Modern. Kom eens hier, jongetje 1 Je bent weer zoo ondeugend geweest, hoor ik Wat moet ik met je doen? Zouden we niet een vredesconferen tie beleggen, pa? Dubbel werk. Zeg, ik ben laatst in de kerk geweest, toen Lilly trouwde. Ze was bijna flauw ge vallen en moest door haar vader onder steund worden. En nou moet hij haar man ook al on dersteunen! VOOR ONZI ONZE RAADSELWEDSTRIJD. Ik beloofde do vorige week, dat wo van daag met Prijsraadsels zouden ko men Ik zou me dan ook wel wachten jul lie geduld nog langer op de proef te stel len, temeer, daar ik Van verschillende kanten bestormd werd met vragen als: komen nu haast de prijsraadsels of wan neer gebeurt dat eindelijk eens". Nu dan! Hieronder staan de raadsels en daaronder do prijzen, die de Directie voor U allen beschikbaar gesteld heeft. Wanneer ik zeg „voor u allen", dan heb ik daar me leen reeds gezegd, dat deze raadsels bedoeld zijn, als te zijn gegeven voor alle kinderen, die in de stad en daar buiten onze krant lezen. Ik ver wacht dan ook van buiten de slad heel wat brieven te ontvangen. Laat al die trou we medewerkers en medewerksters, die ik heb, hun klasge'nooten eens aanzetten om ook mee te doen, dan zal het brieven rege nen aan de Redactie van do Leidscho Courant en zal het aantal vast over de 200 komen te staan. Voor de nieuwelingen en voor de klein tjes, die dil jaar voor het eerst mee doen aan den wedstrijd, wil ik nog even zeggen, waarop zooal dient gelet te worden. Men zorge voor: a. Net en ordelijk schrift. b. Een mooi vel papier en dito enve loppe. c. Voldoende frankeering der „postbrie ven". d. Duidelijke naam, voornaam, straat nummer e. Naast' een schuilnaam, den ware „voluit" opgeven. f. Op tijd zijn. Kijkt, lieve Neefjes on Nichtjes als wo hierop letlen, dan zullen niet veel brieven in de papiermand terechtkomen, wat an ders nog al eens een keertje het geval is geweest. Ik vind het altijd zonde van den postzegel, als ik een brief moet weigeren, omdat ie zoo slordig geschreven is en welks inhoud getuigt van zoo weinig zorg en orde Maar verdient zoo iemand wel „beter"? Ik zal dan ook een aparte t r o o s t p r ij s geven en wel oen boek, voor hem of haar, die het orgeli.ikste en bet mooiste de raadsels en zijn ander werk voorzoover dit G betreft maakt. Wie één der raadsels niet kent, moet toch mededingen. Wie ook met C. meedoet, heeft twee kansen. Aan het Bureau van ons blad zal ge loot worden. Alles moet binnen zijn vóór 1 Januari a.s. Let wel op, vóór 1 Januari a.s. Er zijn altijd van die kinderen, die tijd genoeg hebben en wachten met opsturen tot het laatste oogenblik en dan op het nipnertje bóven aanzeilen of.... te laat zijn. Waar om moet dat? De raadsels zijn gemakke lijk, waarom niet dadelijk begonnen en aan het verhaaltje of versje voor C. ook zoo spoedig mogelijk de hand gelegd. En nu zullen we de raadsels eens geven. A. (De kleinen van 8 tot en met 10 jaar). Raadsel No. I: Invullen met een dier naam: Piet slaapt als een Jan heeft honger als een Daan is vandaag zoo lui als een Gerrit_ springt in 't rond als een Ons kindje is zoo stil als een Vader werkt als een Raadsel II. Wie dan dit lezen? Kadoedelatoe. Raadsel No. III: W^t hebt ge liever 34 halve stuivers of 8% dubbeltje? Waarom? Iets anders. Dame (in pension): Neem dit glas weg! Er is vuil water in. Bediende: U vergist u, juffrouw. Het water is schoon, alleen het glas is vuil, Een opsnijder. Een gids miste den wijsvinger van de rechterhand. Een dame vroeg hem eens, hoe'hij dien verloren had. Wel, zei de gids, ik ben hier al 25 jaar gids cn in dien tijd heb ik mijn vin ger versleten met het aanwijzen van do bezienswaardigheden. KINDEREN. Raadsel No. IV: Nog een som. Op oen boom zalen 15 sprcehwen, 3 vinken en 10 musschen. Als er op dezo vogels een schot gedaan wordt en een ze vende deel van hun getal getroffen wordl, hoeveel ^lijven er dan nog in dien hoorn zitten. Raadsel No. V.: Wie kan dit versje af maken? Toen ik het maakte, vergat ik eenige rijmwoordjes. Dom van me, hél Naar de Kerk. Klein Jantje ging op Zondag, Met zijn lief Moeke Hij wist al, waar de kerk lag En ook wat men er Hij moest daar netjes bidden, Heel stil zijn en ge Hij was daar ja te ra Van grooto menschen, hél Kijk hem nu braaf eens wezen En zoet zijn, al maar d...., Al kan hij nog niet 1 Toch kan hij bidden, hoor! Hij ziet en volgt aandachtig Den priester aan 't altaar, Vertelt in huis waar Wat ie hoorde op 'n En pa en zusje luist'ren Naar Jantjes blij relaas, En Moeke vindt haar Jantje Een kleinen, leuken B. (Dc Groeten van 11 tot...) Raadsel No. I: Wie kent een ding, dat de één gebruikt om te eten, de ander om te hooren; en dat van voren naar achter en van achter naar voren altijd hetzelfde blijft? Raadsel No. II: Wie kan hierin oen slad vinden? 1. Zijn alle plaatsen in den wagen ingenomen? Hierin een stuk speelgoed. ,2. Ma, hoe pelt men noten? Hierin een kostbaarheid. 3. Waarom ben ik er in gegaan? Hierin een groote rivier. 4. Ga in de rij, Naatje! Raadsel No. III: Mijn eerste deel is aan een schip onmisbaar. Mijn tweede helft heeft ieder mensch, mijn geheel - een slad in Limburg. Welke stad is da Raadsel No. IV: Wie is bedoeld? Ben ik niet een rare klant? Gij kunt mij zien, niet grijpen met de hand. Nu groot, dan klein, nu breed, dan smal Verschijn ik U toch overal. Al is het koud, al is het heet, Ik draag een dun en donker kleed; Bij zonneschijn, in het licht der maan, Trouw zal ik altijd bij u staan. En wilt ge mij van U ontslaan, Dan moet ge op mij liggen gaan. Raadsel No. V: Wie van U ia knap en kan dit somme'je oplossen? Op een vier kant stuk land, dat 25 H A groot is. zit in het midden een haas. Hoeveel n A. moet die haas mins'ens doorloopen, om van 't land te komen? C. (voor allen). Maakt een versje, opstel, verhaaltje of sprookje naar eigen keuze. (Beschrijft ieder vel slechts aan één kant!) Maar geeft.eigen werk. Denkt eraan wat ik onder „Correspondentie" van ver leden Zaterdag zei: „Een vers, al is het nog zoo mooi; een verhaal al is het nog zoo boeiend; een sprookje, al is het nog zoo geestig, maar afgeschreven of vertaald, haalt niet bij uit gewerkte eigen gedachten, al ziin deze dan ook minder mooi en minder diep". Zoo denk ik er over. Wel wil ik, en dil op verzoek, eenige onderwerpen noemen, waarover ik gaarn een versje zou ontvangen. Nu dan! U kunt schrijven over: Het Kerstfeest, Kerst nacht, .Jezus in do Kribbe, Oudjaar, Nieuwjaar. Driekoningen, Winter, Winter vermaak, IJsfeest, De Natuur in den win ter, Winterpret, De vogels in den winter, etc. etc. En nu do prijzen,: le prijs: Een fantasieklokje. 2e prijs: Een schrijfgarnituur in étui. 3e prijs: Een déjeunertje. 4e prijs: Een schilderij. 5e prijs: Een byoulerie-doosje of doos luxe-postpapier. 6e prijs: Ben fantasie-ketting of zakmes 7e prijs: Een servetband. 8e prijs: Een portemonnaie. 9e prijs: Een boelc. TOe prijs: Een boek (troostprijs). 11e prijs: Een boek (troostprijs). Wat dunkt u van deze prijzen? Ik vind ze prachtig en ik wou voor nog. zooveel, dat jullie allen die prijzen eens konden zien. Ik wil er dan ook niets meer aan toevoegen. De gelukkigen zullen in hun schik wezen, laat u dit voor waar ge- Geen handspiegel. Boerin (in de stad in een winkel): Ik mos 'ne spiegel hebben! Bediende: Een handspiegel, juf frouw? Boerin: Ben de nou gek! Veur m'n fa- sie, netuurlijk! Verandering van beroep. Huisvrouw: Nu heb je je arm gebro ken en de vorige week was je blind! Bedelaai': Ja, dat klopt! Ik kreeg te veel knoopjes in het bakje en nu ben ik maar van ongeluk veranderd, begrijpt u? zegd zijn. Alle namen van diegenen, die meedoen, laat ik later afdrukken. En nu aan bet werk! Voor 1 Januari moet alles aan dit adres gezonden zijn: Den Redacteur v. d. Kinderrubriek Leidsche Courant Rapenburg Leiden. P.S. Wie een apart briefje voor mij er bij doet. krijgt oen antwoord onder „Cor respondentie" terug. Veel succes! Met groet en hand, Oom W i m. CORRESPONDENTIE. Theodora, Leiden. Dat is me rogal geen verrassing! Zoo'n iieele bun del bijdragen in eens! Natuurlijk wordt al- los geplaatst cn wat bedoeld is voor ons Kerstnummer bewaar ik zoo lang! Ik heb van Cadier en anderen ook heel aardige stukjes ontvangen. Zoo kan het niet an ders, of ons' Kerstnummer moet een succes zijn. Let maar eens op, Thosodora! Ik zal de bijdrage beschouwen als bedoeld onder G van onzen Raadselwedstrijd! Dit is trou wens ook zeker de bedoeling. Met dank cn band en groet! Jan en D i n a R h r e y, Leiden. Reide versjes krijgen een plaatsje! Moeder tje heeft zeker hier en daar een woordje rechtgezet en zoo zullen we onze brave lozers en lieve lezeresjes een paar ge rechtjes met Kerstmis voorze'ton, die wel smaken zullen En hoe vinden jullie de raadsellies? Niet te laat insturen hoor! Daag! Tot ziens! Jo van Ree. Als in ons Kerstnum mer nog een plaatsje disnon «bel is, is dat vast voor jouw bijdrage, neefje! anders zie ie maar eens de week daarop En nureken ik ook op jou bij den wedstrijd! De prijzen zijn om le watertanden! Ik zal eens goed' opletten, of ik jou en r"-» Ks^enooton ook ti'sschen „de menigte" Bij voorbaat veel succes Jo! Louise, N o o r d w ij k. Voor een veertien dagen schreef je hoe lang „Oud Vrouwtje" word en zei ik „18 nummers". Maar.hél is een beetje langer gewor den als ik dacht en lelt precies 26 num mers en duurt dus ruim een half jaar. Hou dc nummers goed bij elkaar, dan kun je aan het eind van deze biidrage alles nog eens overlezen. Probeer ook eens aan een verhaaltje van eenige vervol<mumraers!' Begin, en.... je komt,er wel. Daag! De volgende week ga ik door met het beantwoorden dor brieven en vragen! Wie wat te vragen heeft, vrage? Oom W i m. Reinaard de Vos. 't Is heldere nacht! Hoog aan den hemel staat te maan en de sterren. Een ieder heeft zich te ruste begeven. Alle nachtdieren zijn nu op de been. Het zijn niet alle vraatzuchfige dieren. Nu gaan we echter kennis maken met een der listige roovers, die zoo menig kipje weet te verschalken, namelijk Reinaard den vos Ook nu zal bij pogen een kipje of haas te vangen. Stil! daar ziet hij iels. 't Gras gaat stil heen cn weer. Zoo nu en dan kraakt er een takje, en spoedig zien we 'n paar lan ge ooren te voorschijn komen en weldra is het heele dier te zien: 't is een haas. „Dat zullen we hebben", denkt de vos. En i'kt zich alvast den haard eens af. Zacht sluipt ie nader, doch de haas heeft hem bemerkt en gaat aan den haal. De vos 'm achterna Doch de haas is 'm te vlug af, en verdwijnt vink voor don vos in zijn hol Teleurgesteld gaat de vos verder. Maar 'l tweede koniin dat ie tegenkomt zal het moeten ontgelden. Hij rammelt van den ponger. Daar ziet ie ineens vlak voor z'n neus drie konijnen het kreupelhout uitko men. Hevig verschrikt kiezen ze het hazen pad. Maar n« is de vos vlak achter hen. hij grijnt er een enkele heet en langoor is niet meer. Hé, hé, dat is oen Pkker houtje. Rei- raard knaagt de beentjes zóó af dat z'n tanden er van knarsen. Zoo'n schurk! Nu gaat ip verder, heerlijk z'n buik vol gegeten. Als ie nu nog een paar kippen ge vangen hoeft dan is ie klaar Z'n vrouw en kinderen'moeten ook een lekker beetje bebben. Zaehtjes naar die boerderij toegeslopen. Ha, de deur van de schuur slaat open Gauw er door been! Een, twee, drie, oen knauw en de haan is er geweest zonder maar één kik gegeven fe hebben. Even zacht als hij gekomen was ver dween hij weer ook. En nu naar zijn hol „Gooien .avond vrouw, kijk eens wat ik heb". ITij toonde den haan. „Wel, wel, dat is een lekker boutje. Kindertjes komen jullie eens hier, en klik eens wat vader voor jullie beeft meegebracht Bedank va der maar eens netjes!" Dat deden de klein tjes. En ze lieten zich 't#meegebrachte goed smaken. Na 't eten ging de heele vossen- familie naar bed. Tegen den morgen ging vader er nog maals op uit. Onderweg kwam hij Bruintje den beer tegen. Nóg erger. Karei: Ik snap niet, wat je met Wil lem begint. Wat is hij anders dan een dwaas met geld? Betsy: Jij hebt nog niet eens bet geld! Zich verpraat. Rechter (tot gevangen inbreker): Heb je nog iets te zeggen, voordat het vonnis zal worden uilgesproken? Gevangene: Ja! Ik zou wel eens wil len weten, hóe ik berkend kan- worden door een man, die den geheelen tijd z'n hoofd onder de dekens hield! „Gooien morgen Bruin", groette de vos beleefd. „Morgen", knorde Bruintje, niet bepaald beleefd. „Wat ben jo stug vandaag ouwe. „Och ja, dat kan wel wezen, maar ik loop al wel 'n lialven dag zonder eten. Daarnet had ik in een hollen boomstam 'n flinke portie honing ontdekt, ik zou er aan beginnen met 't eens op te peuzelen toen nre daar een heele lading bijen op m'n arme neus kwam zitten, en die nu danig vol nu-t angels zit. Ik had alle bijen wel on der m'n poolen tol moes willen stampen." „Je bent zeer beklagenswaardig", zei de vos, „maar je zult toch nog wol wat in je hol hebben?" „Dat zal wel waar wezen", knorde do heer, „maar dat is mijn wintervoorraad, zie je". '„Nu", sprak de vos, „ik weet wel raad. Bij gindschen hoer zijn kippen in over vloed. Ze loopen nu in de wei dus je hebt weinig kans om door der. boer gesnapt te worden." „Dat is nog zoo kwaad niet," gromt Bruintje, nu een beetje vriendelijker ge stemd. „Ik zal het probeeren, adien!" „Goeie vangst roept de vos". O, die leelijke booswicht om Bruintje zoo om den tuin le leiden. Want nu Bruintje weg is kan de vos heerlijk Bruintjes voor raadschuur plunderen. De vos gaat op weg, regelrecht naar Bruintjes hol. Daar aaneokomen gaat ie meloen naar binnen. Snuffelt overal rond, tot hij een flinke mop kaas vindt. Dat is waf voor Reinlie, in een oogwenk is het verdwenen. Nu verder op zoek. Een paar versche fasan- len kwamen er nog voor den dag. Die wa ren goed voor thuis. Hij maakte nti gauw dar hij wegkwam. Doch zoo sluw kon hij 't niet aangelegd hebben of iemand had 'm gezien, namelijk een vriend van Bruintje de Beer, nl. heer Wolf. Wat de gevolgen hiervan zijn zulien we zien Laten we eerst even tot Bruintje lerugkeeren. Nadat do vos hem verlaten had, was Bruintje terstond op weg gegaan naar het bewuste weiland. Na 'n kwartiertje kwam bij daar aan. Geen kip (e zien. Wat Bruintje boos was! De boer had uit vrees voor Rèintje den Vos zijn kippen binnen gehouden, 't Was dezelfde hoer waar Peintjo des nachts een haan gestolen had. Bruintje gromde verschrikkelijk: en wel zoo dat do boer naar buiten kwam met zijn geweer in de band. Hij zag Bruintje niet want deze had zich achter een struik verscholen. Do boer loste enkele scholen in de richting waar het geluid vandaan kwam. Echter zonder le treffen. Bruintje koerde "zich om en ging naar huis. Vreese- lijk woedend op Reintje. Eindelijk, daar zag hij een dikken haas, hij ving 'in en at 'm haastig op. Nu had hij tenminste iets Daar kwam heer Wolf aan Bruintje deelde hem z'n wedervaren mede. De vos keek heel geleerd, krabde achter z'n oor en riep toen uit, hé! Hij lachte slim en zei tot Bruintje, „ca maar naeo vriend, ik zal je iets laten zien. Met 'n air als een poli- tie-commissaris ging hij Bruintje voor, naar diens hol, en liet 'm toen zien wat Reintje gedaan had. Bruintje was razend, „Zoo'n schurk", schold hij. Samen over legden ze wat bun te doen stond. Ze kwa men overeen dat ze hem bij koning Leeuw zonden aanklagen. Do koning hield nu zit ting, dus ze zouden maar onmiddellijk on s'an gaan. Na 'n half uur kwamen ze bij diens paleis aan. Zo gingen naar hmnen Ze waren de eenigsten niet die Reintje kwamen aanklagen, 'n Vette glimmende rat was op het oogenblik aan ,'t woord. Hij deelde tot ieders groote verontwaard^ing mede dat ReinDe z'n vrouw en kinderen t-ad opgegeten. En iedereen drong bij den koning er op aart RoinRe zoo streng mo gelijk te straffen. Caro. de hond, zat naast koning Leeuw en lopkende alles nauwkeu rig o". Nu kwam mijnheer de liaan aan 'I woord en deelde mede dat dezen nacht Reintie in hot hok was gedrongen en daar z'n broer schandelijk bad vermoord en medegenomen. Ook door dit voorval was do vergadering woedend. Nu kwam Bruin tje en de Wolf aan het woord, en vertolden wat er gebeurd was. Nu was de maat vol Hevig vertoorn beval zijne maiesfeit ko ring Leeuw aan de politiedienaren Max en Fik, allebei bonden, om Reinaard voor hom te brengen. Allebei, bewust van hun waardigheid, stapten ze het paleis uit, 'de poot aan het gevest van hun zwaard, en begaven zich raar de woning van Reinaard. De vos ont ving ben cruasie eerbiedig, „FooTnocende beeron", zoo begon hii. „treedt binnen in mijn schamele woning". Beide volgden hem. „Wenscht re oen maaltijd boeren?" vroeg de vos. ..Wij ziin van jouw eten niet gediend!" bulderde Max. „'t Is alle maal gestolen waar!" „Wij komen van den koning", zei Fik bedaard, „en heb ben de opdracht om je fe arresteeren". .Willen jullie ophoepelen!" schreeuwdp de vos die het benauwd kreeg, „of ik zal inllie een kopie kleiner maken en...." Meer kon hii niet zeggen. Max en Fik gre pen hpm, hij werd geboeid en meegeno men. Zoo kwamen zo bij den koning aan Hij werd meteen een verb ooi' afgenomen Aanvankelijk ontkende hii alles doch wel dra viel hij door de mand Nu viel hij op ?'n knieën neer en smeekte om genade Doch daar wilde niemand iets van weten en de koning sprak hot doodvonnis uit. Hij werd nu weggeleid naar z'n cel. Den vol genden dag werd hij ten aanschouwe van iedereen onthoofd Een teere kwestie. Do hoer en mevrouw Flarilon waren aan 't genieten van de ontluikende natuur toen plotseling een auto kwam aange snord. en beiden omver reed, gelukkig zonder ernstige gevolgen. Spoedig was een agent ter plaatse en vroeg of zij het nummer van den wagen wisten. Toevallig wel, antwoordde mijnheer FJariton, de eerste twee cijfers vormden mijn leeftijd en de twee laatslen dien van mijn vrouw. Kom Henry, zei deze toen li a as tig, laat de zaak maar blauw-blauw. En elk der dieren die hij bestolen had werd een ruime schadevergoeding gegeven En zoo was iedereen van Reintje bevrijd. Joh. de Graaf, Leiden. Prettige daagjes. Grootmoeder zou de volgende week jarig zijn. Frieda, Annie en Frits mochten ko men. Of ze 't ook fijn vonden. Grootmoe der kon zoo mooi vertellen. Van te voren hadden ze afgesproken een dag voor Groot moeders verjaardag een bos bloemen te plukken op het eilandje dat midden in een groote plas lag. Ze zouden aan den melk boer het schuitje vragen om over te varen. Hector, de bond, ging ook mee. Ze zouden heel vroeg opstaan en aan Jansje, de meid, een boterham vragen om op het eilandje op le eten, als ze honger kregen. Frits zou de wekker om 6 uur laten afloopen en dan zou hij Frieda en Annie roepen Dat was dus afgesproken. 's Morgens om een uur of half zeven ging het drietal op stap. Ze hadden hun boterhammen meegenomen, 't Bootje lag a.' gereed. Ze hadden al een heeleboel biocmen geplukt, en ze begonnen al hon ger te krijgen. „Zullen we wat gaan eten", stolde Frits voor. „Ja, want ik heb honger gekregen", zei Annie. Toen zo gegeten hadden, stapten ze weer huiswaarts. Grootmoeder mocht 't niet zien, want die was nog niet jarig. „Ik zal ze op mijn slaapkamer in een vaas zetten", zei Frits* „Daar komt Grootmoeder locb nooit". Zoo deden ze en den volgenden morgen was hun eerste gedachte: „Grootmoeder is jarig". Nu vlug aangekleed en Grootje gaan fe- liciteeren. En of Grootmoeder ook pleizier bad met de bloemen .Den volgenden nacht droomden zo nog van alles wal ze dien 'ag beleefd hadden. Nelly. Daar is December! Daar is December met zijn luchten, Och zoo triest en o, zoo vaal: Daar is December met zijn boomen Och zoo stijf en o, zoo kaal: Daar is December met ziin dagen, Och zoo danker en zoo lyDrt: Daar is December: 't donker maandjo, Waar men veel to veel op knor!. Hoor eens even, 't is een brombeer, Die steeds op December smaalt. Wat praat hij tocb van luchten, Die de schilder treffend maalt. En van beomen, ontroofd ban blad'ren, Bela'&n met sneeuw nu, vol van pracht, Och wie smaalt op donker maandje Heeft niet aan den goeden Sint gedacht. En aan 'l Kerstfeest met zijn kribbe Waar God den Heer, als 'n Kindpe ligt; Daar sprak hij ook niet van de brombeer, En vergat dat Goddelijk Wicht Eu toch kwam Jezus, de Verlosser, Hier op aard' in December aan; En bracht heil aan alle menschen, En het licht op 's levensbaan Johnny LangeveM. Jan, de leugenaar,' Jantje kan verbazend jokken Jokken doet hij overal. Niemand is er op de wereld Die van Jantje 't winnen zal. Als hij op de school te laat komt. Heeft hij steeds een leugen klaar. Vanmiddag sprak hij weer heel leelijk, ,,'t Eten was te laat weer gaar Soms blijft hij een dagje weg ook En vraagt juf dan: „waar hij is geweest?" Is 't „ik moest op lante passen", Of: „mijn zus had huw'lijksfeest". 'n Tante heeft hij nooit bezeten. Tanden wel, doch haast is hij d^e kwijt En z'n zus die was gaan trouwen Is nog 'n kind, dat in 't wiegje leit. Cadier Hubertus' Jacht. In de schaduw van lanen Reed Sinte Hubertus jacht; Do paarden zwaar beladen. De meute vol moed cn kracht In de bosschen aangekomen Zochten zij vergeefs naar wild; Want, plotseling in 't midden verleende ziech Een hort met kruis en schild. Hubertus schrok daarvan geweldig En steeg fluks van zijn fiere paard. Knielde neder en sprak toen: „Heer, wat moet ik doen op aard?" Do stem van 't kruis begon te spreken Hubertus, hoe lang vervolgt gij al de dieren dezes words? Laat af deez' snoode daad en kies een eed'ler werk, Uw ziel is waard moer tonnen gouds! Dan staat hij op en roep#zijn makkers allen saam; En zegt: „adieu mijn vrienden en vermaken, Die bijna mij deden al verliezen. Voortaan dien ik God slechts en Zijn zaken". Philip ten Hoopo.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 16