Jong geluk. „Verduiveld!riep de voor kort ge brouwde heer Pinkman, „mijn scheermes- een zijn weer allomaal stomp." „Dat begrijp ik niet'', zei zijn lief vrouwtje.. Toen ik er vanmorgen het hout mee aan spaanders sneed, waren ze nog scherp".. Arme man! Eerste vriend: „Ik snap niet, dat jij in zoo'n dun jasjo rond loopt, terwijl je vrouw weer nieuw bont draagt?" Tweede vriend: „Wel, ik behoef slechts aan dat bont te denken en ik begin onmid dellijk te transpireeren!" Voordeelig. Huurder: „De vertrekken zijn tamelijk klein". Huiseigenaar: „Ja, maar dat is 's win ters 'n groot voordeel. Dan heb je niet zoo veel kolen noodig om ze te verwarmen." Boosaardig. Dame tot drogist: „Uw huidcreme heeft mij niet het gewenschte resultaat gehadl'' „Probeer het dan eens met deze schoen- cremo mevrouw, die maakt elk leder zacht en week". O. W.'ers bluf. 0. W.'er: Ik, meneer? Ik heb negen knechts en meiden, drie auto's en een secre taris die me m'n brieven dicteert. Voor alle zekerheid! „Nadat gij den klager met allo mogelijke lummel enz. beleedig had, hebt gij hem bo vendien een klap om z'n ooren gegeven, uitdrukkingen als: varken, ezel, idioot, Hoe komt u daartoe?" „Ja, ziet u edelachtbare, hij hoort niet goed". Een kleine vergissing. Frits: „Vader, wonen er in de Beiersche Alpen menscheneters?" Vader: „Hoe kom je daar toch aan, jon- gen?" Frits: „Hier staat het in mij aardrijks- kunodeboek: De bewoners der Beiersche Alpen leven grootendeels van reizigers." Zoo'n slimmerd. Een boerenjongen, die in de stad win kelbediende was geworden, wachtte in spanning den eersten klant af. Eindelijk kwam er een; de man bestelde De jongen, die thuis terdege gewaar schuwd was voor eventueele spotters uit de stad, begon te grinneken. Do klant herbaalde zijn vraag en de be diende grinnikte nog barder. „Heb je dat niet?" vroeg do klant ver wonderd. „Neen, dat beeft niemand", antwoordde de jongen leep. „Vogeltjes komen van eieren en niet van zaad!" fn hef vuur zijner rede. „Vijf en twintig jaren leeft onze vriend Jansen reeds met zijn vrouw in liefde en eendracht!Ik, geachte aanwezigen, bad dat niet klaar gespeeld". Die wist het. Na cenigcn tijd bet drillen van een aan tal recruten aangezien te hebben, riep een dame uit: „Ik begrijp maar niet wat bet beteekent, die armo jongens zoolang op één been te laten staan." „Wel, heel eenvoudig", antwoordde d« heer,, die hij haar stond, „zóó leeren zij zich in den oorlog behelpen, als een kogel soma het andere been wegneemt." VOOR ONZE KINDEREN. CORRESPONDENTIE. Bep, Leiden. Dank voor do twee versjes! Het begint al heter te gaan. Zoo zie je, wat ik zoo vaak zei: schrijven is een kwestie van doenl „Naar huis toe" vind ik zelfs zeer goed. „Op het feest van het H Hart" komt de volgende week reeds erin. Dag Bep! Groetjes thuis! G o r r i t v. B e r k e 1, R. A. v e e n. Ik geloof niet, dat ik jou voor dozen ooit zag. Is 't wel? Nu dan, welkom in ons midden. Blijf maar trouw ons blad lezen, dan zie je moteen. hoeveel lieve Nichtjes en brave Neefjes en goeie tantes mij steeds ter zijde staan en medewerken aan ons Hoekje! Jouw verhaaltje laat ik de vol gende week plaatsen, al was het alleen maar om jou een pleizier te doen. Dag Gerrit! Henk Mulder, Kooi. „De ge schiedenis van den armen Houthakker" heb jo heel goed naverteld, en was het ver haaltje een beetje langer dan liet ik het plaatsen ook. Maak eens een verhaaltje van vier bladzijden! Luister in de school, als verteld wordt, en schrijf dat thuis na. Dat is een uitstekende taaloefening.... en bo venal een stijloefening, wat iedereen die schrijven moet en schrijven gaat, noodig heeft. Dag Henk! Rozerood, Leiden. De volgende ■week komt jouw verhaaltje aan de beurt, vriendje en met ongeduld verwacht ik het langere verhaal. Je ziet, dat de stukken tegenwoordig allemaal zoo wat van dezelf de lengte zijn. Dag Rozerood! Druk Mien- tje voor mij do hand en zeg haar, dat ik haar opstelletje ook met veel pleizier •lezen heb. Annaen LenaonHenken Wout v G e r v o n. Zoeterwou.de. Ik heb jullie werk met veel pleizier gelezen en jullie briefjes vond ik zóó mooi, dat ik op het punt heb gestaan, om hem letterlijk te laten afdrukken. De versjes worden alle ge plaatst. Jullie bent do minsten nog lang niet en ik zal heel blij zijn als ik jullie viertjes nog vaak terugzie. Maak wecler- keerig veel groetjes aaii vader en moeder! Dag jongens! De prijsjes wachten nog, tot Catharina van Gcrven, Lis s e. Ik zal de'kinderen v. Gerven, maar bij elkaar zetten, want ik vermoed dat Catha rina uit Lisse van dezelfde familie is. Of heb ik het mis? Jouw verhaaltje laat ik ook plaatsen maar nog even geduld! Dag Catharina! M a r i e t j e Juffermans, Leiden. Als jij dat „Bezembindertje" zelf ge maakt had, dan kwam ik jou de hand drukken en feliciteerde ik me zelf met zoo'n flik medewerkslertje! Nog even ge duld! Dag Marietje! Maak eens wat nieuws! Ilans B o k e r n, Leiden. Omdat 'jij zoo keurig geschreven hebt en met zoo veel zorg hebt gewerkt laat ik „De vuile eendjes" de volgende week plaatsen. Het is anders 'n klein verhaaltje, mijn vriend! Kijk eens, als het gedrukt staal! Dag Hans! Maak veel groetjes aan vader en moeder! Adriaan Pannebakker. B o s- fc o op. Wat moet ik nu van „De Groot's ontsnapping" zeggen? Is dat nu eigen werk. •Zoo is het niet bedoeld Adriaan! Tk bedoel inderdaad zelf maken, zelf verzinnen. Niet afschrijven! Denk daar eens aan voor den .Volgenden wedstrijd. Dag Neefje! Maak me veel groeten aan alle huisgenooten! W i lil Simons, Dordrecht. Flink zoo Wim! Het getal vervolgen wordt al grooter! Ga zoo door mijn jongen, dan zal jo nog eens een groot schrijver worden. Veel groetjes thuis. Miesje niet vergeten! De volgende week ga ik door met het be antwoorden der brieven en vragen. Jullie liefhebbende, Oom Wim. OUD VROUWTJE dcor Oorn Wim. XX. Do moeders van Toos en Anny vonden Oma's toestand nu juist niet zoo ernstig als Dina meende. Men kon echter nooit weten. Een mensch van 82 jaar is nu een maal geen kind meer. Men vond. dan ook heter dat hij Oud Vrouwtje des nachts ge waakt werd, welk voorstel door oud vrouw tje volstrekt niet wend aangenomen. Maar mevrouw, hoe kan ik dat van u vergen u doet toch al zooveel voor mij. Vergen Oma? Oma was thans de algemeene naam, waarmee oud vrouwtje door do twee families werd aangesproken; vergen? zt>o beschouwen wij dat niet. Wij dachten u hiermee van dienst te zijn en vinden het voor ons zelf veel geruststellen-' der als iemand bij u waakt Daarbij zijn wij elkander niet vreemd meer! En...', wij kunnen om beurten best ge mist worden. Als wij elkaar afwisselen, gaat alles gewoon zijn gang en.... heeft ens goed Omaatje altijd iemand hij de hand, als ze des nachts hulp noodig mocht heb ben. Dat is wel waar, maar ik ben zoo bang, dat ik teveel van u beider goedheid mis bruik maak en te veel beslag op uw lijd leg en.dan, wat zal uw man wel zeg gen. Wel Oma! Het is juist mijn man, die het plan opperde. Hij vond. dat iets moest ge daan worden. Het was onverantwoordelijk zei hij, een mensch van 82 jaar alleen te la ten; en daar waren wij het volkomen-mee eens en vonden dit de beste oplossing. Als dat zoo is, dan kan ik niet anders, dan uw voorstel niet liefde aannemen, al weet ik waarlijk ook niet. waaraan ik zoo veel belangstelling en liefde van uw kant verdiend heb. Och Oma, laten we daar nu niet ver der op ingaan. Zaak is u weer heter maken en dan is alles in orde. Als u kalm blijft en doet wat de dokter zegt en wij en Dina u goed oppassen, dan komt u d'r weer best hoven op en zie ik u binnen een paar weekjes weer in het zonnetje zitten en met Toos en Anny gearmd naar do kerk gaan. Let maar eens op! Zou het waar zijn Mevrouw? Dan zou ik God danken voor Zijn hulp zooals ik u hij voorbaat dank zeg, alsmede de lieve moeder van Anny. Een mensch weet toch nooit hoe het in de wereld loopen kan. Ik keek altijd geweldig op tegen het oogenhlik. dat ik zou ziek worden, juist omdat ik dan wist, dat niemand zich mijner aantrok en nu hen ik omringd van lievo menschen, die me vertroetelen en me doen vergeten i dat ik oud en ziek ben. Wie wel doet. wel ontmoet, Oma. Zoo is het leven. Maar nu hebt u zich veel te veel vermoeid; nu moet u rusten. Slaapt u maar kalm in. Ik blijf bij u waken Rust en kalmte en goede verzorging zullen de beste medicijn voor u zijn En die rust en die kalmte en die goede verzorging waren in trouwe de goede me dicijn voor oud vrouwtjes herstel. Na veertien dagen was de koorts gewe ken; was het kleurtje op haar wangen weer terug; was ze weer op de been en was zij weer in de huishouding het bedrijvige huis moedertje, al had zij dan ook nog geen voet in de keuken gezet. Een half uurtje iederen dag kwamen de kleintjes spelen. Dan was het feest in huis! En nu Omaatje, mag u nooit meer ziek worden! Vader zei, dat u nog een kras oudje waa en nu u weer heolemaal er boven op was, werd u vast zoo oud alsJeru salem. Och kind, dat is niet Jerusalem maar Methusalem. hé, Oma! Ja kindertjes, die is zoo oud gewor den, zoo oud, dat hij zelf niet meer wist, hoe oud hij was, geloof ik. Hoe oud was hij dan, Oma, toen hij stierf. Wel bijna duizend jaar? Bijna, duizend jaar? Dat is tien keer handerd jaar. Dat geloof ik niet. Dan kon hij zeker niet meer 'loopen en zien even min en hooren ook al niet. Daar is 100 niets bij. Zoudt u zoo oud willen worden, Oma! Wat zal ik je zeggen Toos je! Als ik uog zoo flink was, als ik nu ben, wou ik voor dien leeftijd teekenen, en vooral als ik dan altijd zoo'n paar tortelduifjes om me heen had fladderen en zoo'n lieve men schen had die me oppasten als ik ziek erd. Hé ja, wat zou dat leuk zijn. Maar, dan moesten wij ook zoo oud wonden, an ders was u nog alleen en dat is niet goed voor u. zei vader! U moet altijd 's nachts iemand bij u hebben Dan wordt u nooit ziek meer. Vader zei het en die weet het Jouw vader is braaf cn die weet het ook wel! en jullie moedertjes hebben in m'n ziekte zoo goed voor me gezorgd, dat ik iederen dag een speciaal Onze Vadertje zal bidden voor het geluk uwer ouders. Dat doe ik! Wij hebben ook voor u gebeden Oma en daarom bent u ook heter geworden, hé Toos. Ja Anny! Wij vroegen het aan de moeder Gods, dat is ook onze moeder en die kan ons niets weigeren, stond in een hoekje te lezen, en, toen hebben wij voor u gevraagd, dat u gauw weer goed mocht worden, om met ons te kunnen spelen en het kanarietje op te passen en de thee in te schenken en Dina te zeggen, wat ze doen moet. Zoo hebben we voor u gevraagd en.nu is ons gebed verhoord en zijt u weer heelemaal hersteld. Ja kindertjes, ik ben dank zij jullie gebed weer hersteld en voel me weer gezond, als op den dag van mijn ver jaring. Als ik zoo blijf als ik nu ben, word ik wis 100 jaar en komt vaders voorspel ling uit. (Wordt vervolgd.) DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. Avontuur XLII. Een week later! Max neemt revanche. Ze ruiken weer wat. Nu komt de heerlijke braadlucht -uit een huis aan de overzij Daar zal Max eens gaan neuzen. Hij kent den weg; heeft reeds vroeger hier een bezoek gebracht en had hij toen de kans schoon gezien, dan had hij toen ook een lekker hapje weggenomen en had vast en zeker vaker geprobeerd om hier zijn slag te slaan Nu zou hij dan nog eens zien of hem de gelegenheid gunstiger is. En de gelegenheid was hem gunstiger. Hij komt in de keuken en steelt de gebra den kip en vlucht er mee, naar het schuur tje. waar hij zich onder een pakkist zoo goed verbergt, dat hij niet ontdekt zelfs zou worden, als hij gezocht werd. Botje vöor botje peuzelt ie af, en hij gaat niet heen, voor hij de laatste lekkere stukjes verorberd heeft. Dan sluipt hij weg en komt ongezien op straat en voldaan over zich zelf en te vreden met dit avontuur, komt hij eindelijk Lij Mies, die nog maar altijd voor schild wacht speelt. En waar is mijn brokje? Weet ik veel! Ik heb zelf niets. Laat ruiken! Je jokt: ik ruik „kippen- vleesch" stoute Max. Nu staan we gelijk! Beiden loopen weg. ♦Max lacht in zijn vuistje. DE VIJFDAAGSCHE KAMPEERTOCHT docr Cadier. VI. Toen zij deze uitroepen hoorden schoten zij allen in een lach doch hadden er dade lijk berouw van. Het bleek hun dat het een verpleegde van het krankzinnigenge sticht Meerenberg was. Diep onder den in druk liepen zij zwijgend verder en steeds kwamen de woorden der ongelukkige in hun gedachten. Na 'n kwartier was het Kopje, door een iiooge trap tegen het duin aan, te hebben bestegen, bereikt en wat Jan en Pim nu zagen overtrof verre hun verwachting en ook Oet, die hier al verscheidene malen ge weest was, bekoorde weer de niet te over treffen schoonheid welke hier te aan schouwen is In stille verrukking staarden zij naar hot vredig dorpje. Op de oriënteertafel, een halve cirkel vormige steenen muur. staan pijltjes waar bij de namen der gebouwen en steden staan vermeld, die zij aangeven. Duidelijk zagen ze de Groote Kerk, de St. Bavo en links, heel in de verte, de zeo bij Zandvoort Ter zijde der steenen tafel, op vouwstoeltjes, zaten twee mannen, de een bespeelde een viool, den ander een cello. De aan do in strumenten ontlokte, droefgeestig en kla gelijk klinkende tonen vermengden zich met het ruischen der dennen welke door den westenwind wild werden heen en weer bewogen. Opgetogen end het Kopje door de vrien den verlaten en wandelden zij naar het Pannekoekenhuisje, waar een ieder die Bloemendaal bezoekt pannekoekon eet. Oet, Jan en Pim liepen het echter voorbij en kwamen in de Genestetweg. Overweldigend schoon zijn hier de tuinen der villa's en meer dan eens waant men zich in een sprookjesrijk'n Half uur later zaten zo om de tafel in de huiskamer bij den boer. Bergoffen, die gaarne wat nieuws van Leiden hoorde, de stad waar hij zooveel jaren gewerkt had en sedert zijn trouwen, iiu acht jaar geleden, niet meer was ge weest, kreeg thans volop van Oet, daAr deze hem sprak over de verbreeding van den Rijnsburgerweg door het dempen van een sloot, de vordering van het nieuwe zie kenhuis alsmede dat Leiden door den tijd een Hout zou krijgen. Zoo gezellig pratend was het uur van schemering aangebroken en noodigde de boerin hen uit het avond maal te blijven gebruiken. Dat lieten de jongens zich geen tweemaal vragen! Met roote eetlust aten zij de hun voorgezette gebakken aardappelen en sla en toen alles cp was kreeg ieder zijn bord vol met aard beien met slagroom. Voldaan over dezen, in alle opzichten ge slaagden dag zochten de vrienden, na den boer en zijn vrouw goeden nacht gewenscht to hebben, do tent op en sliepen weldra een verkwikkenden slaap. Het zal ongeveer middernacht zijn ge weest, toen ze door aanhoudend getik op de tent wakker werden. Pletsend viel de regen in dikke droppen op het tentdoek dat het water sijpelend doorliet. In minder dan geen tijd waren ze opgestaan. Haastig werden de dekens opgerold en schoten zij hun regenjassen aan. Rillend van het regenwater dat met fijne straaltjes in hun hals was geloopen ston den zij daar te midden van den nacht en zij verwenschten den verhooper van de tent welke had verzekerd dat ze geen water door liet. Even keek Oet naar huiten. Over de vel den hing een dikke, dichte duisternis. Van Verder slapen was natuurlijk geen sprake. Traag gingen de uren voorbij en de jon gens waren dan ook wat blij toen eindelijk het eerste hanengekraai tot hen doordrong. Ondertusschen had het opgehouden te regenen en langzaam trokken de wazige nevelen op. Nu het weer droog was gingen Pim en Jan nog wat slapen doch Oet verliet de tent en wandelde naar het bosch, hetwelk een eindweeg van de boerderij lag. Een heerlijke geur vervulde het woud. (Slot volgt.) Van mijn reisje naar de Belgische Ardennen. door Theodora. n. Wij gingen zoo veel mogelijk bijelkaar zitten. Wij waren al aan elkaar gewoon. Er heerschte een prettige ongedwongen toon in het gezelschap. O, wat vond ik Brussel een mooie stad. Door vele tunnels bereikten wij een ander station, waar ook de trein weer stopte; ik dacht dat ik al in een anders plaats was maar neen ik was nog steeds in Brussel. Reizigers stapten vlug uit en in en voort ging het van Brussel naar Rochefort. Dat is ruim 2 uur sporens met een sneltrein Het is een prachtig ritje, telkens afgewis seld door mooie landschappen. Wij stoom den voorbij een zeer groot kerkhof, behoo- rende bij het stadje Mechelen, toen weer schilderachtige heuvels en dalen, kleine dorpjes, mooie bosschen tot aan Namen. Even stopte de trein en voort ging het weer tot Jemelle; daar allen uitstappen!De trein ging niet verder. Twee groote auto's brachten ons daaropmaar Rochefort. Een prachtige rit! De Hotelhouder stond het reisgezelschap op te wachten en bracht ons naar het hotel, waar een ieder zijn kamer kreeg. Ik kreeg een prachtige kamer met een heel schoon en lekker bed. Na ons spoedig van ons stoffige kleeren ontdaan te hebben en verfrischt te zijn gingen we weer naar het hotel waar een keurige gedekte tafel ons wachtte. Een ieder kreeg zijn plaats. De sympathieke leider gaf eerst gelegen heid om te bidden en ol spoedig zag ik, dat ik niet de eenigste R. K. was van het ge zelschap; wij waren met ons zessen en na een gezellige maaltijd deden we een korte wandeling door het dorp. Veel tijd vraagt het niet. Het dorp Rochefort heeft men spoedig bekeken. Men vindt er mooie villa's, groote winkels, een mooie groote kerk in Romaanschen stijl; 't gebouw dagteckent van het jaar 1871. Verder een groot Raad huis waarop in een groote steen uitgebei teld staat: „Aan onze helden en martelaren'.' Al is dat plaatsje gespaard gebleven van den oorlog, tal van jongelingen hebben hun tol betaald aan het Vaderland. Heeft men, zoo als ik:schroef, het dorp Rochefort spoedig bekeken, dagenlang zou men noodig heb ben om de prachtige wandelwegen, de schilderachtige vergezichten van die mooie omgeving te bewonderen. Des anderen daags vroeg werd ik wak ker. Het was ongeveer half zes. Vlug stond Ik op en spoedde mij naar het raam om te zien hoe het weer was. Ach, die lieve zon, stralend stond zij reeds aan den Hemel! en bescheen het goede en het booze van deze wereld met een en denzelfden glans in haar maatlooze verhevenheid. Over al wat hier op aarde rein en onrein heet, zendt zij haar licht even kwistig uit Over vun zige sloppen en diepe groeven, als over deze heerlijke hergen en valleien. Na nog een blik over deze wonderlijke schoone omgeving geworpen te hebben, kleedde ik mij vlug aan en spoedde mij, daar het Zon dag was, naar de kerk waar ik ook reeds mijn andere R K. geloofsgenooten aantrof. Na de H. Mis een prettige begroeting en wij wandelden terug langs een mooien om weg naar ons hotel, waar ons een prettig gemeenschappelijk ontbijt wachtten toen ging het met den tram naar de Grot van Han. Zeer terecht heeft men beweert, dat deze tocht alleen de reis naar den Grot waard is. Telkens vlogen wij van het eene raampje naar het andere en riepen elkaar toe: „O kijk, toch eens hier", ja 't was waarlijk schoon. Knersend ging de tram de zandsteenen bergen op en de prachtigste vergezichten ontrolden zich aan onze oogen Tot aan Han volgt men do vallei van de grillige Lesse, en dan langs de toppen der rotsen van Taule bereikt men den ingang van de Grot. Een beschrijving te geven, die de werkelijkheid eenigszins nabij komt, van deze wondervolle grot, is onmogelijk, evenmin kan men er iets van vertellen, het is allemaal zoo in drukwekkend, zoo geheimzinnig en tevens zoo prachtig, ja men wordt er stil van. Toch heb ik hier en daar aanteekeningen gemaakt. Do Lesse verdwijnt onder een reuzenboog van steenklompen met een don- derend geraas in de Grot. Nimmer heeft men, zooals de gids verklaarde, den verde ren loop van deze rivier kunnen nagaan; zij heeft ongeveer 20 uur noodig om dan weer plotseling te voorschijn te komen. Langs den salpeterkuil gaan wij naar binnen en volgen den gids door oen dool hof van gangen en zalen, die op het gezel schap een overweldigenden indruk maken Verrukt is men, als men na ongeveer ruim een uur gewandeld te hebben de klanken van muziek hoort. (Wordt vervolgd.) De schelmstreken van Pim en Wim. door Wim Simons. HI. Wim is op zoek. Ondertusschen dat Pim met z'n audi naar het strand was. verveelde Wim zich zoo, dat hij Pim uitschold, omdat deze ook niet was thuisgebleven. Maar Pim hoorde het geraas van z'n broertje niet. Hij wae aan 't baden in de zee. Wim zon op wiaak. Eindelijk scheen hij wat te vinden, haalde een dik touw uit den kelder bond dat aan den poot van z'n ledikant vast, hij wierp het naar beneden in het tuintje en klom voorzichtig langs den lijn. Meer en meer naderde hij den grond en eindelijk stond hij op 'n bloemperk. Vlug klauterde hij over de schutting en plots verdwenen. Om 6 uur waren Pim en z'n ouders weer thuis. Ze gingen naar boven en Pim ging op zoek naar Wim. Hij liep van de eene naar do andere ka mer en eindelijk kwam hij ook op "Wiiw slaapvertrek. Hij zag 't touw uit het raam hangen en spoedig kwam hij tot de ontdek king dat z'n broer gevlucht was. Toen Wim over de schutting was klommen was hij onder lage struiken ei door hagen naar de richting van het strand gegaan. Hij had 2.uit z'n spaarpot ge haald, en eenigo broodjes uit de provisie kast gepakt. Hij zwierf langs koekkramen en melksalonnen. Toen het donker begon te worden, ging Wim het strand af en ver school zich in 'n tuintje onder wat strui ken. Hij was weldra in slaap gevallen en toen hij wakker werd stond de zon reeds hoog aan den hemel. Hij maakte dat hij weg kwam toen hij zag dat een barsch uit ziende man het huisje uitkwam en liet tuintje inging. Hij klom over de schutting, maarkrak, krak, wat was dat. Vim had z'n beste pak gescheurd aan 'n gen spijker in de schutting. Hij trok stevig en.Wim was weer los. Hij sprong naar beneden en bevond zich weldra in een klein smal straatje. Waar nu heen? Hij wist het niet. Wacht hij zou 'n broodje op peuzelen, want hij verging vhn den hon ger. Toen hij dit verorberd had, gevoelde hij zich heel wat beter Hij slenterde de straat uit en sloeg een nog nauwer straatje in. Hij liep en liep en stond plot seling voor zijn.... vader. „Wat moet jij bier doen," vroeg: deze barsch. „Ikik.... hen.... weg.... geloo pen", snikte Wim. „Ja, dat weet ik ook wel," zei z'n vader. „Nu vertel op!" Wim vertelde alles met stukken en brok ken. Vader kreeg medelijden met z'n jon gen en nam hem mee naar huis. Wim was weer terecht. (Wordt vervolgd.) Zijn verjaardag. 't Liep tegen 30 Juni. Piet verlangde »o erg naar dien dag. Waarom? Wel, hij was dien dag jarig en zou don zeven jaar worden. Wat hij vragen zijn, wist hij reeds lang, nl. een fiets, een auto, een leesboek, een tol enz. enz. Hij was er van overtuigd, dat hij het krijgen zou Al zei moeder honderdmaal, dat het te duur was, daar gaf hij niet om. Hij z°u en moest het hebben. Eindelijk daar was de lang verwachte dag. Om 7 uur stond hij op, want om hall acht zou hij met moe ter communie gaaa Toen Piet thuis kwam en gegeten bad, kwam vader met een paar kranten aan- loopen. „Piet", zei hij, „ik feliciteer je op J9 verjaardag. Hier kuü je terwijl hu hem de kranten overhandigde de auto's en fietsen uitknippen, en dit is ook voor jou terwiji hij een gulden in zijn hand drukte- Piet was niets over de auto's en fiets90 van vader te spreken, maar hij vergat ztl° booze bui, toen Moeder hem een tol en leesboek gaf en toen zijn zusje hem ook nog eenige cadeautjes bracht, toen was de hui heelemaal vootbij. t Op school tracteerde hij op koekjes kreeg van de juffrouw van zijn klas ne mooiste plaatje, wat zij bezat. 's Middags aan tafel vroeg hij aan moe der, of hij z'n vriendjes mocht meebrengen om te spelen. Dit werd toegestaan. Om half vijf kwam hij thuis met n jongens. i. Moeder had het speelgoed v&n Piet in huiskamer op tafel gezet. De speelden prettig met elkaar en moe tracteerde op chocolade en koekjes. Om 7 uur bracht vader de jongens huis. want Piet moest naar bed, bh op van de slaap. Hij heeft dien dag nog nooit zoo heerw* gedroomd van zijn verjaardag. Antoon van Valdcren. kinon '•"bo trdra tosch; ve Weder Jtóag fiserde: festrol

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 14