ANECDOTEN. Revolutiebouw. Van der Boon geloofdo sterk in droo- ttien en hij had al driemaal gedroomd 'da i in den muur van de huiskamer een schat verborgen moest zijn, in een ge heime kast Bij de derde maal beaamde zijn vrouw Öat zo er naar moesten zoeken. Hij hakte een gat in den muur en tot bun groole vreugde vonden ze een hou ten schot, ze zaagden liet open en een groote hoeveelheid zilveren lepels en vor ken schitterden voor hun verbaasde oogen. Maar juist toen zo alles naar zich toe wilden halen stormde iemand de trap op en met een smak werd do deur openge gooid. Hijgend van boosheid stond hun buur man voor hen. „Wat voor den d schreeuwde die, durven jullie in mijn buf fet in te breken Zóó lang bleef hij niet op! Wat een prachtige zonsopgang van morgen! sprak de dichterlijke man. Ik wou dat je het gezien had. Dank je wel, zeide de ander. Ik lig altijd vóór zonsopgang in mijn bed. Het antwoord. Bedelaar: „Mijnheer, och 'n aalmoes, als 't u blieft." Heer: „Maar kerel, ik zou me scha men om te bedelen, je bent nog zoo jong. Kun je niet werken? Bedelaar: „Helaas mijnheer, ik ben op Zaterdagavond geboren, toen was 't werk afgeloopen. Op een vergadering. Voorzitter: „Dasme en Hoeren: hierbij kan ik u mededeelen dat onzo penning meester. Vergadering (enthousiast): „Hoera!" Voorzitter:„er met de kas van door is." Vergadering (woedend): „en dat met ons geld" Voorzitter: „Enfin, ze hebben hem.... Vergadering: t(enlhousiast): „Hoeral" Voorzitter:.... „nog niet te pakken." Vergadering (heftig): „Zoo'n schurk, gauwdief; we zullen hem...." Voorzitter: „Maar dat is niks; we heb ben nog 'n ton Vergadering (heel enthousiast): hoera hoera. Voorzitterschuld. (Vergadering (gemopper). In de politiek Op een politieke vergadering in een van VOOR ONZE KINDEREN. COF.. -NOEN i'IE. Petronclla van Deuren, A1- plien a. d Rijn. Beide versjes Pe- ironolla laat ik plaatsen. Ik vind ze heel mooi, maar ik geloof niet, dat „De roos en de distel" eigen werk is. Als je de raad- «c's instuurt, moet je me even zeggen, of dit zelf gemaakt is. Dag Nichtje! Tot ziens do volgende week. Padvindstertje, Voorschoten Donk niet, dat ik je vergeten heb, lief Nichtje! Jouw sprookje komt de volgende week aan de beurt Kijk maar eens! De raadsels zijn niet moeilijk. Dag Padvind stertje! Veel groetjes thuis! Hendrik Mulder Kooi. Jij verwacht nog altijd een briefje van me, geloof- ik. Ik zal eens goed toekijken of ik jullie ook op den wedstrijd ontmoet. Ben je al aan een ver haaltje bezig? Dag Hendrik! Wederkeerig de groeten aan je ouders broertjes en zus jes! vooral aan Jan, ook zijn opstel was goed Pietje Klein, Roelofarends- "oen Heb jij dat klein, leuk verhaal tje zelf verzonnen? „Wat Hem het dier baarst was", geef ik later een plaatsje, vriendje! Tot de volgende week! Ik zie je toch? S t i n a Mens, Leiden Wat een leuk dineetje is dat? Binnen veertien da- prn laat ik Tn de keuken" plaatsen, dan kunnen ze allen smullen van die fijne r>an- r.e' oekon. die vader zoo lekker vond. Groet ook Anna van mo. ook haar opstel was lane niet slecht Dag kinderen! Tot ziens op den wedstrijd en veel groetjes thuis! Mary v. d Hulst. O u d - A d e. Ik heb nog geen woordje gezegd over jouw opstel .LTsvermaak" was goed uitgewerkt On school zal men wel over jou tevreden zijn Nu bon je zeker allang nan iets an ders bezig, is 't wel Dag Marijke! Marie t j e en Anna Juffer mans, S f o m p w ij k. Jullie beide op- stolletios zijn heel aardig, maar een beetje te kort Voor dozen wedstrijd moeten jullie eons probeoron, wat langere episteltjes te schrijven, Dag kindoren! A 1 i d a N ij s s o n, Leiden. Ja, 'Alida, mag je een verhaaltje insturen, al zijn ook geen raadsels oegeven Dat vind ik heel aardig zelfs ,.Een moppig geval" laat ik ook nlaatson, maar nog even ge duld Dag Alida. Tot de volgende week Kinderen K i e f t, Leiden. Ik reken weer op jullie allemaal. Schrijft eens netjes en maakt eens alles met zorg klaar Do opstelletjes en verhaaltjes laat ik dan ook plaatsen, fiag kindertjes! Veel groetjes thuis. Do volgende week ga ik door mot het be antwoorden der brieven en vragen. Oom W i m. ONZE RAADSELWEDSTRIJD. Lieve Neefjes en Nichtjes. Zoo is dan eindelijk weer de tijd geko men, dat de Directie van ons blad, mij in staat stelde, om een raadselwedstrijd te hou den: een wedstrijd des te interessanter, omdat er zulke mooio prijzen in uitzicht gesteld worden. Ik kan me dan voorstellen, dat honder den van onze kleine lezers en lezeresjes al lang hebben uitgekeken naar de krant en met ongeduld „Ons Hoekje" van vanavond tuilen inzien on.... met koortsachtigen ijver dadelijk aan liet werk zullen gaan en de raadsels trachten te vinden. Ik jullie daar al zitten. De linkerhand onder 't hoofd; do pen krampachtig in het molligo knuisje; het oog stijf op het papier gericht, waarop in duidelijke letters het raadsel slaat; eindelijk met een triomfan telijken blik op moeder of die in de buurt is hoor ik een uitroep „ik heb hem", en nugauw verder en zoo door, tot alle vijf de raadsels zijn „op klad" opge steld. Dan.... een mooi stuk papier aan moeder gevraagd enmet zorg en aan dacht, in het net geschreven, want zoo wordt het werk verwacht en zoo tracht ieder van u het te doen ook. Precies lieve kinderen, zóó wordt het werk verwacht. Ik zal het nog eens zeggen en voor den zooveelstcn keer herhalen hoe ik het wil en hoe ik het verwacht en dit zeg ik vooral voor de nieuwelingen, die het nog niet we ten kunnen. Zorg voor: I. net en ordelijk schrift. II. voor een keurig vel papier met dito enveloppe. III voor voldoende frankeering der brieven. IV. voor op tijd zijn. V. onderteekenen met naam en voor naam. straat en nummer en plaats van herkomst. Den vorigen keer heb ik twaalf inzen dingen verscheurd, omdat in het werk geknoeid was en er volstrekt geen zorg aan besteed was; verder drie brieven geweigerd, omdat ze te laag gefrankeerd waren en twee Neefjes tot den wedstrijd geweigerd, omdat ze én papier én enveloppe gebruikt hadden, dat zoo beduimeld en met inkt be vlekt was, dat ik er vies van was. Willen zullie daar eens aan denken? Mooi schrijven kan niet ieder, maar orde lijk en netjes wel.a En nu zal ik jullie de raadsels gauw op geven en jullie geduld niet langer op de proef stellen.. A. Voor de kleinen, van 6 tot en met 11 jaar Baadsel I: Een kleedingstuk ben ik met j En ook een deel van 't huis met d Ik wordt gedragen met een p En van den boom gescheurd met t Voor beestenvoer dien ik met b Wordt jong gekozen met een v 'k Ben moest van linnen met een z Raad nu maar op, 'k gun u do pret. Raadsel II: Wat leest ge hieruit: vad eren moed erz ijnlie vem en schen Raadsel III: Vul in: Ik ga naar do kerk, om Ik ga naar de school, om Ik ga naar bed. om Ik ga naar 't ijs, om Ik ga op straat, om Ik ga aan tafel, om Raadsel IV: Wie van U, is knap? Reken dan eens uil: de helft de helft van de helft van 48? Raadsel V: Wat moet ik hier zetten? Ik heb iets vereeten. De sist, en zich in vele bochten. De balkt, en zijn lange ooren. De roept, en weg in het üienc bosch. De knerst, en door het harde hout. De sjilpt, en een lekker zaadje. B Voor de groeten van 1115 jaar en ouder Raadsel I: Ik hen scherp, doch neemt ge mijn eer ste letter weg, dan word ik gebruikt om te snoeren, hoewel een schooljongen mij toch vaak draagt. Verplaatst men mijn letters, j dan word ik een diertje, ons dikwijls ter navolging aanbevolen. Raadsel II: 31 zijt ge zelf, 234 vindt gij in ieders aangezicht; 134 wordt gegeten; 432 maakt de apotheker, en 132 is koud. Vul 1234 eens in. Raadsel III: Wat leest ge uit onderstaand potjes Latijn? A ande vru ch tenk ent mond enb Ocm Raadsel IV: Voeg onderstaande lettergrepen zóó samen, dat ze een hekend spreekwoord wormen leer mees vin ding on de der is de te bes to res Raadsel V: 25 'Plaats in de bovenstaande negen vier kantjes de getallen 510152025 30354045 zoo, dat do som van links naar rechts, van boven naar beneden en ook langs de diagonalen 75 bedraagt. C. Voor allen. Een vers, een verhaal, een opstel, een sprookje naar vrije keuze. Onder de twin tig besten worden twee mooie hoeken ver loot. Zieldaar lieve kinderen de raadsels. Zijn ze te moeilijk? Ik geloof het niet. Het spreekt van zelf, dat de opgaven voor de Grooten moeilijker zijn dan voor de Klei nen. maar in verhand mot leeftijd en ver standelijke ontwikkeling zal het verschil zoo erg groot niet zijn. Aan 't werk nu! Nu een woord over Afd. C. Ik laat ieder een vrij een keuze te doen. En daar heb ik een goede reden voor Geef ik onderwerpen, die op M e i betrekking hebben, dan past net ook deze stukken in Mei te plaatsen en kan het geleuren, dat er zooveel zijn, die precies of bijna precies hetzelfde schrijven of uitwerken, dan hen ik verplicht stukjes ti- laten liggen, die of niet meer actueel zijn, en toch waard waren geplaatst te v/orden. Zoo heb ik nog oen stapeltje van jaren terug. Ik wacht nu af Ieder vers. opstel, verhaal, sprookje, dat door den heugel kan, zal een plaats vin den Maarlet on, wat ik zeg.... laat het eigen werk ziin. En dan: beschrijf ieder vel slechts van één kant Wie ook aan C meedoet, heeft twee kansen Enwie oen speciaal briefje erbij schrijft, krijgt een antwoord terug. En thans de prijzen: Prijs no. 1 Een zilveren Polshorloge. Prijs no. 2. Een werkmandje of inktstel. Prijs no. 3. Een schTijfgarnituur in étui. Prijs No. 4. Een doos luxe-postpapier. Prijs no. 5. Een beurs Prijs no. fi Een servetband. Prijs no 7. Een boek. Prijs no 8 Een hoek Wat dunkt U? Zijn dit prijzen? Mij dunkt, dat zoo'n prijsje wel een beetje moeite waard is Iets vind ik alleen jam mer en dat is. dat ik in plaats van acht, niet tienmaal acht prüzen mag ge ven. Bidt nilliè maar oons fh'nk, dat ik rijk rnag worden, dan zullen jullie 't ook goed hebben. D^n t-rngt iedereen oen prijs En dat zou firn ziin! Nu aan 't werk. Laat het nu eens brieven regenen aan 'f bureau ven ons blad AHes moet binnen zijn vóór 12 Mei as. Dag Leve kinderen, lnt zien! Het adres is: De Redactie „Kinderrubriek" Leidsche Courant, Rapenburg LEIDEN. Zijn Portret naverteld door Oom Jan. II Zij zette zich neer en critiseerde hel port eerst de vergulde lijst en toen den gesclrlderden Herscli üavidszoon, en deze had alle denkbare gebreken gehad. Dat was den heer Herscli volstrekt niet bevallen, en toornig had hij uitgeroepen: Nou. als ik je dan niet behaag in olie laat dan de kunstschilder halen, die mijn vriend is, en spreek met hem en zeg, wat er aan mij ontbreekt cn beveel hem het por tret te verbeteren Dat noem ik dingtaal! had mevrouw Herscli gezegd Zij liet den heer Leibach komen, kunstportretschilder in do fijnste olie, en zij is gaan zitten op den nieuwen fauteuil .van blauw fluweel en zilveren franje en heeft haar gouden lorgnet opge zet, met het ivoren handvat voor 't gemak, en toen heeft zij den kunstschilder uitvoe rig aangewezen, wat hij slee hi had go- schilderd en wat zij anders wilde hebben en fraaier. En de heer Leibach, die een zeer welop- voed man is en zich met gemak in de aan zienlijkste kringen kan bewegen, heeft er niets op geantwoord, maar steeds gezegd: jawel, mevrouw, u heeft gelijk, ik zal het veranderen. En toen is hij naar huis ge gaan en heeft het portret mede genomen, cm het te verbeteren van kop tot teen, zoo als mevrouw Abraham Herscli Pavinds- zoon geboren Jetje Morel bevolen had Na verloop van drie degen is hij terug- eekomen hij den woledelgestrengen welge boren heer Herscli en heeft het portret me degebracht en toen hebben die twee samen gesmoesd, heel stil. De nieuwbakken rid der heeft zich gestoken in gala met de twee gouden horlogekettingen, in ieder vestzakje een, en met de diamanten ringen en liet kroontje op zijn borst, zooals de heer Lei bach hom had uitgeschilderd. Toen zijn heiden gegaan naar het salon, waar een schildersezel stond, om het ver beterde portret op te zetten en voor den ezel, rechts en links, beeft de bloemist laurierboomen en rozen, palmen en mir ten, duizend guldenkruid en brandende kaarsen en al wat fijn en schoon en pas send is, aangebracht, om te omgeven een ridder, die rijk is. geld in overvloed heeft en een rijke vrouw bezit; en daarna heeft de kunstschilder de gordijnen neergelaten, omdat het daglicht te scherp was, zeide hij, en omdat het portret, dat geschilderd is, a la Hollandsch halflicht, wat met elkaar moet harmonieëeren, en toen heeft hij op den ezel, tusschen het edelo groen, dat er rondom stond, het portret opge steld. Maar het portret was geen portret, doch alleen de leege lijst, en daar achter heeft zich geplaatst de weledelgestrenge hoogge boren h.eer Abraham Herscli Davindszoon in gala gewaad en heeft tusschen de sier lijk vergulden baroklijst en het duizend guldenkruid, de laurierboomen en palmen, ei uitgezien als een geschilderde bankier m olieverf en niet als een echte, zoo stil heeft hij zich gehouden, hij vertrok geen spier van zijn gelaat cn wachtte, wat de dames van zijn eigen verschijning zouden (veten tc zeggen En toen zijn de dames ge komen in het salon, mevrouw Herscli, ge- horen Morel, en mejuffrouw hare doch ters Fientje, Rebekka en Sara, cn mevrouw haar schoonmama Judith Morel, hare zus ters Rosa en Susanna en nog eenige vrien dinnen, mevrouw Goudschaal en me vrouw Leliendaal en mevrouw Jacobson, en mevrouw Rozenkroon en dio verder ge nood igd waren Mevrouw Herscli geboren Morel is gaan zitten in den grooten, nieuwen fauteuil van blaauw fluweel met zilveren franjo en de anderen om haar heen, en toen heeft zij genomen lieur gouden lorgnet met ivoren handvat, wat gekost heeft 500 gul den met 10 percent, wegens contante beta ling, en zij hoeft naar het verbeterde por tret in olie, wat geweest is de weledelge strenge hooggeboren heer Abraham Herscli Davindszoon zelf in gouden lijst gestaard met den blik van een kenner. En de kunstschilder in de fijnste olie, de I eer Leibach, heeft ter zijde gestaan in een hoek bij het raam, omdat hij do dames niet wilde genceren." Toen mevrouw Hersch, geboren Morel, bet portret had in oogenschouw genomen, wat geen portret was, maar haar echtge noot in levenden lijve, dus onze nieuwbak ken ridder in gouden lijst, toen heeft zij gezegd: (Slot volgt). Hoe Gerard zijn eersie H. Mis doorbracht, 't Was 28 December. Mijnheer Pastoor was 40 jaar priester Mevrouw Verhoef zou met Gerard even gaan feliciteoren en daar na de H. Mis bijwonen. Gerard was nog maar een peuter van 3 jaar. „Gerard", had de pastoor gezegd, „je moet maar goed voor me bidden want dat kan ik hebben." Nou. dat zou hij doen Nauwelijks was hij 5 minuten in de kerk of hij dacht er aan dat hij voor den pas toor moest bidden. Hij vouwde ziju hand jes samen en bad hardop: „O L. H. bid voor pastoor". De menschen die hef ge hoord hadden, begonnen te lachen Daar kwam dc pastoor op 't altaar 'n Tijdje was Gerard stil. Toen de priester aan liet Credo was. herinnerde Gerard zich ineens dat den 6den December St Nicolaas hij hem thuis op bezoek was geweest. En had die niet hetzelfde kleed aan? „Sinterklaas. Sinterklaas, Sinterklaas", riep hij door de kerk. Eu hij begon te zin gen: „Sinterklaas kapoentje, gooi wat in mijn...." verder kwam hij niet, omdat Moeder gauw d'r hand voor zijn mondje I ioM Moeder gaf hem nu een plaatje. Een paar minuten bleef hij er op kijken. Toen riep hij, terwijl hij Moeder 't plaatje voor de neus hield: „Mooi hé" „Sssst", deed Moeder en keek hem flink aan. Gerard werd nu stil. Toen de Mis uit was zei Moeder: „Gerard, zeg O. L H nu maar "oeden dag". „Dag", riep Gerard on zwaai de met den arm. Moeder nam hem maar gauw mee en deed bij zich zelve de dure gelofte Gerard voorloopig niet meer moe te nemen. Horman v. d. Kroft, Den Haag. Hei Kruisbeeld. Gij spreekt lot mij, Als symbool van smart, Gij, kruis zoo klein, Die de wereld tart. Geen werelds pronk En ijdele taal. Die ons tegenlonk En 't bij U haal'. Groot zijt Gij En fier en sterk; Een taal spreekt Gij, Gij zijt Koningswerk. Uw taal spreekt Mij van strijd op aard'. Voor Godes eer: 't Is strijden waard. Ik zie U aan, Mijn kruis, zoo teer; Gij waart het offer Van onzen Heer. Gij spreekt tot mij, O beeld van 't kruis! Gij pronkjuweel Van 't Christênhuis! O, wees mijn Gids En toevluchtsoord! En leidt mij van hier Naar de Hemelpoort. de Westelijke staten van Amerika heeft de spreker een motie tegen de Regeering ingediend. De voorzitter vraagt: „Heeft iemand bezwaren tegen de motie?" Een der aanwezigen staat op, maar wordt door zijn buurman dadelijk tegen den grond geslagen. De voorzitter: „Heeft nog iemand be zwaren? Niemand? Dan constateer ik, dat de motie eenstemmig is aangenomen. Jesus' laatste dagen. Kon Jesus bij 't laatste avondmaal Grooter liefdeblijk ons toonen. Dan dat Hij in 't Heilig Sacrament Onder ons wil blijven wonen? Vol droefheid viel Hij in 't hofke neer, Met 's werelds zondenschuld beladen; Zoodat Hij vol benauwdheid weer Zich in 't bloedig doodzweet kon baden. Een kaakslag gaf men Hem in 't gelaat, Een doornkrans siert Zijn hoofd.. Bespuwd, geslagen en verguisd Wordt Hij aan het volk vertoond. Mijn Jesus, welk een foltering, Geheel overdekt met wonden, De smarten van de geeseling En dat al voor mijne zondenl Doch grooter smart doorsneed uw ziel; Dat zooveel leed en pijn, Voor zooveel arme zielen toch Nog vergeefs zou zijn. Dc grootste pijn, o Jesus die. Gij voor ons hebt geleden, Was dat de zware kruisbalk Uw schouder heeft doorsneden. (Slot volgt). Martina van Rooyen. De speelman van St. Caecilia. (Slot.) De vedel in zijn handen, Schoon hij ten schandpaal gaat, Geleidt men hem door 't boschjen. Waar 't dierbaar kerkje staat. Daar knielt hij nog voor 't laatste Al spelend voor Haar neer, Die hij heeft aangehangen Met liefde, trouw en teer. Daar bidt hij, in zijn spelen, Al schreiend van Haar af: „Ach, wil mijn moeder troosten In 't leed, dat ik haar gaf." „Ze kan mij niet verdenken: Maar, och, de schande is groot, En de oneer van haar zone Vervolgt haar in den dood." Het volk tracht uit te vorschen Wat of de speelman speelt Zij luist'ren naar zijn tonen; En zien naar 't heilig beeld. Het volk slaat spraak'loos gado Al wat de speelman doet Daar werpt zijn Patronesse Hem 't andere schoentje toe Nu dringt het volk naar binnen 't Veroordeelt langer niet Dien 't met zoo groote gunsten Van God gezegend ziet. Jeanne van Benien Lief Broertje! Op het feest zijner le H Communie. De dag van heden aangebroken Stemt ons allen tot veel vreugd'; Gij zijt zoo vlekkeloos rein en braaf nu Uw hartje is gesierd met deugd. Gij mocht ten eerste male Aanzitten aan den disch. Waar Jesus zelf zich kwam geven. Tot uw heil en vreugd' gewis. O lieve Zus. blijf steeds bij Hem, Zooals op dezen dag, Ja, gij zijt nu toch het vriendje Voor broertje die zich aan U gaf. Gij broer, snel alle dagen Naar Jesus, uwen Heer, Hij zal u steeds ontvangen U sterken altijd meer. Ja smeek Hem nu van harte, i Bij al uw liefde zoet, Dat gij toch braaf moogt blijven Onschuldig van gemoed. Dan komt gij eens daarboven En wordt begroet met vreugd', Omdat gij beht beantwoord Aan de onschuld en de deugd. Bep. Een ware gebeurtenis. Ik ken een meisje dat heet Nel, Die zegt altijd: „Dat kan ik wel". Ze doet 't meest als niemand 't ziet, Zoo ook weer vandaag is het niet? Ze was dat nare nietsdoen zat, En schrobde den stoep nu spiegelglad. Maar sapperloot, daar glijdt ze uit.... En in 't water ligt de guit. Ze krabbelde gauw het slootje uit, En liep op 'n draf naar moeder heen. En zei: „Heusch, ik kan er niets aan doen, „Ik ging aan 't schrobben, en., toen"? En toen een weekje huisarrest voor straf, Dan leer je dat zwemmen toch wel af Wij lachten toen baar hartelijk uit, Wat zeg je nu van onzen guit? Anna v. Gerven, Zoeterwoude.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 16