KALENDER DER WEEK. WEEKREVUE. ONZE TAAL. Bij deze neemt ik de pen op om uwes i>'schrijve, ornrede ik het niet mot de la- fclpool doen ken en om uwes te melden, asdat ik het goed maakt, hoe is het met mves cn mebeer en de kinders". Zoo begon vroeger do brief van baar. je als keukenprinses een tiental jaren met de meest onaanvechtbare trouw had «cd'cnd, en die ze'fs bij het smaken van het huwe'ijksgeiuk n:et kon vergeten de gelukkige uren. die zij in al die jaren bij U had doorgebracht, ook al moest ze wer- fcen als een havenarbeider. Maar dat is jcis uit vervlogen dagen. Het leven is ver anderd maar eigenaardig genoeg het schriiven niet, al verrijzen do scholen om eens een nieuw beeld te gebruiken on ik ben niet sterk in beelden-als padde stoelen uit den grond. Tja, ik heb het vroeger op school uit stekend geleerd van een onderwijzer met steenpuisten cn daarom ziet U in do weok- revue ook nooit eene fout staan, behalve dan natuurlijk, die de corrector erin fa briceert Maar toen ik eenmaal al de weten schap der lagere school lot do mijne had gemaakt, kwam er in eens een heeleboel nieuws. Er kwam Esperanto, Volapück, Kollc- vijnsch, die bij de verschalende soorten van "spelling door particuliere schrijvers gebezigd om toch cenigszins in de gaten te foopen bijgevoegd, een hutspot vormden, waaruit niet meer wijs te worden was Om maar eens cenigc reeds hee'c oudo af wijkingen van het'Nederland scli te noe men, liet volgende: Ambtelijke stijl: „Ten laste is gelegd: 1. dat op ze-; keren dag en zeker uur waarin; alstoen aldaar in de bakkerij door cenigc bakkersgezellen bedrijfsarbeid werd verricht, bestaande uit het kne den van deeg en halen van brood uit den oven althans eenigo bcdrijfs- werkzaamheden a'daar was opge hangen de vergunning of duplicaat hiervan waarbij aan die broodbak kersonderneming voornoemd, krach tens art. 37 der arbeidsinspectie ver gunning was verleend vervroegden ar beid te doen aanvangen hoewel zulks als voorwaarde aan dio vergun ning was verbonden: 2. dat op zeke ren datum op zeker uur waarin als- toen aldaar door oenige arbeiders di verse bedrijfswerkzaambeden werden verricht, die arbeid alstoen aldaar niet werd verricht, vermeldende toch dc daar aanwezige die arbeiders be treffende arbeidslijst a's rusttijd voor dien dag li uur voormiddags lot 11.45 voormiddags". Heel duidelijk nietwaar? Zuid-Af ri kaanseh „Ek wil nie segge nic, dat de taal van Suid-Afrikaarjlor do skoonsle van al vaderlandseb taal, ek nic weet nie. vir wat ek sou doen soo. Maar ek seg hul toch opreg, dat sy Peg ging niks nie lyk nie. Aardig dat Zuid-Afrikaanse!), vindt U niet? Vlaamsch: „Die Vlaamscke tale is altoos mij nen lust geweest en ik ben er altijd zoo door gepakt, daar ik er immer veel gesling in had. Biust wij bier in Hol'and onze liberteit kwijt en zijn geraakt om te klappen onzen eigen talc riekt men in do Vlaams'cbc de trouwhertigheid, die zij waarachtig hebben weten doen bewaren. Waar of niet geachte lezer(cs), dat is Biooi! Wij zijn opgevoe <1 in al de ernst van de Vries cn Te Winkel. Wij schrijven nog steeds zeer plechtstate'ijk: Ik zie den man op de straat en wij kennen hei ges'acht van do woorden op st, uitgezonderd dienst, last en plicht dat komt omdat wij onze jeugd niet in ledigheid hebben doorge bracht. Nu is dat anders, behalve de reeds ge memoreerde talen cn spellingen, gaan ze nu onze e:geu taal nog doorspekken met al Ier-lei vreemde woorden, zooa's men spreekt over ontameeren. distrïbueercn, welke woorden trouwens al weer uit den tijd zijn en zooals men nu spreekt over: heavy, sorry broadcasting, superfilm,up per ten en efficiency. Zonder mij zelf lo willen prijzen, ge loof ik, dat ik een van de weinigen ben, die zonder taalfouten schrijven, (Nou, va der, dat houdt n et over. Red.), cn boven dien. heb ik een hekel aan vreemde woor den. Ik wil u eens vragen tot welk gemis aan orthografische oriëntatie en tot we'kc in consequentie we n'et gekomen zijn, nu het in onze Nedérlandschc taal een affreuze usance wordt, dat er zelfs tot op de pagi- nae onzer dictionnairs woorden comparee- ren, die slechts dienen om de cultureel© la cune in het .men schel ijk verstand te ca- moufleercn. Het is abominabel cn nimmer zul'en dergelijke exentriciteiten, die reglementair worden geïmporteerd gepropageerd worden door Meneer Brom wachtte een paar minuten en floot nog eens; schriller nu en langer. Ver weg, onder den grond, begon Mops te blaffen met zijn hooge kefstem, wat meneer Brom met verdubbelden moed nog eens leed fluiten, waarna hij wachtte. Plotseling hoorde hij- geruiséli links van den kuil en iets dat wel 'een hondenkop had kunnen zijn, schaduwde tegen de don kere lucht. „Mopsssssfluisterde Brom, die nu gehurkt zat-, uit do diepte. „Wuif, woefBaoabaoklilirrr", klonk 't rechts. Meneer Brom rolde om. 't Echode in den kuil ook nog en hij was niet wemig geschrokken. „Ga-je," riep hij met waardige zelf be- - hecrscbing. „Waf wef," klonk het van links en twee hondenkoppen bogen broederlijk naast mekaar naar beneden, geïnteresseerd in do krijgsmanoeuvres van. Brom. „Waf, waf"deed do bas rechts. „Wrrrrèff," links. De dieren hadden elkander in 't oog ge kregen cn, met de koppen vooruit, staar den zc elkaar strijdlustig aan over den kuil heen. Brom keek toe in angstige spaïming'van beneden Toen sprong de bas van rechts: een grootc ruige hond. Tegelijkertijd spron gen de twee van links, één kleine cn één middelmaat. De ontmoeting had plaats, iets links van het midden, cn daar tuimelde do heele zaak naar beneden. Brom zag gloeiende oogen, voelde twaalf stevige pooten over zich slaan, kwam in ecu maalstroom van liect-geadem en ge hijg: versteende bijna, van 't afschuwelijk gehuil cn riep om hulp." Dc volgende minuut stond mevrouw voor den kuil te schreien, cn rare bewegin gen to maken. Achter haar kwam mcnccr- i van-hieraaast aangerend; een lange, ma gere man, die houterig tegen de aardlioo- pen opklauterde, uitgleed cn in zijn val naar beneden mevrouw meesleepte. De kuil was nu ten naastenbij vol, cn "'t geschreeuw om hclsch to wordcu. Hamen cn deuren vlogen open, kamers werden .verlicht, mcnschen schoten too, zaklantaarns illumineerden liet Icvendc- grafkelder-toonecl. Iïulpbiedcndo handen werden toegesto ken en na ccn kwartier tijds was do kuil leeg. Do bas had een poot cn meneer Brom z'n horloge-glas gebroken. Bovendien had het hcele gezelschap ccn met de plechtig heid geëvenredigd aantal kneuzingen op- gcloöpcn, die broederlijk over dc onder scheidon deelnemers waren verdeeld. Mevrouw Brom 'liep tusschcn dc aanl- hoopen, als ccn geest in een oude ruinc, jammerend om Mops» Allo kuilen werden nagegaan en in dc laatste (natuurlijk) werd Mops gevonden. Hij. sliep' in een hoekje en kook erg ver baasd t.ocn men hem wekte Dc buren gingen hun huizen in; me vrouw koesterde Mops cn Brom sloot dp straatdeur met een treurig gebaar. „L. if." JEAN JACOBS. TWEE KELDERS. Vastcnnvondverlelling door P. G. HOCKS. 't "Was de laatste Dinsdag van den vas tenavond (Judo Dirk Dok kers stond in zijn kelder. Hij keek dien onderzoekend rond en wreef zich vergenoegd de banden cn bij bad er reden toe. Daar in den boek lagen netjes naast el kaar, op een wit geschuurde plank, zes zoetemclksche- en vier komijnekazen. Dan volgden twee Kcülsche potten met boter, een paar kinnetjes zoutevisch, drio rollen stokviech, allemaal kost geschikt voor den, vastentijd. „Zie zoo!" mompelde hij voldaan, „laat de Vasten nou maar komen. Ik verwacht hem". Hij klom den kelder uit en ging naar bet woonvertrek, waar vrouw Dekkers be zig was met koffiezetten. „Do kelder ziet er goed uit, vrouw!" „Zoo, is ie naar je zin?" „Nou of (ie! Wc kennen do Vasten ver wachten.Zeg, wo krijgen zeker aan stonds wol 'n koekie bij do koffie, is 't niet? 't Is dc laatste Dinsdag en dan mug gen wo 't in lang niet meer bobben. En voor den eten ook nog 'n bittertje Waar zit Kees toch?" „Effen 't dorp in. Koek halen. Ik wist, dat je der om vragen zou, lekkerbek". „Je bent. 'n best wijf, boor! Jij wéct nog oris, wat 'n menschtoekomt". Dirk Dekkers was rentenier. Tot voor 'n jaar of vijf had hij achter in clen polder gewoond op 'n flinkó boerderij. Hij had voorspoedig geboerd en aardig centen ver diend. Toen bij zestig jaar geworden was, zei bij tot zichzelf: „Uitscheiden met hoeren Dirkie. Je hebt je schaapies al lang op 't droge. Laat je zoon Jan 't nou maar 'ns probecren en ga jij rustig rentenieren. Dan beb je nog wat au jc leven". Nu was er juist op 't dorp een huis te koop, een huis, dat hem zinde en daarbij niet ver van de kerk ook. 't Was net een huis voor hem, mek drie mooie 1 ners, grootcn kelder, een schuur om ci paar koetjes te stallen en een aardig lapje tuin Dat huis kocht hij. 't Is waar Voor grof geld, maar hij had zijn zin en dat was hom wel een honderd guldenhof wat waard Toen dc zaak beklonken was, riep li ij Koos, zijn ouden daggelder bij zich. Kees was van jongsaf .op de boerderij werkzaam geweest. Ze waren samen opge groeid en gingen meer met elkaar om als broers dan als baas en knecht. „Kees", zoo begon bij, „ik mot je wat nieuws vertellen, jó!" „As 't dan maar wat goeds is, baas". „Kees, ik ben mo langste tijd boer ge weest". „Zoo baas. Nou, en ik me langste tijd daggelder. "We benne allebei al in de zes tig, mot je rekenen". „Maar zóó bedoel ik 't niet. Ik schei der uit met boeren. De eerste Meidag ga ik vau de wcuning af. Me zoon Jan komt or op. Ik ga stil leven." „Zoo, baas". „En nou snap jc zeker wel, waarom dc den langston tijd boer en jij den langslen tijd daggelder ben geweest, want ze zei bier vandaan motte. Jan hèt geen hekel aan je, dat weet jo blikslagers goed, maar hij hèt toch liever 'n jonge kerel dan jou. Daar hèt meer an." „Maar haas Zou ik weg motte?' stotterde Kees, heelcmaal in do war ge raakt. „Nou, wat wou je dan? Hier blijven? 't Zei niet gaan, jó! Jc slacht mijn. 't Beste is 't or van af en dat is niet to verwonde ren ook, as je vijftig jaar, dag in dag uit, in den polder hebt gewerkt, in weer en wind". „Maar haas, wat mot ik dan gaan be ginne I k zei nooit 'n andere boer ken no krijge. Geen zncnsch wil me liebbe. Ik ben vouis te oud. En toch zcl ik motto etc cn Marij, me vrouw, ook". „Maar wie zeit nou, dat jij 'n audcro baas mot zoeko? Ik niet. Neen, jij gaat met mo nice en blijft in me dienst?" Koes kikkerde er van op, toen ie dat boorde. „Is 't eebt waar, baas?" „Jo verstaat toch Hollaudscb, hoop ik. Kijk, jij beb je hcelc leven hard voor mo gesjouwd. Jij heb me helpen verdienen cn nou zou ik 't erg onchristelijk vindo om jou op jc ouwen dag au de dijk te zette cn honger to lato lijden. Ik ga rentcnicrc, en jij renteniert moe. Jij wordt zooveul as mo huisknecht. Dat had jo zeker niet ge droomd, dat jij op je ouwen dag nog huis knecht zou worde. Deftig, hè! Je doet en jo laat, wat je wil. Je hakt wat hout, Laait 'n turf ie binnen, je werkt 'n beetje in de tuin cn melkt do koe, die ik van plan ben te stallen en ik geef je hetzelfde geld, dat je altijd bij mo verdiend heb. Wo ben ne al zoo lang bij mekaar en als 't God blieft, blijve we bij mekaar, zoolang as wo leven". Koes z'n oude oogen werden vochtig. „God Ioono 't je, baas'". Moer kon hij niet zeggen. „Rees, kom je koffiedrinken?" „Ja, vrouw". „En roep jc Aufje ook eris?" Met bun vieren zaten ze nu in bot woon vertrek, gezellig pralend;, dc baas, de vrouw, Kees cn Antje, de meid. De koffie met koek liet zich best smaken. „Zeg Kees", zei de vrouw, toen bij op rees om weer aan 't werk lo gaan, „je lust zeker straks nog wel 'n borrel, voor dat je gaal eten?" N.B. Als niet ouders wordt -aangegeven mist. in doze week iedere H. Mis Gloria en Credo en iiccft dc Prefatie van dc V a s- t e n. ZONDAG, 27 Febr. Zondag, ge naamd. Quinquagesima. Mis: Es t o mih i. 2o gebed ter cere van de heiligen (A Cunctis); 3e naar keuze v. d. priester. Credo. Prefatie v. d. Allerhei ligste Drieëenhcid. Kleur: Paars. Op dezen laalsien Zondag vóór den grooten tijd van versterving en verlooche ning hidden wij om heiliging naar ziel en lichaam (Stilgebod), om dc genade stip ter nog Gods heilige geboden tc onderhou den (Offertorium). Daaruit juist moet blijken onze werkelijke liefde voor God, zonder welke wij niets zijn. Deze liefde vervult ons met vertrouwen en vreugde (Introïtus, Graduale; Tractus); spoort ons aan ook te bidden om bevrijding van zon den, bescherming tegen onze vijanden. (Gebed; Postcomniunio). Die liefdé echter zal ook van ons offers vragen, bet grootc offer van onzen eigen wiJ, ons eigen ik. Christus' goddelijke lief de voor Zijnen hemclsehcn Vader, die Hem het offer deed brengen van Zich zei - ven aan liet kruis; zij onze kracht (Evan gelie). MAANDAG, 28 Febr. Mis als giste- ron: Ecsto mihi. 2o gebed A Cunctis; 3e voor alle overledenen (zie het eerste Mis formulier voor de Overledenen); 4e naar keuze v. d. priester. Geen Tractus. Gewo ne Prefatie. Kleur: Paars. DINSDAG, 1 Maart M i s v. d. H. Sui l- hortus, Bisschop en Belijder: Statuit. (Zie in liet Eigen der heiligen v;ui het Bisdom Haarlem). Gloria. Gewone Prefa tie. Kleur: W i t. Suitbertus was oen der gezellen, dia met den H. Willibrordus het II. Evangelie hebben gepredikt. Het feit, dat St. Willi- brord, toen or één uit zijne gezellen moest worden uitgekozen voor do bisschoppelijke waardigheid, zijne keuzo liet vallen op Suitbertus, wettigt de veronderstelling, dat de heilige van dezen dag in het moeilijk.; bekeeringswerk zal hebben uigemnut. Als Bisschop verrichte hij zijn apostolische) i arbeid in de omstreken van Tiel, Hensden en in het gebied van den llocr. Bij den in val der Saksers moest do Bisschop vluch ten cn bij begaf zich naar Pepijp van Herstal, die hem een eilandje schonk, nu Kaiserwerth gehcetcn. Vanuit hc-t klooster, door hem daar gesticht, ondernam hij nog dikwijls een „Evangeliereis",. naar zijn vroeger arbeidsveld. Den Jsten Maart 713 overleed Suit hert in zijn klooster. WOENSDAG, 2 Maart. Ascbwoens- d a. g. Begin van de Vee r l-i g d a a g- s o li e Vaste n. Mis: M i s c r e r i s, 2e gebed A Cupctius; 3c voor levenden cn dooden (Omnipotent), Kleur: Paars. „Wat graag, vrouw. Jc weet, ik spong 't er niet in. Ze is voor de gauze niel gchrouwe." Een uur later was Kees op 't appèl. „Kom vrouw, schonk nou maar 'ns in en neem jij on Antje ook wat. Der zei nog wel wat lekkers voor jullie weze, denk ik" Dc tongen raakten los en onwillekeurig begonnen ze over de Vasten té'praten, die toen veel strenger was dan nu en die be gon met vier ..zwarte" dagen, waarop jo geen zuivel of' eieren mocht gebruiken en die op dezelfde wijze eindigde ook. ..Nou", zegt baas Dekkers, „laat 'cm maar kom me. M'n kelder is goed in orde. Heb je 'm al gezien, Kees?" „Nee, Laas". „Nou, dan mot jo his effo meegaan. Dan schenkt de vrouw onderdcliand cr nog centje voor ons jn. Vandaag nemen weder twee" De baas cn Koes gaan naar don kolder. Met 'n gezicht, glimmend van genoegen, toont bij Kees zijn voorraad. „Wel, Kees. Hoo vin-je 'm? Js ie niet goed ingericht voor de Vasten?" „Zeker, baas". „Menigeen mocht willen, dat ie zoo'n kelder had. „Of tic, baas. Maar baas je mot het mo niet kwalijk nemen baas, dat ik het zeg' ik geloof, da mijn kelder thuis be ter is voor do Vasten, dan de jouwe". „Kees!" „Gerust waar, baas". „Dat zou ik wol eris willen zien. Daar wil ik wat onder verwedden". „Ik wed niet baas. Maar as jc zin beb, mag je gerust kommc kijken." „Vrouw", zegt Dekkers, als ze weer bin nen zitten, „je ken nooit rajon, wol Kees zeit". „Nou, wat dan?" „Wel, I:ij zeil, dat zijn kelder beter is voor de Vasten dan de onze cr dat ik ge rust mag gaan Rijke, of 't waar is". Vrouw Dekkers ziet Kees verwonderd aan. „En toch is "t zoo, vrouw"-, zegt Kees. „Kom Kees, laten wo der maar ecus op klinken. En dan ga ik aanstonds toch eris effo met je mee. Daar mot ik 't mijne van hebben", zegt de baas. Baas Dekkers cn Kees gaan op slap. 't Is niet ver naar :t kleine daggelders- huis. Vijf minuten loepen maai*. Moeder Mar ij, Kees z'n vrouw, is iu 't achterhuis net bezig de aardappels te prikken om te kijken, of zc gaar zijn, als Kees met zijn baas binnenstappen. Marij zet grootc oogen op. „Wat kijk jo verwonderd, Ma rij. Da' bad je zeker niet verwacht, hè! Maar 't is Kees z'n schuld, boor. Hij bef mo kel der gezien en nou wil ie ine wijsmaken, dat die van jullie vool beter is voor de Vas ten „dan de onze en dat wil ik wol eens zien". „Kees hooft weer 'n zotte bui baas. Do Vastenavond zit 'm in zijn hoofd". „Doet er niet toe!.... Hoi, Kees, waar zit je?" roept baas Dekkers. Kees komt met een brandend kaarsje aandragen. Samen dalen zo af in het klei ne, nauwo keldertje onder de bedstee. „Pas op baas, stoot jo hoofd niet", zegt Kees, maar de haas heeft al ecu bons ie pakken. Hij kijkt rond. Eu wat ziel bij? Een paar kop aardappelen, een stuk of wat Wij moeten vasten cn ons versier ven omdat God barmhartig is cn den rouwmoe dige en boetvaardige van harte vergeelt (Epistel). Doch vergeten wij niet het to doen zooals Chrisus ons-dat geleerd heeft: Met een bïi.i hart (Evangelie). DONDERDAG, 3 Maart. Mis v. d. dag Dum clamarem. (Ziet in het Eigen van den Tijd: Donderdag na Aschwoens- dag). Verder alles als gisteren. VRIJDAG, 4 Maart. Mi s v. d. H. Gas ï- mirus, Belijder: Os*Jusli. Gloria. 2e gebed en laatste Evangelie v. d. Vrijdag na Aschwoensdag; 3e v. d. H. Lucius, Paus en Martelaar. Kleur: Wit Ook is geoorloofd een II. Mis v. h. 11". Hart van Jezus: Miserebitur. Gloria L'o gebed en laatste Evangelie v. d. Vrijdag na Aschwoensdag. Tractus. Credo. Prefa tie v. b. H. Kruis. Kleur: Wit Do H. Casirairns was een zoon van Ca- simirus III, koning van Polen. Zucht en bescheiden was hij van karakter en vrij van alle eerzucht Ilij weigerde dan ook koning te worden van Hongarije. Te mid den der gevaren van bot hofleven heeft deze koninklijke prins zijne Doopsel-on- schuld ongerept bewaard. Hij was oen toonbeeld van versterving en kuischln-id. Hij stierf aan een longziekte op 2:Viar:g«'u leeftijd. ZATERDAG. 5 Maart. Mis v d. dog: A u d i v i t. (Zaterdag na Aschwoensdag). 2e gebed A Cunctis; 3e voor levenden en dooden; ie voor den Paus. Klcu.-; P a a r s. In dc Kerken der E.E.P.P. Franciscanen: MAANDAG. Mis v. d. Z. An ton ia van PI or en co, Weduwe: Cagnovi. Glo ria. 2o gebed A Cunctis; 3e naar keuze v. d. priester. Gewone Prefatie. Kleur: W i t Dl NSDAG. M i s v. d vorige n Zo n- dag: Esto mihi 2o gebed A«Cunctis; 3«» voor alle Overledenen. 4e naar keuze v d. priester. Kleur: I' a a r s. WOENSDAG, 2c gebed v. d. Z. Agues van Praag, Maagd. 3c- A Cunctis VRIJDAG. Feest dor geheimen v a ii den Krui s weg van onzen Heer Jezus Christus Mis: Cu r- r a in us. Gloria. 2e gebed v. d. II Casi- mirus; 3e v. d. Vrijdag na Aschwoensdag; 4o v. d. H Lucius. Sequens. Credo. Prefa tie v. h. Kruis. Kleur: ltood. ZATERDAG. Mis v. d. II. Joannes, Jozef v. h. Kruis: Justus. Gloria 2o gebed v. d. Zaterdag na Aschwoensdag: 3<; (naar keuze) v. d. Onbevlekte Onlvan/eiiii van Maria. Ook mag gelezen worden de il Mis v d. Zaterdag na Aschwoensdag: Audivit. 2e gebed (naar kenze) v. d. Onbevlekte Ontvangenis; 3e v. d. Z. Agnes \nn Praag Kleur: Paars. Amsterdam. ALB. M. KOK, Pr. roode kooien, oen hoopje knolrapen. Dat is alles. „Kees, jó! Is dat pon 'n kelder v >r ri< Vasten?" barst hij uit. „Daar zit ui' iu", „Dat weet ik wel, baas. Maar nui ni.'t kwalijk haas, duf ik 't zeg, be- !),- jouwe, baas is om tq eten, de inijm om fc v a s t c n". „Dank je, Kc-Q Hij f8 al lang lekker!' Ze kruipen het kleine keldertje uit „Nou, gen-dag, hoor! Eet smakelijk. "Wat schaft de pot vandaag, moeder Ma- rij?" „Aardappelen en knollen, gestampt .c-t 'n beetje vel". „Eu", vroeg vrouw Dekkers nieuw.v ie- rig, „hoe was 't nou met Kees z'n kelder?'' „Best, vrouw, best! Er was geen biksia- ger in, mot-je weten. En wat zeid' ie? li ij zei. dat m ij a kelder was om te eten en do z ).i n e om te vasten". „Nee maar, die is goed, Zoo'n ouwe grapjas! Dat bad ik niet achter km ge zocht Jij?" „Nee, ixij hèt mo der aardig tusschen gehad". „Weet je, wat wij nou eris mos ten doen, baas?" „Nou, wat dan?" „Laten wij Kees z'n kelder eens cm beetje in .rdo brengen voor dc Vasten. Wij hebben toch genoeg. Vin-je 't goed?" „Wat best'.- Dicuzelfdon avond bracht een onbeken de bij moeder Marij twee lekkere kazen, een pot met boter an een paar mud aard appelen Nooit bobben Koes cn Ma rij kunnen idi- visschen vau wien dat allen kwam. Maar don goheelen vastentijd baden zo iederen avond een „Onzen Vader", voor den onbekenden gever. I)cn „steen der wijzen" zocht men reeds in d'ouden tijd; Wat werd om 't chemisch goud al menig stof ontbonden 1 „Den steen der wijzen" vond noch kunde, geest of vlijt, Den steen dos aanstoots wordt door ons elk uur gevonden. PRUSREBUS. OPLOSSING. Dc ulo -:)ig van de rebus in onblad van IU Fel ruari is: Welkom nan Lciilcns burgervader Mr. van de Sande Bakhuyzen, Mcgc hij de sleu telstad lang besturen. De prijswinnaar (vau oen bloemvaas) is B. Vuurpijl, Pictcr de la Courlslraat 41. Er waren héél ve;-l inzendingen. Maar vele er vai» waren niet geheel juist. Zoo mocht b.v. liet „aan" tusschcn „wolkom,' en „Lei lens" niet wegvallen, enz. LIED VAN DEZEN TIJD. LEVE DE GEVANGENIS! Hij stond voor <i' eerste maal terecht, Dat zal jo overkomme Heel spoedig was het pleit beslecht, Hij moest gaan zitten brommen. Hij had ccn rijwiel weggegapt-, Ging daarom in de bajes En heeft zes maanden opgeknapt, Onder het grootste gajes. Eerst was bet hem zeer droef te inoc. Toen hij het vonnis hoorde, En hij moest naar de gribus toe, Ofschoon "t hem niet bekoorde. H'j vond de wereld streng cn wreed Ze9 maanden lang gevangen En hij verzuchtte in ïijn leed, Had men mij maar gehangen. Bij dc politic tc Hengelo heeft zich ccn man aangemeld, die een rijwiel had gestolen, om zoodoendo opnieuw in de gevangenis tc Arn hem tc geraken, waar bij pas een gczclligen tijd had doorgebracht. Maar toen bij daar gevangen zat, Beviel bet licm uitstekend. Op zoo ecu vriend'lijko ontvangst had Ilij nimmer toch gerekend. Hij sliep op ecu uitstekend bod, Kreeg eiken dag goed eten, 'Al had hij ook een inbraak met Diefstal op zijn geweten. Jt Was cr gezellig en heel knus, Hij raakte er vertrouwd en Het was er naar zijn niccning dus Heel best om uit te houden. Een dagje uit steeds elke week, Wat wand'lcu, rooken eten. Hij sprak: Wist ik, dat 't mij zoo lock, Dan had 'k allang gezeten. Maar langzaam aan verstreek zijn tijd, Totdat hij werd ontslagen. En dc cipier moest tot zijn spijt Hem zelfs dc deur uitjagen. Hij ging, maar wist nu hoe tc doen In 'a levens zware zorgen, En is opnieuw heel spoedig toea Gezellig opgeborgen. TROUBADOUR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 11