derde blad
,DE LEIDSCHE COURANT"
ZATERDAG 11 JUNI 192;
MARIA, HULPE BIJ ONZE HEILIGHEID
«■ij moeien, volgens het verlangen van
n lus de ledematen van Zijn gcheim-
<rlichaam beminnen, omdat wij
K moeten beminnen.
Tvpn ook reeds hebben we gezegd, dat
Pn zekere rangorde daarin moesten
Verhouden, en dat dus degenen, die ons
j/r beslaan meer dan de anderen
Ken worden bemind.
i - dit zo° is' dan volgl daar 11
'Jt „ok uit, dat wij dat lidmaat, bet-
Ik bli God zelf in het hoogste aanzien
Til ook het meest onzo liefde ïpoeten
I enken Zeer zeker maakt Maria, die
Tesus de menschelijke natuur gaf,
daardoor Hu juist ons aller Hoofd ge-
Wen is, aanspraak op die titel van
«nppsfeliefde door God.
En°als dan Christus Zijne Moeder zoo
hiizonder liefheeft, kunnen we ook bc-
ïriineD dat we aan Christus een groot
L ,ir.en door Zijne Moeder te
«eren en te beminnen.
- 1 dus van te kunnen zeggen, dat
„ij aan Christus te kort zouden doen
d(wr Zijne Moeder te eeren, moeten wij
„.„een, dat we Christus geen genoegen
doen als wo zouden verzuimen Haar te
bemi'nnen In die liefde zijn de Zoon en
de Moeder niet te scheiden.
Wij weten, dat de Protestanten be-
pvaar maken tegen onze Mariavereering,
maar ik hoop, dat ge nu begrijpen zult,
hoe onredelijk en onbijbelsch zij doen,
door die Moeder van Jesus achteraf te
«tellen, en alleen aan den Zoon te willen
denken, en zij zullen daarmede Jesus
geen pleizier doen; dat is wel zeker.
Het zij nog eens gezegd, dat wij Maria
niet aanbidden, dat wil zeggen, dat wij
aan Maria geen goddelijke oer geven,
want Zij is geen godheid, doch een zeer
lioog verheven mensch; maar wij geven
haar wel een hoogere eer dan aan welke
andere heilige in den hemel dan ook, om
dat zij dat verdient als Moeder van
Jesus, den Zoon Gods.
Wij moeten hare voon echten verheer
lijken, en God danken, dat Hij haar zoo
begenadigd heeft.
Hierin gaat do Kerk ons voor, die aan
Maria talrijke feestdagen heeft gewijd.
Ik vind het wel jammer, en waarschijn
lijk meerderen met mij, dat, gedwongen
door de omstandigheden meerdere feest
dagen van Maria niet meer zoo gevierd
worden als vroeger door de verplichting
van Misliooren; doch dit hoeft nog geen
reden te zijn, om daarom maar keclemaal
niet meer aan die Mariadagen te denken,
want er is toch altijd nog wel een groot
deel der geloovigen, die tijd en gelegen
heid hebben die dagen van Maria te vie
ren door het bijwonen der H. Mis en het
ontvangen der H. Communie.
In de godsdienstles heb ik het volgen
de practische middel aan de hand gedaan
om do Mariadagen te onthouden en dan
ook beter te vieren. Ik liet achter op een
hlail8.\)l3.9.tje schrijven, do Marialoacton
van het gansche jaar; men legt dat dan
in het kerkboek en men heeft het van
zelf altijd bij zich.
Misschien doe ik een mijner lezers of
ezeressen wel een genoegen met die
Mariafeesten hier op te noemen; er zijn
er meer dan ge misschien wel denkt, al
zijn ze nu allemaal niet even hoog.
Hier volgen ze:
23 Januari: Maria's Verloving;
2 Februari: Maria Lichtmis;
11 Februari: Maria's Verschijning te.
Lourdes;
25 Maart: Maria Boodschap;
2 Juli: Maria Visitatie (Bezoek bij
Elisabeth)
16 Juli: Feest van den Berg Garmel;
5 Augustus: Maria ter Sneeuw;
15 Augustus: Maria's Hemelvaart (te
vieren als Zondag);
8 September: Maria's Geboorte;
12 September: Maria's Naamfeest;
15 September: Maria's Zeven Smarten-
24 September: Maria Vrijkoop van
Slaven;
7 October: Rozenkransfeest
21 November: Maria Praesentatie;
8 December: Maria Onbevlekt Ontvan
gen.
De Kerk gaat ons voor, hebben we ge
schreven en doet dat ook in haar ge
beden en antifonen ter eere van de Maagd
en Haar Kind, en het is steeds weer do
i uitverkiezing tot Moeder van den
sser, waarom de Kerk haar prijst,
en het is de titel van Moeder Gods, waar
om zij haar vertrouwen op Haar stelt in
de gebeden. Dagelijks bidt de Kerk het
ontelbare malen wordt de
en de Litanie ter harer eer
r °I gezongen; dagelijks luiden de
kerkklokken het „Engel des Heeren'', en
zal wel geen katholiek zijn, die niet
gelijks meermalen het Wees gegroet
•s de Kerk zoo voorgaat, moeten wij,
'^kinderen, volgen, door ons ter eere
van Maria dagelijks een of andere be
paalde oefening op te leggen, en die nim-
^or te verzuimen. Zou het zulk een on
mogelijkheid zijn voor zeer velen, om
auÜn g ^et Rozenhoedje tp bidden, of
itnans ©eft gedeelte daarvan. Zou men
6 hulde niet telkens kunnen brengen
aan zijn Hemelsche Moeder? Het is
s een kwestie van willen, dunkt mij.
Is het -
met voor een ieder een genoegen
-----
Moeder te verheerlijken, en is het
niet een ontaarding, als men voor zijne
moeder niets bijzonders over heeft? Er
komt nog iets bij, hetgeen ons nog meer
zal kunnen aansporen Maria toch dage
lijks te eeren en tot haar te bidden; en
dat is, die godsvrucht tot Haar zal zoo
vruchtbaar zijn voor onze zielen.
Immers Maria is zoo onafscheidbaar
verhonden met Jesus, als onzen Verlos
ser; zij is door God opgenomen in het
plan, dat Hij van eeuwigheid maakte om
den mensch te verlossen. Christus werd
onze eenige Middelaar, maar en ver
geet dat niet Hij werd dat, volgens de
goddelijke ordening, door Maria.
Op de tweede plaats, en dit volgt on
middellijk uit het eerste, is de invloed
van Maria op God zoo groot, dat we ge
rust kunnen zeggen, dat geen enkel schep
sel zooveel van God vermag als juist Zij,
die door Hemzelf op zulk een hooge
plaats werd gesteld. Zij staat toch het
dichtste bij het vuur der genaden, welke
door Christus, haar Zoon, ons zijn ver
diend; ja, zij heeft die bron van genade,
Christus, in haar schoot gedragen en aan
de wereld geschonken. Terecht wordt
Maria dan ook genoemd de Mater divinae
gratiae, de Moeder der goddelijke genade,
en daarom past de kerk op Haar toe het
woord der spreuken: „Wie mij gevonden
heeft, zal leven vinden, en heil verwer
ven van den Heer".
Nog een derde reden is er, dat de ver
eering van Maria ens vruchtbaar zal zijn
en wel deze Maria is in alle opzichten
deelgenoote geweest van de levensgehei
men van Christus, en niet alleen uiterlijk,
door ze mee te maken, zooals ook de tijd-
genooten van Christus, maar ook inner
lijk, door er zich geheel in te leven en er
geheel mee vereenigd te zijn, en aan alles
mee te werken, zoodat ze terecht genoemd
wordt onze Medeverlosser. Augustinus
zegt: „Moeder van ons Hoofd doordat zij
Hem in haren schoot heeft voortgebracht,
is zij met hare ziel 'haar wil, haar hart,
moeder van al de leden van dit goddelijk
Hoofd".
Daarom dan ook is zij gekroond met
glorie en met macht in den hemel, en
staat zij als Koningin aan de zijde vau
God, hetgeen de godsvrucht der Christe
nen heeft aangeduid door van Maria te
spreken, als van do Smeekende Almacht.
Zoo bidden we met vertrouwen in de
hymne Ave Maris Stella: Toon dat gij
moeder zijt; moge Hij, die voor ons gebo
ren is maar de menschelijke natuur aau-
nam Uwen schoot door U onze gebo
den verhooren.
Monstra te esse matrem
Sumat per te pree es
Qui pro nobis nat us
Tulit esse tuus.
Wat Maria vermag op het hart van
haren Zoon, wordt ons duidelijk bewe
zen door de bekende geschiedenis van de
bruiloft van Cana. De jonggehuwden ge-
omdat op een gegeven oogenblik bleek,
dat er geen wijn genoeg was. Zonder aar
zelen wendt Maria, die een familielid
was van het bruidspaar zich tot haren
Zoon met het enkele woord: „Zij hebben
geen wijn meer". En ofschoon de Meester
een ontwijkend antwoord schijnt te geven,
doet toch Maria, zeker van haren invloed
op haren Zoon, aan de dienaren het bevel
toekomen, dat ze zullen volbrengen
Hij U zeggen zal" en ge weet het, Jesus
deed zijn eerste wonder toen op de voor
bede van Zijne Moeder, en de nood was
gelenigd en de feestvreugde nog verhoogd.
In de lijn blijvend van onze besprekin
gen over het genadeleven en onze plicht
tot zelfheiliging moeten we ten slotte zeg
gen, dat we om Christus te vormen in ons
tot niemand beter onze toevlucht kunnen
nemen dan tot de Moeder van Jesus; en
vragen we haar ons, haar kinderen, in die
allermoeilijkste taak bij te staan.
Ja, als kinderen gaan we tot Maria en
haar vertrouwen we al onze belangen toe,
tot haar spreken we van onze moeilijkhe
den en van ons leed, tot haar gaan we in
nood en bekoring immers zij overwon
den duivel voor haar beeld knielen we
neer, nadat we het met pieuse hand hebben
versierd met de schoonste bloemen, en al
onze wenschen leggen we haar bloot.
We laten ons niet ervan afhouden door
praatjes of bespotting, maar we gaan er
groot op van Maria kinderen te zijn,
als kinderen ten opzichte van een moeder
te handelen.
Maar gaat dan ook met vertrouwen,
met de overtuigde gedachte, met de zekere
verwachting, dat hetgeen ge aan Maria
vraagt, ook zal worden verhoord, als het
overeenkomt met onze heiligheid, als het
strekt tot onze zaligheid.
Haar vragen we, dat ze ons gelijkvor
mig make aan Haren Zoon, door Maria
laten wo ons tot Jesus brengen; maar
doet dan ook wat de dienaren op de brui
loft deden: „volbrengt, wat Hij U zeggen
zal"; dat is tevens do vurigste wensch
van die Moeder, die niets liever zien kan,
dan dat haar Zoon wordt geëerd.
Wat zal he>t een overzaligste vreugde
zijn, als wo eens aan de hand van Maria
worden binnengeleid in de hemelzalen
tot den troon van Jesus, die ons zal aan
nemen, zeker en vast, omdat Zijn Moeder
ons heeft binnengebracht.
Een goed kind van Maria gaat niet
verloren.
BRIEVEN VAN EEN
STEDELANDER.
®®v°lkingsbureaux bestaan, naar
ÏÏtrJk. te -Amsterdam, Den Haag,
"tocht en Haarlem.
iQoo JD de hoofdstad viert met April
zijn vierde lustrum; dat in de
dattJvee* i°n£er zijn, terwijl
Övp oudste van de drie, zijn
De w JJriIeum aI tegemoet gaat.
half va? zoo'n bureau Is feite-
^za 1 eenv°udig; accuratesse is er de
Laten we 't Amsterdamsche bureau eens
tot voorbeeld nemen.
Dit werd gesticht op initiatief van den
Deken Mgr. M. J. A. Lans z.g., die echter
de in werking stelling ervan niet meer
mocht beleven. Hij overleed 3 Februari
1908 en 't was zijn opvolger, Mgr. L. E.
Jansen z.g., die de laatste hand legde aan
zijn plannen, waardoor het bureau
April 1908 kon worden geopend.
Het doel, dat men zich voor oogen stelde,
was op de eerste en voornaamste plaats
volledig te kennen die personen en gezin
nen, welke op het gemeentelijk bureau van
den burgerlijken stand als Katholiek ston
den opgeleekend en zich in de toekomst als
zoodanig zouden aanmelden.
,Tot dien tijd kende de parochie-gees
telijkheid van Amsterdam haar eigen vol
len rijkdom niet", zoo schreef pastoor L.
Stolk eens in „De Tijd". Zeik bij het
meest nauwgezette huisbezoek werden
soms onwillekeurig huisgezinnen overge
slagen, omdat men geen enkele aanwijzing
had omtrent de Roomschheid dier gezin
nen. De huren in Amsterdam en zoo
gaat hel wel in elke groote stad ken
nen dikwijls na jaren elkanders kerkelijke
gezindheid nog niet, vooral niet wanneer
het personen betreft, die „er niet aan
doen". Zoolang de leden van een huisgezin
naar de kerk gaan of de kinderen den ca
techismus bezoeken, blijven zij op den
duur niet onbekend, doch als zij hun ker
kelijke plichten verwaarloozen, dan is het
dikwerf louter een. toeval wanneer hun
godsdienstige gezindheid aan den dag
treedt.
Met het inwerkingtreden van het R.-K.
Bevolkingsbureau werd zulks opeens ge
heel anders. De parochiegeestelijkheid ont
vangt sedert de opening dezer instelling
geregeld een huisregister, dat, in duplo op
gemaakt, voortdurend op het R.-K. Be
volkingsbureau wordt bijgehouden en
waarin alle Roomsche gezinnen en alle ka
tholieke personen, die bij anderen inwo
nen staan opgeteekend. De hoofden der
gezinnen en de inwonende Katholieken
worden met namen genoemd, het getal
der inwonende kinderen erbij aangege
ven. Bij verschil van geloof van man,
vrouw en kinderen wordt zulks in een af
zonderlijke kolom vermeld.
Deze huisregisters, voor de geestelijk
heid van groote waarde, worden op het
R.-K. Bevolkingsbureau bijgewerkt uit het
daar berustend kaartenstelsel, dat gansch
Amsterdam omvat en natuurlijk alphabe-
tisch is ingericht. Elk Katholiek huis
gezin heeft daar zijn eigen kaart, waarop
niet alleen straatnaam en huisnummer,
maar ook de namen der leden van het go-
zin met plaats en datum van geboorte zijn
vermeld. Deze gegevens worden tegen
vastgesteld tarief van het gemeentelijk bu
reau van den Burgerlijken Stand verkre
gen, welk bureau eveneens alle opgaven
verstrekt insgelijks vorens tarief be
treffende verhuizingen, geboorten, overlij
den, trouwen enz.
Zoo bemerkt, om iets te noemen, de
geestelijkhe:d wekelijks vanzelf, in welke
gezinnen kinderen werden geboren, die
niet ten doop werden gebracht. Ook de
namen van degenen, die in ondertrouw
zijn opgenomen, en die van de burgerlijk
gehuwden worden op deze'fde wijze in de
pastorieën bekend, zoodat men kan na
gaan of de burgerlijke huwelijken ook ker
kelijk zijn ingezegend.
Na vergelijking van deze gegevens met
de parochieeele doop-, ondertrouw- en
trouwboeken wordt het resultaat hiervan
vermeld in de naar het R.-K. Bevo'kings-
huroau teruggaande huisregisters, waar
door men wederzijds een zoo volledig mo
gelijk inzicht krijgt omtrent de Katholieke
bevolking der TTWlni Vni-r.ov.
lingen niet te vergeten
Maar het zijn niet aHeen de parochie
geestelijken, wier arbeid door dat instituut
wordt vergemakkelijkt, ook lal van R.-K.
vereenigingen komen bij het R.-K. Bureau
haar licht opsteken. Zoo ontvangt de Ver-
eeniging tot bescherming van Meisjes zoo
dra mogeijk de adressen van alleenstaan
de meisjes, die zich te Amsterdam komen
vestigen; de vereeniging der H. Margari
ta van Gortona de adressen der buiten-
echte'ijk geboren: de Vrouwenbond dc
adressen van gezinnen, die van elders ko
men, waaraan dan inlichtingen kunnen
gezonden worden omtrent parochiekerk,
scholen enz. En dan zijn daar verder het
R.-K. Armenkantoor, de St.-Vincentius-
vereeniging, de Vereeniging tot Weldadig
heid van den Allerh. Ver'osser, de R.-K
Kiesvereeniging niet te vergeten, die alle
maal en natuurlijk zijn er nog meer
het R.-K Bevo'kingsbureau kennen als
vertrouwd adres voor allerlei inlichtin
gen.
Te Utrecht en Den Haag arbeiden onze
bureau op soortgelijke wijze, zoodat het
niet moeilijk zal vallen om te weten te ko
men, hoe voor de Sleutelstad de zaak het
best op touw zal kunnen worden gezet.
Zooals ik boven al zeide: accuratesse is
bij zoo'n bureau van groote beteekenis; a'i
kaarten en registers niet even stelselma
tig als nauwkeurig worden bijgehouden i{
het nut der instelling slechts denkbee'dig
Hieruit vloeit voort, dat er minstens één
dagelijks beschikbaar zijnd ambtenaar
aan verbonden moet wezen. Te hooi en te
gras of in snipperuren kan dat werk niet
verricht worden, want dan stapelt het zich
op en moet men soms met. overhaastin;.
gaan bijwerken. Bovendien: liet werk mag
niet b'ijven liggen; de gegevens moeten
van dag tot dag „bij" zijn, wil men er
steeds het ware nut van hebben.
Zoon' ambtenaar moet natuurlijk gesa
larieerd worden, anders kan men dat werk
van hem niet vergen. Eerste uitgave.
Een tweede waarschijnlijk niet
ringo bestaat in de vergoeding voor de
gegevens, welke het bureau van den bur
gerlijken stand moet verstrekken. Gaat
men ten stadhuize één inlichting vragen
een adres b.v. van een ingezetene
dan kost dat 'n kwartie. Het R.K. bureau
zal echter jaarlijks wel een paar duizend
inlichtingen behoeven, wat hij abonne
ment immers den prijs aanzienlijk zal
reduceeren. Er zal wel een verordening
voor beslaan of anders door den Raad
kunnen gemaakt worden.
Bureaukosten zullen zoo groot niet we
zen huur, wat papier, pennen enz.
terwijl van de inlichtingen aan vereeni
gingen wel een vergoeding zal te bedingen
zijn. tenzij dat de organisaties zich door
een jaar'ijksche bijdrage het recht op in
lichtingen verschaffen. Dit zou in een re-j
glement moeten worden vastgelegd.
Resten nu nog de installatiekosten: kaar-
tenkasten, meubilair, de noodige kaarten
met gedrukte vakken voor namen enz. en,
niet te vergelen, de som, benoodigd om
van de gemeente de volledige Stam-inlich-
lingen te bekomen. Maar dan is de basis
ook gelegd.
Onoverkomenlijk zullen de financieele
BALLADE EN ROMANCE
ROMANCE.
Dr. Herman Wirth heeft in zijn hoek
,Die Untergang dos Niederlandischen
Volksbodes" trachten aan to toonen, hoe
het komt, dat dc oude zin voor plastiek
en vooral voor poëzie verloren gaat en dat
de opkomende jeugd alleen nog maar in
staat schijnt, zinlooze, muzikaal on dichter
lijk adsoluut minderwaardige straatmop
pen te dreinen en te schreeuwen langs
heeren wegen.
Voor Oswald Spengler is dit allicht
mede eene der voorloekenen van „die Un
tergang des Abendlandes".
Vervlakking en vergroving van 't volks
bewustzijn, de triomf van de tingeltangel
en draaiorgelmentaliteit, de apotheose van
de Jasz en flauwe buiténiandsche moppen
door Hollanders veelal op onzinnige en
zelfs liederlijke wijze vertaald ten bate
van oen stompzinnig en op veilheid en
grofheid azend cabaret en café-chantant-
publiek.
Het oude aroom van de volkziel gaat
verloren. De droom, de verinniging, de
rust gaat weg uit het leven der moderne
wereld. Het volk verliest het besef van
oude geestelijke waarden, van oude cul
tuurschatten; het verliest den zin voor
overlevering en traditie. Het moderne le
ven breekt de honderden fijne draden, die
ons geestelijk verhinden met het leven der
'oorgeslachten.
Poëzie spreekt niet meer tot do volks
ziel, omdat de dichter in zijn ivoren toren
volle breede menschelijkheid van het
volksleven niet meer verstaat, niet meer
vermag te vertolken en te veredelen wat
leeft in de groote massa.
Van beide zijden een te kort. Van een
schuld mag geen sprake zijn, daar de
mensch in dit opzicht veelszins een pro
duct is van de krachten der samenleving,
slachtoffer ook van de veramerikanisee
ring des levens.
Leeft de moderne wereld of wordt zij
geleefd? Wordt zij niet veeleer voortge
stuwd door de blinde krachten der tech
niek? Is het niet, of heel het moderne
leven is ingeschakeld op do motoren van
zaken doen en „zaakjes doen", met uit
schakeling van hoogere culluuridealen?
Is er in de wereld nog veel plaats voor
rust en meditatie? Moet niet steeds de
blik scherp gericht zijn op het practisch
belang? En als men dan ontspanning
zoekt, dan wil men niet denken, niet mij
meren, hoogstens meegesleept worden
door goedkoop© gevoelerigheden en liefst
in het razen van de Jasz of de wilde
suggestie van het Irilheeld de dagelijksche
zorgen vergeten. Hevige sensaties worden
een oogenblik gewekt, maar ze zijn even
zoo spoedig vergeten als zo kwamen;
want achter do sensatie slaat weer de
practijk, de jagende jacht naar zaken
doen, de onverbiddelijke eisch van den
~V.,Url
De lezer houde ons deze tirade ton
goede.
Wij komen op ons onderwerp terug.
De Romantiek heeft door Hoffmann
von Fallersleben hernieuwde belangstel
ling trachten te wekken voor het oude
Dietsche lied. Maar de belangstelling ging
toch eigenlijk weinig verder dan tot de
kringen van geleerden, dichters en histo
id en noodgedwongen tot examen-
menschen. De Middeleeuwsche romances,
die in Vlaanderen nog lang bij monde
linge overlevering zich handhaafden,
gingen in Holland dooder dan morsdood.
Zoo de lieflijke romance van „twee
conincskinderen". Het is eigenaardig,
dat zoo'n lied in Noord-Nederland n'et
kon blijven leven, te meer omdat het ge
geven in allerlei drama's, romans en
filmdrama's vAn den modernen tijd werd
behandeld.
Maar het is waar dat daarin het sen
sationeel© een groote rol speelde, terwijl
de romance zeer sober is.
Het is de bewerking van oen overoude
sage, de Grieksche sage van Hero en
Leander en men beweert, dat de Grieken
haar weer ontleend hebben aan Vóór-In-
d'ië, waar een zelfde varhaal werd go-
zongen van Hir on Ranjha. Door de
Kruistochten kwam het verhaal naar het
Westen en de Middel-nederlandsche hl£-
werkingen zijn naar alle waarschijnlijk
heid naar het Oud-Fransch.
Dat deze sago gemeengoed werd aller
cultuur is licht verklaarbaar. Het motief
van gelieven, die door onoverkomelijke
hinderpalen gescheiden werden, ia zóó
oud, als de wereld der monschen. En op
allerlei wijzen is dat motief reeds uitge
werkt: men denke aan do roman van
Tristan en Isolde, een Middeleeuwsche
roman, door Wagner zoo schitterend be- -
werkt tot muziekdrama, aan Romeo en
Julia, waaraan hot genie Shakespare do
onsterfelijkheid heeft gegeven, aan Paolo
en France6ka uit Dante's Divina Comoe-
dia, aan Lancelot en Gienevere enz. enz.
De Middelnederlandscho bewerkiug,
welke ik hier van de romance publiceer,
moet zeer oud zijn, wat uiterlijk is op te
merken aan het voorkomen van assonee-
rend rijm; b.v. lief-diep (alleen de klin
kers rijmen).
Ziehier de korte inhoud:
„Het waren twee conincskinedren
Si hadden malcander so lief;
Si conden bieen niet comen,
Het water was veel te diep.''
Maar liefde is slim en dus weet net
meisje raad. Zij steekt 's avonds aan den
overkant drie kaarsen op en de jongeling
klieft met sterke armen den stroom, om
bij haar te komen. Een tijdlang gaat dit
goed. Dan komen nijd en afgunst in het
spel en een boosaardige oude vrouw
blaast op zekeren avond de kaarsen uit.
De jongeling zwemt, raakt de goede
richting kwijt en verdrinkt.
Te vergeefs wacht de koningsdochter
op haar minnaar. In den vroegen morgen
begeeft zij zich naar haar moeder en
vraagt of ze wat mag gaan wandelen
langs het meer.
Do moeder vindt dit evenwel alleen
goed, wanneer haar jongste zustor mee
gaat. Het meisje verontschuldigt: och dat
kind is zoo speelsch en doet maar niet
anders dan heen en weer loopen en bloe
men plukken.
„Wel nu", zegt de moeder, „neem dan
uw jongsten broer tot goleide. Maar het
meisje beweert, dat deze de vogels na
loopt.
Als dc moeder dan 's morgens naar de
vroegkerk gaat, begeeft zich het meisje
'"NaStr" zWdtRjiü* m.3
Hem verzoekt zij do netten in don stroom
te werpen: het zal hem rijkelijk geloond
worden.
De visschcr werpt zijn net uit en liet
lijk van den koningszoon wordt naar bo
ven gebracht. Het meisje beloont den
visscher met een gouden ring
Dan neemt zij den doodo in haar armen
en kust zijn mond onder de roerende be
tuiging:
„Och mondeken, cost ghy spreken
Och herteken, waart ghi der ghesont"
Zij neemt hem in haar armen en
springt er mee te water. Nu hij dood is,
kan ook zij niet langer het leven dragen.
Dit is de inhoud van een van de aller
mooiste en roerendsto Romances welke
onze letterkunde kent.
Wij zullen ze nog in haar geheel pu-
bliceeren.
bezwaren wel niet wezen, al zullen de uit
gaven nu wellicht meer eischen dan in
dertijd werd geraamd; 't was toen 1000
voor installatie en 3000 jaarlijks.
Hoe 't zij: het nut is groot en daarom
is het te hopen, dat Leiden het goede voor-
beeeld van andere steden zal volgen.
Liefst gauw.
Wat nog mooier zou zijn: een Centraal
R.-K. Bevolkingsregister voor het gansche
land, wat van groot belang ware beha've
voor het kerkelijk leven ook voor het on
derwijs, de vakorganisaties enz. Dit is ech
ter nog verre toekomstmuziek. Als eerst
maar de groote en kleinere steden met lo
cale bureaux beginnen, zal do noodige cen
tralisatie hiervan vanzelf wel komen.
AJO.
LEVENSWIJSHEID.
Elke genegenheid die ons hart afleidt
van God en van dengene wien wij ze zijn
verschuldigd is slecht, dwaas en ijdel:
slecht wijl ze tot zonde voert; dwaas, om
dat zij geen gegronde reden van bestaan
heeft; ijdel, daar zij geen geluk noch ware
vreugde bezorgt.
H. FRANGISCUS VAN SALES.
Velen wanen reeds de deugden te bezit
ten, als zij zich maar niet aan de tegen
overgestelde ondeugden plichtig maken.
Bemoei u niet met andere dingen dan
met die van uwen staat.
Verlang niet te wezen, wat gij niet zijt,
maar verlang goed te zijn, wat gij zijt.
In ieder gezelschap en iederen omgang
moeten oprechtheid, eenvoud zachtmoe
digheid en zedigheid de eerste plaats be-
kleeden.
Wie op dankbaarheid rekent, is geen
weldoener, maar koopman.
De mensch wil hot dier beheerschen,
maar eigen leven beheerschen, dat wil
hij niet.
Wie een twistvuur aanblaast, moet
zich niet verwonderen, als hij brandwon
den oploopt.
Men overtuigt niet altijd als men aan
dringt.
De deugd eischt daden; praat heeft
weinig te beduiden.
Daar is geen menschelijk hart,
Waarin do hoop niet leeft,
Daar is geen nacht zoo zwart,
Die niet zijn sterren heeft.
Ongelukkig do ouders, hij wie do kin
derliefde slechts ijdelheid en zelfzucht is.
Ernstige gedachten vormen oen schat,
die vanzelf aanwast on rente op rente
geeft.
Geef den wolf het schaap niet ter be
waking.
Een goede naam is een erfenis waard.
Er is een tijd van komen, er is een tijd
van gaan.
De waarheid verzwijgen, dat is goud
begraven.
De ziel, die door wederwaardigheden
geoefend wordt, gelijkt op do rivieren,
welke tuascben de rotsen en kcisteenen
heenstroomen en wier wateren het zoetst
en het helderst zijn.
Kunt gij do fouten van uwe evenmensch
niet verschoonen, verontschuldig ten min
ste zijn bedoeling.
Acht in het leven niets,
Ook niet het kleinste klein;
Want alles kan voor u
De kiem van 't grootste zijn.
Als iemand kwaad van u spreekt, laat
hem stil begaan. Hot eenige, wat go doen
moet is zóó te leven, dat niemand hem
gelooft.