DERDE blad „DE LEiDSCHE COURANT" ZATERDAG 12 FEBRUARI 1927 0, KENDEN WIJ DE GAVE GODS door Gr. nrt moei wel waar zijn, dal vo'en onder Ka(holicken, nop maar steeds mot be- EL wolk orn rüko genadebron wij be- in hot H Misoffer: want we zeg- ,nme, drocv'g hart het bijwonen tëff Mis op de darren, dat het niet onder Hp verp'icht is. kan vo'strekt niet al- ï°\c vo'doend- genoemd worden, fn ig opmerkelijk, hoe bijv. op de da- j- yroeper pevierd werden met ver- Mishoorcn, na het opheffen der rn'ifht'ne het aantal peloovipen, die S ter kerke komen, elk jaar .minder lilt ofsehoon toch ook nu het werk stil J", en men rustdap houdt in alle opzicu- ^Natuurlijk is niet alleen het onvoldoen- begrip van de waarde oener H. M.s liar ook dp menschelijke traapheid hier lcHp oorzaak. Maar deze laatste zou heel femakkelijk door de eerste worden over- Lnen. als dat be-rip maar sterker was Ik vind het altiid een treurig feit, dat nen heel gemakkelijk instemt met de ver- relijkinp, die hier volpt, en die helaas zoo fcrsrbrikke'iik poed omgaat: als men eens fi'ken morren door het paan naar de kerk du'zcnd puldrn in ontvangst zou kunnen nrmen, dan zou men heel wat gemakkelij ker aanwezig zijn. zeker wel de meeste da gen der week: men zou zijn traagheid overwinnen omwille van het geld. Als ge nu eerlijk zijt tegenover Uzelf, dan moet ge, zoo ge de vergel ijk mg toege geven hebt. ook uw bes'uit weten te trek- ;en len opzichte van Uzelf. Immers welk ern onschatbare waarde beeft het bijwonen der H. Mis voor Uwe ^Het zijn iOch de vruchten van het Kruisoffer van Christus, die op de zielen der aanwezigen word n toegepast. De prester draagt het M:soffer niet op voor richzelf alleen, maar bij de Offerande van hei brood, bidt hij: „dat de Almachtige Va'er die onbevlekte offerande zal aan- vaardi nvoor al'e aanwezigen, en voor alle geloovigen, zoowel levenden als dooien: opdat zij hem en hun moge voor- deelig zijn ten eeuwigen leven." Wij weten, dat wij verplicht zijn aan God hulde te brengen en Hem te verheer lijken; en we weten ook, dat we daartoe uteren kracht niet in staat zijn: hoe zul len we het dan beter kunnen doen, dan door ann den Homelschcn Vader aan te üioden het onbevlekte huldigingsoffer van Ziinen Goddelijken Zoon? Als we met dat offer God eeren, zijn we absoluut zeker, dal God die hulde ook zal aanvaarden, en daarmee za' onze ziel bevredigd zijn, iets aan God te hebben kunnen aanbieden, wat Hem aangenaam wa§ Fn hc' is wel het meest aangename, want al neemt pe te sa men al dp hulde, gebracht door de rede- looze pn redeli'ke schepselen on aarde, en door de uitverkorenen in den Hemel, dan is din betooging toch altijd nap la^er, dan de oneindige hu'de, we'ke in de H. Mis ichraebt wordt door den Zoon Gods. Beziet het altaar, zooals God het be ziel Hij aanschouwt daar bet offer van den Godzoon, ca dat geeft Hem een ver heerlijking van oneindige waarde. Misschien komt de gedachte bij U op, dal de vele zonden, die pe bedreven hebt,, of in het algemeen Uw zondige zwakheid, toch eigenlijk een beletse' zullen bliïven, om M aangenaam te kunnen worden. Ge ri.il misschien door uw zondigheid terneer gedrukt, en voelt zelfs de gedachte opko- mrn aan een eeuwige verwerning, met als Dig een zekere lusteloosheid .in het doen van ecbeden en poedo werken, die go a'- len als nutteloos beschouwt bij uw manier van leven. Is gebrek aan kennis hier de oorzaak van uw wantrouwen? Is niet de H. Mis ook een bron /an vergeviri"? Leert ons dan ni°l het Concilie van Trente, dat zoo dui delijk do geloofsleer uiteenzet, het voigen- ch Omdat God. verzoend door de onoffe- ring der H M:s, de genade en de gave d"r boetvaardigheid verleent, vergeeft Hij de misdaden en zelfs zeer zware zonden. Hierbij moeten we opmerken, dat de H. "is n:et rechtstreeks de zonden vergeeft: daartoe dient het Sacrament der Biecht; Jttar de H. M:s bevat overvloedige gena den. waardoor de zondaar zal worden ver- ilieht en aangespoord tot berouw en tot wilvaardigheid over het bedreven kwaad, waardoor hij zal gebracht worden tot te- fü"keer in Gods vriendschap. Zij, die in staat van genade de H. Mis biiwonen, zü'lpn daardoor aan God verzoe king aanbieden voor de zonden, door hen bedreven, maar reeds door de absolu te van den priester van hen weggenomen. Want de H. Mis is 'n waarachtig zoenoffer, om op ons dagelijks de verzoenende kracht van Imt kruisoffer toe te passen De pries ter bidt den enk, terwijl hij in staaf van genade het Offer opdraagt, dat hij het doet voor zijne zonden, beleedigingen en oninbare tekortkomingen. Wie zich dus schuldig voelt, hij wone d" II Mis bij tot verzoening of tot verge ving zijner beledigingen \ls gij Chr'stus als zoenoffer kunt aanbieden, zal d^ Vader die verzoening, die goddelijk is, ook aan vaarden. Heeft de Christenmesch, d;e door God is uitverkoren tot hot lidmaatschap van Zijne Kerk, niet een overvloed van rede nen om God te bedanken? Ja. bewees God hem niet zooveel weldaden, dat het hom nooit moee'iik zal zb'n genoeg dank aan God te brengen? Gaat eens na. welk enn wel daad er gelegen is in hef bez;t van h"t waar geloof, waardoor wij in staat zijn gesteld ons eeuwig doel zeker te bereiken; gaat ens na, welk een reeks van genaden s'ndj? den dag van uw Doopsel in uw ziel is gevloeid. Met recht moet gij uitroepen: Heer, wat zal ik U wedergeven voor zoovel" weMadcn Dit is dan ook de bede van den priester na het nuttigen van de H. Hostie: de bede, waarin li"t u:t"edrukt, d*f hij nimmer vol doende dank zal kunnen brengen. Is dan niet do H Mis de dankzegging bii uifnemmdhe'd? Wordt niet de H. Mis juist met d!t woord genoemd: dankz^ggin™, eucharistisch Offer? Werd niet do H Mis door Ghr'stus ingesteld onder een dankgebed, dat nu nog telkens in de H. Mis wordt gebeden, en rooot daarom te voren de priester n'et de geloovigen in de Praefafie op om te danken: „Laten wij den Heer, onzen God. dankzegden: het is pas send en bil'ijk, redelijk en h°iTzanm H"bt gij dus reden tot dankbaarheid en die hebt ge dank dan God door de H. M'S, die als dankoffer aan God wordt ongedragen, en die. omdat zii het ofH* :s van Christus zelf. ook waarlijk de e«mig waardige dank brengen kan aan den He melvader, van wlen wij al het goede heb ben ontvangen. Naast dank en hulde en verzoening te bron^on ann God. beeft elke mensch ook voortdurend een zeer "roote behoefte aan hu'p van God: wij hebben licht nooclig en sterkte en troost. Zijt ge nog niet zóóver, dat ge weet, dat zulk L:cht en troost en kracht nooit in vol doende mate te vinden is bii de menschen, 'al 7i:n ze nog zoo hulpvaardig en invloed- rii'"? Het hoogste waartoe de mensch in staat is en het beste, is naast enkele on tzurende woorden, die den mensch, a!s mensch. wel goed doen, hem te wij zen on de hulp, die van God komen moet, en ook komen zal, als we er om vragen. Welnu <'n de H. Mis is God zelf aanwe zig; daar kunnen we gaan tot Dengene, Die gezegd heeft: „Komt allen tot Mij. di« be fast en beladen zijt. en Ik zal u verkwik ken Daar is dezelfde weldoener, D'e de zegen Zijner weldaden heeft verspreid in hef H. T.and van Palestina. Bovend-en is Hij in de H. Mis als slachtoffer om voor ons ton boste te spreken, en onze smeg- kin "en te ondersteuren mét Zijne oneindi ge verdiensten. Het altaar is de genade- troon. waartoe wij met vertrouwen moeten naderen om barmhart:"heid te verkrijgen en "cnade en hulp ten bekwamen tijde. Meent eohter niet, dat ge al1 een door tegenwoordig te zijn bij een H. Mis zult verwerven, wat ge vraagt. Vereischt wordt zeker e°n grootp mate van vertrouwen en van groot geloof Naarmate ons geloovig vertrouwen grooter is, naar die mate zal ook ons vra"en en smeeken beter. fvorrlon beantwoord door de verhooring van den kant van God. Daarom beveelt de priester in het Misgebed aan God ook aan: alle aanwezigen, wier geloof en godsvrucht aan God Jiekeiid zijn. Onder godsvrucht verstaan we hier het zich gehee1 wijden aan God, het geheel wil len tocbehooren aan God. Als we dan geheel overtuigd van de kracht van bet H. Misoffer, waar de God- zoon z?ch offert voor ons belang, en waar Hij hulde en dank brengt om den Vader te .verheerlijken, waar do vruchten van het H. Kruisoffer gereed liggen mits wij cr met vertrouwen om smeeken, ons rond het altaar scharen in geloovig vertrouwen, dan zal er geen gunst of geen genade zijn, die ons wordt geweigerd, omdat we zijn als Maria en Joannes, staande onder het Kruis op Calvarië; omdat wo meer nog zijn als de goede booswicht, die met één enkel woord alles van Christus in één oogenblik heeft verworven. O, kenden wij die gave Gods. BRIEVEN VAN EEN STEDELANDER. Iii^ i op ^en Voorgrond zeggen, dat «volgende niet met het oog op Lei Jen erd geschreven. De aanleiding schuilt n puelgcen bhjken zal. 0 Gemeentewet van Thorbecko is een injjij ^e. dateert uit ongeveer het lijL ,er vorige eeuw, wat ieder duide- bcckW |d\e zich herinnert, dat Thor- on h ~n nog te Leiden gewoond d(,ne Warenmarkt; een gevelsteen houdt bii Hp €r'n° aan een ^er buizen voor- wfl* ivoor meisjes de Staatsman i<W'ri .lc 1853 medewerkte tot herstel land hoPfclijke Hiërarchie in ons «tuur rege^e de positie en het be- \er7pmJr autouome „gemeenten", welke «lad Hr,Daam toeu *n de p'.aats kwam voor fitanrl irmP' 0n,z' boewei sinds zij tot «cbriidpn^111' verhoudingen in de voort ga dnp samenleving enorm verander- «en'bewlL^ Gr altijd mede. Wel i *erd J.2y met vooruitzienien blik {y jsa Hen gesteld. ÜjkliodftT^ zuden.de welbekende „gerief- er Practijk" er min of meer toe hebben bijgedragen, dat hot keurslijf der wettelijke bepalingen zich naar omstan digheden wat uitzette, maar do hoofdge dachten bleven onaangetast en het hieruit voortgesproten geheel bleef tot den hudi- gen dag ongerept gehandhaafd. Het wil mij intusschen voorkomen, dat thans de lijd voor wijziging toch wel aan gebroken is, speciaal wat betreft de samen stelling der gemeentelijke besturen. Er is mogelij', meer, wat verandering behoeft, maar dit to onderzoekon ligt- niet in mijn bedoeling, gesteld al dat ik er mij compe tent voor zou achten. De omstandighedeu hebben er slechts toe geleid, dat dc orga nen, welke do gemeenten besturen, meer in 't hijzonder mijn aandacht trokken. 't Is hiermede nu zoo gesteld, dat de Raad het feitelijke hoofd der gemeente is; dat uit en door den Raad de wethouders worden gekozen on dat door de Kroon den burgemeester wordt benoemd, die zijn wettelijke functies, zooals die van hoofd der politie, hier buiten beschouwing gela- ten met de algeraeene leiding is belast. Iln een openbare Raadsvergadering mo gen alleen en uitsluitend de voorzitter en j do loden het wcord voeren; zelfs de secrela- J ris, hoewel hij uiteraard van alles en nog wat goed op do hoogte mag geacht wor- den, moet zijn mond houden. Hij mag den i voorzitter, wiens rechterhand hij nloeg» 'e wezen, fluisterend voorlichten: hii mag op dezelfde verdekte wijze allerlei inlicht in "en verstrekken, welke de leden hem even ge heimzinnig vragen, in 't openbaar dient hij te zwijgen. Dank z'j dezen fluisterenden „gerieflijk heden der practijk" is het niet zoo bijzoa der lastig, dat den secretaris slechts een zwijgende rol is tochetl""'J is er altijd en kan ongemerkt toch zijn voorlichting doen gelden. Er zijn evenwel andere gemeenle'ijke ambtenarei?, wier woord in de Raadsver gaderingen wel eens van nut zou wezen, maar die nooit panwezig zijn, tenzij oxpros- selijk daartoe gmoorli"d, in welk geval ook zij echter slechts 'n fluisterende rol kunnen vervul'cn. In den regel geschiedt zulks ten gerieve van het college van B. en W., in welks nabijheid zoo'n di"nitaris zich d 'n p'eegt op te stellen. Vooral bii de behande ling van technische onderwerpen wil een of andere wethouder wel eens gaarne een des kundig hoofdambtenaar in zijn buurt heb ben. Nu weet ik wel, dat in geheime z:tting do Raad zich door secretaris en ambtena ren, ja ook door niet-amb'enaren, kan do-n voorlichten, maar vooral bij belangri'ke onderwerpen is het toch ongewenscht af te wijkon aan den gulden regel, dat „de openbare zaak in 't openbaar" moei wor den behandeld. Vandaar dm oo'- wl1:clit, dat van dergelijke vooFichting bij gesloten deuren door de gemeenteraden siec'hls spaarzaam gebruik wordt gemaakt. Deze overwegingen brengen mij tot de vraag, of bet niet wenschëKjk zou wez ti, do desbetreffende bonaliimen der Gemeen tewet in dezen te wijzigen, dat hoofdamb tenaren en speci-aal h^b ik hier het oog op de hoofden der gemrente'ijke bed-ijven desgenoodigd in do openbare Raadszit tingen een adviseerende stem kunnen la en hooren, d.w.z. aan de discussies kunnen deelnemen. Deze vraag klemt te mc:r wijl van do wethouders, inzonderheid in groote ge meenten, steeds minder kan verwacht en gevergd vsorden, van alles zóó grondii op de hoogle te wezen, clat zij op alles, w-at Ljj de discussiën kan gevraagd wórden, eon afdoend antwoord kunnen geven. Er komt immers steeds meer kijken op het gebied der gemeentelijke huishouding. Dc voortschrijdende maatschapjelijko ont wikkeling stelt steeds nieuwe eischen, vomit steeds nieuwe problemen, waarvan wol d; betrokken hoofdambtenaren ade gehcirren moeten doorgronden, maar waarvan niet iedere wethouder volledig op de hoogte kan wezen, al tracht hij zic.h nog zoo dege lijk in de zaken in te werken. Men mag hierbij twee dingen niet uit hot oog verliezen: vooreerst dat m uiige wethouder, als hij lot dit ambt verkozen wordt, voor vc e za ken vreemd komt te saan, ook al toonde hij als raadslid aardig op de hoogte te wezen; het is toch geheel iets anders over een ge reed gemaakt voorstel eenig licht to doen schijnen, dan dusdanig voorstel tot in on- derdeelen under de knie te hebben cn te moeten verdedigen voorts: het weth ouderlijk ambt brengt meer besognes mede dan in de openbare zittingen aan den dag treedt, welke beso gnes dm betrokken dignit; -is een beletsel to meer zijn om aan vele zaken die aan dacht te wijden, welke een hoofdambtenaar er aan geven kan en moet; deze toch staat voor een speciale taak, heeft ambtel'jk ten mins to geen beslommeringen daar nevens. Houden deze bemerkingen verband met het wethouderlijk ambt als zoodanilvet is mede een niet to weerlr~"en feit, dat het gestadig moei ijker wordt, geschikte wethouders te vinden. De Gemeentcradou zijn hij hun keuze beperkt tot de leden, ministers kunnen uit het gansche land worden bijeengezocht, wethouders slechts uit den engen kring der Vroedschap. En nu doe ik stellig niemand onrecht wanneer ik beweer, dat zulks het aanwijzen dor juiste personen vaak groote bezwaren in den weg legt. Indien do kiezers al zoo ver standig zijn geweest, om voor geschi'.le leden te zorgen, dan kunnen deze nog niet eens altijd het wethoudersawbt aanvaar den, wijl het gezien do bezoldiging, wel ke slechts eon tegemo.dkcming kan blijven te veel van hun tijd zou vergen. Men is dan aangewezen op minder geschikte xïen, wat voeren kan tot mia-gewenschlo dingen, zocals to Amsterdam, waar dezer dagen een wethouder zóó weinig bij de pinken bleek, dat bij niet eens had be merkt, hoo een zijner hoofdambtenaren een door den Raad toegestaan crediet met maar eventjes 140 pel. had overschreden. De Vroedschau was er alles behalve over to spreken, maar had dezen wethouder zelf aangesteld. Nu zal men misschien zeegen: bezoldig het wethouderschap zóó boog, dat ieder tiet kan aanvaarden. Hiortegen zijn echter twee bezwaren aan te voeren: primo, dat zoodoende het "aantal geschik- to raadsleden niet wordt vermeerderd: dit hangt van gansch andero factoren af; secundo, dat het wethoudersambt verhe ven moei blijven bovou het ambtenaar schap, hetgeen niet het geval zal wezen, indien men de wethouders gaat saüariee- ren, alsof zij ambtenaren waren en dus hun gansche persoonlijkheid kan opvergen. In allo bescheidenheid wil hot mij voor komen, dat het geneesmiddel slechts hier in gelegen is: de wet geve den hoofdamb tenaren als adviseerende leden, desgeuoo- digd, toegang tot don Raad, gelijk men in bet parlement reeds do z.g. „regeerings- commissarissen" kent. Het wethouders- ambt waaraan evenwel de wettelijke aansprakelijkheid verbondon blijvo zal cr door worden verlicht, de Vroedschap kan alles vernomen wat zij wonscht, ter wijl wat ook oen belang kan "wezen do deskundige figuren, welke thans achter de schermen blijven, in 't licht der open baarheid komen. AJO. UIT DE VOOR-GESCHIEDENIS ONZER LETTERKUNDE. IV Een heel oud Epos. Er is een heel oud Epos, dat zijn out- staan voor een groot deel aan deze streken te danken heeft. Ik zal er U niet lang meo bezig hou den, maar wil er toch iets van vertellen. Vóór de Volksvcrhu;zing woonden hier, zooals U weet, Friezen, Batavieren, Kani- nefaten, Marezaton, Teneteren, Bulderen, Usipeten, enz. Als de Vo'ksverhuizing goed en wel aan den gang is, heeft een heen en weertrekken Cn vermenging der versclrl- leude stammen plaats. We vinden hier de Friezen. Franken rn Saksen. Alleen do Friezen hebben zich in hun oorspronkelijk bezit gehandhaafd en breidden dit uit van de Eems tot aan de Schelde. Zij woonden dus lang d;> hcele zeekust en ik maak mo sterk, of nu nog in het dia'ect der Katwij- kers heel wat Friesche klanken zijn aan te wijzen. Nu leert bet lerponderzoek van dr-. Holwer.Ia, dat er herhaaldelijk Saksische nederzettingen in het land der Friezen zijn geweest Een der Saksische stammen, die zich Lij bet begin der Vólksverhuizing op do Ve'uwe cn in 't Oosten van Ovcrijsel en Geldcr'and nederzette cn zijn vertak- kmgen had iu het tegenwoor lige Holland en Friesland, wordt gevormd door do An gelen. Hoe we dit weten? In de eerste plaats, door allerloi plaats namen. Bij O'dobrock, Ape'doorn, bij Arn hem en Gramsborgen in Overijsel liggen buurtschappen, die Engeland heeten: toch zeker niet toevallig. We kennen bet Enge- landerholt als een overoude Veluwscho maalsteJe. We kennen Enge'en aan dc Dieze; Eueelenbure, landgoed bij Brum- men en gehucht bij Lisse en eveneens ge hucht bij het Fricsclie dorp Oudeschoot, buurtschap Enge'en bij Doornspijk: En- geksche stad en Engelsche Hof bij Barne- veld: Engelveld bij Zevenaar, enz. Verier Hengelo (G. en O.) met aange blazen h; Hengeve'd, Hengforden, enz. U weet dal men in 't Oosten de h plaatst waar bij niet hoort en omgekeerd. Zoo spreekt men van „een alvo bel" in plaats van „een halve el." Maar genoeg hierover. Het dooie lijstje is eenvoudig een bewijs, dat do Angelen in ons land gewoond hebben NO moot U weten, dat in fiet jaar 440 Angelsaksische cn Friesche stam"roepen naar Groot-Brittannië overstaken en daar in de omgeving yan Londen do oorspron- ke'ijko Keltische bewoners terugdrongen. Hun aanvoerders heetten Hengist en Hor- sa, waaruit u gemakkelijk de namen hengst en hors (ros) kunt herkennen. Germaan- sche aanvoerders kozen z:ch graag den naam van een of ander krachtig dier. Deze Angelen en Friezen breidden spoedig hun gebied uit en stichtten aller lei plaatsen in Engeland: plaatsen, die zij den naam van hun eigen oorspronfatdijke herkomst gaven. Wilt U een lijstje tot bewijs? Astub'.ieftl. Begin maar met het bij onzo radio-ma- niaklcen overbekende Daventry (Deventer). Verder: Appbdorn, Brunbam (Brummen), Ede, Elton, Puttcnham (Putton), Wester ford, en verder van Frieschen oorsprong: Seeking (Terschelling) Tixall. Pothain, Eg- mond, Lysse, Ghevening, Brill, Goosv, Friswich, Friston, Harleing, Skar'e, Tur- sell, Ulrom. en nog meer andereu. Toen de Angelen cn Friezen naar Brit- tannië trokken, namen zij natuurlijk hun mythen en overleveringen mee en dezo werden verbonden met allerlei historische gebeurtenissen. Daaruit ontstond ook in verbinding met Deensche sagen een groot Ango'-Saksisch volksepos, dat bekend is onder den naam „Beowulf". Het hoort natuurlijk niet tot onze litte ratuur, maar wel tot de vóórgeschiedenis er van, want verschillende motieven zijn aan onze zeekusten onlleend. Ik zal dat a'les niet breedvoerig beloo- gen, want dan kon ik er wel vijf van dezo artikelen aan wijden cn dat zou U verve len. De mythische kern is de worsteling van Beova met het monster Grendel en een draak. Langs de Friesche kusten kan mon her haaldelijk den strijd aanschouwen van de zee mot het land. Dijken waren er nog niet; de slormvlocden kwamen allijd on verwacht cn yerrastlen de zorge'ocze be woners. Beova nu was de god der vrucht baarheid, tevens voorjaars- en zonnegod. In zijn jeugd onderneemt Beova een zwem wedstrijd met Brcka, den vorst der Bron dingo: wie herkont hierin niet de woor den breker (voor golf) on branding? Bei den met een zwaard ter hand storten .ze z:oh in zee Hoog heffen zich de go'ven; ijskoud loeit de wind Toch kampen ze vijf dagen. Dan worden ze door storm en stroom van elkaar gesche'den Tn Zuid- Noorwegen komt Breca ann land; veel Noordeliiker landt Beova na zeven da"en nadat hij herhaaldelijk gruweli'Ve zeemon sters terug heeft moeten drijven Breea temt de branding: Beova jan^t do stormen, sneeuw- en hageljachen terug naar het Noorden, waar ze thuishooren. Daarna vo'gt Beova's kamp met het monster Grendel, dat steeds uit damnen en moeras sen nans'uipt en jenge krijgers wegrooff u:t Hrodgars koningshal. Ongewapend waagt Beova die over de kracht van 30 mannon beschikt, den strijd en overw'nl Den volgenden nacht gerankt Grendels moeder in een huizenhooge stormgolf, Beova werpt zich in zee en bestrijdt ook dit monster. En e-ndolijk strijdt Beova Dog met oen rook rn vlammen snuwenden draak. Iïij overwint en ontrukt hot mon ster zijn schatten; waarschijnlijk worden daarmee bedoeld de zaden voor do vol gende lente. Deze mythe nu wordt sage, als ttjdens do vo'ksverhuizing «de historische Beo wulf zijn naam overdraagt op Beova en het mythische verhaal met allerlei histori sche motieven doorvlochten wordt En deze historische motieven zijn voor een eroot deel aan de Friesche zeekusten ontleend. Ik durf niet beginnen met hot onsehrij ven dezer h'storischo motieven, dat zou ons te diep voeren in een verwarrend ver haal va« a'lcr'ei krijgstochten der Frie zen. Chnttuari en Morovin"isehe koningin Het was me er alleen maar om te doen te bewijzen, dat er een soort primitief kunstzinnig leven heerschte onder onze voorouders en dat dit element'n heeft op geleverd voor het Oudste Angelsaksische enos. dat pl.m. 600 werd opgeschreven in Engeland. Dan is in 't Ange'saksiscb nog geschre ven de Tinnsage, d:e ofschoon ze speelt in Jut'and, haar ontstaan te danken heeft aan do Friezen en de Neder-Fran'-en, dus aan onze voorouders. Litterair is dit weer het eigendom van de Angel-saksen, ingevlochten in de „Beo wulf'. Een ding is eigeuaard'g en teekcnactitig, en daarop wil ik even den nadruk leggen, ofschoon het feitelijk hui ten deze rubriek voert. De Angelsaksen hebben ons nagelaten hun Widhs'dh; dat beteekent Reizigers'ied - Zij traebttrn daarin al'erlei mvthen. sa gen, poëtische over'everin"en van andere volkeren op te nemen. Zij wilden wet"n. wat er al zoo" bij Franken, Saksen, Denen, enz. gezon"en en verhaald werd én tracht ten dit te maken lot hun eigen cultuur goed. Zij bezaten natuurlijk hun ei"en sterk uit"esproken stamtrots, die zirh su perieur gevoelde boven andero volken. Maar zij wilden tevens zoo universeel mo gelijk zijn en bezatpn reeds vroe" het eigen aard :g aanpassingsvermogen en de on wrikbare energie, die hen voorbesehi' lo om in vele opzichten de beheerschers der wereld te worden. Het reizen en trekken, om volkeren te lecren kennen, bet zwak en de kracht dor vreemde volkeren te loeren kennen, van de zwakhed-n meesterlijk par tij te trekken en in den landen loon der geschiedenis overal te koloniseeren en „concessies" te vestigen, was in de oudste lijden rerds a's r>rmitiovc aanleg voor handen. Zij hebben dien aanle" ontwib' eld en een enkele blik op de wereldkaart leert ons reeds, dat ze voortreffeliik eeslaa"d zijn. Nu mag het Angel-Saksisch Moed in den loop der tijden gemengd zijn met Noorscb en Fransoh bloed, wü moeten ons even berinneren, dat zij van onzen bodem kwamen, 't I' zooals Meelis Stoke zegt in zijn ..Ri'm-kron'ek": de In gels sün gewassen, als men leest, van Ned er-Sassen. WILG EN POPEL. Meen niet, dat ééne deugd voor allen past! De popel streeft omhoog met (rotsch verachten Der aarde, on 't harte popelt hem van smachten Naar 't blauw des hemels/waar de vrede wast; De treurwilg nijgt én loot én looverlast. Die 't water zoeken met een hoopvol trachten, En lijdzaam op do blijde stonde wachten, Dat zij door 't golfje worden overplast: Men moet»den popel, die zich buigt verachten, De treurwilg, die dè wolken zoekt, misdoet, Want elk moet, wat hem past te doen betrachten. Wie wat zijn aard beveelt verricht is goed: De duif zij zacht, maar do arend toon' zijn krachten. En gal zij bitter, maar de honing zoet. JACQUES PERK. LEVENSWIJSHEID. De grondslag van een goed leven is be oefening der gerechtigheid; dit is aango- namer aan God dan het offeren van slacht offers. Salomons Spreuken. j Stellen wij onzen geestelijken voortgang l enkei en alleon in eenice uitwendige oefe ningen (als bidden, vasten, waken, zwij gen, lozen, zingen on dergelijko) dan zal onzo devotie spoedig oen einde hebl-on Neen, willen wij waarlijk geestelij'kp men schen worden dan moeten wij den bijl aan don wortel leggen, don grond onzea harten zuiveren van alle ongeregelde driften, om daardoor den waren ziclenvredo ie vinden Thomas A Kempis. Als gij de ijdelheden des levens met voe ten weet te treden, ja, dan geeft gij waarlijk biijk van gezond verstand indien de schepselen u niet lot mij op voeren, waartoo dienen zij u dan? Gabriel Palnu S. J De Christen moet vóór alles hot geloof bewaren; want zoolang het geloof vourtbe- staat zullen de andere deugden gemakke lijk behouden of hersteld worden. St. Ambrosius. Het is moeilijk aan te nemen, dat iemand die werkelijk geloofd, slecht leeft. St. Augustinus. Groote deugden liggen niet altijd op on zen weg; maar we kunnen er ieder oogen blik kleine beoefenen met groote liefde. St. Franciscus van Sales. Go klaagt over beproevingen; wat zoudt go zijn of worden zonder deze? Wees tevreden met alles, behalvo met u

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 9