spreken. Maar hij werd .afgewezen; rlo gravin, in rouw, was voor >.;emand te spreken. Hij drong aan; hij lisd een gewchtigen brief.... Een bedien- *?e nam eindelijk cp zich dien brief aan mevrouw te 1 zorgen. Maar Bazelaire zei- «kt dat hij zelf dat doc-n moest. Daarop werd hem gezegd dat als de gravin uit de kapel kwam, die zij 's morgens bezocht, hij moest trachten haar te naderen. Baze laire wacht; de gravin verschijnt einde lijk en hij geeft haar het welbewaarde ge schrift. Nauwelijks heeft zij de handtee- kening gezien of zij valt in zwijm. Door hare vrouwen bijgebracht, leest zij den brief, en geeft bevel, dat de bewoners van de zeventien dorpen, die tot het gebied van den graaf behooren, zich gewapend naar Chimay moeten begeven. Van alle kanten komen de mannen opdagen en men trekt op naar Couvin. De burgers van Couvin zien dat kleine leger naderen en beven. Zij vragen wat dat beteekent, wat men van hen wil en hoorende dat de graaf bevrijd moet wor den, verontschuldigen zij zich. Zij bewe ren niet le weten, wie hun gevangene is en laten hem vrij. De mannen van Chimay weenden, volgens het verhaal, loen zij hunnen heer zagen met langen baard en lange haren, in lompen gehuld. Jean de la Houssette was edelmoedig; hij vergaf den lieden van Couvin het leed hem aangedaan, maar eischte. dat zij de vcs- tinjr. waartoe het hol behoorde, dat zijn verblijfplaats was geweest, zouden slech ten. Het kasteel van Couvin verdween van de aarde. En Bazelaire? De graaf liet hem kie zen wat li ij begeerde als loon voor den bewezen dienst en de arme man, die mis schien nooit genoeg gegoten had, verzocht dat hem en zijn kinderen dagelijks een middagmaal zou verstrekt worden uit de koukon van den heer. Hij kreeg zijn mid dagmaal vele jaren. Later echter toen hij zelf genoeg had te eten, ontving bij een jaarlijksche geldsom. „O. D." EEN LES. Kom, Marcello, laten wij zwijgen. Neen, ge hebt ongelijk, dat houd ik vol. Wat? Heb ik ongelijk? Dat is toch tc- veelt Best mogelijk, maar 't is zoo. Jij belet mij, je uit te leggen. Wat wil jc uitleggen? Telkens als je ie laat komt, is het dezelfde boodschap. Je ontmoet Jan of Jacques, maar wie bewijst mij dal? Dus ik lieg? Zeg het ronduit. Dat zog ik nog niet, maar ik begrijp niet wat dat lnalkomen beteekent Dat beteekent dus eenvoudig, dat ik mijn best dce om te slagen. Dat wordt met den dag moeiclijker. Weet je waarom ik vandaag te laat aan tafel hen? Omdat ik bijna een uur' heb moeten wachten bij Var- din, den intiemen vriend van den grooten fabrikant Morlaml. Ik heb een zaak, waar voor ik Morland wou interesseeren en ik heb de geheele week moeten wachten, eer ik Vardin te spreken kon krijgen. Nu ben ik vandaag eindelijk bij hem geweest, en zie daar de waarheid. En je mocht wel blij zijn; want Vardin heeft mij zijn steun be loofd. Maar in plaats daarvan ga je schel den en mij beschuldigen, alsof je niet wist van hoeveel belang die conferentie voor mij was. Ei zoo. Ik ben dus niet "meer in staat om iets te begrijpen! Zeg liever ronduit dat ik idioot ben! Hoor eens, je bent vandaag erg prik kelbaar! Ik ben heel gewoon. Jc moet mij ne men, zooals ik ben. 't Is nu wel wat laat voor verwijten. Maar ik doen geen verwijten. O neen. 'net zijn complimentjes, zeker. Kom Marcelle, wees nu wijzer. Na u Marcelle! Neen, neen ik heb geen ongelijk. Houd je dat voor gezegd. Goed, ik slem toe; je hebt altijd ge lijk! O, jc kunt mij voor den gek houden zooveel ge wilt! Jij bent de baas. Jij moogt doen wat je verkiest'. Als je mij liefhad, Marcelle, zou jo zoo niet spreken. Laten we maar zeggen, dat ik ook gc-en hart heb. Pierre Noliet maakte een ongeduldig gebaar. 't Is genoeg, zei hij. O. wou je mij ook nog het spreken beletten? Ik zeg je. dat ik niet moer redetwist; jij praat als een verkeerde vrouw. Ook die bcleedigimi! De maat is vol. Pierre stond van tafel op en wierp zijn servet neer. Ik ga. heen, zei hij; zoo'n belache lijke scène kan ik niet langer voortzetten. Doch op dit oogenhlik zag hij de kleine Susanne, een aardig .kindje van vier jaar. clat. in een hoekje der kamer gezeten, het spelen had gestaakt en met een ernstig ge zichtje luisterde het naar den woordentwist van papa en mama. De blanke oogjes ke ken onrustig rond. Pierre nam zijn dochtertje in de armen en gaf haar een langen kus. Toon zag li ij Marcelle aan. Een enkel woord *van zijn jonge vrouw zou voldoende geweest zijn cm haar te zeggen, dat hij spijl had over zijn drift. Maar dat woord sprak Marcelle niet uit Zij bleef zwijgen, met een harde uitdruk king op het gelaat. Toch voerde zij inwen dig strijd: zij had haar Pierre lief en ge voelde wel, dat hij de waarheid sprak Maar de trots overwon Pierre had haar een smeekenden blik toegeworpen zij verroerde zich niet. Al leen beefden hare lippen door innerlijke ontroering. Pierre, lot het uiterste getart, verliet de kamer en sloeg de deur achter zich dicht 't Was* niet de eerste keer, dat zulk een twist den huiselijken vrede verstoorde van de jongelui, die vijf jaar getrouwd waren En 't was een huwelijk uit liefde geweest Doch achter haar liefelijk uiterlijk schuil den twee overheerschende gebreken: jalou- i zie en een belachelijke eigenliefde, die haar belette, ongelijk te erkennen, ook wanneer dit duidelijk was. Daar ook Pierre allesbehalve een engel van geduld was, kwamen er lelkéns oogen- blikken van slecht humeur. In den beginne duurden die niet lang en Pierre deed altijd den eerste stap tot verzoening; doch lang zamerhand vielen er heftiger woorden, die dieper hartewonden sloegen. De geboorte van Suzanne had hun zielen een poosje tot vrede gestemd en samen hadden zij zich gebogen over de wieg, hand in hand. Doch eensklaps barstte het onweer op nieuw los en telkens herhaalde 't zich. Pierre leed er vreeselijk onder en soms kwamen leelijkc gedachten bij hem op. Marcelle heeft geen hart, dacht hij; zij gebruikt wreccle uitdrukkingen, waar over zij nooit berouw loont. Nooit heeft zij eenigen aandrang om goed te maken, wal zij aan mij heeft misdaan. Het geluk stond op het punt zijn huis te ontvluchten, waar het altijd had moeten blijven wonen! Dien dag de (rap afgaande, zeide Pierre tot zichzelf: „Neen, ik had nooit kunnen denken, dat Marcelle zóó was! Als ik van avond thuis kom. zal ik haar nog vinden met een boos gezicht." Hij ging de straat op en liep maar voort zonder te weten waarheen. Opeens echter herinnerde hij zich. dat hij een afspraak had met een heer voor een zaak van groot belang. Hij bleef slaan. Maar de papieren, zei hij tot zichzelf. In zijn woede was hij 't huis uitgeloopcn zonder de. documenten mee te nemen, welke hij noodig had; hij moest dus terugkeeren. De trap weer opklimmend, voelde hij zijn hart kloppen. "Welke verwijten hij ook in gedachten zijn vrouw deed, hij hield toch van haar. O, als Marcelle slechts een weinig berouw toonde, hoe gaarne zou hij tiaar vergeven. Maar natuurlijk zou zij geen woord spreken, zooals gewoonlijk. Hij zelf zou ook het initiatief niet nemen. Zwijgend zou hij ziju papieren nemen en weer heen gaan. Toch wilde hij nog een kus geven aan Suzanne, het lieflijk, onschuldig wezen. Boven gekomen, opende hij zacht de deur der huiskamer. Suzanne was er alleen cn had haar spel hervat. Zij was zoo druk bezig mot haar poppen, dat ze papa niet hoorde binnenkamen. Pierre wilde naar binnen stappen, maar hij ving een paar woorden op, die do kleine tot haar poppen sprak en bleef onbeweeg lijk staan. Jij bent papa, zei Suzanna. jij mama. En jij bent ik, kleine Suzanne., nu gaan we kibbelen spelen. Pierre sloeg het kind aandachtig gade Zij vervolgde haar toespraak tot do poppen, twee groote en een kleintje. „Zoo zoo, nu zitten we aan tafel, mama, en Suzanne., nu huil ik, omdat ze zoo 1 ard begint lo praten, dat ze mij niet kunnen hooren. Jij, papa, gaat opslaan en loopt weg.jij, mama, gaat huilen, heel lang.... en Suzanne vindt het zoo naar als mama huilt. Waarom huilt mama? Mama luistert niet meer, gaat weg, met don zakdoek voor de cogennu is Suzan ne alleen. Dat moet u niet doen, mama." Dc daad bij het woord voegend, had zij de twee groote poppen doen verdwijnen en hield 't kleintje vast, dat Suzanne ver beeldde. Pierre was boel bleek geworden. Het loo- neel, dat het kind met haar poppen ver toonde, was de juiste afspiegeling van het geen er zoo oven was voorgevallen. Zij bad alles waargenomen: de woorden twist, 't overhaast wegloopen van den va der en 't vervolg? Ja, dat moest' ook in waarheid zoo gegaan zijn. Dus, (oen hij weg was, verdween alle hardheid bij Mar celle. Ook zij leed. Waarom dan toch toon de ze hem clat koud en trolsch gezicht? Het kindje belastte zich met de verkla ring en ging voort: „Nu is het te laat.... nacht.... mama komt weer binnen.... zij huilt niet meer.Zij heeft de oogen af- gewischt, want papa mag het niet merken zo zijn boos op elkaar, mijn papa en mama. Ze geven elkaar nooit meer een zoen." Pierre was geschokt tot in 't diepst van zijn ziel. Hoor een Toto; hoor eens Lily! vervolgde Suzanne, nu tot de twee groote poppen, jelui kibbelt niet meer, hoor! Suzanne wil het niet hebben! Goed zijn, dadelijk! Pierre ging zachtjes' heen, naar de voor kamer. Daar vond li ij Marcelle, op de ca napé zittend. Zij sprong overeind, snel den zakdoek langs haar oogen wissend. Het kind had niet gelogen! Marcelle! zei hij vriendelijk kom eens mee. Hij was naderbij gekomen en had zacht haar hand gevat. Kom, hernam hij, maar stil. Geen leven maken. Hij geleidde haar tot den drempel van de huiskamer, daar hieven zé beiden slaan. Suzanne was nog bezig met haar spel. Zwijgend hoorden de heide ouders hun eigen woorden herhalen, begeleid door hun ligen gebaren, die'hot kind had afgekeken. Hun harten klopten hevig. Toen hot kind ophield, zagen zo elkaar ontroerd in dc oogen. Hand in hand ston den ze daar. Welk een les voor hen. dat poppenspel van hun dochtertje. Den vrijen loop latend aan haar tranen, die ze niet meer wilde verbergen, liet Mar celle haar hoofd rusten op den schouder van haar echtgenoot. Op dit oogenhlik hoorende snikken, keek Suzanne om. Een seconde was het kind versteld, wist niet, wat 't doen moest. Toen, ziende dat papa cn mama vriendelijk glim lachten., kwam zij aanlcopen, klapte in de handjes en riep: O, ik ben zoo blij, zoo blij! En om haar vreugde to verlioogen en om de belofte, welke zij elkaar, zwijgend had den gedaan, te bezegelen, omhelsden Pierre en Marcello elkaar ten aanschouwen van hun kind en ze hernieuwden hun liefde met een langen kus. „N. K." HET BULTJE. Ze noemden hem allemaal het bultje. Alleen zijn moeder zeide vroeger van hem, dat hij wel een beetje een hoog rugje had., maar dat je cr toch bijna niets van kon zien. Doch die goede moeder was al lang dood. En wanneer deze geschiedenis be gint, is het bultje juist vijftien jaar ge weest en dreigt zijn jong leven door ge brek aan liefde en begrijpen langzaam aan lol mislukken gedoemd te worden. Immers, liet bultje was in een levens periode gekomen, die heel dikwijls be slissend kan zijn voor wat later zal ge schieden. Voor eèn mismaakte bijna al tijd. Want men is nog niet voldoende ge hard tegen spottende woorden, tegen wreed gesar, tegen medelijdende blikken van hen, waarmede men in aanraking komt. Men heeft zich nog niet weten te ompantseren met een zekere onverschillig heid en een ironisch zien der dingen. Men kent het lijden nog niet voldoende, om Ie weten, dat liet leven buiten zichzelve zoo bitter weinig vreugde geeft en als een ontdekkingsreiziger tracht men steeds verder in de gemeenschap der menschen door te dringen, op zoek naar een ver wezenlijken van de geluksdroom, die wij allen diep in onze zielen met ons dragen. En eerst moeten wij ons aan de samen leving vele keeren wonden en moeten wij bittere teleurstellingen hebben ondergaan, voordat wij leeren tot ons zelve terug !e keeren en in de eenzaamheid van onze idealen en onze droomen een eigen we reld te scheppen, waarin wij vaak heel gelukkig kunnen zijn. Of, en dit gebeurd waarschijnlijk veel meer, onze teleurstel ling in wal wij bij andere vcrgeefsch zoclilen4 vindt haar terugslag op ons zelve en wij worden al jong verbitterd tegen ons bestaan of laten ons willoos mede- drijven met den verraderlijken levens stroom. Gelukkig de enkeling, die de moede loosheid der zorgen en het lijden weet te overwinnen, om als oen aeroplane op te stijgen, al maar te stijgen, naar de helle brandende zon, die God is. En die van zijn leven maakt een zuil van graniet vlak, hard en ongeschonden.... Hei bultje had al vroeg door zijn mis- maakt-zijn ondervonden, boe wreed de menschen en typisch verschijnsel, vooral kinderen kunnen wezen. De kameraadjes van school plaagden hem als zij dat kon den en durfden met zijn bult en wilden ncm nooit laten mededoen met hun spelen omdat hij door uiterlijk e"n gestel le veel hun ruwe uilgelatenheid aan handen zou leggen. Zij zeiden hem dat sarrend cn on omwonden, zonder erbij (e denken wat voor een groot verdriet zij hiermede den jongen aandeden. Maar nog grievender voelde het bultje dikwijls hel medelijden van groote menschen. O, als zij met juist- verstaanbaar gefluisterde woorden van medelijden naar zijn rugje keken, dan voelde hij een woest verlangen om hen te slaan op de oogen, om daarin dat stekend vlammetje van deernis weg te ranselen met zijn kleine vuist en dan te vluchten ergens naar een vergeten plekje, waar geen ïnensch hem kon vinden en daar van God te smeeken, dat Hij hem maar gauw van deze wereld zou komen weghalen., hoewel hij heel goed wist, dat het groote zonde was zooiets te verlangen Er waren maar twee wezens, die het bultje nooit aan zijn mismaakt-zijn her innerden en waar hij werkelijk van hield. Dat waren, kan het anders? geen men schen, noch kleine noch groote. "Want de eene was de waakhond op het erf van zijns vader boerderij. En de andere was het verweerde vervclooze Mariabeeld in de kleine open kapel, zooals men die in goed roomsche-streken op de kruispunten van wegen wel meer vindt. O, beiden ken de bij al heel lang. En beide waren van af de eerste kennismaking groote en ver trouwde vrienden geweest. Dat was heel begrijpelijk, want de menschelijke natuur kan niet eenzaam zijn ook niet bij een kind en wanneer geen genegenheid wordt gegeven, is men wel gedwongen die le zoeken tot dat men baar vindt of zich te verbeelden dat men haar gevonden heeft. Want weet gij wat zoo prettig van hem was. Hij kon hen allen vertellen, al zijn droomen en liet stille kind had vele droomen al zijn toekomstplannen, zonden dat zij liem ooit ongeloo-vig in de reden vielen of met een sarrend woord en een spotlach onderbraken. En, als hij in- luitie, verdeelde hij eerlijk zijn vertrouwe lijke mededeelingen, al naar gelang ieder van de twee er ree lit op had. De hond kreeg de meer huiselijke zaken le hooren, zooals een klein meisje aan haar pop ver telt, dat zij haar moeeier een schat vindt en later toch lekker doen zal, wat zij wil. Maar voor Maria waren de groote gehei men van zijn kinderziel en het groote lij den van zijn gewonde gevoeligheid. Als het bultje een moeder had gehad, was waarschijnlijk alles anders geweest. Dan had bij zich nooit zoo eenzaam be hoeven te gevoelen, had hij nooit zoo al leen gestaan. Want moeders zijn voor bun kinderen als de Kerk voor de zielen, een wijkplaats, waarin het goed en veilig is lo schuilen in do donkere oogenblikkcn van hel leven en die, wanneer wij overmoedig worden, de deuren stevig gesloten houden, om ons te beleden als dwazen weg le rennen. Maar, ik zeide het u reeds, de moeder van liet bultje was dood. En on danks zijn beide groote vrienden vrees ik, dat het leven van den jongen, lichamelijk en geestelijk, een wanhopige mislukking zou ziju geworden, vol eenzame verbitte ring en zonder levensdurf en levensmoed., indien er niet een jong meisje gekomen was, als de reddende hulp, die God ons allen zendt, wanneer wij alleen niet meer verder kunnen gaan. Zoo sleet het kind zijn jonge jeugd, een zaam en eenzelvig, met een vader, die hem niet veel meer dan een familio-ontoeren- de mislukking vond en broers en zusters, die hem meer sarden met zijn mismaakt- zijn, dan weer eens overdreven verwen- don. omdat het. toch ook wel vreeselijk zielig was zóó geboren le zijn. Hoe anders werd dit alles, toen het meisje in zijn leven kwam. Zij was jonger dan liet bultje, eerst veertien jaren. Ma; zij bezat de machtige genezende tra<i van een fijnvoelend medelijden, wal m®, aan enkele begenadigde naturen oiger i De ontmoeting met het meisje kwam g heel onverwachts, zooals de meeste goed gebeurtenissen onverwachts komen, helaas ook weer onverwachts le verdwj nen. Het bultje was het achtererf van d boerderij afgeloopcL1. en een aardig laat tje ingeslagen, dat achter de huizen vJ hcl dorp langs naarb uiten, uaa.v de vrjj beid, naar de hossel.c-r., de heide liep. ]jj een kromming van het weggotje siou loen hel meisje, ineens tegenover hem. i had reeds- even tevoren hot zacht6 3 klepper van haar klompjes gehooid, r.>J dat geluid was haas; ouepgamork'. ai zijn gedachten voorin igegaan En h vreemde was nu, dat zij ei kander niet on der een vlug nieuwsgierig kijker, voorl liepen, maar heiden, ais op oei; gelijkli dend innerlijk bevel plotseling hieven sli staan. Zco stonden zij elkander geruime tijd te bezien mot de in do oogen de aai zelende toenadering van kindcroD, lot li{ meisje vroeg: Hoe heet je? Herman. Ik heet Corrie. Waar woon jc, zeg Daarginds, en bet bultje wees rw z'n hand schuin achter zich Leuk, dan wonen wij naast jullie. Ik beb je anders nog nooit gezien. O, wij komen ook van heel ver vq Gisteren pas zijn wij hier gekomen, lit do spoor. Eerst vond ik bel erg prettig maar het duurde zoo lang. En toen wet hel in den trein erg benauwd. Er zat dikken mijnheer bij ons, die wilde mai niet dat er een raampje openging. Wat doet je vader? Mijn vader werkt op de fabriek. Mijn vader beeft een stal vol kooit en paarden; en daarginds, dat is alleimu land van ons. Dan zijn jullie zeker erg rijk. Ik geloof van wel. Fijn! Wij zijn arm. Moeder vindt hi dikwijls vreeselijk. Zij zegt dan: Heer; God hoe moet ik och al die magen vd len. Wij zijn huis me z'n tienen. Ik heb geen moeder meer. Mijn mot der is, al lang dood. Arme jongen., wat zul je haar missi Ja, ik mis haar altijd. Ik hen u alleen. Ach, het bultje was te klein, 0111 de plot selinge verandering in zichzelf, maar slechts aarzelend te begrijpen. Doch d wist hij, hot kleine meisje tegenover hc was na deze korte ontmoeting dierüaai der geworden, dan al bet andere, wat u nu toe in zijn kinderziel een kleinere (J grootore plaals aan aanhankelijkheid u liefde had gevraagd. Tegcr. een ander 1 hij nooit zoo lang en onbevangen hebbj gesproken, zelfs al was hel iemand, d hij al jaren had gekend. Dat vonden d meeste menschen juist het kinderlijke i hel bultje, zijn zwijgen en bet kijken va zijn oogen. Men voelde zich daaronder 0 behaaglijk worden. Een kiud, dal ma niets zeide, maar waarvan men bcsel! dat het alles hoorde, alles begreep. Do sic van het meisje zong in don jongen zij 1 vereenzaamd zielje zooals een blijde juk 1 van zonnelicht plotseling uitschiet do: een verregende zomerdag. Hij voelde i s zich een groot verlangen., om altijd bij meisje Ie zijn. En, kind als hij nog ua: gaf hij zich zonder nadenken over aan di zoete verlangen. Want bet meisje lafilij niet om zijn bultje. Had er zelfs oog oi: 1 eens naar gevraagd. Hoewel hij toch I duidelijk merkte, dat zij hel aanstem 1 had gezien. Maar in haar oogen .las li 1 toen een medelijden, dat oprecht was 1 1 spontaan uit bet hart kwam, een was 1 achtige pijn, 0111 de smarleD van bo: 1 kleine eenzame jongen.... Willen wij vrienden worden? vorvi bij heel verlegen. Ja gaarne, Ik ben ook zoo allee 1 En ik speel veel liever met jongens. Mai 1 laten wij bet eerst aan moeder gaan vn n gen, of die het goed vind. Wees mai 11 niet bang. Ik vind je heel aardig, boor. i En de moeder vond deze jonge vriend ii schap best. Want zij was oen vrouw, d a kindergezichten begreep en in kinde oogen te lezen wist. Arm kereltje, zeide zij later (ot liaa f, man,, ik geloof, dat hij geen prettig leva i heeft en zich heel eenzaam voelt. En aai het meisje: „Je moet erg lief voor be: zijn, hoor". Er zijn sedert deze 'eerste onlmocliii! vele jaren voorbij gegaan. Het bultje grooler geworden. Het bultje werd e< man. In de eenzaamheid van zijn leven lm' hij geleerd zijn droomen le ontleden enj1 verslaan. Het bultje werd een dichter, d:i verzen schreef, welke dc menschen gaarJ lazen en heel mooi vonden. Want aclild het donker en ontroerend rylhmc d< woorden zong hier een ziel haar 'zuivers* belijdenissen, zoo innig en zoo eerlijk, d:! ieder erin iets terugvond van wat bei leven liem geschonken of ontnomen bad Maar het gouden looverstokje. dat d- heerlijk talent zoo volmaakt in de zie) val liet bultje had weten op te wekken, dn was de vriendschap van hot kleine mcisjt j geweest. Zij zijn nooit samen getrouwd, want <j meisje is gestorven toen zij nauwclijk achttien jaar geworden was. Daarovtf l heeft het bultje veel en groot verdriet gfj y had; een leed, dat hem nooit gebed verlaten. Maar hij had leeren begrijpt dat alle uiterlijk verlies slechts zeer tf' :i; trekkelijk is en dat niets ons de heriwtf ring kan ontnemen. En zoo werd zijn ver- der leven gewijd en opgevoerd., omdat J-f er diep van overtuigd was, hoe hel nicht' ,E nog steeds over hem waakte als moeder over haar kind en hij beseft- baar trdtsche verwachtingen waardig J1 moeten zijn. i ;r| „Geld." v. d. .3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 10