VOOR ONZE NIEUWJAARSWEN3CH van Oom Wim. Lieve Neefjes en Nichtjes, Zoo is dan weer een jaar ten einde en ctaan wo aan het begin van een nieuw jaar. Het oude jaar met zijn Hef en leed. inet zijn vreugde en verdriet; met zijn voor- en tegenspoed; met zijn zonneschijn en regen; met zijn lach en zijn tranen, dat jaar is voorbij. En niemand onzer is meer in staal ook maar één woordje toe te voq- gen of weg te vagen uit bet boek des levens, waarin alle onze daden van 1926 staan opgeteekend. Dat boek werd gesloten met de laalsto seconde van het jaar dat henen ging en verdween in den stroom der tijden. Wat voorbij is, is voorbij. Iodere goede daad staat opgeteekend en daarvoor wacht ons ..de belooning". De belooning hier of hiernamaals. Iedere slechte daad staat eveneens opge teekend en daarvoor wacht ons „de straf". De straf hier of hier namaals. Deze gedachten moeten ons bezig hou den als we de balans opmaken van ons doen en laten van het jaar dat plaats zal maken voor het nieuwe, dat komen gaat. Zijn we minder braaf geweest in het af- 'geloopen jaar, laten we het voornemen maken braver te worden. Zijn we vaak, ongehoorzaam geweest aan en soms brutaal tegen vader en moeder, laten wo gehoorzamer worden nn nooit meer brutaal zijn, wat heel leelijk is. Hebben we op school vaak reden tot kla gen gegeven, laten we door vlijt en goed gedrag weer herstellen wat wc misdreven en de vergiffenis is geschonken, vóór we er om vragen. Zijn we vaak te laat in school en kerk en leering geweest, laat dit jaar het an ders zijn en door meer ijver te toonen en ons nooit meer schuldig maken aan dat ellendige (o laat komen, wat zoo hinderlijk is voor don goeden gang van 't onderwijs. Hebben we met onze broertjes en zusjes en kameraadjes ruzie gehad om een „niets", zooals dat zoo vaak gebeurt, laten dergelijke slechte gewoonten ons voor 3 927 niet zoo gauw parten spelen, maar toonen wo meet* verdraagzaamheid en meer liefde en zijn we minder opvliegend en driftig. Hebben we en hier spTcek ik vooral tot mijn brave Neefjes ons wel eens schuldig gemaakt aan het uithalen van 'kallekwaad dat Piet zoo onschuldig was maar hinderlijk voor buren of oude en arme menschen; laat dit na! Weest geen buren tot last; hebt eerbied voor oude menschen, en denkt er aan, dat arme menschen toch Teeds veel moeten missen en dubbel ons medelijden en liefde verdienen, in plaats ze te hinderen, en ha telijkheden naar het hoofd te slingeren Past o?) lieve Neefjes, wie een arm mcnsch bcleedigt, beleedigt ook God Hij toch is de Vader van de Armen en de Weezen. Kijkt kinderen, als we daar nu eens aan dachten op don eersten dag van het nieuwe jaar en dan onze voornemens maakten nooit meer iets slechts of onge oorloofds of afkeuringswaardigs te doen, dan deden we een heel goed werk en zou onze Engelbewaarder aan 't eind van het jaar, dat komen gaaf, veel goeds en liefs 'Lobben opgeteekend. Dan zullen we. door Onzen Lieven Heertje, den ITitdecler van allo goeds, vast beloond worden en hier beneden krijgen den vrede des harten, wat as. het hoogste goed en later?.... Vult dat zelf maar in, dan weet ge meteen ook de plaats, waar het Kindje «Te- zus troont met Zijn Moeder: Jezus die eenmaal rustte in een kribbe, maar toch was de Koning aller Koningen. 1927? Wat het ons brengen zal? Wij weten het niet, God weet het. Wij kunnen alleen wenschen en hopen Wij kunnen alleen smeeken en vragen aan Hem, Die almachtig is en goed. Ik vra»ag dan voor U allen veel geluk en zegen; en me| IJ ook voor Uwe Ouders. Ik vraag voor U allen in óén woord een .»Zalig Hieuwjnav". Jullie liefhebbende, Oom Wim KINDEREN. Stapels brieven mot oplossingen heb ik reeds ontvangen. Stapels opstellen en ver zon liggen voor me. Brieven veleT aard wachten op antwoord. Do volgende week vertel ik meer. De lijst is dan afgesloten en het getal mededingers vastgesteld en de uitslag in zicht. En daar we voor onze Kerslverhaaltjes en andere actueelo bijdragen onze ruimte weer meer dan bezet hebben, moet ik „Oud Vrouwtje" en „De Avonturen van Mies en Max" weer tot de volgende week laten liggen. Dan begin ik ook met het be antwoorden der brieven, die zich zachtjes aan tot een heelen berg hebben opge- noopt. Oom Wim. Van een droevige Kerstmis Vertelling door Cadier. II Slot. Toen hij den volgenden morgen wakker werd, waren zijn zusjes al naar do kerk Ze hadden oen boterham en een glas melk voor hem klaar gezet. Vlug at hij zijn boterham op en nauwelijks was hij ermee Haar of hij liep direct naar het schuurtje om den kerstboom to halen. Uit een doos iianr hij een paar slingors, wat balletjes, eenigo kaarsen en een kapolto piek. Ieder jaar werd dit. wanneer het kerstfeest voor bij was in deze doos opgeborgen. Na een half uurtje was de hoorn versierd. Jan was or wat mee in zijn schik. „Het kon haast niet mooier", dacht hij. Hij vond hem veel mooier dan welke hjj voor de ramen der villa's had gezien. Een oogenblik later kwam zijn vriendinnetje voorbij. Wil je mijn kerstboom eens zien, Corric, riep hij tegen haar. „Graag", ant woordde ze. Toen zo hem zag klapte zij in haar handen, zoo mooi vond zij hem. „Hó Jan", zei ze, „je moot de kaarsjes oens aansteken. Wat zal dat mooi zijn". „Noen, dat doo ik niet. Mijn moeder wil het niet hebben". „Flauwe jongen. Bang a oor z'n moeder. Nu als je het niet doet, wil ik nooit meer mot jc spelen." Nu kon .Tan niet langer weigeren, zijn vriendinne tje verliezen, dat wilde hij niet on dan zi.in moeder zag liet immers toch niet. Hij stak ze aan en de kaarsjes wierpen een vroolijk schijnsel door dc kamer. Maar toen gebeurde er iets ernstigs. Een tak raakte in brand doordat er een kaars te dicht onder stond en meteen sloeg de vlam op het gordijn over. Gillend vlogen do kinderen de straat op. Jan dacht er door den schrik niet aan- zijn zieke moeder die boven Tustig in de bed stee lag te slapen, te roepen Even later kwam de brandspuit al aanrijden en toen Jan vertelde dat zi.in moeder boven in het buis was werd er direct een ladder onder het raam gezet, waarop vlug oen brand weerman naar boven klom. Met een bijl sloeg hij de ruiten stuk en verdween naar binn?iT. Weldra kwam hij terug met de vróuw in zijn stevige armen en daalde de ladder met haar of. Door den rook ech ter die in de kamer stond was zij helaas om het leven gekomen, 't Was een droevig kerstfeest voor Jan en dat door zijn eigen onvoorzichtigheid. Denzolfdon dag nog verliet hij het dorp en is er nooit meer teruggezien. Mijmerend staarde grootmoeder in het vuur van de kachel. Twee zilveren tranen schitterden in haar oogen. We wisten wel dat de vrouw die toen stierf haar moe der was geweest en Jan haar broertje, maar dat vertelde zij er ons niet bij. Ze vond het zeker to droevig voor ons. Wij wisten het van onze moeder die nu al ja- ïen in den hemel is. Langzaam stond Grootmoeder op en stak met bevende hand de kaarsjes voor het kribbetje aan. Het was nu geheel donker geworden iu dc ka mer. Buiten loeide de wind en deed de ra men rammelen. Onhoorbaar liep T-ien naar het radiotoestel en schakelde Hilsersum in. Even later klonk door het vertrek zacht en plechtig: „Stille nacht, heilige nacht!" Loon naar werken. 't Was feest, volop feest in het dorp. Overal waaiden wimpels en vlaggen. Teder was vroolijk, klein zoowel als gTOOt Al werkte het weer ook niet geheel en al mee, want overal lag dik sneeuw, 't Liep ook al zoo'n beetje tegen Nieuwjaar. Maar zul je vragen was er dap zoo'n feest. Waarom waaiden dan overal do vlaggen en wimpels? Waarom was ieder vroolijk en opgeruimd? Wel lieve lezers(essen). De hortoon eenigo maanden voor hare gezondheid naar een inrichting was geweest, kwam nu haar naburig landgoed weer bezoeken. En daar om was iedereen blij en de armen niet het minst. Dikwijls toch kwam de goede vrouw dc aripon bezoeken en gaf hnn vele aalmoe zen. Dit alles deed zij in stilte. Maar niet de armen waren alleen blij, ook de andoren waren verheugd. Want voor ieder had de vriendelijke hertogin een goed woord. De klok van de groote dorpskerktoren iuidde, ten (eoken dat de hoogc bezoekster in aantocht was. Daar verscheen in een mooie koets de ertogin, haar dochtertje zat naast haar. Vriendelijk wuifden zij do dorpelingen toe. Bij het kasteel aangekomen, begroetten de muzikanten haar met muziek en zang. Alle groote dames uit het rond waren uitgenoodigd bij haar ter tafel te komen, die dan op den avond voor Nieuwjaar weer bij haar zouden feest komen vieren. Daar wordt aangebeld op de villa van mevrouw Gansendonc. Er wordt open ge daan door de mevrouw zelf. 'n Arme vrouw staat voor haar met een klem meisje aan have zijde. Arm en scha mel zijn zij gekleed. De moeder stamelt (Je lede: „Ach goede mevrouw, 'n aalmoes astubliefl. We hebben zoo'n honger en lij den zoo'n kou. M'n man is voor eenifg weken, gestorven en m'n arm kind, ach goede mevrouw 'n aal....?" „Ja -dat weten we wel met je goeie mevrouwtjes, hoe durf je bij mij aanko men, zoo'n vuile bedelaarster ga weg van m'n deur, en laat ik je niet meer zien." En dan wordt de dour met con vervaar lijk geweld dichtgesinakt. „on staan de twee „armen" weder in de kou. Zij schreiden verder tot voor de deur van fen armlijk huis, naast dat van de rijke dame. Ook daar kloppen zij aan. Een vrouw doet open. Direct worden de „arme" bezoekers binnengelaten. Er wordt een plaatsje voor ben aan den haard gewezen. Kortom het ontbrak aan niets aan dezo menschen doorgaans zoo eigen. Een een voudig avondmaal wordt opgedisclit. Een tafel, eenige stoelen en kast is het huis raad. Na een vriendelijke groet worden de be zoekers uitgelaten en gaan verder. Laten wij met onze gedachten eenige dagen verder denken en ons gaan bevinden in een mooi verlichten zaal nl. van de her togin. Rond den nog rijk versierden kerst boom zit do hertogin naast allemaal rijke dames. Neen toch niet allemaal rijke, allemaal rijke, want tusschen"haar zit een arme we duwe wiens man voor eenigo weken ge storven is. En waarom zul jc vragen zat deze er dan tusschen. Dat zal ik u zeggen. Gij weet nog toen op dien avond de „arme %rouw" met haar dochtertje bij de rijke dame kwam? Hoe zij daar zoo toege snauwd van de deur werd gewezen en hoe zij toen bij haar arme buurvrouw aanklopte en zoo vriendelijk werd ontvangen. Nu deze „arme vrouw" was de hertogin zélf. Zij had zich vermomd en was zoo bet dorp rondgegaan. Om nu de arme vrouw voor haar harte lijkheid te beloonen, noodigde zij haar, toen bet Nieuwjaarsfeest gevierd werd op hot Kasteel en mocht de rijke dame thuis bliiven. En toen het feest goed en wel aan den f-ang was nam de hertogin een hoed Nam bij gebrek aan geld wat zij juist niet bij zich had epn barer juweel en en deed deze in den hoed. en zoo ging zij ermee langs de damesrij en liet baar goed loetasten. Dg arme vrouw schreide van vreugde omdat dit alles haar was toegedacht. Des avonds keerde zij met hare kinderen vol daan huiswaarts, na eerst nog rijk voor zien lo zijn van kleeron en andere levens middelen. Zoo ontving zij Joon-naar werken". Adrlaan Gornelissen, Leiden. Het Kerstfeest van kleine Rietje! I. Het huisgezin van Boer Harmsen be stond uit vijf personen: man, vrouw eu drio kinderen. De kinderen verschilden nog u.' iets in leeftijd; do oudste dochter was ,19 jaar, dan volgde Wim een gezonde boy van 12 jaar en dan kwam kleine Rietje die bij na 2 jaar was op liet tijdstip, dat dit ver haal begint. Het waren nog al welgestelde lui en woouden op mooi klein boederijtje in de nabijheid van een groot dorp in Gel derland. De boerin was niet erg sterk, maar daarentegen was zij een zachte en goede vrouw. Lena, de oudste dochter, v-as het evenbeeld barer moeder: lief en zacht en hartelijk van karakter hielp zij trouw haro moeder in het drukke huis houden. Ja Lena was eigenlijk de spil waar alles om draaide. Moest boer Harm sen eens zeer vroeg naar de markt, Lena moest voor alles zorgen en toezien dat alles op tijd klaar was. Zij was do rechter hand van haar moedor, paste haar op, als zij niet goed was en zorgde voor het huis houden. Voor haar broor was zij als het ware een veilig toevluchtsoord. Naar Lena ging hij altijd als hij met zijn huiswerk geen raad wist, en wanneer hij kattekwaad had uitgehaald en bang was vóór een standje van Vader. Voor haar kleine zus was zij de goede fee. Niemand kon zulke mooie liedjes zingen als Lena en ook nie mand zulke mooie poppetjes knippen! Was het dus een wonder, dal iedereen veel van haar hield. Het zou clan ook een volmaakt gelukkig huisgezin geweest zijn ware de Vader maar niet zoo geweldig trots en hoogmoedig geweest en dat zijn hoogmoed en trots hem en zün gezin diep ongelukkig zullen maken, zullen wij in ons verder ver haal zien. T ona was, ook, wat haar uiterlijk be treft, oen bijzonder knap meisje. Welge steld maar niet rijk, was zij tocb op haar J O-jarigen leeft-üd een goede partij en ook menig dorpsgenoot dong naar do hand van Lena, maar boer Harmsen hield zich rog bescheiden op den achtergrond. Waar schijnlijk was niemand nog goed genoeg naar zijn zin. Maar nu sinds verscheidene weken liep hij met andere plannen rond. Het streelde zijn ijdelheid en hooemoed dat sedert eenige weken dc zoon van een schatrijken boer uit den omtrek zijn wo ning bezocht en dat die bezoeken niet alleen i:em golden begreep hij wel. Ja dat was eens oen buitenkansje! Hij. boer Harmsen. die zijn eigen had opgewerkt, verwant te worden met den rijksten uit den omtrek Ja, dat was eeD geschikte man voor Lena! O. wat maakte bij zijh al een# luchtkastee- len. Mot welk een onschik en weelde zou dat huwelijk voltrokken worden en hoer Harmsen moedigde zün bezoeken aan. Nu was het nog een weck voor Kerstmis en waren zij overeen gekomen, als Lena in stemmen zou, met Kerstmis de verloving to vieren. Theodora. (Wordt, vervolgd). Wimpie's Verjaardag. 't Was 2 November. Allerzielendag. Wat een mooie dag hé, kleine Wim was dien dag jarig, hij werd tien jaar en zat in de tweede klas. Maar wat hij het fijnste vond was, dat hij van vader, moeder en Annie zelf uit mocht kiezen, wat hij hebben wou. Wat zal ik vragen, dacht Wim! Hij dacht even na, wat hij het liefst had. Ja, nou weet ik het, ik zal vader een kooitje vra gen en aan moeder een vogeltje, net waf ik zoo graag hebben wil. En wat zal ik aan Annie vragen, weer even nagedacht. Als ik eens een bouwdoos vroeg? Ha, nu wist bij hot. Wim giug vlug naar de kamer wiar ze rond om de tafel zaten om aan het ontbijt te gaan. Toen zij gegeten hadden en moeder klaar was met het opruimen zei vader, Wim vertel me eens wat je uitgekozen hebt. Toen zei Wim, ik wilde aan u een kooitje vragen, aan moeder een vogeltje en aan Annie een bouwdoos. Zoo zei vader, dan moet je mor- gen maar eens kijken. Een uurtje later werd er koffie gedron- *ken en nog een uurtje later gingen Wim en Annie naar bed toe. Dien nacht sliep Wim als een roos. Den volgenden morgen werden ze al vroeg gewekt, Want ze zou den naar de Vroegmis gaan. Uit de kerk gekomen, gingen ze vlug aan het ontbijt, daarmee klaar hielp Annie haar moeder aan 't werk en waren om tien uur al klaar. Hoor, werd daar niet gescheld Moe der deed open en.wie was daar, Wim z'n tante, en om Wim Ze worden vriende lijk ontvanicn door hen allen Een poosje in de huiskamer gezeten te hebben, werd er weer gescheld, moeder deed weer open en kwam terug met haar handen vol pakjes. Nu werd er eerst uitgepakt en Wim kreeg zijn verlangde dingen Een kooitje met een geel vogeltje erin. Een kanarie, dat was van vader en moeder en nu kwam er een groote bouwdoos voor den dag, dat was van Annie En nu van oom, en tante nog. Van tante kreeg hij een trein op rails en van oom öen mooie groofen voetbal. Of Wim's verjaardag ook prettig was! Gcnda Tedderoo, Zooterraeer Oudejaarsavond. Het is den 31sten December, dus den laalslen dag van het jaar. Alles is in rep en roer, om toch zoo gauw mogelijk met het werk klaar te komen, want dien avond, dien gedenkwaardigen avond, wil ieder zoowel van geestelijken als van lichamclij- ken arbeid vrij zijn. Hier ziet men den we.-kman, die harder arbeid dan anders, omdat hij dezen dag, zooals de gewoonte is. een extraatje ont vangt; ginds ziet men huismoeders en dienstboden druk bezig om haar huishou delijke verplichtingen te volbrengen, want ook zij willen dezen avond in een gezellig samenzijn doorbrengen. Buiten lijkt alles oven frisch; het is net of de natuur op den laatsten dag van het jaar, ook baar beste beentje voorzet. De zon, die den geheolen dag vroolijk gesche nen heeft, gaat langzaam onder de kim, en kleurt de lucht met een fantastisch rood licht. Het is avond. Buiten wordt het kouder, in de huizen is het echter; warm, en daar zit men dan ook'gezellig om den haard geschaard. Men praat over het oude jaar en men haalt herinneringen naar boven, aan wat het af^eloopen jaar met zich ge bracht heeft. Voorspoed of armoede en ellende? Ieder heeft, evenals de koopman in zeker opzicht zijn balans op te maken. Voor den huisvader en zijn gelukkig ge zin is de oudejaarsavond één van de pret tigste avonden uit het jaar. Herineringen uit vaders en moeders tijd, worden druk besproken. Ook de tegenwoordigen tijd wordt niet vergeten. De jongeman die ver van huis in den vreemde vertoeft, viert ook oudejaars avond. Denkend aan den tijd dat hij nog bij zijn ouders thais was, wil hij in tranen uit barsten, doch hij behrerscht ztch, omdat hij weet dat zijn vader en moeder toch nog gelukkig, ja zelfs overgelukkig zijn, met zoo'u flinken zoon als hij is. Ook de eenzame, die alles wat hem lief was, door den dood heeft verloren, viert oudejaarsavond, wellicht denkend aan het aantal jaren dat het geleden is. dat hij vaia zijn dierbaren gescheiden werd. Ieder viert dus op zijn eigen manier den oudejaarsavond, zoowel do zeeman, die zich op den grooten Oceaan bevindt, als de woekeraar die z'n winsten betekent, als de misdadiger, die in de gevangenis zit. Plotseling, tprwijl ieder in gepeins ver zenkon is, slaat de klok twaalf uur. Vele hcilwenschcn en zegenbeden, voor aan- en afwezigen worden gewisseld. Daarna begeeft ieder zich met een gelukkig en zalig nieuw gevoel te ruste, dc\kend aan de toekomst. Joh. Vogt, Arnhem Het vreemde hind. In een huisje aan don ingong van een bosch leefde een arme werkman, die met houthakken nauwelijks zün brood kon rtrdienon. Hij had een vrouw Cn twee kin deren, die hem vlijtig hielpen bij zijn werk. Het knaapje heette Fransje en het meisje Maria en beiden waren gehoorzaam en vroom tot vreugde van hun ouders. Toen Gp een kouden winteravond do goede menschen aan tafel zaten, klopte men op eens zachlkens aan het raam en een fün stemmetje riep van buiten: „O, laat mij binnen in uw huis, ik ben een arm kind en heb niets te eten en ik heb het zoo koud, dat ik denk te bevriezen. O, laat mij bin nen!" Toen sprongen Fransje en Maria van tafel op. deden de deur open en zeiden: „Kom binnen arm kindje, wij hebben ook niet te veel maar zullen toch doelen met je." Het vreemde kind kwam binnen en verwarmde zijn verkleumde handen aan de kachel, de kinderen gaven het van him boterham en zeiden: Je zult wel moe zijn, pa maar in ons bedje liggen, wij slapen wol op do bank. Toen zei het. arme kind: „Mijn Vader in den hemel zal jullie ervoor danken." Toen brachten zo don kleinen gast in hun kamertje en dachten bij zich Izelf: „O, wat 'hebben tvü het (och goed Wij hebben onze warme kamer en ons bed je en dat arme kind heef' niets clan de hemel tot dak en den harden grond om op te slapen." Toen de ouders ook gingen sla pen legden Fransje en Maria zich op de bank bij de kachel en zeiden tot elkander: „Het vreemde kind zal nu wol blij zijn, dat het warm in het bedje ligt. Gouden nacht!" Nauwelijks sliepen ze een paar uren, toen kleine Maria wakker werd en haar broertje zacht wekte, terwijl ze zei: „Fransje, Fransje, wordt eens wakker, wordt eens wakker? Hoor je die mooie muziek voor het raam? Toen wreef Frans je z'n oogen uit, en luisterde. Het was een wonderbaar gezang daarbuiten en als met begeleiding van een harp klonk het: O, Heilig Kond, wij groeten U Met harpen en cymbalen, Gelukkig 't huis, Waarin gij wilt Zoo stille nederdalen. Gij, Kindeke zult het verwarmen Bij rijken en bij armen, Met wond're schreden Brengt Gij uw heil'gen vrede. Dat hoorden de kinderen en een blijde, bange angst beving hen en zij gingen naar het raam, om te zien wat er huiten toch gebeurde. In het Oosten zagen zij den morgen glo ren en voor het huis stonden vele kinde ren met gouWh harpen en luiten in de hand en met zilveren jurkjes aan. Ver baasd over deze vreemde verschijning staarden ze naar buiten. Daar werden ze zachtjes aaneeraakt en toen ze zich omkeer den, zagen zij het vreemde kind voor zicb met oen kleed van goud geweefde stof en met een elanzende kroon op het goudlok kige hoofdje. Toen sprak het: „Ik ben het «Tezuskind, dat in de wereld rondgaat, om vrome kinderen geluk en vreugde te bren- een. Gij hebt mü ongenomen dezen nacht, toen gij dacht dat ik een arm kindjs was. Daarvoor zal ik U zogenen." Toen brak Het een tak van een denneboom, die bui len stond en plantte dez;i in don grond en sprak: „De tak zal een boom worden en ieder jaar rijke vruchten dragen! En toen verdween Het met de zingende kinderen en Engelen. Jeannie van Benten, Bodegraven. Oudejaarsavond-viering. Ze zitten zoo knusjes te zamen: Vader, Moeder en de kind'ren vereend. Zoo'n aardig en leutig- groepje, Een lachend kindertroepje, Want kibbelen deed er niet één. (bis). Wat 'n heerlijkheid zal 't ook dezen, Als straks komt de pot van 't vuur Met die geurende oliebollen? Wat zullen ze dansen en sollen Want stilzitten kan er niet één! (bis). Ze zijn er nu dapper aan 't smullen; De mondjes zijn druk in de weer. Wat blozen die heerlijke wangen, Dg kleinste laat 't kopje reeds hangen, Lang opblijven kan ar'niet één. (bis). Nu gaat vader sprookjes vertellen, Van de tooverbeks, d'e op 'n kar Een prinsesje hield gevangen, Die haast dood ging van verlangen: Buiten zijn ouders, kan er niet één (bis) Nu zijn ze lekker warmpjes geborgen. En droomon bun Nieuwejaarswenscb. De klok laat haar bronzen stem hooren: ,,'t Nieuwjaar dat is er geboren, En ontwaken doet er niet één." (bis). Nu drukt men elkander de handen; De heilwensch klinkt al in 't rond. Oom Wim, als ik tolk mag wezen? „Heil U, door 't jonge volk geprezen, U vergeten, kan er niet één!" (bis) J. H. G. Sonders Straatjongen! Pet scbuin op de ooren; Kous afgezakt; Blouse vuil van voren; Loopt op z'n gemak! Schoenen scheef geloopen; Broek overal stuk; Nergens geen knoopen; Houdt van geen druk! Gezicht niet gewasschen; Haren niet gpkamd; Loopt door alle plassen, Gluurt naar allen kant. Handen in de zakken; Fluit' bet hoogste lied; Men krijgt hem niet te pakken, Zelfs eep diender niet. De vuilnisbak een schop, Hef vuil rolt over straat; 'n Ruk aan belleknop; Hij gierend verder gaat. Durft gerust te komen; Voor niemand is ie bang; Klimt in alle boomen; Gooit vuil in eiken gang. Zijt wel een stoute rakker. Gij schooiertje zoo klein! Toch, hou ik van je stakker Met je harte goed en rein! Slraatschooiertje, vies kereltje Met je guitige oogenpaar, Weet wol. dat ook in jouw wereldje Gi mnoklaar! Theodora!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 14