WEEKREVUE. GRIEP. Hebt U al gegriop';, lezeres of lezer? Neen'? Daan tic wei! Het is allemachtig aardig, en ik kan liet u van harte aanbe velen. r Je ligt met - je Zondagscho pyaraa voor deze griepgelegenheid «ytra gesteven en gestreken in je vvittc bedje, je snoept aspirin, sanaparin en abdijsiroop en vaart er 200 nu en dan een rilling door je leden, dan ga jo gauw een balf uurtje.pitten 't Is beslist gezellig, vooral als bet lang zamerhand onder jo vrienden en kennissen bekend wordt, dat je aan 't griepea bent. Dat is leuk, dan lig je in je ledikant met een stillen glimlach te luisteren, naar bet onophoudelijk rinkelende belletje en dan, boor je belangstellenden vragen, hoe bet met Daantje gaat. De meesten geven daarbij daadwerke lijk van hunbelangstelling blijk dom* bet overhandigen van een mandje fruit of jen mooi bouquet. Ook zijn er die vragen of ze bij Plantje kunnen worden toegelaten, maar dat mag alleen, als. ik wakker* bén on dat gebeurt niet veel. Het belangstelling lig je dan te lpisteren en je spitst beide ooy.en, pogingen, doende, ofje rp'ets kunt opvangen van do rapporten, die aah de deur over bet verloQp van je griep worden ""■geven. „Jawel, juffrouw" meestal zijn bet iieve dames, dip naar mij komen vragen „Daantje heeft een goeden nacht ge had, de koorts is wat gezakt" Een dag .later: „Ja, mevrouw, Daantje gaat al goed vooruit, hij mag nu al een uurtje opzitten en pootjes geven, de eetlust wordt ook beter, bij eet veel fruit" Dat laatste is een seintje, begrijpt U, want mijn vrouw is gek op fruit, Daantje ook wel, maar als hij aan de beurt komt, is alles net op. Als je griept, dan sta je ©ogenblikkelijk iii het teeken van algemeene belangstelling, tenminste als je zooals Daantje on de oen of andere manier aan den weg timmert. Als Daantje nu op een gegeven oogenBlik bloemen en fruit genoeg beeft eu bet loont v/at al te druk aan de voordeur, dan wordt er een bulletin aan de deur geplakt, wa'ar- or dp toestand van..de griep duidelijk wordt -bekend gemaakt. Als. je de griep hebt, dan lig je..heel gc-^ noagelijk je laatste wilsbeschikking ie maken, al is hef aljeen maar voor tijdver drijf Zoo heb ik precies bepaald boe ik begraven' moet worden, de eerste pagina van de krant verschijnt met-een rouwrand en midden op-do.eerste pagina .kónvt oei? üngeêftndén méd^deeling waarin, Safhapï- l'intabletten worden geannonceerd, als af doend middel te "en rle griep. De Leidscho Courant wordt executeur testamentair en universeel erfgenaam, maar ik raad baar#nu. vast aan de erf/mi? maar te verwerpen, daar. er..meer schulden dan baten zijn. In een aparte alinea van mijn testament heb ik te kennen gegeven, dat de opvolger van Daantje oen beter honorarium moet hebben als Daantje. genoten beeft. On den dag van de begrafenis mogen de Leidsel) e journalisten alleen maar met zwaTt pot lood schrijven. Daantje is echter n°g hiet dood, hij griept nog steeds en als bet festijn soms piet mnoh* doorgaan en Daantio weer be ter wordt dan houdt hij toch nog een dank bare herinnering over aan do druiven, meloenen, sinaasappelen en bananen, die belangstellen-te lezeressen en lezers aan P-»anh'e hebben geschonken. Op het oogenblik is de voorraad juist op. Wie nog iets mocht willen zenden siga ren zijn ook welkom een Daanties adres D?et weet, kan het laten bezorgen aan de redactie van „De Leidcche Courant", die bet aanstonds per spcctelen loopjongen naar Daantje zal laten brengen. Nu gaat Daantje weer een uurtte ruston in afwach ting van nieuwe bcsi^lingen. middag, 't Is aardig 'om te booren. In cc-n coupé opgesloten, -alleen met een krank zinnige, werkelijk een krankzinnige, met een geladen revolver bij zich. Een lange tunnel, een uitgedoofde lamp, terwijl de krankzinnige tot den aanval op hem af komt kruipen. Leroy had genoeg tegen woordigheid van geest om de deur to Ope nen en to houden of bij er uitging, maar in werkelijkheid kroop bij onder de bank. Dezo lisfc redde zijn leven. Hij denkt dat hij van angst bewusteloos geworden is, want toen bij bijkwam was de treil tiet eerste station voorbij en bevond bij zich alleen iia de coupé; er was geen spoor van een krankzinnige nicer te vinden. Bodlein was zoo verdiept in zijn ver baal, dat bij niet merkte welke vreemde gezichten Dibhs trok. Juist werd do deur geopend en de bediende kondigde aan: Mijnheer Leroy. Bcdlrin deed cenigo passen vooruit, om zijn bezoeker tegemoet to gaan; en bracht hem toen naar Dibbs. De hoeren moeten elkaar wel kennen, zei bij. Eu dit was ook zoo. Zij erkenden elkaar op het eerste gezicht. ïn sprakeloozo ver wondering staarde Dibhs den man inet do zwarte snor aan, terwijl deze niet minder •verbaasd was het gelaat van „den krank zinnige" te aanschouwen. HET DWAZE LIED. Dien morgen sneed de sneeuw met ïncs- sep. De scherpe storm zaagde op vleesch en. been. Do wereld, lag erbarmelijk op do tormenten gekruisigd. De sloten lagen' vuil en goor van wind- ijs. Het nauwe hardgekorste heuvelland leek lam in zijp lendenen en gekneusd ge slagen op een enkele, groenige plek. Tus- schen do verwaaide hoornen staken de boerenhoeve^ als builen op bet aardelijk Toen werd er een goede moeder be graven. Do stoet streed moeizaam met den wind en gleed gevaarlijk op den ijzel van het dorpspad. De dragers sjorden het wapperend lijkkteed om de handgreepen van de baar vast. Zij bibberden armzielig in hun versleten rouw, en knelden pot sierlijk een parapluie onder hup oksel, met stijve vingers hielden zij hun scheevo hoeden vasi; tussclien mouw en gespan nen handsci oen puilde een, paarse pols. Zij verlangden- hevig den eersten borrel Daarachter trad van zijp verdriet be wust de weduwnaar, een voornaam man pit het dorp. Hij had zich, zoo het hoor de naar do wereld, in het zwart gestoken, maar de jongste kinderen, wier vuistjes hij in zijn zakken borg, waren,te jong en te boerscb voor den rpuw. Die. gingen in een.rond manteltje ep 'n blauwe jekker. Zij hadden ,chrysantenkransen aan do arm; bet besef van dq kou stalt dieperdan dat van 'móeders laatste kerkgang. Dq overige kipdéren malen, naar de verlatenheid del' wereld dq troosteloos heid van eigen hiiis en hart: de'.meisjes mtfc.hïên t/ouw "ha£r frailenIqteri; "do" jongens keken star en dof; zij hamen do arm van llun'zusters tegen een „val op den gladden' weg. Hot één droevigste gebeulde nis waren zij groote niensch'én geworden; die eén vérleden hébben! Dooi* nauwe, nauwe ruitjes, waarvan zij de vorstbloemen wegkrabdèn, keken maftnen en vrouwen, hier en daar langs den weg. Een enke'o vrouw sloeg haar doeken om en sloot zieh aan bij den stoet uit piëteit; en een man schoot zijn kouse voeten in zijn strooivollo klompen en ge'duffeld trok hij mee Pit respect'; want de overledene was een vrome vrouw ge weest van een gezien man in-de streek. De sneeuw stoof in de plooien van het baarkleed, en lei oen witte rand langs heel de optocht. Zoo werd een moeder begraven in zwart en b'ank. En boven bet land sloeg traag de doods klok. Maar de storm stond in den toren en als een boozo zaaier van geluid wierp bij. den galm in wilde vlagen been. In bet kerkportaal doofden de kaarsen van de knapen, die mee het lijk inhaalden De wind bulderde in bet trapdonkcr van het koor. Maar op het altaar blijven de vlammet jes wapperend op den tocht, sterk; daar blijft het bleeke licht, mild en zoet, als al toos. Do meisjes schreien. Vader heeft zijn leed weggeweend;hij zit recht en vroom in zijn bank als iederen Zondag maar roerloos. Wat vrouwen drukken de oogenen een bedelwijf op de ormenbank snikt hoorbaar; misschien niet omdat zij voortaan een brok brood derft; misschien niet om de rust van de doode uit dit tor ment van de wereld; misschien om den kleinsten jongen. De gedachten van een vreemd, ver mensch zijn dikwijls zoo har- LIED VAN DEZEN TIJD. VODDENMALAISE, De voddenkoopman bromt. !Als er één niet valt tc loven Ia 't de modefabrikaut Zij ontstelen en. ontroovon Zelfs nog onzen laats ten klant. S Want die idiote mode Die heeft ons bedrijf gedood, Door die schand'lijke methode Eten wij nu slechts droog brood Vroeger kreeg je van je klanten Heel veel vodden en van wol. Met veel linten en veel kanten, Was je wagen spoedig vol. CNu schreeuw jc langs 's Hoeren wegen Eiken dag je keel haast schor, Maar al schreeuw je ook terdege, Toch verzamel jo geen lor. Alles wat voorheen van wol was, Is nu van katoen of zij; Na 'n week is je wagen vol pas En dan is er nog niets bij. Voor ons ia het alle dagen Weer opnieuw een reuzenstrop, Want wat nu de dames dragen, Kan wel in een enveloppe. Haar do mode is inhalig, 't Wordt steeds erger met den u Het is ergerlijk, schandalig, Dat men die zoo volgen mag.. Vroeger lagen alle lorren In mijn pakhuis op den «grond, En nu loopen zonder morren Fier do dames er meo rond. Zoo kan bet niet langer duren, 'k Zoek naar uitkomst in den nood, Anders moet ik het bezuren En ik sterf den hongerdood. :k Ga daar weer opnieuw beginnen, Waar ons vak bloeit als een ï'oos '*k Haal voortaan mijn vodden binnen, In bot land der Eskimo's. TBOUBADOUIL lelijk. En op hel koor stommelt hof. Do J kou zit in hel wrakke orgel cn ligt dik op de toetsen. Twee mannen zullen zin gen: gemakkelijkste deunen van het koor; met de handen in hun broekzakken/ wandelend lang3 het oksaal. de dooöc- hiis keert steeds weer .De een zal do eene helft galmen; hem zit de morgen maar op do keel; zijn geluid zit hem losser; hij zal er mee als een postkoets heuve'tjes en dalen der melodie langs jagen. Do ander dreunt gemakshalve do rest op één toon. Hij heeft een drankstem. Buiten fluit de storm een volle, rijp boogo klank uit een schoorsteen, een hemelhooge klank als uit een gezonde orgelpijp. Zij beginnen: Requiem aeternaw.... Voor -een fijn wercïscb oor ontbreekt daar alles nan hun 'ergerend geluid; Gods ou- verwend goed oor luistert- zich jammer doof aan hun goeie meaning. Dat een ver telsel soms waar kan wezen. De zangers werpen moden zöl gebarsten klank naar do eeuwigheid: requiem aetcruam. En beneden in do omfloerste bank zit er een, die man is als zijn vader. Hij steekt als 'de fiere oudste een kop boven de andere kinderen uit. Dc boeremen- ischcn weten maar van hem, dat hij in de verre stad een booge-ladder wil opklim men en wanneer irij zeldzaam over den dorpsweg gaat, groeten zij hom deftig, eh schelden zij hem stil cn stug, jong. heer. - Maar thuis gébruiken do kleinen hem a's een jonge vader. Nu is hij arm schepsel op barre wereld. De kou prikt met dui zend punten en de wind buldert onver moeid; en het lied. dat gezongen wordt, is als een langgerekte heiligschennis. Op zijn keel drukt telkens do benauwenis van het steeds nog maar groeiend besef, dat zijn moeder dood is. Zijn hart klopt "zwaar, want het klopt voor zijn vader eft broers- en zusters dringender méé. Maar zijn zwoegend -hoofd kan heel dien feiten mor gen niet verwerken. Zoo wordt "een jong man mensch. Het lijkt hem in zijn eigen stil maar heftig tuiqult soms, dat ~qn moe der daarvoor is moeten sterven. Hij verzwaart zijn smart met de over weging van eigeii teero geheimen en grootsclio plannen, waarme hij zijn leven inboort. Wanneer hij een mpment moe wordt van de pijn, dan nijpt zoo do vrieskou en dreigt do kille tocht met ziekte en dan knijpt hem het beescb gezang zijn oogen toe, Hij poogt zich ip te denken in de ge dachten en het gebed van zijn vader, op zijn oudste zuslër.:.. en langzaam, lang zaam wijzen dë bleeke kaarsenvlammen op het altaar hem naar bet grootsch Myste rie, dat de Priester voltrekt. Dó schellen slaan cn de twee verkleumde zangers krijscbrn: Heilig, heilig, heiligeen jubelkreet voor God'in het doodeillied. om dat God pi eerder is. Daarmee gaat een treurend i.. usch zich Schepsel'Godsin do barre wereld voelen De jongen legt zijii hoofd op zijn haft- den en ervaart "de zoete genade van troost. Wanneer echter Góds plan over het' af sterven van een góéd moeder zich verhéï- dert in zh'n'moeë ei/i. en de Heilige Mis wordt-oen. loutering, dan klinkt 't schor re geneurie, dat ter opluistering diént van Gods deemoedig Offer en tot vertroosting en versterking van die mee van hun men- sche'ijkheid in een doodepdiènst vooral te offerèft hebben, des te schrijnender. En in den peinzenden, lijdenden jóngen steekt een boosaardige dy.if't om die botte ver nieling van den ebredienst en zoo'n grin- nekeüde spot over de nagedachtenis van zijn moeder. Haar klinkt do rust van'een beheersclite droefgeestigheid pn licht de glimlach om een droevie mond: Geef haar, Heer, de rust der EeuwigheidHeer Jezus Christus, Koning der heerlijkheid, maak de zielen de* gestorvenen vrij van alle helscbe p'agen. Het is al laat, als de jongen zacht en zeker zijn bidplaats verlaat, vader en zus ters cn broers zien hem aan, en vermoe den een ongesteldheid; de ftienschon ma ken rumoer; hun nieuwsgierigheid is rucli tig. Maar hij zoekt het trapkoord naar ho ven en vecht in het koortorentje met den baidadigen wind. Boven vindt hij de zan gers in een loos gesprek over weer en winter. Beneden sprenkelt de Pastoor do lijkkist met gewijd water. Do dwaze jon gen verschijnt als een schoolmeester in een rumoerige kleuterklas, en de mannen trekken kinderachtige gezichten. Beneden wrijven dé dragers hun han den; zij ademen ze warm, en beuren do kist als 'n zwaar karwei, de lichte last. Aioeder wordt naar het graf gedragen" zegt de jongen intiem; „tiu zingen wij: „In Paradisum", Ik zing alleen", bo- vee't hij. Dan zingt hij zuiver en fier zijn Moeder toe, alsof zij het beleeft: „De Engelen mogen ze het Paradijs binnengeleiden; bij uw komst mogeft u de martelaren verwel komen en u voeren in de heilige stad Je ruzalem. 't Koor der Engelen ontvange u en dat ge de rust der eeuwigheid moogt nebben met den eenmaal schamezen La zarus". De dragers dralen. DG Pastoor tilt zijn wenkbrauwen hoog naar boven. De vader en de kinderen buigen diep het hoofd. Den zangers zijn' hun monden stom opengeval len. En do xnenschen schudden hun kou- we gezichten; zij steken een vinger tus schen de slippen van haar hoofddoeken uit en wijzen naar boven; zij fluisteren luid en stommelen de banken uit; en roepen er schande van. dat Iemand zoo, zoo koel, en bewust, zoo mooi zingen kan, a's zijn eigen moeder begraven wordt. En de jon gen zingt nog eens over den traagzamen stoet: „Do Engelen geleiden je het Paradijs binnenen hij glimlacht, alsof hij zijn Moeder met bloemen verrast op een lentemiddag, of haar een zoen geeft op haar verjaardag. ,,'t Lijkt het mooiste lied van de we reld". broemt er een verontwaardigd. Dan ijlt de jongen mee naar buiten; hij dringt achter «te bibberende koorknapen en den kouwen, ouden Pastoor, en nog eens zingt hij d$t 'red voor den gra'fweg, in de sneeuw en den storm, onder den varenden, somberen hemel.... De hoo rnen vriezen dood, en de dieren verkleu men, er wordt een moeder van een talrijk KALENDER DER WEEK. N.B. Als niet anders wordt aangegeven heeft in dezo week iedere H. Mis Gloria geen Credo en de gewone Prefatie. ZONDAG, 16 Jan. Tweede Zondag na Driekoningen. Mis: Omnis terra. 2e gebed v. d. H. Marcellinns; 3e ter eere van Maria. Credo. Prefatie v. d. Allcrb. Drieëenhcid. Kleur: Groen. Al is do kerstkribbe weer uit onze kerken verdwenen, toch mogen wij, naar het voor- - beeld onzer Moeder, de H. Kerk, den voor ons geboren Zaligmaker piet vergeten. De II. Kerk houdt ons voor. over Christus' ge boorte ops jVoor God te verblijde»: „Dat do geheclo aarde juicbo <m lofliederen zin- ge en Christus aanbiddc (Introïtus) cn dc Engelen des hemels met ons loven God, Die Zijn Woord (Christus) heeft gezonden, om ons van den ondergang te redden". (Graduale; Alleluja-vers). Wat .beeft God toch veel voor onze ziclpn gedaan! Allelu ja! (Offertorium). Bidden we om deel te hebben aan die vele vruchten der H. Menschwording: de vergiffenis der zonden (Stilgebeu)de kracht om goede werken te doen, zooals het Epistel die opsomt (Posteommu'nio; •Epistel); in één woord om het hoogste goed van den Vredevorst; dea vredo de3 harten (Gebed). Wij kunnen dezen niet genoeg te waardeeren gave van Christus verwachten Hij kan ze ons geven. Hij, die God is, zoo als Zijn eerste woorden zqo duidelijk lee- ron. (Evangelie). MAANDAG, 17 Jan. Mis v d. U. An ton i u s, Abt: Os Jus ti. Kleur: Wi t In de kerk hoorende de woorden van bet Evangelie: „Als gij volmaakt wilt zijn,, ga, verkoop wat gij hebt en, geef het den ar men", beschouwde de II. Antoniug dezo woorden als tot bem gesproken en Juicht ze in beoefening. Hij leidde een kluize naarsloven cn velen met hem. Up negen tig jarigen leeftijd kwam hij tot den H. Paulus, eersten kluizen a (ir, in de woestijn, was tegenwoordig bij diens sterven en be groef hem, met zich nemend als rel'kwie: St Paulus' kleed van palmbladeren. DINSDAG, 18 Jan. Feest van St. P i e t e i' s Stoel te Rome, Mis: Sta tuit. 2e gebod v. o. H. Paulus; 3e v. d H. Prisca, Maagd en Martelares Credo. Prefatie v. d. Apostelen. Kleur: W i t. Na bet on'vangen van de gave der talen zijn de Apostelen van elkaar weggetrok ken, om, volgens Christus' bevel, liet Evan gelie te verkondigen aan de geheele wereld. De H. Petrus vestigde zijn bisschopszetel te Rome. Dit feit-herdenkt de H. Kerk van daag. Aangeklaagd als ehri.s tinne, werd d.e H. Prisca, als meisje van dertien ja*en voor do leeuwen geworpen. Dezo vielen haar echter ,uiet aan, doch likten hare voeten. Prisca werd daarna opnieuw in do gevau- gonis gezet en later onthoofd. WOENSDAG, 19 Jan. M i s v «L H Ma- rius cu Gezellen: Justi. 2e gebed v tl H. Caput,. Koning.cm Martelaar; 3j; ter eere v?n Maria. Kleur: R o o-.d.' hi-. i DONDERDAG. 20,Jan Mis v..tl. IJ, F F a b i a u-u s, Paus ep Svbastianus, Mar telaren: Intrek. Kleur: Rood. Fabian us,- ofschoon vreemdeling en geen kerkelijk persoon, werd bij do verkiezing van een nieuwen Paus met algemeene stemmen gekozen, omdat, zooals de ge schiedschrijver Eusebius vermeldt, tijd kroost onder de aarde gelegd, en er zingt een zuivere stem: „Wie in Mij gelooft, die sterft niet in ceuwigbed". Daar werd een brandende verontwaar diging onder het simpele volk gestookt. Achter do rouwende familie drongen het klappende vrouwvolk en de morrende mannen mee naar het sterfhuis voor bet warme begrafenismaal. Zij wezen met grage vingers een schande.op den rijzigen jongen. Dat stak zoo, dat «Ie meisjes er in verdubbeld verdriet weer om weenden Toen zochten de oogen van den dwazen zanger die van zijn vader. Een poos lang zag hem do man dol' en dood aan. Toen kwam er een lichtje in getinteld. Maar nooit is er een woord gesproken over het lied: ,Jn Paradisum". De menschen wezen op hun voorhoofd en van daar naar den oudsten zoon van de overledene, en ze drongen en verduw den elkaar voor 't tuinhek, want het begon weer snijdend te stofsneeuwen, en do Jcof- fie geurde de open deur uit. "Wim Snitker. „Dc Tijd". ANECDOTEN. Verraden. De twee zusjes waren ondeugend ge weest en moeder had hen voor straf zonder eten naar bed gestuurd. Doch na ecnigen tijd klonk de stem der jongste: Moeder, Betsic is uit bed; ze loopt door de kamer! Zoo, antwoordde moeder, maar hoe weet jij dat? Hot licht is immers op je kamer niet aau? Wel, moeder, was bet verontwaardig de antwoord, ik ben zoo juist met mijn neus tegen haar aangeloopen. Eenvoudig. Van Snoeven noodigdo een paar kennis sen ui met hem een glas te drinken, en ver telde over zichzelf dikke verhalen. „Kom", zei een uit het gezelschap, „je hebt ïiu verteld, wat je kunt doen; laat nou eens hooren wat je niet kunt". „Wel, dat is eenvoudig genoeg zei van Snoeven, „ik kan de vertering niet beta len". Een moeilijkheid. Piet had zijn eerste les in de astrono mie gehad. Des avonds wilde hij zijn pas- opgedane kennis mededcelen aan zijn ceui- ge jaren jonger broertje. Zeg, Jantje, weet je wol, dat die ster, die jc daar ginds ziet staan, nog veel groo- tcr is dan onze aarde? Eenige oogenblikken stilte. Dan vraagt Jantje: Maar waarom houdt zo dan regen niet tegen? de verkiezing een duif uit de lucht baalde en zich neerzette op Fabianus' hoofd. On der de vervolging van keizer Decius onder ging Fabiauus, na .een pauselijk bestuur van veertien jaren, den marteldood. Sebastianus was officier in het ïlonicin- eche leger. Als christen beschermde hij in Let geheim zijne medechristenen en bo keerde ook velen'zijner gezellen. Bij den keizer aangeklaagd, trachtte dezo Sebas tianus tot afval te brongen, wat mislukte. Daarom word Sebastianus veroordeeld out met pijlen te worden doodgeschoten. De beulen verrichtten hun werk niet goed en den doodgewaande word door een bravi vrouw liefderijk opgenomen cn verpleegd cn herstelde. Later heeft do keizer hem met stokslagen laten dooden. Sebastianus wordt afgebeeld gebonden aau een boom of ko lom, met pijlen doorschoten. Hij word' aangeroepen ais Patroon tegen de post cn besmettelijke ziekten. VRIJDAG, 21 Jan. Mis v, d. «H. Ag nes, Maagd en Martelares: Me exspecta- 'vcrunt. 'Kleur: Rood. Om hare verloving met den llemelschen Bruidegom een huwelijk met don zoon van iden stadsprefect van dq hand wijzend, werd do II Agues voor den rechterstoel van den prefect gebracht. Eerst oevteid. daarna bedreigd met martelingen, bleef hot bekoorlijke kind van dertien jaren stand vast)"'. Aan den rechter overgeleverd, word zij, toen hot hout op z'n hevigst brandde, on den brandstapel geworpen, doel) de vlammen /teerden haar niet. weken terug en verdeelden zich. De rechter gelast tie daarop haar onthoofding. Rustig hoorde. Amies haar vonnis aan Toen ^«i daar als een onschuldig l.lmmetie midden onder het volk stond, weenden velen uit mede- lilden met-het lieve kind. Zelfs «1e beul was zóó getroffen, dat hij weigerde haar den doodslag te "-even Daarom snrak Agues tot hem: ..Waarom talmt criiVrees niet mij dón dood te doen sterven: de dood is voor mij hef begin van een nieuw leven." Hierop vermande do beul zich. Agnofc bad nog even, boog bet hoofd en ontving den doodeliiken slag. Een stroom van het zuiverste bloed stortte zich uit over hot liehaim van bet kind: dat was do wüding waardoor do Hec* Jesus Agnos maakte tot Zijne Bruid en Bloedgetuige. H. Agnes bewaar onze kinderen l)ij het onthriVen van het'jon«m leven voor de ont zettend vete en groote gevaren, waaraan de kinderlijke onschuld on reinheid is blootgesteld ZATERDAG, 22 Jan. Mis v d F. F i n c e n t i us o u Anastasi u s, - Mar telaren: Tnlret 2e gebed ter eere van Ma ria 3e voor do Kerk: -te voor den Paus (of: 3e voor den Paus) Kleur: Tl ood. In de. Kerken van de E.E. P.P Fran ciscanen: A Hes als in bovenstaande kalender, be halve: ZONDAG, 2e gebed v. d. II. Bernard us, ••Petrus, Aceursius, Aduitüs feiv Ojtevverste Marteluaï's dev Urde. 3o v. d. Hi Morcc-lli .71UÏL - WOENSDAG. M i s v. d. Z Z T h om a van Cori, CaroTus van Seaase on Ber nardns van Corleone. Belndora: OnRfean- tur. ?<y gelied v. d. B F. Mafte* "n Gezel ten: 3o v. d. F. Canut Kleur: Wit. Amsterdam. ALPERT KOK, IV Zij wist 't reeds. lte ochtgenopt had den heel en avonj gelezen in „Do wonderen dor natuur". Toen zeide hij tegen z'n vrouw: „Als je zoo'n hoek als dit leest, dan zie jo pas hoe onbeteekenend en boe klein een man toch eigenlijk is." „Hm." bruinde mevrouw, ,,'n vrouw hoeft daar geen boelen avqnd in een boek voor te lezen!" Kaïerne-humor. In do kazerne aan den Paardenmarkt, kwamen eenige nieuwelingen, waarvan er een was getooid met een nogal omvang rijke roodo neus. Do majoor, die ben aan de poort opwachtte, vroeg: Zeg kerel, hoe kom jij aan die rooio neus'? „Van de zon, majoor", was het ant woord „Zóó, is dat de eenige herberg-in jullie dorp?" zegt do majoor vlak er op. De onpaedagoyische meester. Mooier (boos): „Gedraag je toch fat soenlijk, Frits. Wat zou do meester wel zeggen als je in do school ook zoo ondeu gend was als thuis?" Frits: „Hij zou zeggen: „Gedraag je fatsoenlijk. Je bent bier niet bij jo moede» thuis!" „En dan?" „En wat doe jc togen'de microben?" „Wel ik kook eerst wpter." „En dan?" „Dan steriliseer ik het". „Zeer goed! En vervolgens?" „Dan.... dan drink ik wijn!" Een vleier. Men vroeg aan een gevierde zangeres, hoe het met haar gezondheid ging. „Niet goed", zeido zij; „hoewel dc dokter mij heeft aangeraden veel to loo pen, heb ik in zes weken ternauwernood een voet op straat gezet" „Niet to verwonderen", zei o«m jeug dig bewonderaar galant. „«laar men u overal op do handen draagt". Het leeüjke meisjeshaar. Moeder: „.Jantje, wat zijn jo haren weer verschrikkelijk lang. Jc laat zc van daag afknippen 1" Jantje: „Nee moeder, ik wil er niet als «icn meisje uitzien!" REBUS. De oplossing van de rebus was: „Kin deren groeien 't snelst gedurende dc eer ste 6 maanden van hun leven". Na loting onder de vele goede oplosser., is do prijs, een Zondags-Misboek, ten deel gevallen aan deu heer T, J. Bergers, Mnrc- singel. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1927 | | pagina 13