VOOR ONZE
NIEUWJAARSWEN3CH
van Oom Wim.
Lieve Neefjes en Nichtjes,
Zoo is dan weer een jaar ten einde en
ctaan wo aan het begin van een nieuw
jaar. Het oude jaar met zijn Hef en leed.
inet zijn vreugde en verdriet; met zijn
voor- en tegenspoed; met zijn zonneschijn
en regen; met zijn lach en zijn tranen, dat
jaar is voorbij. En niemand onzer is meer
in staal ook maar één woordje toe te voq-
gen of weg te vagen uit bet boek des levens,
waarin alle onze daden van 1926 staan
opgeteekend. Dat boek werd gesloten met
de laalsto seconde van het jaar dat henen
ging en verdween in den stroom der tijden.
Wat voorbij is, is voorbij.
Iodere goede daad staat opgeteekend
en daarvoor wacht ons ..de belooning". De
belooning hier of hiernamaals.
Iedere slechte daad staat eveneens opge
teekend en daarvoor wacht ons „de straf".
De straf hier of hier namaals.
Deze gedachten moeten ons bezig hou
den als we de balans opmaken van ons
doen en laten van het jaar dat plaats zal
maken voor het nieuwe, dat komen gaat.
Zijn we minder braaf geweest in het af-
'geloopen jaar, laten we het voornemen
maken braver te worden.
Zijn we vaak, ongehoorzaam geweest aan
en soms brutaal tegen vader en moeder,
laten wo gehoorzamer worden nn nooit
meer brutaal zijn, wat heel leelijk is.
Hebben we op school vaak reden tot kla
gen gegeven, laten we door vlijt en goed
gedrag weer herstellen wat wc misdreven
en de vergiffenis is geschonken, vóór we
er om vragen.
Zijn we vaak te laat in school en kerk
en leering geweest, laat dit jaar het an
ders zijn en door meer ijver te toonen en
ons nooit meer schuldig maken aan dat
ellendige (o laat komen, wat zoo hinderlijk
is voor don goeden gang van 't onderwijs.
Hebben we met onze broertjes en zusjes
en kameraadjes ruzie gehad om een
„niets", zooals dat zoo vaak gebeurt, laten
dergelijke slechte gewoonten ons voor
3 927 niet zoo gauw parten spelen, maar
toonen wo meet* verdraagzaamheid en
meer liefde en zijn we minder opvliegend
en driftig.
Hebben we en hier spTcek ik vooral
tot mijn brave Neefjes ons wel eens
schuldig gemaakt aan het uithalen van
'kallekwaad dat Piet zoo onschuldig was
maar hinderlijk voor buren of oude en
arme menschen; laat dit na!
Weest geen buren tot last; hebt eerbied
voor oude menschen, en denkt er aan, dat
arme menschen toch Teeds veel moeten
missen en dubbel ons medelijden en liefde
verdienen, in plaats ze te hinderen, en ha
telijkheden naar het hoofd te slingeren
Past o?) lieve Neefjes, wie een arm
mcnsch bcleedigt, beleedigt ook God Hij
toch is de Vader van de Armen en de
Weezen.
Kijkt kinderen, als we daar nu eens
aan dachten op don eersten dag van het
nieuwe jaar en dan onze voornemens
maakten nooit meer iets slechts of onge
oorloofds of afkeuringswaardigs te doen,
dan deden we een heel goed werk en zou
onze Engelbewaarder aan 't eind van het
jaar, dat komen gaaf, veel goeds en liefs
'Lobben opgeteekend. Dan zullen we. door
Onzen Lieven Heertje, den ITitdecler van
allo goeds, vast beloond worden en hier
beneden krijgen den vrede des harten, wat
as. het hoogste goed en later?....
Vult dat zelf maar in, dan weet ge
meteen ook de plaats, waar het Kindje «Te-
zus troont met Zijn Moeder: Jezus die
eenmaal rustte in een kribbe, maar toch
was de Koning aller Koningen.
1927?
Wat het ons brengen zal? Wij weten het
niet, God weet het.
Wij kunnen alleen wenschen en hopen
Wij kunnen alleen smeeken en vragen aan
Hem, Die almachtig is en goed.
Ik vra»ag dan voor U allen veel geluk en
zegen; en me| IJ ook voor Uwe Ouders. Ik
vraag voor U allen in óén woord een .»Zalig
Hieuwjnav".
Jullie liefhebbende,
Oom Wim
KINDEREN.
Stapels brieven mot oplossingen heb ik
reeds ontvangen. Stapels opstellen en ver
zon liggen voor me. Brieven veleT aard
wachten op antwoord. Do volgende week
vertel ik meer. De lijst is dan afgesloten
en het getal mededingers vastgesteld en de
uitslag in zicht.
En daar we voor onze Kerslverhaaltjes
en andere actueelo bijdragen onze ruimte
weer meer dan bezet hebben, moet ik
„Oud Vrouwtje" en „De Avonturen van
Mies en Max" weer tot de volgende week
laten liggen. Dan begin ik ook met het be
antwoorden der brieven, die zich zachtjes
aan tot een heelen berg hebben opge-
noopt.
Oom Wim.
Van een droevige Kerstmis
Vertelling door Cadier.
II Slot.
Toen hij den volgenden morgen wakker
werd, waren zijn zusjes al naar do kerk
Ze hadden oen boterham en een glas
melk voor hem klaar gezet. Vlug at hij zijn
boterham op en nauwelijks was hij ermee
Haar of hij liep direct naar het schuurtje
om den kerstboom to halen. Uit een doos
iianr hij een paar slingors, wat balletjes,
eenigo kaarsen en een kapolto piek. Ieder
jaar werd dit. wanneer het kerstfeest voor
bij was in deze doos opgeborgen. Na een
half uurtje was de hoorn versierd. Jan was
or wat mee in zijn schik.
„Het kon haast niet mooier", dacht hij.
Hij vond hem veel mooier dan welke hjj
voor de ramen der villa's had gezien. Een
oogenblik later kwam zijn vriendinnetje
voorbij. Wil je mijn kerstboom eens zien,
Corric, riep hij tegen haar. „Graag", ant
woordde ze. Toen zo hem zag klapte zij in
haar handen, zoo mooi vond zij hem.
„Hó Jan", zei ze, „je moot de kaarsjes
oens aansteken. Wat zal dat mooi zijn".
„Noen, dat doo ik niet. Mijn moeder wil
het niet hebben". „Flauwe jongen. Bang
a oor z'n moeder. Nu als je het niet doet,
wil ik nooit meer mot jc spelen." Nu kon
.Tan niet langer weigeren, zijn vriendinne
tje verliezen, dat wilde hij niet on dan
zi.in moeder zag liet immers toch niet. Hij
stak ze aan en de kaarsjes wierpen een
vroolijk schijnsel door dc kamer. Maar
toen gebeurde er iets ernstigs. Een tak
raakte in brand doordat er een kaars te
dicht onder stond en meteen sloeg de vlam
op het gordijn over.
Gillend vlogen do kinderen de straat op.
Jan dacht er door den schrik niet aan- zijn
zieke moeder die boven Tustig in de bed
stee lag te slapen, te roepen Even later
kwam de brandspuit al aanrijden en toen
Jan vertelde dat zi.in moeder boven in het
buis was werd er direct een ladder onder
het raam gezet, waarop vlug oen brand
weerman naar boven klom. Met een bijl
sloeg hij de ruiten stuk en verdween naar
binn?iT. Weldra kwam hij terug met de
vróuw in zijn stevige armen en daalde de
ladder met haar of. Door den rook ech
ter die in de kamer stond was zij helaas
om het leven gekomen, 't Was een droevig
kerstfeest voor Jan en dat door zijn eigen
onvoorzichtigheid.
Denzolfdon dag nog verliet hij het dorp
en is er nooit meer teruggezien.
Mijmerend staarde grootmoeder in het
vuur van de kachel. Twee zilveren tranen
schitterden in haar oogen. We wisten
wel dat de vrouw die toen stierf haar moe
der was geweest en Jan haar broertje,
maar dat vertelde zij er ons niet bij. Ze
vond het zeker to droevig voor ons. Wij
wisten het van onze moeder die nu al ja-
ïen in den hemel is. Langzaam stond
Grootmoeder op en stak met bevende hand
de kaarsjes voor het kribbetje aan. Het
was nu geheel donker geworden iu dc ka
mer. Buiten loeide de wind en deed de ra
men rammelen. Onhoorbaar liep T-ien naar
het radiotoestel en schakelde Hilsersum
in. Even later klonk door het vertrek zacht
en plechtig: „Stille nacht, heilige nacht!"
Loon naar werken.
't Was feest, volop feest in het dorp.
Overal waaiden wimpels en vlaggen.
Teder was vroolijk, klein zoowel als gTOOt
Al werkte het weer ook niet geheel en al
mee, want overal lag dik sneeuw, 't Liep
ook al zoo'n beetje tegen Nieuwjaar.
Maar zul je vragen was er dap zoo'n
feest.
Waarom waaiden dan overal do vlaggen
en wimpels? Waarom was ieder vroolijk
en opgeruimd?
Wel lieve lezers(essen). De hortoon
eenigo maanden voor hare gezondheid naar
een inrichting was geweest, kwam nu haar
naburig landgoed weer bezoeken. En daar
om was iedereen blij en de armen niet het
minst.
Dikwijls toch kwam de goede vrouw dc
aripon bezoeken en gaf hnn vele aalmoe
zen.
Dit alles deed zij in stilte.
Maar niet de armen waren alleen blij,
ook de andoren waren verheugd. Want
voor ieder had de vriendelijke hertogin een
goed woord.
De klok van de groote dorpskerktoren
iuidde, ten (eoken dat de hoogc bezoekster
in aantocht was.
Daar verscheen in een mooie koets de
ertogin, haar dochtertje zat naast haar.
Vriendelijk wuifden zij do dorpelingen toe.
Bij het kasteel aangekomen, begroetten de
muzikanten haar met muziek en zang.
Alle groote dames uit het rond waren
uitgenoodigd bij haar ter tafel te komen,
die dan op den avond voor Nieuwjaar weer
bij haar zouden feest komen vieren.
Daar wordt aangebeld op de villa van
mevrouw Gansendonc. Er wordt open ge
daan door de mevrouw zelf.
'n Arme vrouw staat voor haar met een
klem meisje aan have zijde. Arm en scha
mel zijn zij gekleed. De moeder stamelt (Je
lede: „Ach goede mevrouw, 'n aalmoes
astubliefl. We hebben zoo'n honger en lij
den zoo'n kou. M'n man is voor eenifg
weken, gestorven en m'n arm kind, ach
goede mevrouw 'n aal....?"
„Ja -dat weten we wel met je goeie
mevrouwtjes, hoe durf je bij mij aanko
men, zoo'n vuile bedelaarster ga weg van
m'n deur, en laat ik je niet meer zien."
En dan wordt de dour met con vervaar
lijk geweld dichtgesinakt. „on staan de
twee „armen" weder in de kou.
Zij schreiden verder tot voor de deur
van fen armlijk huis, naast dat van de
rijke dame. Ook daar kloppen zij aan. Een
vrouw doet open. Direct worden de „arme"
bezoekers binnengelaten. Er wordt een
plaatsje voor ben aan den haard gewezen.
Kortom het ontbrak aan niets aan dezo
menschen doorgaans zoo eigen. Een een
voudig avondmaal wordt opgedisclit. Een
tafel, eenige stoelen en kast is het huis
raad.
Na een vriendelijke groet worden de be
zoekers uitgelaten en gaan verder.
Laten wij met onze gedachten eenige
dagen verder denken en ons gaan bevinden
in een mooi verlichten zaal nl. van de her
togin.
Rond den nog rijk versierden kerst
boom zit do hertogin naast allemaal rijke
dames.
Neen toch niet allemaal rijke, allemaal
rijke, want tusschen"haar zit een arme we
duwe wiens man voor eenigo weken ge
storven is.
En waarom zul jc vragen zat deze er
dan tusschen. Dat zal ik u zeggen. Gij
weet nog toen op dien avond de „arme
%rouw" met haar dochtertje bij de rijke
dame kwam? Hoe zij daar zoo toege
snauwd van de deur werd gewezen en hoe
zij toen bij haar arme buurvrouw aanklopte
en zoo vriendelijk werd ontvangen. Nu
deze „arme vrouw" was de hertogin zélf.
Zij had zich vermomd en was zoo bet dorp
rondgegaan.
Om nu de arme vrouw voor haar harte
lijkheid te beloonen, noodigde zij haar,
toen bet Nieuwjaarsfeest gevierd werd op
hot Kasteel en mocht de rijke dame thuis
bliiven.
En toen het feest goed en wel aan den
f-ang was nam de hertogin een hoed Nam
bij gebrek aan geld wat zij juist niet bij
zich had epn barer juweel en en deed deze
in den hoed. en zoo ging zij ermee langs de
damesrij en liet baar goed loetasten.
Dg arme vrouw schreide van vreugde
omdat dit alles haar was toegedacht. Des
avonds keerde zij met hare kinderen vol
daan huiswaarts, na eerst nog rijk voor
zien lo zijn van kleeron en andere levens
middelen.
Zoo ontving zij Joon-naar werken".
Adrlaan Gornelissen, Leiden.
Het Kerstfeest van kleine Rietje!
I.
Het huisgezin van Boer Harmsen be
stond uit vijf personen: man, vrouw eu
drio kinderen. De kinderen verschilden nog
u.' iets in leeftijd; do oudste dochter was ,19
jaar, dan volgde Wim een gezonde boy van
12 jaar en dan kwam kleine Rietje die bij
na 2 jaar was op liet tijdstip, dat dit ver
haal begint. Het waren nog al welgestelde
lui en woouden op mooi klein boederijtje
in de nabijheid van een groot dorp in Gel
derland. De boerin was niet erg sterk,
maar daarentegen was zij een zachte en
goede vrouw. Lena, de oudste dochter,
v-as het evenbeeld barer moeder: lief en
zacht en hartelijk van karakter hielp zij
trouw haro moeder in het drukke huis
houden. Ja Lena was eigenlijk de spil
waar alles om draaide. Moest boer Harm
sen eens zeer vroeg naar de markt, Lena
moest voor alles zorgen en toezien dat
alles op tijd klaar was. Zij was do rechter
hand van haar moedor, paste haar op, als
zij niet goed was en zorgde voor het huis
houden. Voor haar broor was zij als het
ware een veilig toevluchtsoord. Naar Lena
ging hij altijd als hij met zijn huiswerk
geen raad wist, en wanneer hij kattekwaad
had uitgehaald en bang was vóór een
standje van Vader. Voor haar kleine zus
was zij de goede fee. Niemand kon zulke
mooie liedjes zingen als Lena en ook nie
mand zulke mooie poppetjes knippen! Was
het dus een wonder, dal iedereen veel van
haar hield. Het zou clan ook een volmaakt
gelukkig huisgezin geweest zijn ware de
Vader maar niet zoo geweldig trots en
hoogmoedig geweest en dat zijn hoogmoed
en trots hem en zün gezin diep ongelukkig
zullen maken, zullen wij in ons verder ver
haal zien.
T ona was, ook, wat haar uiterlijk be
treft, oen bijzonder knap meisje. Welge
steld maar niet rijk, was zij tocb op haar
J O-jarigen leeft-üd een goede partij en ook
menig dorpsgenoot dong naar do hand
van Lena, maar boer Harmsen hield zich
rog bescheiden op den achtergrond. Waar
schijnlijk was niemand nog goed genoeg
naar zijn zin. Maar nu sinds verscheidene
weken liep hij met andere plannen rond.
Het streelde zijn ijdelheid en hooemoed
dat sedert eenige weken dc zoon van een
schatrijken boer uit den omtrek zijn wo
ning bezocht en dat die bezoeken niet alleen
i:em golden begreep hij wel. Ja dat was
eens oen buitenkansje! Hij. boer Harmsen.
die zijn eigen had opgewerkt, verwant te
worden met den rijksten uit den omtrek
Ja, dat was eeD geschikte man voor Lena!
O. wat maakte bij zijh al een# luchtkastee-
len. Mot welk een onschik en weelde zou
dat huwelijk voltrokken worden en hoer
Harmsen moedigde zün bezoeken aan. Nu
was het nog een weck voor Kerstmis en
waren zij overeen gekomen, als Lena in
stemmen zou, met Kerstmis de verloving
to vieren. Theodora.
(Wordt, vervolgd).
Wimpie's Verjaardag.
't Was 2 November. Allerzielendag. Wat
een mooie dag hé, kleine Wim was dien
dag jarig, hij werd tien jaar en zat in de
tweede klas. Maar wat hij het fijnste vond
was, dat hij van vader, moeder en Annie
zelf uit mocht kiezen, wat hij hebben wou.
Wat zal ik vragen, dacht Wim! Hij dacht
even na, wat hij het liefst had. Ja, nou
weet ik het, ik zal vader een kooitje vra
gen en aan moeder een vogeltje, net waf ik
zoo graag hebben wil.
En wat zal ik aan Annie vragen, weer
even nagedacht. Als ik eens een bouwdoos
vroeg? Ha, nu wist bij hot. Wim giug vlug
naar de kamer wiar ze rond om de tafel
zaten om aan het ontbijt te gaan. Toen zij
gegeten hadden en moeder klaar was met
het opruimen zei vader, Wim vertel me
eens wat je uitgekozen hebt. Toen zei Wim,
ik wilde aan u een kooitje vragen, aan
moeder een vogeltje en aan Annie een
bouwdoos. Zoo zei vader, dan moet je mor-
gen maar eens kijken.
Een uurtje later werd er koffie gedron-
*ken en nog een uurtje later gingen Wim
en Annie naar bed toe. Dien nacht sliep
Wim als een roos. Den volgenden morgen
werden ze al vroeg gewekt, Want ze zou
den naar de Vroegmis gaan. Uit de kerk
gekomen, gingen ze vlug aan het ontbijt,
daarmee klaar hielp Annie haar moeder
aan 't werk en waren om tien uur al
klaar. Hoor, werd daar niet gescheld Moe
der deed open en.wie was daar, Wim
z'n tante, en om Wim Ze worden vriende
lijk ontvanicn door hen allen Een poosje
in de huiskamer gezeten te hebben, werd
er weer gescheld, moeder deed weer open
en kwam terug met haar handen vol
pakjes. Nu werd er eerst uitgepakt en Wim
kreeg zijn verlangde dingen Een kooitje
met een geel vogeltje erin. Een kanarie,
dat was van vader en moeder en nu kwam
er een groote bouwdoos voor den dag, dat
was van Annie En nu van oom, en tante
nog. Van tante kreeg hij een trein op rails
en van oom öen mooie groofen voetbal. Of
Wim's verjaardag ook prettig was!
Gcnda Tedderoo, Zooterraeer
Oudejaarsavond.
Het is den 31sten December, dus den
laalslen dag van het jaar. Alles is in rep
en roer, om toch zoo gauw mogelijk met
het werk klaar te komen, want dien avond,
dien gedenkwaardigen avond, wil ieder
zoowel van geestelijken als van lichamclij-
ken arbeid vrij zijn.
Hier ziet men den we.-kman, die harder
arbeid dan anders, omdat hij dezen dag,
zooals de gewoonte is. een extraatje ont
vangt; ginds ziet men huismoeders en
dienstboden druk bezig om haar huishou
delijke verplichtingen te volbrengen, want
ook zij willen dezen avond in een gezellig
samenzijn doorbrengen.
Buiten lijkt alles oven frisch; het is net
of de natuur op den laatsten dag van het
jaar, ook baar beste beentje voorzet. De
zon, die den geheolen dag vroolijk gesche
nen heeft, gaat langzaam onder de kim,
en kleurt de lucht met een fantastisch rood
licht.
Het is avond. Buiten wordt het kouder,
in de huizen is het echter; warm, en daar
zit men dan ook'gezellig om den haard
geschaard. Men praat over het oude jaar
en men haalt herinneringen naar boven,
aan wat het af^eloopen jaar met zich ge
bracht heeft. Voorspoed of armoede en
ellende?
Ieder heeft, evenals de koopman in zeker
opzicht zijn balans op te maken.
Voor den huisvader en zijn gelukkig ge
zin is de oudejaarsavond één van de pret
tigste avonden uit het jaar. Herineringen
uit vaders en moeders tijd, worden druk
besproken. Ook de tegenwoordigen tijd
wordt niet vergeten.
De jongeman die ver van huis in den
vreemde vertoeft, viert ook oudejaars
avond. Denkend aan den tijd dat hij nog bij
zijn ouders thais was, wil hij in tranen uit
barsten, doch hij behrerscht ztch, omdat
hij weet dat zijn vader en moeder toch nog
gelukkig, ja zelfs overgelukkig zijn, met
zoo'u flinken zoon als hij is.
Ook de eenzame, die alles wat hem lief
was, door den dood heeft verloren, viert
oudejaarsavond, wellicht denkend aan het
aantal jaren dat het geleden is. dat hij vaia
zijn dierbaren gescheiden werd.
Ieder viert dus op zijn eigen manier den
oudejaarsavond, zoowel do zeeman, die
zich op den grooten Oceaan bevindt, als de
woekeraar die z'n winsten betekent, als de
misdadiger, die in de gevangenis zit.
Plotseling, tprwijl ieder in gepeins ver
zenkon is, slaat de klok twaalf uur.
Vele hcilwenschcn en zegenbeden, voor
aan- en afwezigen worden gewisseld.
Daarna begeeft ieder zich met een gelukkig
en zalig nieuw gevoel te ruste, dc\kend
aan de toekomst.
Joh. Vogt, Arnhem
Het vreemde hind.
In een huisje aan don ingong van een
bosch leefde een arme werkman, die met
houthakken nauwelijks zün brood kon
rtrdienon. Hij had een vrouw Cn twee kin
deren, die hem vlijtig hielpen bij zijn werk.
Het knaapje heette Fransje en het meisje
Maria en beiden waren gehoorzaam en
vroom tot vreugde van hun ouders. Toen
Gp een kouden winteravond do goede
menschen aan tafel zaten, klopte men op
eens zachlkens aan het raam en een fün
stemmetje riep van buiten: „O, laat mij
binnen in uw huis, ik ben een arm kind
en heb niets te eten en ik heb het zoo koud,
dat ik denk te bevriezen. O, laat mij bin
nen!"
Toen sprongen Fransje en Maria van
tafel op. deden de deur open en zeiden:
„Kom binnen arm kindje, wij hebben ook
niet te veel maar zullen toch doelen met
je." Het vreemde kind kwam binnen en
verwarmde zijn verkleumde handen aan de
kachel, de kinderen gaven het van him
boterham en zeiden: Je zult wel moe zijn,
pa maar in ons bedje liggen, wij slapen
wol op do bank. Toen zei het. arme kind:
„Mijn Vader in den hemel zal jullie ervoor
danken." Toen brachten zo don kleinen
gast in hun kamertje en dachten bij zich
Izelf: „O, wat 'hebben tvü het (och goed
Wij hebben onze warme kamer en ons bed
je en dat arme kind heef' niets clan de
hemel tot dak en den harden grond om op
te slapen." Toen de ouders ook gingen sla
pen legden Fransje en Maria zich op de
bank bij de kachel en zeiden tot elkander:
„Het vreemde kind zal nu wol blij zijn, dat
het warm in het bedje ligt. Gouden nacht!"
Nauwelijks sliepen ze een paar uren,
toen kleine Maria wakker werd en haar
broertje zacht wekte, terwijl ze zei:
„Fransje, Fransje, wordt eens wakker,
wordt eens wakker? Hoor je die mooie
muziek voor het raam? Toen wreef Frans
je z'n oogen uit, en luisterde. Het was een
wonderbaar gezang daarbuiten en als met
begeleiding van een harp klonk het:
O, Heilig Kond, wij groeten U
Met harpen en cymbalen,
Gelukkig 't huis,
Waarin gij wilt
Zoo stille nederdalen.
Gij, Kindeke zult het verwarmen
Bij rijken en bij armen,
Met wond're schreden
Brengt Gij uw heil'gen vrede.
Dat hoorden de kinderen en een blijde,
bange angst beving hen en zij gingen naar
het raam, om te zien wat er huiten toch
gebeurde.
In het Oosten zagen zij den morgen glo
ren en voor het huis stonden vele kinde
ren met gouWh harpen en luiten in de
hand en met zilveren jurkjes aan. Ver
baasd over deze vreemde verschijning
staarden ze naar buiten. Daar werden ze
zachtjes aaneeraakt en toen ze zich omkeer
den, zagen zij het vreemde kind voor zicb
met oen kleed van goud geweefde stof en
met een elanzende kroon op het goudlok
kige hoofdje. Toen sprak het: „Ik ben het
«Tezuskind, dat in de wereld rondgaat, om
vrome kinderen geluk en vreugde te bren-
een. Gij hebt mü ongenomen dezen nacht,
toen gij dacht dat ik een arm kindjs was.
Daarvoor zal ik U zogenen." Toen brak
Het een tak van een denneboom, die bui
len stond en plantte dez;i in don grond en
sprak: „De tak zal een boom worden en
ieder jaar rijke vruchten dragen! En toen
verdween Het met de zingende kinderen en
Engelen.
Jeannie van Benten, Bodegraven.
Oudejaarsavond-viering.
Ze zitten zoo knusjes te zamen:
Vader, Moeder en de kind'ren vereend.
Zoo'n aardig en leutig- groepje,
Een lachend kindertroepje,
Want kibbelen deed er niet één. (bis).
Wat 'n heerlijkheid zal 't ook dezen,
Als straks komt de pot van 't vuur
Met die geurende oliebollen?
Wat zullen ze dansen en sollen
Want stilzitten kan er niet één! (bis).
Ze zijn er nu dapper aan 't smullen;
De mondjes zijn druk in de weer.
Wat blozen die heerlijke wangen,
Dg kleinste laat 't kopje reeds hangen,
Lang opblijven kan ar'niet één. (bis).
Nu gaat vader sprookjes vertellen,
Van de tooverbeks, d'e op 'n kar
Een prinsesje hield gevangen,
Die haast dood ging van verlangen:
Buiten zijn ouders, kan er niet één (bis)
Nu zijn ze lekker warmpjes geborgen.
En droomon bun Nieuwejaarswenscb.
De klok laat haar bronzen stem hooren:
,,'t Nieuwjaar dat is er geboren,
En ontwaken doet er niet één." (bis).
Nu drukt men elkander de handen;
De heilwensch klinkt al in 't rond.
Oom Wim, als ik tolk mag wezen?
„Heil U, door 't jonge volk geprezen,
U vergeten, kan er niet één!" (bis)
J. H. G. Sonders
Straatjongen!
Pet scbuin op de ooren;
Kous afgezakt;
Blouse vuil van voren;
Loopt op z'n gemak!
Schoenen scheef geloopen;
Broek overal stuk;
Nergens geen knoopen;
Houdt van geen druk!
Gezicht niet gewasschen;
Haren niet gpkamd;
Loopt door alle plassen,
Gluurt naar allen kant.
Handen in de zakken;
Fluit' bet hoogste lied;
Men krijgt hem niet te pakken,
Zelfs eep diender niet.
De vuilnisbak een schop,
Hef vuil rolt over straat;
'n Ruk aan belleknop;
Hij gierend verder gaat.
Durft gerust te komen;
Voor niemand is ie bang;
Klimt in alle boomen;
Gooit vuil in eiken gang.
Zijt wel een stoute rakker.
Gij schooiertje zoo klein!
Toch, hou ik van je stakker
Met je harte goed en rein!
Slraatschooiertje, vies kereltje
Met je guitige oogenpaar,
Weet wol. dat ook in jouw wereldje
Gi mnoklaar!
Theodora!