Jong geluk.
„Verduiveld!riep de voor kort ge
brouwde heer Pinkman, „mijn scheermes-
een zijn weer allomaal stomp."
„Dat begrijp ik niet'', zei zijn lief
vrouwtje.. Toen ik er vanmorgen het hout
mee aan spaanders sneed, waren ze nog
scherp"..
Arme man!
Eerste vriend: „Ik snap niet, dat jij in
zoo'n dun jasjo rond loopt, terwijl je vrouw
weer nieuw bont draagt?"
Tweede vriend: „Wel, ik behoef slechts
aan dat bont te denken en ik begin onmid
dellijk te transpireeren!"
Voordeelig.
Huurder: „De vertrekken zijn tamelijk
klein".
Huiseigenaar: „Ja, maar dat is 's win
ters 'n groot voordeel. Dan heb je niet zoo
veel kolen noodig om ze te verwarmen."
Boosaardig.
Dame tot drogist: „Uw huidcreme heeft
mij niet het gewenschte resultaat gehadl''
„Probeer het dan eens met deze schoen-
cremo mevrouw, die maakt elk leder zacht
en week".
O. W.'ers bluf.
0. W.'er: Ik, meneer? Ik heb negen
knechts en meiden, drie auto's en een secre
taris die me m'n brieven dicteert.
Voor alle zekerheid!
„Nadat gij den klager met allo mogelijke
lummel enz. beleedig had, hebt gij hem bo
vendien een klap om z'n ooren gegeven,
uitdrukkingen als: varken, ezel, idioot,
Hoe komt u daartoe?"
„Ja, ziet u edelachtbare, hij hoort niet
goed".
Een kleine vergissing.
Frits: „Vader, wonen er in de Beiersche
Alpen menscheneters?"
Vader: „Hoe kom je daar toch aan, jon-
gen?"
Frits: „Hier staat het in mij aardrijks-
kunodeboek: De bewoners der Beiersche
Alpen leven grootendeels van reizigers."
Zoo'n slimmerd.
Een boerenjongen, die in de stad win
kelbediende was geworden, wachtte in
spanning den eersten klant af.
Eindelijk kwam er een; de man bestelde
De jongen, die thuis terdege gewaar
schuwd was voor eventueele spotters uit
de stad, begon te grinneken.
Do klant herbaalde zijn vraag en de be
diende grinnikte nog barder.
„Heb je dat niet?" vroeg do klant ver
wonderd.
„Neen, dat beeft niemand", antwoordde
de jongen leep. „Vogeltjes komen van
eieren en niet van zaad!"
fn hef vuur zijner rede.
„Vijf en twintig jaren leeft onze vriend
Jansen reeds met zijn vrouw in liefde en
eendracht!Ik, geachte aanwezigen,
bad dat niet klaar gespeeld".
Die wist het.
Na cenigcn tijd bet drillen van een aan
tal recruten aangezien te hebben, riep een
dame uit:
„Ik begrijp maar niet wat bet beteekent,
die armo jongens zoolang op één been te
laten staan."
„Wel, heel eenvoudig", antwoordde d«
heer,, die hij haar stond, „zóó leeren zij zich
in den oorlog behelpen, als een kogel soma
het andere been wegneemt."
VOOR ONZE KINDEREN.
CORRESPONDENTIE.
Bep, Leiden. Dank voor do twee
versjes! Het begint al heter te gaan. Zoo
zie je, wat ik zoo vaak zei: schrijven is een
kwestie van doenl „Naar huis toe" vind ik
zelfs zeer goed. „Op het feest van het H
Hart" komt de volgende week reeds erin.
Dag Bep! Groetjes thuis!
G o r r i t v. B e r k e 1, R. A. v e e n.
Ik geloof niet, dat ik jou voor dozen ooit
zag. Is 't wel? Nu dan, welkom in ons
midden. Blijf maar trouw ons blad lezen,
dan zie je moteen. hoeveel lieve Nichtjes
en brave Neefjes en goeie tantes mij steeds
ter zijde staan en medewerken aan ons
Hoekje! Jouw verhaaltje laat ik de vol
gende week plaatsen, al was het alleen
maar om jou een pleizier te doen. Dag
Gerrit!
Henk Mulder, Kooi. „De ge
schiedenis van den armen Houthakker"
heb jo heel goed naverteld, en was het ver
haaltje een beetje langer dan liet ik het
plaatsen ook. Maak eens een verhaaltje van
vier bladzijden! Luister in de school, als
verteld wordt, en schrijf dat thuis na. Dat
is een uitstekende taaloefening.... en bo
venal een stijloefening, wat iedereen die
schrijven moet en schrijven gaat, noodig
heeft. Dag Henk!
Rozerood, Leiden. De volgende
■week komt jouw verhaaltje aan de beurt,
vriendje en met ongeduld verwacht ik het
langere verhaal. Je ziet, dat de stukken
tegenwoordig allemaal zoo wat van dezelf
de lengte zijn. Dag Rozerood! Druk Mien-
tje voor mij do hand en zeg haar, dat ik
haar opstelletje ook met veel pleizier
•lezen heb.
Annaen LenaonHenken Wout
v G e r v o n. Zoeterwou.de. Ik heb
jullie werk met veel pleizier gelezen en
jullie briefjes vond ik zóó mooi, dat ik op
het punt heb gestaan, om hem letterlijk te
laten afdrukken. De versjes worden alle ge
plaatst. Jullie bent do minsten nog lang
niet en ik zal heel blij zijn als ik jullie
viertjes nog vaak terugzie. Maak wecler-
keerig veel groetjes aaii vader en moeder!
Dag jongens! De prijsjes wachten nog,
tot
Catharina van Gcrven, Lis s e.
Ik zal de'kinderen v. Gerven, maar bij
elkaar zetten, want ik vermoed dat Catha
rina uit Lisse van dezelfde familie is. Of
heb ik het mis? Jouw verhaaltje laat ik
ook plaatsen maar nog even geduld! Dag
Catharina!
M a r i e t j e Juffermans, Leiden.
Als jij dat „Bezembindertje" zelf ge
maakt had, dan kwam ik jou de hand
drukken en feliciteerde ik me zelf met
zoo'n flik medewerkslertje! Nog even ge
duld! Dag Marietje! Maak eens wat nieuws!
Ilans B o k e r n, Leiden. Omdat
'jij zoo keurig geschreven hebt en met zoo
veel zorg hebt gewerkt laat ik „De vuile
eendjes" de volgende week plaatsen. Het
is anders 'n klein verhaaltje, mijn vriend!
Kijk eens, als het gedrukt staal! Dag Hans!
Maak veel groetjes aan vader en moeder!
Adriaan Pannebakker. B o s-
fc o op. Wat moet ik nu van „De Groot's
ontsnapping" zeggen? Is dat nu eigen werk.
•Zoo is het niet bedoeld Adriaan! Tk bedoel
inderdaad zelf maken, zelf verzinnen. Niet
afschrijven! Denk daar eens aan voor den
.Volgenden wedstrijd. Dag Neefje! Maak me
veel groeten aan alle huisgenooten!
W i lil Simons, Dordrecht.
Flink zoo Wim! Het getal vervolgen wordt
al grooter! Ga zoo door mijn jongen, dan
zal jo nog eens een groot schrijver worden.
Veel groetjes thuis. Miesje niet vergeten!
De volgende week ga ik door met het be
antwoorden der brieven en vragen.
Jullie liefhebbende,
Oom Wim.
OUD VROUWTJE
dcor Oorn Wim.
XX.
Do moeders van Toos en Anny vonden
Oma's toestand nu juist niet zoo ernstig
als Dina meende. Men kon echter nooit
weten. Een mensch van 82 jaar is nu een
maal geen kind meer. Men vond. dan ook
heter dat hij Oud Vrouwtje des nachts ge
waakt werd, welk voorstel door oud vrouw
tje volstrekt niet wend aangenomen.
Maar mevrouw, hoe kan ik dat van u
vergen u doet toch al zooveel voor mij.
Vergen Oma? Oma was thans de
algemeene naam, waarmee oud vrouwtje
door do twee families werd aangesproken;
vergen? zt>o beschouwen wij dat niet. Wij
dachten u hiermee van dienst te zijn en
vinden het voor ons zelf veel geruststellen-'
der als iemand bij u waakt Daarbij zijn
wij elkander niet vreemd meer!
En...', wij kunnen om beurten best ge
mist worden. Als wij elkaar afwisselen,
gaat alles gewoon zijn gang en.... heeft
ens goed Omaatje altijd iemand hij de hand,
als ze des nachts hulp noodig mocht heb
ben.
Dat is wel waar, maar ik ben zoo bang,
dat ik teveel van u beider goedheid mis
bruik maak en te veel beslag op uw lijd
leg en.dan, wat zal uw man wel zeg
gen.
Wel Oma! Het is juist mijn man, die het
plan opperde. Hij vond. dat iets moest ge
daan worden. Het was onverantwoordelijk
zei hij, een mensch van 82 jaar alleen te la
ten; en daar waren wij het volkomen-mee
eens en vonden dit de beste oplossing.
Als dat zoo is, dan kan ik niet anders,
dan uw voorstel niet liefde aannemen, al
weet ik waarlijk ook niet. waaraan ik zoo
veel belangstelling en liefde van uw kant
verdiend heb.
Och Oma, laten we daar nu niet ver
der op ingaan. Zaak is u weer heter
maken en dan is alles in orde. Als u kalm
blijft en doet wat de dokter zegt en wij en
Dina u goed oppassen, dan komt u d'r weer
best hoven op en zie ik u binnen een paar
weekjes weer in het zonnetje zitten en met
Toos en Anny gearmd naar do kerk gaan.
Let maar eens op!
Zou het waar zijn Mevrouw? Dan zou
ik God danken voor Zijn hulp zooals ik u
hij voorbaat dank zeg, alsmede de lieve
moeder van Anny. Een mensch weet toch
nooit hoe het in de wereld loopen kan. Ik
keek altijd geweldig op tegen het oogenhlik.
dat ik zou ziek worden, juist omdat ik dan
wist, dat niemand zich mijner aantrok en
nu hen ik omringd van lievo menschen,
die me vertroetelen en me doen vergeten
i dat ik oud en ziek ben.
Wie wel doet. wel ontmoet, Oma. Zoo
is het leven. Maar nu hebt u zich veel te
veel vermoeid; nu moet u rusten. Slaapt u
maar kalm in. Ik blijf bij u waken Rust en
kalmte en goede verzorging zullen de beste
medicijn voor u zijn
En die rust en die kalmte en die goede
verzorging waren in trouwe de goede me
dicijn voor oud vrouwtjes herstel.
Na veertien dagen was de koorts gewe
ken; was het kleurtje op haar wangen weer
terug; was ze weer op de been en was zij
weer in de huishouding het bedrijvige huis
moedertje, al had zij dan ook nog geen
voet in de keuken gezet. Een half uurtje
iederen dag kwamen de kleintjes spelen.
Dan was het feest in huis!
En nu Omaatje, mag u nooit meer
ziek worden! Vader zei, dat u nog een kras
oudje waa en nu u weer heolemaal er boven
op was, werd u vast zoo oud alsJeru
salem.
Och kind, dat is niet Jerusalem maar
Methusalem. hé, Oma!
Ja kindertjes, die is zoo oud gewor
den, zoo oud, dat hij zelf niet meer wist,
hoe oud hij was, geloof ik.
Hoe oud was hij dan, Oma, toen hij
stierf.
Wel bijna duizend jaar?
Bijna, duizend jaar? Dat is tien keer
handerd jaar. Dat geloof ik niet. Dan
kon hij zeker niet meer 'loopen en zien even
min en hooren ook al niet. Daar is 100
niets bij. Zoudt u zoo oud willen worden,
Oma!
Wat zal ik je zeggen Toos je! Als ik
uog zoo flink was, als ik nu ben, wou ik
voor dien leeftijd teekenen, en vooral als ik
dan altijd zoo'n paar tortelduifjes om me
heen had fladderen en zoo'n lieve men
schen had die me oppasten als ik ziek
erd.
Hé ja, wat zou dat leuk zijn. Maar,
dan moesten wij ook zoo oud wonden, an
ders was u nog alleen en dat is niet goed
voor u. zei vader! U moet altijd 's nachts
iemand bij u hebben Dan wordt u nooit
ziek meer. Vader zei het en die weet het
Jouw vader is braaf cn die weet het
ook wel! en jullie moedertjes hebben in m'n
ziekte zoo goed voor me gezorgd, dat ik
iederen dag een speciaal Onze Vadertje
zal bidden voor het geluk uwer ouders.
Dat doe ik!
Wij hebben ook voor u gebeden Oma
en daarom bent u ook heter geworden, hé
Toos.
Ja Anny! Wij vroegen het aan de
moeder Gods, dat is ook onze moeder en
die kan ons niets weigeren, stond in een
hoekje te lezen, en, toen hebben wij voor
u gevraagd, dat u gauw weer goed mocht
worden, om met ons te kunnen spelen en
het kanarietje op te passen en de thee in te
schenken en Dina te zeggen, wat ze doen
moet. Zoo hebben we voor u gevraagd
en.nu is ons gebed verhoord en zijt u
weer heelemaal hersteld.
Ja kindertjes, ik ben dank zij
jullie gebed weer hersteld en voel me
weer gezond, als op den dag van mijn ver
jaring. Als ik zoo blijf als ik nu ben, word
ik wis 100 jaar en komt vaders voorspel
ling uit.
(Wordt vervolgd.)
DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX
door Oom Wim.
Avontuur XLII.
Een week later!
Max neemt revanche. Ze ruiken weer
wat. Nu komt de heerlijke braadlucht -uit
een huis aan de overzij Daar zal Max eens
gaan neuzen.
Hij kent den weg; heeft reeds vroeger
hier een bezoek gebracht en had hij toen
de kans schoon gezien, dan had hij toen
ook een lekker hapje weggenomen en had
vast en zeker vaker geprobeerd om hier zijn
slag te slaan Nu zou hij dan nog eens
zien of hem de gelegenheid gunstiger is. En
de gelegenheid was hem gunstiger.
Hij komt in de keuken en steelt de gebra
den kip en vlucht er mee, naar het schuur
tje. waar hij zich onder een pakkist zoo
goed verbergt, dat hij niet ontdekt zelfs zou
worden, als hij gezocht werd.
Botje vöor botje peuzelt ie af, en hij gaat
niet heen, voor hij de laatste lekkere stukjes
verorberd heeft.
Dan sluipt hij weg en komt ongezien op
straat en voldaan over zich zelf en te
vreden met dit avontuur, komt hij eindelijk
Lij Mies, die nog maar altijd voor schild
wacht speelt.
En waar is mijn brokje?
Weet ik veel! Ik heb zelf niets.
Laat ruiken! Je jokt: ik ruik „kippen-
vleesch" stoute Max. Nu staan we gelijk!
Beiden loopen weg. ♦Max lacht in zijn
vuistje.
DE VIJFDAAGSCHE KAMPEERTOCHT
docr Cadier.
VI.
Toen zij deze uitroepen hoorden schoten
zij allen in een lach doch hadden er dade
lijk berouw van. Het bleek hun dat het
een verpleegde van het krankzinnigenge
sticht Meerenberg was. Diep onder den in
druk liepen zij zwijgend verder en steeds
kwamen de woorden der ongelukkige in
hun gedachten.
Na 'n kwartier was het Kopje, door een
iiooge trap tegen het duin aan, te hebben
bestegen, bereikt en wat Jan en Pim nu
zagen overtrof verre hun verwachting en
ook Oet, die hier al verscheidene malen ge
weest was, bekoorde weer de niet te over
treffen schoonheid welke hier te aan
schouwen is In stille verrukking staarden
zij naar hot vredig dorpje.
Op de oriënteertafel, een halve cirkel
vormige steenen muur. staan pijltjes waar
bij de namen der gebouwen en steden staan
vermeld, die zij aangeven. Duidelijk zagen
ze de Groote Kerk, de St. Bavo en links,
heel in de verte, de zeo bij Zandvoort Ter
zijde der steenen tafel, op vouwstoeltjes,
zaten twee mannen, de een bespeelde een
viool, den ander een cello. De aan do in
strumenten ontlokte, droefgeestig en kla
gelijk klinkende tonen vermengden zich
met het ruischen der dennen welke door
den westenwind wild werden heen en weer
bewogen.
Opgetogen end het Kopje door de vrien
den verlaten en wandelden zij naar het
Pannekoekenhuisje, waar een ieder die
Bloemendaal bezoekt pannekoekon eet. Oet,
Jan en Pim liepen het echter voorbij en
kwamen in de Genestetweg. Overweldigend
schoon zijn hier de tuinen der villa's en
meer dan eens waant men zich in een
sprookjesrijk'n Half uur later zaten
zo om de tafel in de huiskamer bij den
boer.
Bergoffen, die gaarne wat nieuws van
Leiden hoorde, de stad waar hij zooveel
jaren gewerkt had en sedert zijn trouwen,
iiu acht jaar geleden, niet meer was ge
weest, kreeg thans volop van Oet, daAr
deze hem sprak over de verbreeding van
den Rijnsburgerweg door het dempen van
een sloot, de vordering van het nieuwe zie
kenhuis alsmede dat Leiden door den tijd
een Hout zou krijgen. Zoo gezellig pratend
was het uur van schemering aangebroken
en noodigde de boerin hen uit het avond
maal te blijven gebruiken. Dat lieten de
jongens zich geen tweemaal vragen! Met
roote eetlust aten zij de hun voorgezette
gebakken aardappelen en sla en toen alles
cp was kreeg ieder zijn bord vol met aard
beien met slagroom.
Voldaan over dezen, in alle opzichten ge
slaagden dag zochten de vrienden, na den
boer en zijn vrouw goeden nacht gewenscht
to hebben, do tent op en sliepen weldra een
verkwikkenden slaap.
Het zal ongeveer middernacht zijn ge
weest, toen ze door aanhoudend getik op
de tent wakker werden. Pletsend viel de
regen in dikke droppen op het tentdoek
dat het water sijpelend doorliet. In minder
dan geen tijd waren ze opgestaan. Haastig
werden de dekens opgerold en schoten zij
hun regenjassen aan.
Rillend van het regenwater dat met fijne
straaltjes in hun hals was geloopen ston
den zij daar te midden van den nacht en
zij verwenschten den verhooper van de tent
welke had verzekerd dat ze geen water
door liet.
Even keek Oet naar huiten. Over de vel
den hing een dikke, dichte duisternis.
Van Verder slapen was natuurlijk geen
sprake.
Traag gingen de uren voorbij en de jon
gens waren dan ook wat blij toen eindelijk
het eerste hanengekraai tot hen doordrong.
Ondertusschen had het opgehouden te
regenen en langzaam trokken de wazige
nevelen op.
Nu het weer droog was gingen Pim en
Jan nog wat slapen doch Oet verliet de
tent en wandelde naar het bosch, hetwelk
een eindweeg van de boerderij lag. Een
heerlijke geur vervulde het woud.
(Slot volgt.)
Van mijn reisje naar de Belgische
Ardennen.
door Theodora.
n.
Wij gingen zoo veel mogelijk bijelkaar
zitten. Wij waren al aan elkaar gewoon.
Er heerschte een prettige ongedwongen
toon in het gezelschap. O, wat vond ik
Brussel een mooie stad. Door vele tunnels
bereikten wij een ander station, waar ook
de trein weer stopte; ik dacht dat ik al in
een anders plaats was maar neen ik was
nog steeds in Brussel.
Reizigers stapten vlug uit en in en voort
ging het van Brussel naar Rochefort. Dat
is ruim 2 uur sporens met een sneltrein
Het is een prachtig ritje, telkens afgewis
seld door mooie landschappen. Wij stoom
den voorbij een zeer groot kerkhof, behoo-
rende bij het stadje Mechelen, toen weer
schilderachtige heuvels en dalen, kleine
dorpjes, mooie bosschen tot aan Namen.
Even stopte de trein en voort ging het weer
tot Jemelle; daar allen uitstappen!De
trein ging niet verder. Twee groote auto's
brachten ons daaropmaar Rochefort. Een
prachtige rit! De Hotelhouder stond het
reisgezelschap op te wachten en bracht ons
naar het hotel, waar een ieder zijn kamer
kreeg.
Ik kreeg een prachtige kamer met een
heel schoon en lekker bed. Na ons spoedig
van ons stoffige kleeren ontdaan te hebben
en verfrischt te zijn gingen we weer naar
het hotel waar een keurige gedekte tafel
ons wachtte. Een ieder kreeg zijn plaats.
De sympathieke leider gaf eerst gelegen
heid om te bidden en ol spoedig zag ik, dat
ik niet de eenigste R. K. was van het ge
zelschap; wij waren met ons zessen en na
een gezellige maaltijd deden we een korte
wandeling door het dorp. Veel tijd vraagt
het niet. Het dorp Rochefort heeft men
spoedig bekeken. Men vindt er mooie villa's,
groote winkels, een mooie groote kerk in
Romaanschen stijl; 't gebouw dagteckent
van het jaar 1871. Verder een groot Raad
huis waarop in een groote steen uitgebei
teld staat:
„Aan onze helden en martelaren'.' Al is
dat plaatsje gespaard gebleven van den
oorlog, tal van jongelingen hebben hun tol
betaald aan het Vaderland. Heeft men, zoo
als ik:schroef, het dorp Rochefort spoedig
bekeken, dagenlang zou men noodig heb
ben om de prachtige wandelwegen, de
schilderachtige vergezichten van die mooie
omgeving te bewonderen.
Des anderen daags vroeg werd ik wak
ker. Het was ongeveer half zes. Vlug stond
Ik op en spoedde mij naar het raam om te
zien hoe het weer was. Ach, die lieve zon,
stralend stond zij reeds aan den Hemel!
en bescheen het goede en het booze van
deze wereld met een en denzelfden glans in
haar maatlooze verhevenheid. Over al wat
hier op aarde rein en onrein heet, zendt
zij haar licht even kwistig uit Over vun
zige sloppen en diepe groeven, als over
deze heerlijke hergen en valleien. Na nog
een blik over deze wonderlijke schoone
omgeving geworpen te hebben, kleedde ik
mij vlug aan en spoedde mij, daar het Zon
dag was, naar de kerk waar ik ook reeds
mijn andere R K. geloofsgenooten aantrof.
Na de H. Mis een prettige begroeting en
wij wandelden terug langs een mooien om
weg naar ons hotel, waar ons een prettig
gemeenschappelijk ontbijt wachtten toen
ging het met den tram naar de Grot van
Han. Zeer terecht heeft men beweert, dat
deze tocht alleen de reis naar den Grot
waard is. Telkens vlogen wij van het eene
raampje naar het andere en riepen elkaar
toe: „O kijk, toch eens hier", ja 't was
waarlijk schoon. Knersend ging de tram de
zandsteenen bergen op en de prachtigste
vergezichten ontrolden zich aan onze
oogen Tot aan Han volgt men
do vallei van de grillige Lesse, en
dan langs de toppen der rotsen van Taule
bereikt men den ingang van de Grot. Een
beschrijving te geven, die de werkelijkheid
eenigszins nabij komt, van deze wondervolle
grot, is onmogelijk, evenmin kan men er
iets van vertellen, het is allemaal zoo in
drukwekkend, zoo geheimzinnig en tevens
zoo prachtig, ja men wordt er stil van.
Toch heb ik hier en daar aanteekeningen
gemaakt. Do Lesse verdwijnt onder een
reuzenboog van steenklompen met een don-
derend geraas in de Grot. Nimmer heeft
men, zooals de gids verklaarde, den verde
ren loop van deze rivier kunnen nagaan;
zij heeft ongeveer 20 uur noodig om dan
weer plotseling te voorschijn te komen.
Langs den salpeterkuil gaan wij naar
binnen en volgen den gids door oen dool
hof van gangen en zalen, die op het gezel
schap een overweldigenden indruk maken
Verrukt is men, als men na ongeveer ruim
een uur gewandeld te hebben de klanken
van muziek hoort.
(Wordt vervolgd.)
De schelmstreken van Pim en Wim.
door Wim Simons.
HI.
Wim is op zoek.
Ondertusschen dat Pim met z'n audi
naar het strand was. verveelde Wim zich
zoo, dat hij Pim uitschold, omdat deze ook
niet was thuisgebleven. Maar Pim hoorde
het geraas van z'n broertje niet. Hij wae
aan 't baden in de zee. Wim zon op wiaak.
Eindelijk scheen hij wat te vinden,
haalde een dik touw uit den kelder
bond dat aan den poot van z'n ledikant
vast, hij wierp het naar beneden in het
tuintje en klom voorzichtig langs den lijn.
Meer en meer naderde hij den grond en
eindelijk stond hij op 'n bloemperk. Vlug
klauterde hij over de schutting en
plots verdwenen.
Om 6 uur waren Pim en z'n ouders weer
thuis. Ze gingen naar boven en Pim ging
op zoek naar Wim.
Hij liep van de eene naar do andere ka
mer en eindelijk kwam hij ook op "Wiiw
slaapvertrek. Hij zag 't touw uit het raam
hangen en spoedig kwam hij tot de ontdek
king dat z'n broer gevlucht was.
Toen Wim over de schutting was
klommen was hij onder lage struiken ei
door hagen naar de richting van het strand
gegaan. Hij had 2.uit z'n spaarpot ge
haald, en eenigo broodjes uit de provisie
kast gepakt. Hij zwierf langs koekkramen
en melksalonnen. Toen het donker begon
te worden, ging Wim het strand af en ver
school zich in 'n tuintje onder wat strui
ken. Hij was weldra in slaap gevallen en
toen hij wakker werd stond de zon reeds
hoog aan den hemel. Hij maakte dat hij
weg kwam toen hij zag dat een barsch uit
ziende man het huisje uitkwam en liet
tuintje inging. Hij klom over de schutting,
maarkrak, krak, wat was dat. Vim
had z'n beste pak gescheurd aan 'n
gen spijker in de schutting. Hij trok stevig
en.Wim was weer los. Hij sprong naar
beneden en bevond zich weldra in een
klein smal straatje. Waar nu heen? Hij
wist het niet. Wacht hij zou 'n broodje op
peuzelen, want hij verging vhn den hon
ger. Toen hij dit verorberd had, gevoelde
hij zich heel wat beter Hij slenterde de
straat uit en sloeg een nog nauwer
straatje in. Hij liep en liep en stond plot
seling voor zijn.... vader. „Wat moet jij
bier doen," vroeg: deze barsch.
„Ikik.... hen.... weg.... geloo
pen", snikte Wim. „Ja, dat weet ik ook
wel," zei z'n vader. „Nu vertel op!"
Wim vertelde alles met stukken en brok
ken. Vader kreeg medelijden met z'n jon
gen en nam hem mee naar huis.
Wim was weer terecht.
(Wordt vervolgd.)
Zijn verjaardag.
't Liep tegen 30 Juni. Piet verlangde »o
erg naar dien dag. Waarom?
Wel, hij was dien dag jarig en zou don
zeven jaar worden. Wat hij vragen zijn,
wist hij reeds lang, nl. een fiets, een auto,
een leesboek, een tol enz. enz. Hij was er
van overtuigd, dat hij het krijgen zou
Al zei moeder honderdmaal, dat het te
duur was, daar gaf hij niet om. Hij z°u
en moest het hebben.
Eindelijk daar was de lang verwachte
dag.
Om 7 uur stond hij op, want om hall
acht zou hij met moe ter communie gaaa
Toen Piet thuis kwam en gegeten bad,
kwam vader met een paar kranten aan-
loopen.
„Piet", zei hij, „ik feliciteer je op J9
verjaardag. Hier kuü je terwijl hu hem
de kranten overhandigde de auto's en
fietsen uitknippen, en dit is ook voor jou
terwiji hij een gulden in zijn hand drukte-
Piet was niets over de auto's en fiets90
van vader te spreken, maar hij vergat ztl°
booze bui, toen Moeder hem een tol en
leesboek gaf en toen zijn zusje hem ook nog
eenige cadeautjes bracht, toen was de hui
heelemaal vootbij. t
Op school tracteerde hij op koekjes
kreeg van de juffrouw van zijn klas ne
mooiste plaatje, wat zij bezat.
's Middags aan tafel vroeg hij aan moe
der, of hij z'n vriendjes mocht meebrengen
om te spelen. Dit werd toegestaan.
Om half vijf kwam hij thuis met n
jongens. i.
Moeder had het speelgoed v&n Piet in
huiskamer op tafel gezet. De
speelden prettig met elkaar en moe
tracteerde op chocolade en koekjes.
Om 7 uur bracht vader de jongens
huis. want Piet moest naar bed, bh
op van de slaap.
Hij heeft dien dag nog nooit zoo heerw*
gedroomd van zijn verjaardag.
Antoon van Valdcren.
kinon
'•"bo
trdra
tosch;
ve
Weder
Jtóag
fiserde:
festrol