KALENDER DER WEEK.
WEEKREVUE.
ONZE TAAL.
Bij deze neemt ik de pen op om uwes
i>'schrijve, ornrede ik het niet mot de la-
fclpool doen ken en om uwes te melden,
asdat ik het goed maakt, hoe is het met
mves cn mebeer en de kinders".
Zoo begon vroeger do brief van baar.
je als keukenprinses een tiental jaren
met de meest onaanvechtbare trouw had
«cd'cnd, en die ze'fs bij het smaken van
het huwe'ijksgeiuk n:et kon vergeten de
gelukkige uren. die zij in al die jaren bij
U had doorgebracht, ook al moest ze wer-
fcen als een havenarbeider. Maar dat is
jcis uit vervlogen dagen. Het leven is ver
anderd maar eigenaardig genoeg het
schriiven niet, al verrijzen do scholen
om eens een nieuw beeld te gebruiken on
ik ben niet sterk in beelden-als padde
stoelen uit den grond.
Tja, ik heb het vroeger op school uit
stekend geleerd van een onderwijzer met
steenpuisten cn daarom ziet U in do weok-
revue ook nooit eene fout staan, behalve
dan natuurlijk, die de corrector erin fa
briceert
Maar toen ik eenmaal al de weten
schap der lagere school lot do mijne had
gemaakt, kwam er in eens een heeleboel
nieuws.
Er kwam Esperanto, Volapück, Kollc-
vijnsch, die bij de verschalende soorten
van "spelling door particuliere schrijvers
gebezigd om toch cenigszins in de gaten te
foopen bijgevoegd, een hutspot vormden,
waaruit niet meer wijs te worden was
Om maar eens cenigc reeds hee'c oudo af
wijkingen van het'Nederland scli te noe
men, liet volgende:
Ambtelijke stijl:
„Ten laste is gelegd: 1. dat op ze-;
keren dag en zeker uur waarin;
alstoen aldaar in de bakkerij door
cenigc bakkersgezellen bedrijfsarbeid
werd verricht, bestaande uit het kne
den van deeg en halen van brood uit
den oven althans eenigo bcdrijfs-
werkzaamheden a'daar was opge
hangen de vergunning of duplicaat
hiervan waarbij aan die broodbak
kersonderneming voornoemd, krach
tens art. 37 der arbeidsinspectie ver
gunning was verleend vervroegden ar
beid te doen aanvangen hoewel
zulks als voorwaarde aan dio vergun
ning was verbonden: 2. dat op zeke
ren datum op zeker uur waarin als-
toen aldaar door oenige arbeiders di
verse bedrijfswerkzaambeden werden
verricht, die arbeid alstoen aldaar
niet werd verricht, vermeldende toch
dc daar aanwezige die arbeiders be
treffende arbeidslijst a's rusttijd voor
dien dag li uur voormiddags lot 11.45
voormiddags".
Heel duidelijk nietwaar?
Zuid-Af ri kaanseh
„Ek wil nie segge nic, dat de taal
van Suid-Afrikaarjlor do skoonsle
van al vaderlandseb taal, ek nic weet
nie. vir wat ek sou doen soo. Maar
ek seg hul toch opreg, dat sy Peg
ging niks nie lyk nie.
Aardig dat Zuid-Afrikaanse!), vindt U
niet?
Vlaamsch:
„Die Vlaamscke tale is altoos mij
nen lust geweest en ik ben er altijd
zoo door gepakt, daar ik er immer
veel gesling in had. Biust wij bier in
Hol'and onze liberteit kwijt en zijn
geraakt om te klappen onzen eigen
talc riekt men in do Vlaams'cbc de
trouwhertigheid, die zij waarachtig
hebben weten doen bewaren.
Waar of niet geachte lezer(cs), dat is
Biooi!
Wij zijn opgevoe <1 in al de ernst van de
Vries cn Te Winkel. Wij schrijven nog
steeds zeer plechtstate'ijk: Ik zie den man
op de straat en wij kennen hei ges'acht
van do woorden op st, uitgezonderd dienst,
last en plicht dat komt omdat wij onze
jeugd niet in ledigheid hebben doorge
bracht.
Nu is dat anders, behalve de reeds ge
memoreerde talen cn spellingen, gaan ze
nu onze e:geu taal nog doorspekken met al
Ier-lei vreemde woorden, zooa's men
spreekt over ontameeren. distrïbueercn,
welke woorden trouwens al weer uit den
tijd zijn en zooals men nu spreekt over:
heavy, sorry broadcasting, superfilm,up
per ten en efficiency.
Zonder mij zelf lo willen prijzen, ge
loof ik, dat ik een van de weinigen ben,
die zonder taalfouten schrijven, (Nou, va
der, dat houdt n et over. Red.), cn boven
dien. heb ik een hekel aan vreemde woor
den.
Ik wil u eens vragen tot welk gemis aan
orthografische oriëntatie en tot we'kc in
consequentie we n'et gekomen zijn, nu het
in onze Nedérlandschc taal een affreuze
usance wordt, dat er zelfs tot op de pagi-
nae onzer dictionnairs woorden comparee-
ren, die slechts dienen om de cultureel© la
cune in het .men schel ijk verstand te ca-
moufleercn.
Het is abominabel cn nimmer zul'en
dergelijke exentriciteiten, die reglementair
worden geïmporteerd gepropageerd worden
door
Meneer Brom wachtte een paar minuten
en floot nog eens; schriller nu en langer.
Ver weg, onder den grond, begon Mops
te blaffen met zijn hooge kefstem, wat
meneer Brom met verdubbelden moed nog
eens leed fluiten, waarna hij wachtte.
Plotseling hoorde hij- geruiséli links van
den kuil en iets dat wel 'een hondenkop
had kunnen zijn, schaduwde tegen de don
kere lucht.
„Mopsssssfluisterde Brom, die nu
gehurkt zat-, uit do diepte.
„Wuif, woefBaoabaoklilirrr",
klonk 't rechts.
Meneer Brom rolde om. 't Echode in
den kuil ook nog en hij was niet wemig
geschrokken.
„Ga-je," riep hij met waardige zelf be-
- hecrscbing.
„Waf wef," klonk het van links en twee
hondenkoppen bogen broederlijk naast
mekaar naar beneden, geïnteresseerd in
do krijgsmanoeuvres van. Brom.
„Waf, waf"deed do bas rechts.
„Wrrrrèff," links.
De dieren hadden elkander in 't oog ge
kregen cn, met de koppen vooruit, staar
den zc elkaar strijdlustig aan over den
kuil heen. Brom keek toe in angstige
spaïming'van beneden
Toen sprong de bas van rechts: een
grootc ruige hond. Tegelijkertijd spron
gen de twee van links, één kleine cn één
middelmaat.
De ontmoeting had plaats, iets links
van het midden, cn daar tuimelde do heele
zaak naar beneden.
Brom zag gloeiende oogen, voelde twaalf
stevige pooten over zich slaan, kwam in
ecu maalstroom van liect-geadem en ge
hijg: versteende bijna, van 't afschuwelijk
gehuil cn riep om hulp."
Dc volgende minuut stond mevrouw
voor den kuil te schreien, cn rare bewegin
gen to maken. Achter haar kwam mcnccr-
i van-hieraaast aangerend; een lange, ma
gere man, die houterig tegen de aardlioo-
pen opklauterde, uitgleed cn in zijn val
naar beneden mevrouw meesleepte.
De kuil was nu ten naastenbij vol, cn
"'t geschreeuw om hclsch to wordcu.
Hamen cn deuren vlogen open, kamers
werden .verlicht, mcnschen schoten too,
zaklantaarns illumineerden liet Icvendc-
grafkelder-toonecl.
Iïulpbiedcndo handen werden toegesto
ken en na ccn kwartier tijds was do kuil
leeg.
Do bas had een poot cn meneer Brom
z'n horloge-glas gebroken. Bovendien had
het hcele gezelschap ccn met de plechtig
heid geëvenredigd aantal kneuzingen op-
gcloöpcn, die broederlijk over dc onder
scheidon deelnemers waren verdeeld.
Mevrouw Brom 'liep tusschcn dc aanl-
hoopen, als ccn geest in een oude ruinc,
jammerend om Mops»
Allo kuilen werden nagegaan en in dc
laatste (natuurlijk) werd Mops gevonden.
Hij. sliep' in een hoekje en kook erg ver
baasd t.ocn men hem wekte
Dc buren gingen hun huizen in; me
vrouw koesterde Mops cn Brom sloot dp
straatdeur met een treurig gebaar.
„L. if." JEAN JACOBS.
TWEE KELDERS.
Vastcnnvondverlelling
door P. G. HOCKS.
't "Was de laatste Dinsdag van den vas
tenavond
(Judo Dirk Dok kers stond in zijn kelder.
Hij keek dien onderzoekend rond en wreef
zich vergenoegd de banden cn bij bad
er reden toe.
Daar in den boek lagen netjes naast el
kaar, op een wit geschuurde plank, zes
zoetemclksche- en vier komijnekazen. Dan
volgden twee Kcülsche potten met boter,
een paar kinnetjes zoutevisch, drio rollen
stokviech, allemaal kost geschikt voor den,
vastentijd.
„Zie zoo!" mompelde hij voldaan, „laat
de Vasten nou maar komen. Ik verwacht
hem".
Hij klom den kelder uit en ging naar
bet woonvertrek, waar vrouw Dekkers be
zig was met koffiezetten.
„Do kelder ziet er goed uit, vrouw!"
„Zoo, is ie naar je zin?"
„Nou of (ie! Wc kennen do Vasten ver
wachten.Zeg, wo krijgen zeker aan
stonds wol 'n koekie bij do koffie, is 't
niet? 't Is dc laatste Dinsdag en dan mug
gen wo 't in lang niet meer bobben. En
voor den eten ook nog 'n bittertje
Waar zit Kees toch?"
„Effen 't dorp in. Koek halen. Ik wist,
dat je der om vragen zou, lekkerbek".
„Je bent. 'n best wijf, boor! Jij wéct nog
oris, wat 'n menschtoekomt".
Dirk Dekkers was rentenier. Tot voor
'n jaar of vijf had hij achter in clen polder
gewoond op 'n flinkó boerderij. Hij had
voorspoedig geboerd en aardig centen ver
diend. Toen bij zestig jaar geworden was,
zei bij tot zichzelf: „Uitscheiden met hoeren
Dirkie. Je hebt je schaapies al lang op 't
droge. Laat je zoon Jan 't nou maar 'ns
probecren en ga jij rustig rentenieren.
Dan beb je nog wat au jc leven".
Nu was er juist op 't dorp een huis te
koop, een huis, dat hem zinde en daarbij
niet ver van de kerk ook. 't Was net een
huis voor hem, mek drie mooie 1 ners,
grootcn kelder, een schuur om ci paar
koetjes te stallen en een aardig lapje tuin
Dat huis kocht hij. 't Is waar Voor grof
geld, maar hij had zijn zin en dat was
hom wel een honderd guldenhof wat waard
Toen dc zaak beklonken was, riep li ij
Koos, zijn ouden daggelder bij zich.
Kees was van jongsaf .op de boerderij
werkzaam geweest. Ze waren samen opge
groeid en gingen meer met elkaar om als
broers dan als baas en knecht.
„Kees", zoo begon bij, „ik mot je wat
nieuws vertellen, jó!"
„As 't dan maar wat goeds is, baas".
„Kees, ik ben mo langste tijd boer ge
weest".
„Zoo baas. Nou, en ik me langste tijd
daggelder. "We benne allebei al in de zes
tig, mot je rekenen".
„Maar zóó bedoel ik 't niet. Ik schei der
uit met boeren. De eerste Meidag ga ik vau
de wcuning af. Me zoon Jan komt or op.
Ik ga stil leven."
„Zoo, baas".
„En nou snap jc zeker wel, waarom dc
den langston tijd boer en jij den langslen tijd
daggelder ben geweest, want ze zei bier
vandaan motte. Jan hèt geen hekel aan
je, dat weet jo blikslagers goed, maar hij
hèt toch liever 'n jonge kerel dan jou. Daar
hèt meer an."
„Maar haas Zou ik weg motte?'
stotterde Kees, heelcmaal in do war ge
raakt.
„Nou, wat wou je dan? Hier blijven?
't Zei niet gaan, jó! Jc slacht mijn. 't Beste
is 't or van af en dat is niet to verwonde
ren ook, as je vijftig jaar, dag in dag uit,
in den polder hebt gewerkt, in weer en
wind".
„Maar haas, wat mot ik dan gaan be
ginne I k zei nooit 'n andere boer ken no
krijge. Geen zncnsch wil me liebbe. Ik ben
vouis te oud. En toch zcl ik motto etc cn
Marij, me vrouw, ook".
„Maar wie zeit nou, dat jij 'n audcro
baas mot zoeko? Ik niet. Neen, jij gaat met
mo nice en blijft in me dienst?"
Koes kikkerde er van op, toen ie dat
boorde.
„Is 't eebt waar, baas?"
„Jo verstaat toch Hollaudscb, hoop ik.
Kijk, jij beb je hcelc leven hard voor mo
gesjouwd. Jij heb me helpen verdienen cn
nou zou ik 't erg onchristelijk vindo om
jou op jc ouwen dag au de dijk te zette cn
honger to lato lijden. Ik ga rentcnicrc, en
jij renteniert moe. Jij wordt zooveul as mo
huisknecht. Dat had jo zeker niet ge
droomd, dat jij op je ouwen dag nog huis
knecht zou worde. Deftig, hè! Je doet en
jo laat, wat je wil. Je hakt wat hout,
Laait 'n turf ie binnen, je werkt 'n beetje
in de tuin cn melkt do koe, die ik van plan
ben te stallen en ik geef je hetzelfde geld,
dat je altijd bij mo verdiend heb. Wo ben
ne al zoo lang bij mekaar en als 't God
blieft, blijve we bij mekaar, zoolang as wo
leven".
Koes z'n oude oogen werden vochtig.
„God Ioono 't je, baas'". Moer kon hij
niet zeggen.
„Rees, kom je koffiedrinken?"
„Ja, vrouw".
„En roep jc Aufje ook eris?"
Met bun vieren zaten ze nu in bot woon
vertrek, gezellig pralend;, dc baas, de
vrouw, Kees cn Antje, de meid. De koffie
met koek liet zich best smaken.
„Zeg Kees", zei de vrouw, toen bij op
rees om weer aan 't werk lo gaan, „je
lust zeker straks nog wel 'n borrel, voor
dat je gaal eten?"
N.B. Als niet ouders wordt -aangegeven
mist. in doze week iedere H. Mis Gloria
en Credo en iiccft dc Prefatie van dc V a s-
t e n.
ZONDAG, 27 Febr. Zondag, ge
naamd. Quinquagesima. Mis:
Es t o mih i. 2o gebed ter cere van de
heiligen (A Cunctis); 3e naar keuze v. d.
priester. Credo. Prefatie v. d. Allerhei
ligste Drieëenhcid. Kleur: Paars.
Op dezen laalsien Zondag vóór den
grooten tijd van versterving en verlooche
ning hidden wij om heiliging naar ziel
en lichaam (Stilgebod), om dc genade stip
ter nog Gods heilige geboden tc onderhou
den (Offertorium). Daaruit juist moet
blijken onze werkelijke liefde voor God,
zonder welke wij niets zijn. Deze liefde
vervult ons met vertrouwen en vreugde
(Introïtus, Graduale; Tractus); spoort ons
aan ook te bidden om bevrijding van zon
den, bescherming tegen onze vijanden.
(Gebed; Postcomniunio).
Die liefdé echter zal ook van ons offers
vragen, bet grootc offer van onzen eigen
wiJ, ons eigen ik. Christus' goddelijke lief
de voor Zijnen hemclsehcn Vader, die
Hem het offer deed brengen van Zich zei -
ven aan liet kruis; zij onze kracht (Evan
gelie).
MAANDAG, 28 Febr. Mis als giste-
ron: Ecsto mihi. 2o gebed A Cunctis; 3e
voor alle overledenen (zie het eerste Mis
formulier voor de Overledenen); 4e naar
keuze v. d. priester. Geen Tractus. Gewo
ne Prefatie. Kleur: Paars.
DINSDAG, 1 Maart M i s v. d. H. Sui l-
hortus, Bisschop en Belijder: Statuit.
(Zie in liet Eigen der heiligen v;ui het
Bisdom Haarlem). Gloria. Gewone Prefa
tie. Kleur: W i t.
Suitbertus was oen der gezellen, dia met
den H. Willibrordus het II. Evangelie
hebben gepredikt. Het feit, dat St. Willi-
brord, toen or één uit zijne gezellen moest
worden uitgekozen voor do bisschoppelijke
waardigheid, zijne keuzo liet vallen op
Suitbertus, wettigt de veronderstelling, dat
de heilige van dezen dag in het moeilijk.;
bekeeringswerk zal hebben uigemnut. Als
Bisschop verrichte hij zijn apostolische) i
arbeid in de omstreken van Tiel, Hensden
en in het gebied van den llocr. Bij den in
val der Saksers moest do Bisschop vluch
ten cn bij begaf zich naar Pepijp van
Herstal, die hem een eilandje schonk, nu
Kaiserwerth gehcetcn. Vanuit hc-t klooster,
door hem daar gesticht, ondernam hij nog
dikwijls een „Evangeliereis",. naar zijn
vroeger arbeidsveld. Den Jsten Maart 713
overleed Suit hert in zijn klooster.
WOENSDAG, 2 Maart. Ascbwoens-
d a. g. Begin van de Vee r l-i g d a a g-
s o li e Vaste n. Mis: M i s c r e r i s, 2e
gebed A Cupctius; 3c voor levenden cn
dooden (Omnipotent), Kleur: Paars.
„Wat graag, vrouw. Jc weet, ik spong
't er niet in. Ze is voor de gauze niel
gchrouwe."
Een uur later was Kees op 't appèl.
„Kom vrouw, schonk nou maar 'ns in
en neem jij on Antje ook wat. Der zei nog
wel wat lekkers voor jullie weze, denk ik"
Dc tongen raakten los en onwillekeurig
begonnen ze over de Vasten té'praten, die
toen veel strenger was dan nu en die be
gon met vier ..zwarte" dagen, waarop jo
geen zuivel of' eieren mocht gebruiken en
die op dezelfde wijze eindigde ook.
..Nou", zegt baas Dekkers, „laat 'cm
maar kom me. M'n kelder is goed in orde.
Heb je 'm al gezien, Kees?"
„Nee, Laas".
„Nou, dan mot jo his effo meegaan. Dan
schenkt de vrouw onderdcliand cr nog
centje voor ons jn. Vandaag nemen weder
twee"
De baas cn Koes gaan naar don kolder.
Met 'n gezicht, glimmend van genoegen,
toont bij Kees zijn voorraad.
„Wel, Kees. Hoo vin-je 'm? Js ie niet
goed ingericht voor de Vasten?"
„Zeker, baas".
„Menigeen mocht willen, dat ie zoo'n
kelder had.
„Of tic, baas. Maar baas je mot het
mo niet kwalijk nemen baas, dat ik het
zeg' ik geloof, da mijn kelder thuis be
ter is voor do Vasten, dan de jouwe".
„Kees!"
„Gerust waar, baas".
„Dat zou ik wol eris willen zien. Daar
wil ik wat onder verwedden".
„Ik wed niet baas. Maar as jc zin beb,
mag je gerust kommc kijken."
„Vrouw", zegt Dekkers, als ze weer bin
nen zitten, „je ken nooit rajon, wol Kees
zeit".
„Nou, wat dan?"
„Wel, I:ij zeil, dat zijn kelder beter is
voor de Vasten dan de onze cr dat ik ge
rust mag gaan Rijke, of 't waar is".
Vrouw Dekkers ziet Kees verwonderd
aan.
„En toch is "t zoo, vrouw"-, zegt Kees.
„Kom Kees, laten wo der maar ecus op
klinken. En dan ga ik aanstonds toch eris
effo met je mee. Daar mot ik 't mijne van
hebben", zegt de baas.
Baas Dekkers cn Kees gaan op slap.
't Is niet ver naar :t kleine daggelders-
huis. Vijf minuten loepen maai*. Moeder
Mar ij, Kees z'n vrouw, is iu 't achterhuis
net bezig de aardappels te prikken om te
kijken, of zc gaar zijn, als Kees met zijn
baas binnenstappen.
Marij zet grootc oogen op.
„Wat kijk jo verwonderd, Ma rij. Da'
bad je zeker niet verwacht, hè! Maar 't
is Kees z'n schuld, boor. Hij bef mo kel
der gezien en nou wil ie ine wijsmaken,
dat die van jullie vool beter is voor de Vas
ten „dan de onze en dat wil ik wol eens
zien".
„Kees hooft weer 'n zotte bui baas. Do
Vastenavond zit 'm in zijn hoofd".
„Doet er niet toe!.... Hoi, Kees, waar
zit je?" roept baas Dekkers.
Kees komt met een brandend kaarsje
aandragen. Samen dalen zo af in het klei
ne, nauwo keldertje onder de bedstee.
„Pas op baas, stoot jo hoofd niet", zegt
Kees, maar de haas heeft al ecu bons ie
pakken. Hij kijkt rond. Eu wat ziel bij?
Een paar kop aardappelen, een stuk of wat
Wij moeten vasten cn ons versier ven
omdat God barmhartig is cn den rouwmoe
dige en boetvaardige van harte vergeelt
(Epistel). Doch vergeten wij niet het to
doen zooals Chrisus ons-dat geleerd heeft:
Met een bïi.i hart (Evangelie).
DONDERDAG, 3 Maart. Mis v. d. dag
Dum clamarem. (Ziet in het Eigen
van den Tijd: Donderdag na Aschwoens-
dag). Verder alles als gisteren.
VRIJDAG, 4 Maart. Mi s v. d. H. Gas ï-
mirus, Belijder: Os*Jusli. Gloria. 2e
gebed en laatste Evangelie v. d. Vrijdag
na Aschwoensdag; 3e v. d. H. Lucius,
Paus en Martelaar. Kleur: Wit
Ook is geoorloofd een II. Mis v. h. 11".
Hart van Jezus: Miserebitur. Gloria L'o
gebed en laatste Evangelie v. d. Vrijdag
na Aschwoensdag. Tractus. Credo. Prefa
tie v. b. H. Kruis. Kleur: Wit
Do H. Casirairns was een zoon van Ca-
simirus III, koning van Polen. Zucht en
bescheiden was hij van karakter en vrij
van alle eerzucht Ilij weigerde dan ook
koning te worden van Hongarije. Te mid
den der gevaren van bot hofleven heeft
deze koninklijke prins zijne Doopsel-on-
schuld ongerept bewaard. Hij was oen
toonbeeld van versterving en kuischln-id.
Hij stierf aan een longziekte op 2:Viar:g«'u
leeftijd.
ZATERDAG. 5 Maart. Mis v d. dog:
A u d i v i t. (Zaterdag na Aschwoensdag).
2e gebed A Cunctis; 3e voor levenden en
dooden; ie voor den Paus. Klcu.-;
P a a r s.
In dc Kerken der E.E.P.P. Franciscanen:
MAANDAG. Mis v. d. Z. An ton ia
van PI or en co, Weduwe: Cagnovi. Glo
ria. 2o gebed A Cunctis; 3e naar keuze v.
d. priester. Gewone Prefatie. Kleur: W i t
Dl NSDAG. M i s v. d vorige n Zo n-
dag: Esto mihi 2o gebed A«Cunctis; 3«»
voor alle Overledenen. 4e naar keuze v d.
priester. Kleur: I' a a r s.
WOENSDAG, 2c gebed v. d. Z. Agues
van Praag, Maagd. 3c- A Cunctis
VRIJDAG. Feest dor geheimen
v a ii den Krui s weg van onzen
Heer Jezus Christus Mis: Cu r-
r a in us. Gloria. 2e gebed v. d. II Casi-
mirus; 3e v. d. Vrijdag na Aschwoensdag;
4o v. d. H Lucius. Sequens. Credo. Prefa
tie v. h. Kruis. Kleur: ltood.
ZATERDAG. Mis v. d. II. Joannes,
Jozef v. h. Kruis: Justus. Gloria 2o
gebed v. d. Zaterdag na Aschwoensdag: 3<;
(naar keuze) v. d. Onbevlekte Onlvan/eiiii
van Maria.
Ook mag gelezen worden de il Mis v
d. Zaterdag na Aschwoensdag: Audivit.
2e gebed (naar kenze) v. d. Onbevlekte
Ontvangenis; 3e v. d. Z. Agnes \nn Praag
Kleur: Paars.
Amsterdam. ALB. M. KOK, Pr.
roode kooien, oen hoopje knolrapen. Dat
is alles.
„Kees, jó! Is dat pon 'n kelder v >r ri<
Vasten?" barst hij uit. „Daar zit ui' iu",
„Dat weet ik wel, baas. Maar nui
ni.'t kwalijk haas, duf ik 't zeg, be- !),-
jouwe, baas is om tq eten, de inijm om
fc v a s t c n".
„Dank je, Kc-Q Hij f8 al lang lekker!'
Ze kruipen het kleine keldertje uit
„Nou, gen-dag, hoor! Eet smakelijk.
"Wat schaft de pot vandaag, moeder Ma-
rij?"
„Aardappelen en knollen, gestampt .c-t
'n beetje vel".
„Eu", vroeg vrouw Dekkers nieuw.v ie-
rig, „hoe was 't nou met Kees z'n kelder?''
„Best, vrouw, best! Er was geen biksia-
ger in, mot-je weten. En wat zeid' ie? li ij
zei. dat m ij a kelder was om te eten en do
z ).i n e om te vasten".
„Nee maar, die is goed, Zoo'n ouwe
grapjas! Dat bad ik niet achter km ge
zocht Jij?"
„Nee, ixij hèt mo der aardig tusschen
gehad".
„Weet je, wat wij nou eris mos ten doen,
baas?"
„Nou, wat dan?"
„Laten wij Kees z'n kelder eens cm
beetje in .rdo brengen voor dc Vasten.
Wij hebben toch genoeg. Vin-je 't goed?"
„Wat best'.-
Dicuzelfdon avond bracht een onbeken
de bij moeder Marij twee lekkere kazen,
een pot met boter an een paar mud aard
appelen
Nooit bobben Koes cn Ma rij kunnen idi-
visschen vau wien dat allen kwam.
Maar don goheelen vastentijd baden zo
iederen avond een „Onzen Vader", voor
den onbekenden gever.
I)cn „steen der wijzen" zocht men reeds
in d'ouden tijd;
Wat werd om 't chemisch goud al menig
stof ontbonden 1
„Den steen der wijzen" vond noch
kunde, geest of vlijt,
Den steen dos aanstoots wordt door ons
elk uur gevonden.
PRUSREBUS.
OPLOSSING.
Dc ulo -:)ig van de rebus in onblad
van IU Fel ruari is:
Welkom nan Lciilcns burgervader Mr.
van de Sande Bakhuyzen, Mcgc hij de sleu
telstad lang besturen.
De prijswinnaar (vau oen bloemvaas) is
B. Vuurpijl, Pictcr de la Courlslraat 41.
Er waren héél ve;-l inzendingen. Maar
vele er vai» waren niet geheel juist. Zoo
mocht b.v. liet „aan" tusschcn „wolkom,'
en „Lei lens" niet wegvallen, enz.
LIED VAN DEZEN TIJD.
LEVE DE GEVANGENIS!
Hij stond voor <i' eerste maal terecht,
Dat zal jo overkomme
Heel spoedig was het pleit beslecht,
Hij moest gaan zitten brommen.
Hij had ccn rijwiel weggegapt-,
Ging daarom in de bajes
En heeft zes maanden opgeknapt,
Onder het grootste gajes.
Eerst was bet hem zeer droef te inoc.
Toen hij het vonnis hoorde,
En hij moest naar de gribus toe,
Ofschoon "t hem niet bekoorde.
H'j vond de wereld streng cn wreed
Ze9 maanden lang gevangen
En hij verzuchtte in ïijn leed,
Had men mij maar gehangen.
Bij dc politic tc Hengelo heeft
zich ccn man aangemeld, die een
rijwiel had gestolen, om zoodoendo
opnieuw in de gevangenis tc Arn
hem tc geraken, waar bij pas een
gczclligen tijd had doorgebracht.
Maar toen bij daar gevangen zat,
Beviel bet licm uitstekend.
Op zoo ecu vriend'lijko ontvangst had
Ilij nimmer toch gerekend.
Hij sliep op ecu uitstekend bod,
Kreeg eiken dag goed eten,
'Al had hij ook een inbraak met
Diefstal op zijn geweten.
Jt Was cr gezellig en heel knus,
Hij raakte er vertrouwd en
Het was er naar zijn niccning dus
Heel best om uit te houden.
Een dagje uit steeds elke week,
Wat wand'lcu, rooken eten.
Hij sprak: Wist ik, dat 't mij zoo lock,
Dan had 'k allang gezeten.
Maar langzaam aan verstreek zijn tijd,
Totdat hij werd ontslagen.
En dc cipier moest tot zijn spijt
Hem zelfs dc deur uitjagen.
Hij ging, maar wist nu hoe tc doen
In 'a levens zware zorgen,
En is opnieuw heel spoedig toea
Gezellig opgeborgen.
TROUBADOUR.