A NEC DOT EN. Twee willen hcizclide en toch niet hetzelfde. ..Waarom hen je eigenlijk vrijwilliger g< orden?" ,.fk l)on oegetrouwd, heb voor niemand te zorgen en houd van vechten. En jij?'' ..Ik hen getrouwd en houd van de vre de Daarom hen ik vrijwilliger geworden." De Ve Hi «urn der. Mooi huis! schimpte de huurder. De kelder staat vol water en do muren zitten onder de schimmol. Dacht u soms dal u voor vijftig gul den 'n de maand champignons en cham pagne in den kelder zoudt vinden? vroeg de eigenaar. Jaloersch! „Zij: „Als wij getrouwd zijn, moet je niet zulke spannende romans meer schrij ven, Leo. anders word ik jaloersch!'' Hij: „Maak je maar niet bezorgd, kind, dan schrijf ik huwelijksdrama's en -tra gedies.'' Ad rem. Rechter: „Als je geweten zoo zwart is als je baard, dan is het treurig met je gesteld.'' Beklaagde: „Als men het geweten bij den baard ging vergelijken, zou u er heele maal geen op nahouden, edelachtbare". Slim en slimmer. Het boertje had gehoord, dat do dok ter dien hij wilde gaan raadplegen, voor de eerste visite van een nieuwen patiënt dubbel tax-ief berekende. En heel slim stapte hij de spreekkamer binn „Daar ben ik weer dokter." „Ik herinner me niet, u al eer to heb ben gezien."' „Toch wel, dokter ik ben velleden woek hier geweest." „O ja, nu herinner ik 't me. En hoe gaat 't?" „Niet te best dokter.'* „Toch maar door gaan met do vorige medicijnen,'' zei de dokter. Ook slim. Jansen heeft een goedkoope manier uitgevonden om zijn tweelingen school lo laten gaan. Hoe-zoo. 's Morgens stuurt hij den een en 's middags den ander en hij betaalt er maar voor één schoolgeld. Ongewenscht resultaat. Dokter: Heeft do slaappoeder Uw vrouw geholpen? Heer: Ellendig! Dokter: Ellendig? Heeft ze niet kunnen slapen? Heer: Slapen? Wel hot kind heeft den geheelen nacht van twaalf uur tot van ochtend aan één stuk geschreeuwd en mijn vrouw heeft er doorheen geslapen. Goede reden. Ik heb zoo even om mijn nieuwe pak gezonden. Ja het spijt me, maar 't is nog niet klaar. Wat? en ge hebt gezegd dat go het klaar zoudt hebben als ge den geheelen nacht doorwerkte. Jawel, maar dat heb ik niet gedaan. Een goede leer. A: 't Is of je visschenbloed in je lijf hebt. Kun je dau nooit meer over iets of iemand in verrukking geraken? B.: Neen nooit meer. Eens ben ik iemand in verrukking geraakt en tijd daarna is die iemand mijn vrouw worden. Dat was een goede les voor om nooit meer in verrukking te gei Op de kermis. Dat is geen dwerg. Hij is meer voet lang Dat is juist het merkwaardigste, de grootste dwerg van de wereld. Hij was nie| scherp. In ieder geval zou ik u raden man eerst een niet te scherp briefj schrijven en eens te zien hoe hij reageert, raadde de advocaat. Goed, zei de ander Hij ging zitten begon te schrijven. Na eenige oogeito ken vroeg hij: „Och kunt u me ook zeggen: ploert dat met een d of een t. VOOR ONZE KINDEREN. CORRESPONDENTIE. De berg copy groeit aan. Hij wordt al hooger. Er is van de week weer een res pectabel aantal bijdragen binnen gekomen, zóóveel, dat wou ik alles plaatsen ik minstens de heele krant noodig had, em ieder zijn beurt to geven. Al, wat eenigs- zins door den beugel kan, wordt geplaatst, maar jullie moet niet ongeduldig zijn, als het écn beetje lang duurt, eer de bij drage in ons Hoekje „prijken" zal. Ik zal alvast beginnen met de briefjes te beant woorden, dan kunnen jullie meteen zien, dat niets op ons. bureau verloren gaat A d r i a a n Gornelissen, L e i d c_ n. Ik dank je wel Adriaan voor deze bij drage, Ik laat dif stuk onmiddellijk plaat sen, overtuigd als ik ben, dat alle lezeres- jes en lezers het mooi zullen vinden Je maakt de stukken toch zelf, is 't wel? Denk er aan, dat „afschrijven" niet het werk is van een flink schrijver. Dag Adriaan! Groet je ouders van me! „Moeders Jon gen" is heel aardig ook. J a n v. d. K w a r t e 1, Leiden. Maar Jan, jij overlaadt ons met bijdragen. Iedere week, één of twee of meer. Het is te veel! Wanneer krijgen wo die allemaal geplaatst Ik weet het niet. Maar.is dit allemaal ei^en werk. Schrijf mij eens hoe dat zit! Wil je? Kijk vandaag eens! „De Eerder en het geluk" komt ook, maar geduld! Tonny de Roo, Leiden. Wel mijn lief Nichtje, heb je ook eens gepro beerd om een klein versje te maken. Of het gelukt is? Ik zal het laten hooren. Bij 't slapen gaan. Ik ga slapen, ik hen moe, 'k Sluit mijn oogjes toe En als de morgen wacht Zij Jesus dank gebracht! „Lieve Vader, ach vergeef Wat ik vandaag misdreef! Laat mij rustig slapen gaan, Bij het licht der maan. Geef den arme kranke rust, Geef den droeve moed en lust. Laat ons allen slapen gaan, U dankend bij 't licht der maan! Wat zeg| IJ daarvan? Weet Tonny dat al niet aardig te zeggen? Dag Tonny! De groetjes thuis! Giel Gam bier, Leiden! Neen, Gieltje, zoo meen ik het niet. Wat inge stuurd wordt, moet zelf zijn bedacht en verzonnen, maar niet.... hier of daar overgeschreven. Dat is geen kunst en dat kan een jongetje van de eerste klas. Pro beer zelf iets te maken dan.... staat een plaatsje voor jou open. Henk Pikaar. Leiden Heel aardig verteld Henk ca.... kijk de vol gende week eens. Ik kan wel merken, daf je dit zelf gemaakt hebt en zoo hoort het ook Dag mijn jongen! Cornel is K oreman, Leiden. Als dat jongetje van zeven jaar zoo'n vers je alleen gemaakt had, dan kwam ik moe der direct feliciteeren met zoo'n knappen zoon. Nu hoeft vadertje een handje gehol pen, maar dat mag gerust hoor! Ik zal dit versje eens laten hooren. dan kunnen de andere Neefjes eens zien, wat met Vaders bulp te bereiken is. De Bij!. Hak maar toe, hak maar toe, Maar niet in mijn beenen, kwant! Word niet moe, word niet moe, Raak 't hout juist op den kant! Werk met spoed, werk met spoed! Valt er ook oon druppel zweet. Dat is niets, hou maar moed, Ferme arbeid, maak je heet! Kijk eens aan, kijk eens aan! Spaanders vliegen in 't rond! Zoo heb ik 't haast gedaan: Vlijtig werken is gezond. Zei ik te veel? Is dat niet mooi! Dag Corry! Veel groetjes aan alle huisgenoo- len! Leonardus Witsenburg, Lei- een. Dat opstelletje van jou, was lang niet kwaad en als ik voldoende plaats had. liet ik „De arme Weduwe" plaatsen Maak eens voor den volgenden wedstrijd in Mei, een mooi en lang verhaal! Wil je? Ik zal eens zien wat je doet! Josephine Scherme rV o e s t, Pensionaat, Oudenbosch. Je weet wat we afgesproken hebben Jose- phientje! Het Saat Pcr kolom! Reken nu zelf maar uit! Zie eens, of In de Auto- Lus" n'et opgedischt staat. Met het slot l eb je een beetje de hand gelicht Ik wacht op nog veel mooiere en langere bijdragen Ik zal voor jou een speciaal plaatsje reser veeren. Dag Josephine! Met Mei zie ik je toch ook, is 't wel! De volgende weck ga ik verder met bet beantwoorden der brieven oh beantwoord dan de volgende vragen. Vraag 115. Wat is een „Bundschuh maken"? Vader las dit ergens in een poli tiek blad. Vraag 116. Heb» u wel eens gehoord van trekraieren? Ik hoorde wel van trek vogels. Vraag 117. Wat beleekent eigenlijk con clave. Heeft dit ook iels te maken met slaaf? Oom W i m. OUD VROUWTJE, door Oom Wim. X Ik vroeg U, of U ook bij de zusters op school was geweest, Oma! Juffrouw wil ik zeggen. Zeg maar gerust Oma, dat vind ik r-og wel zoo lief en klinkt mij veel beter in dt ooren Toosje en jij ook Anny! Mogen we dat Juffrouw Oma wil ik zeggen. Zeker mogen jullie dat en ik zou bet heel braaf en lief vinden, als jullie het deed. Dan is het mo net, alsof we familie van elkaar zijn. Dan ben ik grootmoedertje en jullie bent dan mijn kleinkindertjes en dan zal ik eerst eens kijken, of ik voor mijn iwee kindertjes niet wat te snoepen heb. Wij zouden met ons druk gesprek eten en drinken vergeten en dat hoort niet. En oud vrouwtje springt op met een vlugheid waarover ze zichzelf verbaast en komt terug met een fijn chocolaadje voor elk dor kleintjes cn een heerlijk gebakje op den koop toe. Dat is heusch te veel Omaatje! U verwent ons. Moeder heeft groot gelijk en zal het niet goed vinden. Laat dat maar aan mij over Anny! Een oud moedertje als ik weet wel wat ze aoet en ik ben wat blij, dat ik een paar lieve kleinkindertjes gevonden heb, anders raakte het trommeltje nooit leeg en bleef de banketbakker met die lekkere spulletjes zitten. Alle drie lachen ze. Omaatje heeft allang haar traantjes afgedroogd en de kleinen denken niet meer aan wat daar even haar geest bezig hield. Zo smullen nu en Oud vrouwtje geniet dubbel bij het zien van die oolijko gezichtjes, die de kamer, van het eenzame oudje als hij tooverslag herschie pen in een paradijsje, waar het wel is te wonen. - Ik geloof kindertjes, dat hot smaakt en dat ik den bakker geen .standje behoef te maken - Weet U, waar het naar smaakt, Omaatje? Ja laat eens hooren! Mag ik het zeggen? Gerust.... oud vrouwtje lacht en weet al wat komen ".al. Naar meer. Maar dat zeg ik maar zoo. Ik zou niets meer lusten en U hebt het reeds veel te erg gemaakt, ni©t Anny? Ja Toos. Mag ik ook eens zeggen hoe het smaakt. Zeker Anny, zeker! Zeg het mc maar eens! Het smaakt, alsof een engeltje.... een engeltje., meer zeg ik niet. Daar lachen alle drie weer heen, dat het opschalt door door de kamer! Het behoeft niet nader gezegd te worden; zij weten het wel en wisten het reeds, toen het woord „engeltje" over Anny's lippen kwam. En nu kindertjes heb ik jullie liog niet gezegd, waar ik op school ben geweest. Met een paar woorden kan ik dit ook niet zeggen. Ik zal jullie hiervan vertellen als je nu weer eens komt zien, hoe het oude Grootje het maakt. Het is tijd nu. De klok slaat zoo zes en ik meen gehoord te heb ben, dat jullie beidjes om zes uur aan tafel moet. Dat is ook zoo Oma, maar bij U ver geet ik tijd en uur. Doch nu moeten we gaan. Als we weer komen, brengen wo een borduurlap mee. Die maken we voor Moe der en krijgt ze als het Sint Nicolaas is. Dat wordt een surprice of een fopcadeau- ije, zou vader zeggen. Dat is goed kindertjes, dat is goed Breng maar mee; hier bij mij kunnen jullie rustig werken en er is niemand, die hin dert of het verklappen zal, want dan is de aardigheid er af. Een surprise moet een surpic© zijn en nu moeten jullie gau gaan Dag kindertjes! Dag Omaatje! Daag! Oud moedertje is alleen en peinst. Op eens klaart haar gezichtje op De kleine oogen tintelen. Een glimlach zetelt zich om d'r mond. „Ja zoo doe ik", zegt ze luid-op! „Zoo doe ik", zegt ze ten tweeden male, alsof het besluit haar moeite ge kost had te nemen. Oud vrouwtje staat op en gaat naar de kast met speelgoed. Ze monstert stuk voor stuk. Ieder stuk is haar dierbaar. Het is aisof ze met haar kleine, magere handjes aait over die lieve souvenirs Inser Anny en alsof het haar toch moeilijk valt van deze lieve dingen afstand te doen Maar waarom zou ze niet? Wie heeft ze in de wereld, waarvoor ze sparen zou? Wie zul len haar meer dankbaar zijn, dan deze twee kleintjes, die haar toch, oh zoo veel, aan haar Anny doen denken. Anny is haar lief en dierbaar en Toos niet minder Zij houdt van beide kindoren en toonden bei de kinderen ook niet dat ze van haar hiel den; van haar oud vrouwtje, die zij was. En dan? Waartoe leeft zij, dan om wel te doen? En zeiden de kleintjes niet „och onze speelgoedkast is klein en or zijn velen, die er naar grijpen"! „Ja, ja ik zal ze beloonen voor haar liefde, die ze me toedragen en ik zal voor beide, uit Anny's voorraad oen keuze doen en twee kinderen op den vooravond van St. Nicolaas, gelukkig maken. Zoo zal ik doen" Haar besluit is genomen. De keuze is gedaan. (Wordt vervolgd) DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. Avontuur XXXV. Een week later! Mies wil een kanarietje vangen Ze weet het kooitje bij de buurvrouw en weet ook dat het gele diertje af en toe vrij rond vliegt in de kamer. Pas op Mies! pas op. Hebben ze daar ook een meid? En heeft die ook een pook cf een slok? Het zou wat! Ik ben niet bang. Kom en zie! Max gaat op den loer liggen en wacht tot Miesje komt. Mies springt op de vensterbank Het raam is opgeschoven. De vrouw ligt op de sofa Pietje vliegt vrij rond. Roef! Mies paar binnen. Een sprong! Het kanarietje hipt op een boog bureau. Daar treedt Trui binnen: ze ziet een vreemde kat en begrijpt d'r booze plannen. En één, twee, drie, pats, daar krijgt Mies eon pantoffel tegen d'r rond© bolletje, dat ze het raam uitrolt en mpt een smak op straat terecht komt Dat was raak Miesje! Smakelijk eten! Flauwe Max! Ik voel er niks van, hoor! Kom dan maar en laat het gele Pietje nog een beetje leven Zoo zal ik doen Max. Nog een beetje! Weg zijn zo. In deze buurt moeten ze niet zijn. Een drama in de bergen. Vlak hij een groot gebergte woonde een postbode, Bonloux genaamd. Elke dag moest d© man over do bergen heen trek ken. Geen sterveling ontmoette hij op zijn weg. Maar dat was hij gewoon Altijd een vroolijk deuntje fluitend giug hij op stap, onbevreesd. Op zekeren dag ging hij weer de bergen over. Met zijn stok in de hand ging hij zijns weegs. Het was een ver moeiende tocht. Toen hij dan ook een uur geloopen had, zette hij zich neer om wat uit te rusten. Plotseling hoorde hij een gefladder boven zijn hoofd Toen hij opkeek zag hij tot zijn ontsteltenis twee reusach tig»? arenden, die probeerden hem aan te vallen. Maar dit lukte hen niet zoo makke lijk, want Bontoux zwaaide onophoudelijk zijn stok boven zijn hoofd. Do arenden chencn even af te schrikken, maar oven later vielen zij met vernieuwe kracht op Bontoux aan. Een ervan trof Bontoux met zijn vleugel. Bontoux viel, doch vliegens vlug sprong hij op, zwaaide weer met zijn stok, en trof een der arenden. Deze scheen terug te deinzen, maar tot zijn groote schrik zag Bontoux nog vier andere aren- »'en op hem afkomen. Nu besloot Bontoux zich tot het uiterste in te spannen, en zijn leven duur te vorkoopen Nog steeds zwaai de hij zijn stok hoven zijn hoofd Als hij viel stónd hij weer in een oogenblik recht, en sloeg weer rechts en links om zich heen. Hij voelde dat zijn krachten afnamen, maar steeds zwaaide hij door. Dg arenden begon- t en langzamerhand terug te deinzen. Bon toux zag het, en met vernieuwde kracht zwaaide hij zijn stok en trof een der aren den, die neerviel Op dit gezicht ontzonk de anderen ook den moed, en zij trokken rich langzamerhand terug. Nog een arend viel en toen vlogen zij heelemaal weg Bon toux haaldo verruimd adem Nu was hij van die gevaarlijke roofdieren af. Hij j akte zijn tasch op, en ging zijn gewoon deuntje fluitend op weg 't Scheelde weinig of hij was verloren geweest. Groote verwondingen had hij niet ueloopen, alleen een paar kleine schram men Voortaan nam hij, voordat hij de ber gen overging, goede voorzorgsmaatregelen, en voortaan keek hij ook goed uit of een arend op hem af kwam Jan v. d. Kwartel, Leiden. In de autobus. Wie zal er in dezen „autobussentijd" i.iet eens in zoo'n modern voertuig gezeten i.ebben? Ik vraag niet of men er altijd prettig inzit, want dat laat nog heel dik wijls i ts te wenschén over. Ik wil U eens zoo'n heerlijk ritje beschrijven op 'n regen- achtigen Vrijdagmiddag 4 uur. De eerste passagier rammelt aan het deurtje dat altijd klemt. „G'ndag Piet, vies weer vandaag hé!" en 'n druipend hoertje laat zich behaaglijk in de „kus sens" vallen. Dat hij 'n goeien dag heeft 'ëhad, bewijst wel zijn glunderend gezicht De regen klettert tegen de beslagen raampjes. Weer gaat de deur open Drie schooljongens komen binnen en gaan ach teraan zitten om ongestoord de weder waardigheden van het schoolleven te ver tellen. Wa regent 't hé! Dan zitte me hi ar roch maar beter hé? 't Is vuil weertje", beaamt 'n ander. Zeg, weet je al. Joop is weer buiten de deur gezet en Loppers zei, dat ie er niet meer in mocht komen Wie Joop was weet ik niet. misschien of eigen lijk is 't zoo, was ie de belhamel van de klas. Er komen weer eenige boerinnetjes en schoolmeisjes binnen. De laatsten zijn wel 'n beetje uit haar humeur „Nu komt er natuurlijk weer niets van ons uitstapje morgen, pruttelde 'n bakvisch „Piet hoe laat is 't?" Kwart over vier. Juffrouw Nog 'n kwartiertje en dan gaan we maar weer! Langzamerhand vult zich de autobus en het middelpunt aller gesprekken is natuur lijk het weer en de markt! Piet neemt z'n kaartjes-portefeuille en vraagt aan 'n glimmend boerinneke: ..Wei poort hé, Juffrouw" fPief kent z'n klan- nes al). Bij de jongeheeren-afdeeling komt Piet niet. Die gaan „voor niks". Maar P:et onthoudf z'n centen wel! Half vijf. Eindelijk gaan we dan De meeste menschen slaken 'n zucht van ver lichting Nu rijden we flink door en schok ken dat 't een lust is. Nu komen we op den Zoeterw.weg. Hier wij er uit. Piet! Alsje blieft Juffrouw. We gaan den bus uit cn rennen met 'n ..vaartje naar huis. Josephientje SchermerVoest Moeders jongen. „Wat moet er mijn jongen nu worden?" Was altijd hetzelfde gevraag En iedermaal gaf het jongske zijn antwoord Zijn moederke hoorde het zoo graag. „Ik missionaris wil worden, „Als priester naar de Zwartjes toe gaan. „In de heidensche landen gaan preeken „Te midden der heidenen staan".... Daar kwamen de jaren van studie, Moeilijk waren ze en zwaar, Maar hij zwoegde eQ slaagde ten laatste De dag van vertrek was reeds daar! En moederke bracht toen haar jongen En ze wischte een traan uit haar oog Aan boord, dat weldra 't anker zou lichten, En hem meenam op golven hoog. Ze ging nu alleen weer huiswaarts, Wat was het ©r donker, O, God. Maar neen, ze wilde niet schreien, Haar zoon was nu priester van God. Haar jongen, hij stond bij de Zwarten, En predikte Gods H. Leer, Hij won zieljes, voor Jesus veel zieltjes, Veel zieltjes voor God en zijn leer. Maar de ouderdom knaagde aan zijn leven, En ziek lag ie stil op zijn bed, En wachtte tot Jesus kwam halen, Zijn ziel, gereed tot vertrek naar 'k wed. En stil lag ie te denken aan zijn moed Zij'n moeke en hij voelt zich nog kiek Zijn moeder, ja, zou ze nog leven? Of lang reeds bij Jesuke zijn? Adriaan Gorneliaaj De Missionaris. Daar gaat hij, de pater Naar de heidenen toe. Zijn stem beeft van emotie Hij is blijde te moe. De Zwartjes bekeer en, Het is 'n heerlijk werk. Hij zal daar dan weren Het heidensche werk. Daar zijn zij de zwarten Zij staan bij h u n kerk. Hij ziet dit met smarte Maar toch voelt hij zich sterk De pater hij preekt straks, Zij luisteren stil! En allen zijn dra Van heel goeden wil. En komen zoo langzaam Tot God. onzen Heer, En worden dan Christenen, Gods kinderen weer Jan v. d. Kwartel, Leidea Bedrogen. Een koopman was op weg naar stee, En moest door een heel groot bosch. Hij bracht ook zware lasten mee, Zijn jas, die hing" hem los. Een groote steen lag aan den kant, Noodde tot rusten uit. Wat zag hij daar op den steenenrani Gekraste woorden door een guit. „Keer mij om, och keer mij om," Zoo stond er op te zien. De reizieer lang niet dom, En sprak: „wie helpt mij goeie lien? Hij duwt, en duwt uit alle macht, Hij duwt zich bijna krom. Maar eindelijk wentelt zich de steen, En valt heelemaal nu om. De reiziger zoekt en zoekt en leest, Fn wat treft bem nu 't allermeest, Hij leest: „wat ben ik nu toch blij, Want ik lig op mijn andere zij" Jan v d Kwartel; T.eidt Koning Winter! Met storm en hagel, Met sneeuw en ijs. Treedt Koning Winter Uit zijn paleis. Eerst komt de wind, Heel woest en vlug, Die draagt de koude Al op zijn rug Dan volgt de hagel, Met korrels heel groot, Ook vult de regen Al menige sloot Fn dan komt getreden In mooi witte vacht, Koning-Winter Met grimmigen lach Fn cromt in zijn zangen: O, Zonnige Bruid. Ga weg met uw warmte, Uw rijk is hier uit. Ik zal nu regeeren Met sneeuw en met ijs. Ga nu maar henen In uw zonnig paleis En vlug neemt nu afscheid De Zonne heel teer, Zij kust nog de bloempjes Het doet haar zoo zeer Zij geeft nog de bnomen Een goudgele straal. En zucht dan, „dag kinderen". Gegroet allemaal En daar valt nu het groen Van heester en hout. Ook de bloempjes gaan sterven 't Is hun te koud De hoornen zij zingen Hun treurigen zang: Koud is de winter, Hij regeert hier zoo lang, En dan gaat er een zucht Door velden en woud, En dor wordt de akker En kaal wordt het hout. Dan vliegt de hagel Met zingend gefluit. En nood er zi.in kinderen Tot het winterfeest uit. O, laat ons nu stoeien Door bosch en door wei! Schudt af nu de bladeren, 't Is winter getij! Ik zal hier regeeren. Heel lang en heel fijn, Ga weg nu, gij Zonne! De tijd behoort mij. Ik blaas over de aarde Een ijskoude wind; Dan dek in hen toe, Als een ziek slapend kind. Met een mantel van sneeuw, En een dekkleed van ijs, Totdat ik ga rusten In mijn winterpaleis! Theodof*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 12