VOOR ONZE KINDEREN. CORRESPONDENTIE. Theodora. Leiden. Hartelijk <ïank voor de uitwerking van Uw vier- daagsch uitstapje naar de heerlijke Belgi sche Ardennen. Ja, die streek is prachtig. Ik ben er vaker geweest en nooit onvol daan vertrokken. Vooral dat deel van Bel gië is een reis waard- Met groet en hand en dank. Ik laat deze reisbeschrijving on middellijk plaatsen en wacht op de „ver volgen". Jan v. d. Kwartel, Leiden. Ik l'.eh je nieuwe bijdrage onder dank ontvan gen. Zoodra we wat door de oude copy heen zijn, kom jij aan de beurt. Ik zou zoo'n trou wen medewerker als jij bent, niet graag passeeren. Dag Jan! Nelly Scheerder, A 1 p h e n a. d. R ij n. Jij hoopte en ik hoopte voor jou, dat Fortuna mijn Nichtje uit Alphen eens goedgunstig zou zijn. Maar. trots onze beider hoop is.... het lot Nelly niet gun stig geweest. Na de groote vacantie zal het beter gaan Wedden? Jan Pierrot, Leiden. Jouw op stelletje is klein, maar rein, zooals men dat vaker belieft te zeggen. Wanneer het ge plaatst wordt? Er is veel voor en veel, dat langer en breeder is uitgewerkt en meer den stempel draagt van „eigen gedachten" Toch zal ik het verhaaltje bewaren en het later een plaatsje geven. Dag Jan! Maak ine veel groetjes aan alle kuisgenooten. Ik miste dezen keer een briefje van Pop en Sinie C a t r i e n v. d. Kwartel. Leiden. Zoo wil ik het hooren! Zelf maken, zelf verzinnen, kijk, dat is de weg; dat geeft pas voldoening. Daarom begin ik a.s. Za terdag met een stuk van Emmy". Let maar eens goed op. Dag Nichtje! Maak alle huis- genooten de groeten van mij. Zul je? Gr at ha van Dieren, Leiden. Of ik jouw opstelletje gevonden heb? Ik ineen van niet. Toch is het mogelijk, dat het lusschen den berg copy zit, die op plaatsing wacht. Heb maar wat geduld, Gretba! Al les wordt geplaatst, wat goed is en.niets komt weg. Dag Gretba. Corrie van Velzen, Oegst- geest. Wel Corrie, hoe zou ik nou kunnen maken, dat jij wat winnen zou. Ik loot niet en. al ben ik er bij. ik kan het lot niet regelen. Zaak is: geduldig afwach ten en denken' met Uilespiegel: „Hierna beter"! Het verhaaltje van „Die leuke Frils" heb ik ook gelezen en vind ik heel koddig ook. Die was nog zoo dom niet, hé! Calo de Haas, Leiden. Ja Ca- to, als de Meimaand eens was, zooals zij moest zijn en niet op „November" lijkende zooals dit jaar en zooals vele jaren, dan „voelde men zich zeker in de Meimaand echt gelukkig thuis" Maar nu dan? Jouw ■versje kwam mij nu pas onder de oogen en ik haast me het te plaatsen. Dag Catootje! Maak eens een lang verhaald! Adri Gijbeis, Leiden. Jouw opstelletje is heel goed Adri en zal ook een plaatsje krijgen. Maar je moet nog even geduld hebben. Begin al vast aan iets nieuws Ik geloof wel. dat je kunt, als je wilt. Ik wacht af. Maak me veel compli menten aan vader en moeder en Tom! „Oud Vrouwtje" eu „De Avonturen van Mfes en Max" plaats ik weer de volgende week, terwijl ik dan ook doorga met het beantwoorden der brieven en vragen. Wie wat te vragen heeft, vrage. Jullie liefhebbende, Oom W i m. VRAGENBUS. (Voor de Grooten). Vraag 122: „Hebt u wel eens ge boord van „Zingende Zand" en hoe ont staat „drijfzand". Antwoord. Ja Frans, daar heb ik ook eens van geboord en gelezen. Je dacht ze ker aan een grapje. Wat ik ervan gelezen jfceb. zal ik eens gauw zeggen. Tot de grootste wonderen der acoustiek ïwijze, waarop het geluid zich voortplant) behoort het zoogenaamde „zingende zand" aan de Engelsche kust, waarvan de overle vering tot liet midden der vorige eeuw te ruggaat. Dit verschijnsel werd het eerst Vastgesteld op het eiland Eigg van de Westkust van Schotland Het bleek, dat de wondere toonen, die ontstonden, wanneer men over het zand liep, of er met een stok op sloeg, op een afstand van 30 meter duidelijk hoorbaar waren. In den laatsten tijd, heeft men ook op andere plaatsen, langs de kust een der gelijk verschijnsel waargenomen. Ofschoon dit raadsel nog niet is opgelost, staat toch volgens de meening van deskundigen vast dat het veroorzaakt wordt door de wrijving van ontelbare millioenen ronde korreltjes. Het geluid ontstaat niet, als het zand nat 13 en dat is trouwens ook heel goed te be grijpen. Dan liggen de korrels vlak op elkaar en is de wrijving bij het verplaatsen zoo gering, dat er geen geluid ontstaan kan. Dit voor zoover betreft, het eerste deel der vraag. En nu de tweede vraag. Drijfzand is anders samengesteld. Het bevat een groot percentage krijt en klei, dat het vochtigheidsgehalte op peil houdt. Dit gevaarlijke zand komt veel meer voor dan men meent. Zoo herinnert een gedenk steen in de huurt van Plymouth (gelegen aan de Z.-kust van Engeland),aan den dood van een ingezetene en zijn zoon, die hij deze plaats in het zand zijn verdwe nen. Aan de Noordkust van Deven in Enge land heeft het zand, zulk een zuigkracht, dat het in enkele minuten een paard en een wagen „opslokte". Het eenige redmid del voor degenen, die zulk een ongeluk treft is, zoodra hij merkt op drijfzand te loopen, zich met het gelaat naar boven languit op den grond te werpen en daarna, na het los trekken der voeten, op handen en voeten zich in veiligheid brengen. Een waarschuwing voor dezen vijand geeft de natuur zelf. Hoe zoo? Ieder kent de eigenaardige, golfachtige strepen, die langs het strand op verschil lende plaatsen voorkomen en wanneer men het ontstaan tot voor kort heeft toegeschre ven aan den invloed van den wind. Door het onderzoek echter, dat op verschillende plaatsen is gedaan, is komen vast te staan, dat deze zandgolven, door de werking van 't water worden veroorzaakt. Is de onder grond vaster en derhalve niet gevaarlijk, dan vertoont de bovengrond geen golflij nen, maar kleine walletjes. Gelukkig vertoont ons strand geen ver- ra del ijke plekken en kunnen we vrij en vrank baden en loopen op het vasteland aan de kust, zonder gevaar te loopen onver wachts in de diepte weg te zakken Oom Wim. DE VIJFDAAGSCHE KAMPEERYOCHT door Cadier. V. Eens trok een kloek, stoutmoedig ridder Ter kruistocht naar het Heil-ge land, Om 't graf van den gekruisten God- Mensch, Te hoeden voor schennende hand. „Vaarwel" sprak hij tot zijn geliefste, ,,'k Omgord mij 't zwaard voor de eêlsten strijd: Bidt gij aan God, gelijk ik ook zal doen: 'k Behouden keer en U voort 't altaar leid." Daar werd een zware strijd gestreden. De ridder kreeg er wond bij wond, Tot driemaal was hij neergeslagen Op den met bloed doordrenkten grond. Een jaar was er nadien verstreken, De ridder kwam behouden weêr. Hoe fier hereed hij 't eed'le strijdros, Laurier omkransde helm en speer. Als hij het voorplein had betreden, Geen blij gejuich, ook niet de stem Van haar, die hij zoo lang verbeidde, Klonk in die stilte door tot hem. „Schoonlief, waar moogt gij toch vertoeven? Hij naakt, uw dap're ridder naakt!" Zoo roept hij luid. Daar klinkt een droeve Stem hem in 't oor: „Ridder staakt Uw taal. Vergeefs, ach, te vergeefs Is het dat gij deez' woorden slaakt. Uw liefste slaapt; een schoone slaap Waaruit zij nimmer meer ontwaakt. Zoo spreekt tot hem bij 't binnentreden De slotheer. „Daar ligt zij neer, Gestorven door smachtend, martelend Verlang naar U, voor Uw behouden wederkeer. Krijtwit en spraakloos ziet hij teeder 't Gelaat, dat marmerbleek is, aan, Waarin de dof gebroken oogen Hem als verwijtend gadeslaan. Dan komt beweging in den ridder, Tot zweren heft hij den arm omhoog, En zegt hij zacht en diep bewogen, Wijl tranen blinken in zijn oog': „O God, 'k zweer hij het licht der oogen, Voor mij heeft de, aarde afgedaan. Voortaan zal 't monnikkleed mij dekken, 'k Zal tot mijn dood in 't klooster gaan Door vro.ege morgenstilte henen, Klonken klokkenklanken, droef en dof. En statig schreed een stille statie Naar 't eenzaam liggend' doodenliof. En in een eeuwenoude klooster Stond voor de traliën van zijn cel Een jeugdig monnikengestalte Die smart'lijk snikkend sprak: „vaarwel". „Zeg, hen je uitgedroomd", riep Pim lachend, toen hij met Jan ,al een eindje doorgeloopen was. Oet ontwaakte juist uit zijn overpeinzingen en hij zijn vrienden gekomen, vertelde hij hun zijn lied. De ruïne werd verlaten en druk pratende lichtten zij hun schreden naar liet Kopje, j een oriënteertafel op het Wilhelminaduin, üetwelk een ver en prachtig uitzicht biedt. Ter rechter en linkerzijde van den weg die zeer glooiend afliep, stonden heerlijk geurende, zilverhruine sparboomen, die glommen in de zon. Toen de jongens een wijle 'doorliepen zonder te praten, hing er een doodsche stilte over het gansch verlaten pad. En voortgaande drong er een droef klinkend geluid tot hen door. Wat verder gekomen, hoorden zij dat het een menschelijke stem was en verstonden nu duidelijk de woor den: „Heer in den hémel, haal mij hier toch alsjeblieft vandaan, ach vader in den hemel", wat zonder ophouden werd her haald. (Wordt vervolgd.) De avonturen en grappen van Kris en Kras door Leo van Zandwijk Jr. VI. „Van 't oi 1 and." „Kijk Kras daar gaat ie", met deze woor den wees Kris het sloepje aan, die al een paar honderd meters verwijderd was. On der tusschen was het gaan stortregenen en Flikkerde de bliksem afgewisseld door het donderen terwijl het soms leek, alsof er twee kanonnen tegelijk werden afgescho ten. „Kom laten we schuilen". Midden tusschen het struikgewas stonden een tien tal hoornen wier takken dicht ineen waren gegroeid en als zoodanig bijna een ondoor dringbaar dak gevormd hadden: dit werd hun schuilplaats. Reeds was het zes uur 's namiddags en nog goot liet. Vrouw Jaspers was zeer be angst over het. lange wegblijven van Kris en Kras en dit opperde zij ook tegen haar man. „Toe man, ga even kijken waar de jongens vandaan moeten komen." Boer Taspers trok zijn oliejas aan en ging naar zijn motorboot, zette de motor aan en voer weg. Eerst wist hij niet welke richting te nemen maar 't schoot hem te binnen dat zij hij het eilandje wel eens gingen vis- schen. Hij ging de breede sloot af die erg golfde. Op eens sloeg hem de schrik om liet hart toen hij een omgekeerde boot ontwaar de. en reeds vreesde hij liet ergste. Toch be dacht hij zich of de boot niet losgeraakt en omgeslagen kon zijn. Hij haalde de boot naar zich toe en het uitrrerafelde touw be vestigde zijn gedachte. De motor op hardste versnelling was het werk van een cogenhlik. Nu ging het recht op het: eiland je af. Daar gekomen legde hij de hoot vast en ging het struikgewas in en riep zoo hard hij kon: „Hallo, Kris en Kras" Bijna da delijk kreeg hij ten antwoord: „Ja, boer Jaspers." Wat zagen Kris en Kras eruit toen ze uit liet struikgewas kwamen, doornat en met slijk bedekt. Gelukkig was de motor boot half overdekt, zoodat ze tenminste droog zaten. (Wordt vervolgd) Van mijn reisje naar de Belgische Ardennen door Theodora. I. Heerlijk heb ik genoten van mijn 4-daag- sche reis naar do Belgische Ardenneü en iaans zal ik trachten, een kleine reisbe schrijving te geven van alles, wat ik die dagen gezien en genoten heb. Ik zeg een kleine! Want het is niet doenlijk. alles weer te geven. O zeker, ik zou bladzijden vol kunnen schrijven over de schoonheid der natuur die ons telkens en' telkens op nieuw verrukte en kreten van bewondering deed slaken, maar de tijd ontbreekt mij en ik zal mij bepalen in 't kort neer te zetten mijn indrukken en bewondering van Gods schoone natuur en ik zal* beginnen bij begin. Het is zoo schoon te kunnen reizen uitsluitend voor zijn pleizier; men geniet dan driemaal; ten eerste het pleizier en liet genot voor dien tijd: de plannen, de heerlijke toebereidselen en dan de Teis zelf en het pleizier daarna van alles wat men genoten heeft Al jaren lang had ik er naar verlangd om eens.een klein reisje te maken naar hef buitenland, maar nooit was ik daartoe in de gelegenheid. Dan kon ik weer -niet weg en dan ontbrak het mij weer aan de mid delen, maar nu ging het. Na lan§ wikken en wegen liet ik mij hij de -Nederlandsche Reisvereeniging inschrijven voor een 4- daagsche reis naar de Belgische Ardennen O, die toebereidselen en de zorgen voor het vertrek, maar eindelijk was de dag aange broken. Een paar nachten van te voren had ik al niet meer geslapen en na honderd duizend raadgevingen trok ik Zaterdag morgen negen uur de deur achter mij dicht Twintig minuten over negen vertrok de trein naar Rotterdam, daar was het punt van samenkomst en het begin van de reis 26 Personen zouden deelnemen aan de reis- plus de leider. Een week van te voren kreeg men zijn geheele program thuisgestuurd en nog een ronde kaart in rood, wit, blauwe kleuren, die men aan zijn koffer moest bevestigen, en dat was ook het her- kennisteeken Op het perron in Rotterdam aangekomen keek ik al spoedig uit naar een groepje mensclien, ook met een zelfde kaart aan hun koffer. Al spoedig had ik ge vonden wat ik zocht en ik zette ook mijn koffer hij de hunne en bleef staan wachten en al* spoedig kwamen er meer bij. De lei der was er nog niet, maar kwam toch wel dra. Hij stelde zich aan ons voor en wij werden ook aan elkaar voorgesteld Harte lijke begroeting aan beide kanten. Ik nam menschen eens goed op. met wie ik volle 4 dagen zou reizen, eten, slapen en genieten Nu het viel mij erg mee, het wa ren zeer nette lui, een leuk en gezellig clubje. De leider noemde de namen af; het bleek dat wij allemaal present waren; de trein stoomde het station binnen en wij namen vlug onze koffers en stapten in den trein. Wij hadden een gereserveerde wa gen tot aan Brussel.'^Het weer was mooi en de reis heel gezellig; wij stapten in Brus- iel uit en bewonderden het reuzengroote en mooie station en toen wandelden wij naar een hotel, dat vlak tegenover het station gelegen was. Gauw ons eigen een beetje verfrischt en toen namen wij plaats aan de mooie gedekte tafel; een heerlijke lunch werd rondgediend; alles was even lekker. Na afloop een korte wandeling door Brussel. Er werd bewonderd de prach tigs- Gildehuizen aan de Groote Markt; liet stadhuis, een der mooiste gehouwen van het land, rijk versierd met beeldhouwwerk; de toren ruim 96 M. hoog is een meester stuk van bevalligheid; gekroond met een groot koper verguld beeld van Sint Michaël, die d'e draak verslaat. Toen naar het be kende Manneke van Brussel, volgens de overlevering werd dit beeld geschonken door een rijken burger, wiens zoontje zoek was en eerst na 5 dagen werd teruggevon den doende.wat het Manneke nu al eeuwen lang doet. Daar de tijd zeer beperkt was, ging het weer terug naar het station om in den trein weer plaats te nemen. Een teleurstel ling was het dat er aan het station Brussel Eiet voor een gereserveerde wagen was ge zorgd. (Wordt vervolgd). Het Scholiertje door Joh. A. de Graaf. In een der armste achterbuurten van de stad A. stond in een zeer smal steegje een klein vervallen krotje. Het onderscheidde zich van de andere huisjes door de groote vervuiling, welke er heerschte. In dit onoogelijke ding woonde vrouw Krap met haar pleegkind Kees. Kees had op z'n tweede levensjaar z'n heide ouders verloren en daar hij geen fa milie had, ontfermde z'n buurvrouw zich over hem. Wat men dan ontfermen belieft te noe men. Ze had gedacht wanneer die jongen grooter" geworden is, zal ik nog veel voor deeltjes van hem trekken. Ze wist echter uiet dat d:e jongen nog eens haar ongeluk zou worden. Dat 't kind vooral in z'n eerste levens jaren aan e.en groote vervuiling en onder voeding ten prooi was. behoefd niet gezegd wanneer men alleen maar een blik in dat huisje wierp. Kwajongensstreken en gemeene dingen r. aaide hij uit Kortom, hij groeide, zooals do menschen zeggen, voor „galg en rad" op. Toen hij een jaar of zes, zeven was be gon z'n pleegmoeder hem tot kleine dief stallen aan te zetten. Zoo stuurde ze hem eens naar een win kel en liet hem daar zoogenaamd voor een goede klant bootschappen halen, welke oboekt werden. Toen later do rekening aan d:en klant aangeboden werd, bleek dat deze die' boerschappen natuurlijk niet had ge haald. Dit le'dde natuurlijk tot' lastige ge vallen. Voor zichzelf stal de jongen kleine din gen, zooals appels, een reep chocolade enz. Ook was hij zeer wreed voor dieren. Klei ne kinderen sarren, hun poppen afnemen, üeze te water gooien, was z'n grootste ge not. Eens had hij een klein hondje weten te btmachtigen en nu zou hij eens laten zien, wat hij kon. Hij hond het dier de achterpooten samen en wierp het midden in 't water. Als het arme dier dan met groote moeite haast bij den kant was, ranselde hij hem af met een zweep, en noodzaakte het dier te water te blijven. Gelukkig kwam er een agent opdagen, deze pakte hem hij z'n kraag, trok het. hondje uit 't water, sneed de touwen los, nam hem onder z'n arm en begaf zich met beiden naar 't bureau Daar werd proces- verhaal van 't geval opgemaakt En na een flink standje en de bedreiging, dat wan neer dat nog eens gebeurde, bij naar een verbeterhuis zou worden gezonden, ver liet hij het bureau. Thuis gekomen ranselde z'n" moeder hem geweldig af, want ze had van een buurvrouw gehoord, wat er gebeurd was Dat deed ze nu niet omdat ze zooveel van dieren hield, maar omdat de politie nu z'n naam wist. Ondertusschen was dit veelbelovend jong- frensch twaalf jaar geworden. Een mooie leeftijd om hem eens een grootere diefstal te laten verrichten, vond z'n stiefmoeder. Op zekeren dag liep hij met z'n moeder m een afgelegen' wijk der stad. Voor een café zaten twee heeren bij een tafeltje in druk gesprek, een zware porte feuille lag op een stoeltje naast hen. Dit zag nu de listige moeder Zij fluisterde eenige woorden tot haar zoontje, doch nog zoo luid dat een inspec teur van politie welke achter hen aanliep ze hoorde. Ondertusschen liep het lieve zoontje achteloos-langs 't stoeltje, waarop de portefeuille lag, greep hem enwerd meteen bij de kraag gepakt door den in specteur, welke terstond de hulp inriep der beide heeren, welke de vrouw grepen. Beiden werden gearresteerd en geboeid naar 't politiebureau overgebracht. Een paar weken later werden zij ver oordeeld, de moeder tot twee jaar gevan genisstraf en de zoon tot tuchthuisstraf. Uit het tuchthuis ontslagen, trok een heer het lot van den verwaarloosden jon gen aan en nam hem op. Hij bracht hem op den goeden weg en maakte een fatsoenlijk mensch van hem. Ondertusschen stierf z'n moeder in de ge vangenis. echter toch na zich bekeerd te hebben. Het schooiertje van vroeger werd een fatsoenlijk man in de maatschappij en is z'n geheele leven z'n weldoener dankbaar geweest. De schelmstreken von Pim en Wim. door Wim Simons. II. Pim en Wim aan 't strand. Pim en Wim hadden dezen keer goed hun best gedaan op school. De 3 voor gedrag was veranderd in 'n 5. Terwijl de 4 voor ijver in 'n 6 was veranderd. Niet te verwonderen, hun Vader had be loofd dat, als hun rapport goed was, zij allen naar 't strand te Zandvoort zouden gaan. Dat was me een pretje. Zes werkten de heele maand als paarden en eindelijk werd hun werk beloondze mochten mee. Den volgenden dag zouden ze vertrek ken, Vader, Moeder, Pim en Wim. Met den trein van 10 uur zouden ze uit Arnhem vertrekken. En na 14 dagen aan het strand te zijn geweest, zouden ze weer terugkeeren. Den volgenden dag waren onze jonKeni al vroeg wakker, 't Was 't begin van Zomervacantie, die 4 weken duren zou Ën 'Vader hoorde onze bengels zingen: „'t Is vacantie, 't blijft vacantie.. ,,'t Is vacantie boven. „Wie niet met ons zingen wil „Die moet er aan gelooven!*' Vlug kleedden Pim en Wim zich aan en eenige oogenhlikken later vlogen zo hun ouders om den hals. „Vader", vroeg Wim, „mag Hektor mee." Hektor was 'n mooie groote hond-die erg aan z'n haasje gehecht was. „Neen jon. gen"., zei Vader, geen honden aan den trein." Maar Wim nam zich in stilte voor tor toch mee te nemen. Hij stopte Hektor in z'n koffer en zette dit in do gang. klok wees half tien en 't gezelschap zich in beweging. Aan het station nam Va! der 4 kaartjes en men wandelde het per. ron op. Juist kwam de trein aanstoomen. Met donderend geraas rolde.de locomotief 't station binnen. En de conducteurs rie pen „Arnhem uitstappen en instappenl" Deurtjes werden opengegooid en reizi gers kwamen naar buiten. Ons gezelv slapte een 2de klas coupé binnen en d'e trein zette zich in beweging. Pim zat tegenover een oud heertje ei dadelijk had onze bengel vriendschap met hem aangeknoopt. „Mooi weer hé?" zei Pim. Wim kleurde. Die rare Pim ook! Z« werden opgeschrikt doordat de trein hield „Utrecht" hoorde men roepen. Het heertje stapte uit en de Familie J zat alleen. Na anderhalf uur waren ze in Zandvoort en ging 't op de villa, die Va- der voor deze gelegenheid gehuurd had, aan. Do koffers werden uitgepakt en plot- seling hoorde men geblaf Fenige minuten later spron? Hektor door de kamer heen en weer. „Wel heb je ooit van je leven", riep Vader, ,.wie is zoo gek geweest Hektor mee te nemen". Wim kwam bedremmeld uit een hoekje te voorschim en zei met een zachte stem: ,.Ilc Vader". Voor straf moest Wim honderd maal schrijven: „Ik mag nipf stout zijn" CWorrlt vervolgd). De logeerpartij. Moe was jarig! Er was dus veel visite gekomen en ook Tante Julia met Oom Wim en twee nichtjes uit Apeldoorn. Het was een heel gezellige dag en toen Tante Julia en Gom Wim en Jul aanlje en M heimientje de twee nichtjes dö avonds weggingen, vroegen ze aan Mue- der of Emmie in de groote vacantie mocht komen logeeren. Moeder gal' door een 'knikje haar toestemming en zei loon nog: „Ik zal er met Vader over spreken, daarna gmgen ze de straat op onder uit geleide van Emniie. Toen Vader s avonds thuis 1 vroeg ze dadelijk of ze in de vacantie naar Oom Wim mocht. Vader zetle oei bedenkelijk gezicht en zei: „Als je gotn ■je best doet en zorgt dal je overgaat.' Emmie beloofde het. Den anderen ag schreef ze eeu ansicflt kaart naar Apeldoorn met de bepalingen van Vader er bij. Op school deed Emmie nu haar uiter ste best om alles in te halen, want heele jaar had ze niels u.tgevoerd. Eindelijk was alles voorhij en werden de rapporten uitgedeeld. Emmie was de eerste en ze kreeg een pluimpje toe om dat ze zoo haar best had gedaan. Ver heugd srfelde ze er mee naar huis en 's avonds ging er al een brief naar Ouiu Wim dat ze over was gegaan en dal 4 nu komen mocht. Ik kom je een Zondag halen, schreef Oom terug en haar kofier werd gauw ingepakt, want het was un Vrijdag. Zondagmorgen ging ze naar een Vroeg mis, want om één uur zou de trein ver trekken. Oom zou met den trein van 1U uur V) aankomen. Vader en Emm.e gingen liem afhalen. Na de koffie ging men direct op stap. Toen ze op het pertron kwamen, ktfam do trein net aanstoomen. Na afscheid geno men te hebben stapte Emmie met Oom in. Nadat zij twee uur in den trein gezeten hadden, stapten zij in Apeldoorn uit Op het Stationsplein zagen zij Tante Juha en de twee nichtjes in een auto zitten en haar toewuiven. Ze liepen er gauw naar toe en vooral Emmie vond het erg aar dig. Nu gingen ze niet de stad in, maar ze gingen naar buiten toe. Eindelijk hield de auto stil voor een leuk landhuisje. „Wonen we hie-r", vroeg Emm e „Ja'', zei haar tante, „we zijn verhuisd maar we wilden het je niet schrijven." Dit was nu nog maar het begin van da vreugde. Als het mooi weer was gingen ze uit of leerden elkaar fietsen; regende het dan vermaakten ze zich met hun pop pen of andere dingen. De weken, welke Emmie er blijven mocht, liepen te snel naar haar zin voorbij en op zekeren dag kwam Emmie's vader haar halen. Ze was toch weer blij dat ze naar huis ging Toen ze tante en ooim bedankt had voor do pret die ze daar genoten had, ging ze naar huis met het vooruitzicht, dat ze iQ de volgende vacantie nog een paar dagen zou komen. Jo Krabbel. Meiavond. De maand met haar bloemen O, heerlijke voorjaarstooi, Aan U moet ik steeds denken: „Natuur wat zijt ge toch mooil" Is de arbeid geëindigd, De dagtaak dan volbracht, Keert men naar huis voor 't vallen Der duisternis van den nacht. Dan zit de landman rustig. Van zijn vermoeide taak, Op het bankje voor zijn woning Met een pijpje, dat hem smaakt. En moeder zorgt voor koffie Met boterhammen incluis, En voelt hij in de Meimaand Zich echt gelukkig thuis. Cato de Haas, Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 14