derde blad ,DE LEIDSCHE COURANT" ZATERDAG 11 JUNI 192; MARIA, HULPE BIJ ONZE HEILIGHEID «■ij moeien, volgens het verlangen van n lus de ledematen van Zijn gcheim- <rlichaam beminnen, omdat wij K moeten beminnen. Tvpn ook reeds hebben we gezegd, dat Pn zekere rangorde daarin moesten Verhouden, en dat dus degenen, die ons j/r beslaan meer dan de anderen Ken worden bemind. i - dit zo° is' dan volgl daar 11 'Jt „ok uit, dat wij dat lidmaat, bet- Ik bli God zelf in het hoogste aanzien Til ook het meest onzo liefde ïpoeten I enken Zeer zeker maakt Maria, die Tesus de menschelijke natuur gaf, daardoor Hu juist ons aller Hoofd ge- Wen is, aanspraak op die titel van «nppsfeliefde door God. En°als dan Christus Zijne Moeder zoo hiizonder liefheeft, kunnen we ook bc- ïriineD dat we aan Christus een groot L ,ir.en door Zijne Moeder te «eren en te beminnen. - 1 dus van te kunnen zeggen, dat „ij aan Christus te kort zouden doen d(wr Zijne Moeder te eeren, moeten wij „.„een, dat we Christus geen genoegen doen als wo zouden verzuimen Haar te bemi'nnen In die liefde zijn de Zoon en de Moeder niet te scheiden. Wij weten, dat de Protestanten be- pvaar maken tegen onze Mariavereering, maar ik hoop, dat ge nu begrijpen zult, hoe onredelijk en onbijbelsch zij doen, door die Moeder van Jesus achteraf te «tellen, en alleen aan den Zoon te willen denken, en zij zullen daarmede Jesus geen pleizier doen; dat is wel zeker. Het zij nog eens gezegd, dat wij Maria niet aanbidden, dat wil zeggen, dat wij aan Maria geen goddelijke oer geven, want Zij is geen godheid, doch een zeer lioog verheven mensch; maar wij geven haar wel een hoogere eer dan aan welke andere heilige in den hemel dan ook, om dat zij dat verdient als Moeder van Jesus, den Zoon Gods. Wij moeten hare voon echten verheer lijken, en God danken, dat Hij haar zoo begenadigd heeft. Hierin gaat do Kerk ons voor, die aan Maria talrijke feestdagen heeft gewijd. Ik vind het wel jammer, en waarschijn lijk meerderen met mij, dat, gedwongen door de omstandigheden meerdere feest dagen van Maria niet meer zoo gevierd worden als vroeger door de verplichting van Misliooren; doch dit hoeft nog geen reden te zijn, om daarom maar keclemaal niet meer aan die Mariadagen te denken, want er is toch altijd nog wel een groot deel der geloovigen, die tijd en gelegen heid hebben die dagen van Maria te vie ren door het bijwonen der H. Mis en het ontvangen der H. Communie. In de godsdienstles heb ik het volgen de practische middel aan de hand gedaan om do Mariadagen te onthouden en dan ook beter te vieren. Ik liet achter op een hlail8.\)l3.9.tje schrijven, do Marialoacton van het gansche jaar; men legt dat dan in het kerkboek en men heeft het van zelf altijd bij zich. Misschien doe ik een mijner lezers of ezeressen wel een genoegen met die Mariafeesten hier op te noemen; er zijn er meer dan ge misschien wel denkt, al zijn ze nu allemaal niet even hoog. Hier volgen ze: 23 Januari: Maria's Verloving; 2 Februari: Maria Lichtmis; 11 Februari: Maria's Verschijning te. Lourdes; 25 Maart: Maria Boodschap; 2 Juli: Maria Visitatie (Bezoek bij Elisabeth) 16 Juli: Feest van den Berg Garmel; 5 Augustus: Maria ter Sneeuw; 15 Augustus: Maria's Hemelvaart (te vieren als Zondag); 8 September: Maria's Geboorte; 12 September: Maria's Naamfeest; 15 September: Maria's Zeven Smarten- 24 September: Maria Vrijkoop van Slaven; 7 October: Rozenkransfeest 21 November: Maria Praesentatie; 8 December: Maria Onbevlekt Ontvan gen. De Kerk gaat ons voor, hebben we ge schreven en doet dat ook in haar ge beden en antifonen ter eere van de Maagd en Haar Kind, en het is steeds weer do i uitverkiezing tot Moeder van den sser, waarom de Kerk haar prijst, en het is de titel van Moeder Gods, waar om zij haar vertrouwen op Haar stelt in de gebeden. Dagelijks bidt de Kerk het ontelbare malen wordt de en de Litanie ter harer eer r °I gezongen; dagelijks luiden de kerkklokken het „Engel des Heeren'', en zal wel geen katholiek zijn, die niet gelijks meermalen het Wees gegroet •s de Kerk zoo voorgaat, moeten wij, '^kinderen, volgen, door ons ter eere van Maria dagelijks een of andere be paalde oefening op te leggen, en die nim- ^or te verzuimen. Zou het zulk een on mogelijkheid zijn voor zeer velen, om auÜn g ^et Rozenhoedje tp bidden, of itnans ©eft gedeelte daarvan. Zou men 6 hulde niet telkens kunnen brengen aan zijn Hemelsche Moeder? Het is s een kwestie van willen, dunkt mij. Is het - met voor een ieder een genoegen ----- Moeder te verheerlijken, en is het niet een ontaarding, als men voor zijne moeder niets bijzonders over heeft? Er komt nog iets bij, hetgeen ons nog meer zal kunnen aansporen Maria toch dage lijks te eeren en tot haar te bidden; en dat is, die godsvrucht tot Haar zal zoo vruchtbaar zijn voor onze zielen. Immers Maria is zoo onafscheidbaar verhonden met Jesus, als onzen Verlos ser; zij is door God opgenomen in het plan, dat Hij van eeuwigheid maakte om den mensch te verlossen. Christus werd onze eenige Middelaar, maar en ver geet dat niet Hij werd dat, volgens de goddelijke ordening, door Maria. Op de tweede plaats, en dit volgt on middellijk uit het eerste, is de invloed van Maria op God zoo groot, dat we ge rust kunnen zeggen, dat geen enkel schep sel zooveel van God vermag als juist Zij, die door Hemzelf op zulk een hooge plaats werd gesteld. Zij staat toch het dichtste bij het vuur der genaden, welke door Christus, haar Zoon, ons zijn ver diend; ja, zij heeft die bron van genade, Christus, in haar schoot gedragen en aan de wereld geschonken. Terecht wordt Maria dan ook genoemd de Mater divinae gratiae, de Moeder der goddelijke genade, en daarom past de kerk op Haar toe het woord der spreuken: „Wie mij gevonden heeft, zal leven vinden, en heil verwer ven van den Heer". Nog een derde reden is er, dat de ver eering van Maria ens vruchtbaar zal zijn en wel deze Maria is in alle opzichten deelgenoote geweest van de levensgehei men van Christus, en niet alleen uiterlijk, door ze mee te maken, zooals ook de tijd- genooten van Christus, maar ook inner lijk, door er zich geheel in te leven en er geheel mee vereenigd te zijn, en aan alles mee te werken, zoodat ze terecht genoemd wordt onze Medeverlosser. Augustinus zegt: „Moeder van ons Hoofd doordat zij Hem in haren schoot heeft voortgebracht, is zij met hare ziel 'haar wil, haar hart, moeder van al de leden van dit goddelijk Hoofd". Daarom dan ook is zij gekroond met glorie en met macht in den hemel, en staat zij als Koningin aan de zijde vau God, hetgeen de godsvrucht der Christe nen heeft aangeduid door van Maria te spreken, als van do Smeekende Almacht. Zoo bidden we met vertrouwen in de hymne Ave Maris Stella: Toon dat gij moeder zijt; moge Hij, die voor ons gebo ren is maar de menschelijke natuur aau- nam Uwen schoot door U onze gebo den verhooren. Monstra te esse matrem Sumat per te pree es Qui pro nobis nat us Tulit esse tuus. Wat Maria vermag op het hart van haren Zoon, wordt ons duidelijk bewe zen door de bekende geschiedenis van de bruiloft van Cana. De jonggehuwden ge- omdat op een gegeven oogenblik bleek, dat er geen wijn genoeg was. Zonder aar zelen wendt Maria, die een familielid was van het bruidspaar zich tot haren Zoon met het enkele woord: „Zij hebben geen wijn meer". En ofschoon de Meester een ontwijkend antwoord schijnt te geven, doet toch Maria, zeker van haren invloed op haren Zoon, aan de dienaren het bevel toekomen, dat ze zullen volbrengen Hij U zeggen zal" en ge weet het, Jesus deed zijn eerste wonder toen op de voor bede van Zijne Moeder, en de nood was gelenigd en de feestvreugde nog verhoogd. In de lijn blijvend van onze besprekin gen over het genadeleven en onze plicht tot zelfheiliging moeten we ten slotte zeg gen, dat we om Christus te vormen in ons tot niemand beter onze toevlucht kunnen nemen dan tot de Moeder van Jesus; en vragen we haar ons, haar kinderen, in die allermoeilijkste taak bij te staan. Ja, als kinderen gaan we tot Maria en haar vertrouwen we al onze belangen toe, tot haar spreken we van onze moeilijkhe den en van ons leed, tot haar gaan we in nood en bekoring immers zij overwon den duivel voor haar beeld knielen we neer, nadat we het met pieuse hand hebben versierd met de schoonste bloemen, en al onze wenschen leggen we haar bloot. We laten ons niet ervan afhouden door praatjes of bespotting, maar we gaan er groot op van Maria kinderen te zijn, als kinderen ten opzichte van een moeder te handelen. Maar gaat dan ook met vertrouwen, met de overtuigde gedachte, met de zekere verwachting, dat hetgeen ge aan Maria vraagt, ook zal worden verhoord, als het overeenkomt met onze heiligheid, als het strekt tot onze zaligheid. Haar vragen we, dat ze ons gelijkvor mig make aan Haren Zoon, door Maria laten wo ons tot Jesus brengen; maar doet dan ook wat de dienaren op de brui loft deden: „volbrengt, wat Hij U zeggen zal"; dat is tevens do vurigste wensch van die Moeder, die niets liever zien kan, dan dat haar Zoon wordt geëerd. Wat zal he>t een overzaligste vreugde zijn, als wo eens aan de hand van Maria worden binnengeleid in de hemelzalen tot den troon van Jesus, die ons zal aan nemen, zeker en vast, omdat Zijn Moeder ons heeft binnengebracht. Een goed kind van Maria gaat niet verloren. BRIEVEN VAN EEN STEDELANDER. ®®v°lkingsbureaux bestaan, naar ÏÏtrJk. te -Amsterdam, Den Haag, "tocht en Haarlem. iQoo JD de hoofdstad viert met April zijn vierde lustrum; dat in de dattJvee* i°n£er zijn, terwijl Övp oudste van de drie, zijn De w JJriIeum aI tegemoet gaat. half va? zoo'n bureau Is feite- ^za 1 eenv°udig; accuratesse is er de Laten we 't Amsterdamsche bureau eens tot voorbeeld nemen. Dit werd gesticht op initiatief van den Deken Mgr. M. J. A. Lans z.g., die echter de in werking stelling ervan niet meer mocht beleven. Hij overleed 3 Februari 1908 en 't was zijn opvolger, Mgr. L. E. Jansen z.g., die de laatste hand legde aan zijn plannen, waardoor het bureau April 1908 kon worden geopend. Het doel, dat men zich voor oogen stelde, was op de eerste en voornaamste plaats volledig te kennen die personen en gezin nen, welke op het gemeentelijk bureau van den burgerlijken stand als Katholiek ston den opgeleekend en zich in de toekomst als zoodanig zouden aanmelden. ,Tot dien tijd kende de parochie-gees telijkheid van Amsterdam haar eigen vol len rijkdom niet", zoo schreef pastoor L. Stolk eens in „De Tijd". Zeik bij het meest nauwgezette huisbezoek werden soms onwillekeurig huisgezinnen overge slagen, omdat men geen enkele aanwijzing had omtrent de Roomschheid dier gezin nen. De huren in Amsterdam en zoo gaat hel wel in elke groote stad ken nen dikwijls na jaren elkanders kerkelijke gezindheid nog niet, vooral niet wanneer het personen betreft, die „er niet aan doen". Zoolang de leden van een huisgezin naar de kerk gaan of de kinderen den ca techismus bezoeken, blijven zij op den duur niet onbekend, doch als zij hun ker kelijke plichten verwaarloozen, dan is het dikwerf louter een. toeval wanneer hun godsdienstige gezindheid aan den dag treedt. Met het inwerkingtreden van het R.-K. Bevolkingsbureau werd zulks opeens ge heel anders. De parochiegeestelijkheid ont vangt sedert de opening dezer instelling geregeld een huisregister, dat, in duplo op gemaakt, voortdurend op het R.-K. Be volkingsbureau wordt bijgehouden en waarin alle Roomsche gezinnen en alle ka tholieke personen, die bij anderen inwo nen staan opgeteekend. De hoofden der gezinnen en de inwonende Katholieken worden met namen genoemd, het getal der inwonende kinderen erbij aangege ven. Bij verschil van geloof van man, vrouw en kinderen wordt zulks in een af zonderlijke kolom vermeld. Deze huisregisters, voor de geestelijk heid van groote waarde, worden op het R.-K. Bevolkingsbureau bijgewerkt uit het daar berustend kaartenstelsel, dat gansch Amsterdam omvat en natuurlijk alphabe- tisch is ingericht. Elk Katholiek huis gezin heeft daar zijn eigen kaart, waarop niet alleen straatnaam en huisnummer, maar ook de namen der leden van het go- zin met plaats en datum van geboorte zijn vermeld. Deze gegevens worden tegen vastgesteld tarief van het gemeentelijk bu reau van den Burgerlijken Stand verkre gen, welk bureau eveneens alle opgaven verstrekt insgelijks vorens tarief be treffende verhuizingen, geboorten, overlij den, trouwen enz. Zoo bemerkt, om iets te noemen, de geestelijkhe:d wekelijks vanzelf, in welke gezinnen kinderen werden geboren, die niet ten doop werden gebracht. Ook de namen van degenen, die in ondertrouw zijn opgenomen, en die van de burgerlijk gehuwden worden op deze'fde wijze in de pastorieën bekend, zoodat men kan na gaan of de burgerlijke huwelijken ook ker kelijk zijn ingezegend. Na vergelijking van deze gegevens met de parochieeele doop-, ondertrouw- en trouwboeken wordt het resultaat hiervan vermeld in de naar het R.-K. Bevo'kings- huroau teruggaande huisregisters, waar door men wederzijds een zoo volledig mo gelijk inzicht krijgt omtrent de Katholieke bevolking der TTWlni Vni-r.ov. lingen niet te vergeten Maar het zijn niet aHeen de parochie geestelijken, wier arbeid door dat instituut wordt vergemakkelijkt, ook lal van R.-K. vereenigingen komen bij het R.-K. Bureau haar licht opsteken. Zoo ontvangt de Ver- eeniging tot bescherming van Meisjes zoo dra mogeijk de adressen van alleenstaan de meisjes, die zich te Amsterdam komen vestigen; de vereeniging der H. Margari ta van Gortona de adressen der buiten- echte'ijk geboren: de Vrouwenbond dc adressen van gezinnen, die van elders ko men, waaraan dan inlichtingen kunnen gezonden worden omtrent parochiekerk, scholen enz. En dan zijn daar verder het R.-K. Armenkantoor, de St.-Vincentius- vereeniging, de Vereeniging tot Weldadig heid van den Allerh. Ver'osser, de R.-K Kiesvereeniging niet te vergeten, die alle maal en natuurlijk zijn er nog meer het R.-K Bevo'kingsbureau kennen als vertrouwd adres voor allerlei inlichtin gen. Te Utrecht en Den Haag arbeiden onze bureau op soortgelijke wijze, zoodat het niet moeilijk zal vallen om te weten te ko men, hoe voor de Sleutelstad de zaak het best op touw zal kunnen worden gezet. Zooals ik boven al zeide: accuratesse is bij zoo'n bureau van groote beteekenis; a'i kaarten en registers niet even stelselma tig als nauwkeurig worden bijgehouden i{ het nut der instelling slechts denkbee'dig Hieruit vloeit voort, dat er minstens één dagelijks beschikbaar zijnd ambtenaar aan verbonden moet wezen. Te hooi en te gras of in snipperuren kan dat werk niet verricht worden, want dan stapelt het zich op en moet men soms met. overhaastin;. gaan bijwerken. Bovendien: liet werk mag niet b'ijven liggen; de gegevens moeten van dag tot dag „bij" zijn, wil men er steeds het ware nut van hebben. Zoon' ambtenaar moet natuurlijk gesa larieerd worden, anders kan men dat werk van hem niet vergen. Eerste uitgave. Een tweede waarschijnlijk niet ringo bestaat in de vergoeding voor de gegevens, welke het bureau van den bur gerlijken stand moet verstrekken. Gaat men ten stadhuize één inlichting vragen een adres b.v. van een ingezetene dan kost dat 'n kwartie. Het R.K. bureau zal echter jaarlijks wel een paar duizend inlichtingen behoeven, wat hij abonne ment immers den prijs aanzienlijk zal reduceeren. Er zal wel een verordening voor beslaan of anders door den Raad kunnen gemaakt worden. Bureaukosten zullen zoo groot niet we zen huur, wat papier, pennen enz. terwijl van de inlichtingen aan vereeni gingen wel een vergoeding zal te bedingen zijn. tenzij dat de organisaties zich door een jaar'ijksche bijdrage het recht op in lichtingen verschaffen. Dit zou in een re-j glement moeten worden vastgelegd. Resten nu nog de installatiekosten: kaar- tenkasten, meubilair, de noodige kaarten met gedrukte vakken voor namen enz. en, niet te vergelen, de som, benoodigd om van de gemeente de volledige Stam-inlich- lingen te bekomen. Maar dan is de basis ook gelegd. Onoverkomenlijk zullen de financieele BALLADE EN ROMANCE ROMANCE. Dr. Herman Wirth heeft in zijn hoek ,Die Untergang dos Niederlandischen Volksbodes" trachten aan to toonen, hoe het komt, dat dc oude zin voor plastiek en vooral voor poëzie verloren gaat en dat de opkomende jeugd alleen nog maar in staat schijnt, zinlooze, muzikaal on dichter lijk adsoluut minderwaardige straatmop pen te dreinen en te schreeuwen langs heeren wegen. Voor Oswald Spengler is dit allicht mede eene der voorloekenen van „die Un tergang des Abendlandes". Vervlakking en vergroving van 't volks bewustzijn, de triomf van de tingeltangel en draaiorgelmentaliteit, de apotheose van de Jasz en flauwe buiténiandsche moppen door Hollanders veelal op onzinnige en zelfs liederlijke wijze vertaald ten bate van oen stompzinnig en op veilheid en grofheid azend cabaret en café-chantant- publiek. Het oude aroom van de volkziel gaat verloren. De droom, de verinniging, de rust gaat weg uit het leven der moderne wereld. Het volk verliest het besef van oude geestelijke waarden, van oude cul tuurschatten; het verliest den zin voor overlevering en traditie. Het moderne le ven breekt de honderden fijne draden, die ons geestelijk verhinden met het leven der 'oorgeslachten. Poëzie spreekt niet meer tot do volks ziel, omdat de dichter in zijn ivoren toren volle breede menschelijkheid van het volksleven niet meer verstaat, niet meer vermag te vertolken en te veredelen wat leeft in de groote massa. Van beide zijden een te kort. Van een schuld mag geen sprake zijn, daar de mensch in dit opzicht veelszins een pro duct is van de krachten der samenleving, slachtoffer ook van de veramerikanisee ring des levens. Leeft de moderne wereld of wordt zij geleefd? Wordt zij niet veeleer voortge stuwd door de blinde krachten der tech niek? Is het niet, of heel het moderne leven is ingeschakeld op do motoren van zaken doen en „zaakjes doen", met uit schakeling van hoogere culluuridealen? Is er in de wereld nog veel plaats voor rust en meditatie? Moet niet steeds de blik scherp gericht zijn op het practisch belang? En als men dan ontspanning zoekt, dan wil men niet denken, niet mij meren, hoogstens meegesleept worden door goedkoop© gevoelerigheden en liefst in het razen van de Jasz of de wilde suggestie van het Irilheeld de dagelijksche zorgen vergeten. Hevige sensaties worden een oogenblik gewekt, maar ze zijn even zoo spoedig vergeten als zo kwamen; want achter do sensatie slaat weer de practijk, de jagende jacht naar zaken doen, de onverbiddelijke eisch van den ~V.,Url De lezer houde ons deze tirade ton goede. Wij komen op ons onderwerp terug. De Romantiek heeft door Hoffmann von Fallersleben hernieuwde belangstel ling trachten te wekken voor het oude Dietsche lied. Maar de belangstelling ging toch eigenlijk weinig verder dan tot de kringen van geleerden, dichters en histo id en noodgedwongen tot examen- menschen. De Middeleeuwsche romances, die in Vlaanderen nog lang bij monde linge overlevering zich handhaafden, gingen in Holland dooder dan morsdood. Zoo de lieflijke romance van „twee conincskinderen". Het is eigenaardig, dat zoo'n lied in Noord-Nederland n'et kon blijven leven, te meer omdat het ge geven in allerlei drama's, romans en filmdrama's vAn den modernen tijd werd behandeld. Maar het is waar dat daarin het sen sationeel© een groote rol speelde, terwijl de romance zeer sober is. Het is de bewerking van oen overoude sage, de Grieksche sage van Hero en Leander en men beweert, dat de Grieken haar weer ontleend hebben aan Vóór-In- d'ië, waar een zelfde varhaal werd go- zongen van Hir on Ranjha. Door de Kruistochten kwam het verhaal naar het Westen en de Middel-nederlandsche hl£- werkingen zijn naar alle waarschijnlijk heid naar het Oud-Fransch. Dat deze sago gemeengoed werd aller cultuur is licht verklaarbaar. Het motief van gelieven, die door onoverkomelijke hinderpalen gescheiden werden, ia zóó oud, als de wereld der monschen. En op allerlei wijzen is dat motief reeds uitge werkt: men denke aan do roman van Tristan en Isolde, een Middeleeuwsche roman, door Wagner zoo schitterend be- - werkt tot muziekdrama, aan Romeo en Julia, waaraan hot genie Shakespare do onsterfelijkheid heeft gegeven, aan Paolo en France6ka uit Dante's Divina Comoe- dia, aan Lancelot en Gienevere enz. enz. De Middelnederlandscho bewerkiug, welke ik hier van de romance publiceer, moet zeer oud zijn, wat uiterlijk is op te merken aan het voorkomen van assonee- rend rijm; b.v. lief-diep (alleen de klin kers rijmen). Ziehier de korte inhoud: „Het waren twee conincskinedren Si hadden malcander so lief; Si conden bieen niet comen, Het water was veel te diep.'' Maar liefde is slim en dus weet net meisje raad. Zij steekt 's avonds aan den overkant drie kaarsen op en de jongeling klieft met sterke armen den stroom, om bij haar te komen. Een tijdlang gaat dit goed. Dan komen nijd en afgunst in het spel en een boosaardige oude vrouw blaast op zekeren avond de kaarsen uit. De jongeling zwemt, raakt de goede richting kwijt en verdrinkt. Te vergeefs wacht de koningsdochter op haar minnaar. In den vroegen morgen begeeft zij zich naar haar moeder en vraagt of ze wat mag gaan wandelen langs het meer. Do moeder vindt dit evenwel alleen goed, wanneer haar jongste zustor mee gaat. Het meisje verontschuldigt: och dat kind is zoo speelsch en doet maar niet anders dan heen en weer loopen en bloe men plukken. „Wel nu", zegt de moeder, „neem dan uw jongsten broer tot goleide. Maar het meisje beweert, dat deze de vogels na loopt. Als dc moeder dan 's morgens naar de vroegkerk gaat, begeeft zich het meisje '"NaStr" zWdtRjiü* m.3 Hem verzoekt zij do netten in don stroom te werpen: het zal hem rijkelijk geloond worden. De visschcr werpt zijn net uit en liet lijk van den koningszoon wordt naar bo ven gebracht. Het meisje beloont den visscher met een gouden ring Dan neemt zij den doodo in haar armen en kust zijn mond onder de roerende be tuiging: „Och mondeken, cost ghy spreken Och herteken, waart ghi der ghesont" Zij neemt hem in haar armen en springt er mee te water. Nu hij dood is, kan ook zij niet langer het leven dragen. Dit is de inhoud van een van de aller mooiste en roerendsto Romances welke onze letterkunde kent. Wij zullen ze nog in haar geheel pu- bliceeren. bezwaren wel niet wezen, al zullen de uit gaven nu wellicht meer eischen dan in dertijd werd geraamd; 't was toen 1000 voor installatie en 3000 jaarlijks. Hoe 't zij: het nut is groot en daarom is het te hopen, dat Leiden het goede voor- beeeld van andere steden zal volgen. Liefst gauw. Wat nog mooier zou zijn: een Centraal R.-K. Bevolkingsregister voor het gansche land, wat van groot belang ware beha've voor het kerkelijk leven ook voor het on derwijs, de vakorganisaties enz. Dit is ech ter nog verre toekomstmuziek. Als eerst maar de groote en kleinere steden met lo cale bureaux beginnen, zal do noodige cen tralisatie hiervan vanzelf wel komen. AJO. LEVENSWIJSHEID. Elke genegenheid die ons hart afleidt van God en van dengene wien wij ze zijn verschuldigd is slecht, dwaas en ijdel: slecht wijl ze tot zonde voert; dwaas, om dat zij geen gegronde reden van bestaan heeft; ijdel, daar zij geen geluk noch ware vreugde bezorgt. H. FRANGISCUS VAN SALES. Velen wanen reeds de deugden te bezit ten, als zij zich maar niet aan de tegen overgestelde ondeugden plichtig maken. Bemoei u niet met andere dingen dan met die van uwen staat. Verlang niet te wezen, wat gij niet zijt, maar verlang goed te zijn, wat gij zijt. In ieder gezelschap en iederen omgang moeten oprechtheid, eenvoud zachtmoe digheid en zedigheid de eerste plaats be- kleeden. Wie op dankbaarheid rekent, is geen weldoener, maar koopman. De mensch wil hot dier beheerschen, maar eigen leven beheerschen, dat wil hij niet. Wie een twistvuur aanblaast, moet zich niet verwonderen, als hij brandwon den oploopt. Men overtuigt niet altijd als men aan dringt. De deugd eischt daden; praat heeft weinig te beduiden. Daar is geen menschelijk hart, Waarin do hoop niet leeft, Daar is geen nacht zoo zwart, Die niet zijn sterren heeft. Ongelukkig do ouders, hij wie do kin derliefde slechts ijdelheid en zelfzucht is. Ernstige gedachten vormen oen schat, die vanzelf aanwast on rente op rente geeft. Geef den wolf het schaap niet ter be waking. Een goede naam is een erfenis waard. Er is een tijd van komen, er is een tijd van gaan. De waarheid verzwijgen, dat is goud begraven. De ziel, die door wederwaardigheden geoefend wordt, gelijkt op do rivieren, welke tuascben de rotsen en kcisteenen heenstroomen en wier wateren het zoetst en het helderst zijn. Kunt gij do fouten van uwe evenmensch niet verschoonen, verontschuldig ten min ste zijn bedoeling. Acht in het leven niets, Ook niet het kleinste klein; Want alles kan voor u De kiem van 't grootste zijn. Als iemand kwaad van u spreekt, laat hem stil begaan. Hot eenige, wat go doen moet is zóó te leven, dat niemand hem gelooft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 7