Modern.
Kom eens hier, jongetje 1 Je bent weer
zoo ondeugend geweest, hoor ik Wat moet
ik met je doen?
Zouden we niet een vredesconferen
tie beleggen, pa?
Dubbel werk.
Zeg, ik ben laatst in de kerk geweest,
toen Lilly trouwde. Ze was bijna flauw ge
vallen en moest door haar vader onder
steund worden.
En nou moet hij haar man ook al on
dersteunen!
VOOR ONZI
ONZE RAADSELWEDSTRIJD.
Ik beloofde do vorige week, dat wo van
daag met Prijsraadsels zouden ko
men Ik zou me dan ook wel wachten jul
lie geduld nog langer op de proef te stel
len, temeer, daar ik Van verschillende
kanten bestormd werd met vragen als:
komen nu haast de prijsraadsels of wan
neer gebeurt dat eindelijk eens".
Nu dan! Hieronder staan de raadsels en
daaronder do prijzen, die de Directie voor
U allen beschikbaar gesteld heeft.
Wanneer ik zeg „voor u allen", dan heb
ik daar me leen reeds gezegd, dat deze
raadsels bedoeld zijn, als te zijn gegeven
voor alle kinderen, die in de stad en
daar buiten onze krant lezen. Ik ver
wacht dan ook van buiten de slad heel
wat brieven te ontvangen. Laat al die trou
we medewerkers en medewerksters, die ik
heb, hun klasge'nooten eens aanzetten om
ook mee te doen, dan zal het brieven rege
nen aan de Redactie van do Leidscho
Courant en zal het aantal vast over de 200
komen te staan.
Voor de nieuwelingen en voor de klein
tjes, die dil jaar voor het eerst mee doen
aan den wedstrijd, wil ik nog even zeggen,
waarop zooal dient gelet te worden. Men
zorge voor:
a. Net en ordelijk schrift.
b. Een mooi vel papier en dito enve
loppe.
c. Voldoende frankeering der „postbrie
ven".
d. Duidelijke naam, voornaam, straat
nummer
e. Naast' een schuilnaam, den ware
„voluit" opgeven.
f. Op tijd zijn.
Kijkt, lieve Neefjes on Nichtjes als wo
hierop letlen, dan zullen niet veel brieven
in de papiermand terechtkomen, wat an
ders nog al eens een keertje het geval is
geweest. Ik vind het altijd zonde van den
postzegel, als ik een brief moet weigeren,
omdat ie zoo slordig geschreven is en
welks inhoud getuigt van zoo weinig zorg
en orde Maar verdient zoo iemand wel
„beter"? Ik zal dan ook een aparte
t r o o s t p r ij s geven en wel oen boek,
voor hem of haar, die het orgeli.ikste en
bet mooiste de raadsels en zijn ander
werk voorzoover dit G betreft
maakt.
Wie één der raadsels niet kent, moet
toch mededingen.
Wie ook met C. meedoet, heeft twee
kansen.
Aan het Bureau van ons blad zal ge
loot worden.
Alles moet binnen zijn vóór 1 Januari a.s.
Let wel op, vóór 1 Januari a.s. Er zijn
altijd van die kinderen, die tijd genoeg
hebben en wachten met opsturen tot het
laatste oogenblik en dan op het nipnertje
bóven aanzeilen of.... te laat zijn. Waar
om moet dat? De raadsels zijn gemakke
lijk, waarom niet dadelijk begonnen en aan
het verhaaltje of versje voor C. ook zoo
spoedig mogelijk de hand gelegd.
En nu zullen we de raadsels eens geven.
A. (De kleinen van 8 tot en met 10 jaar).
Raadsel No. I: Invullen met een dier
naam:
Piet slaapt als een
Jan heeft honger als een
Daan is vandaag zoo lui als een
Gerrit_ springt in 't rond als een
Ons kindje is zoo stil als een
Vader werkt als een
Raadsel II. Wie dan dit lezen?
Kadoedelatoe.
Raadsel No. III: W^t hebt ge liever 34
halve stuivers of 8% dubbeltje? Waarom?
Iets anders.
Dame (in pension): Neem dit glas
weg! Er is vuil water in.
Bediende: U vergist u, juffrouw.
Het water is schoon, alleen het glas is
vuil,
Een opsnijder.
Een gids miste den wijsvinger van de
rechterhand. Een dame vroeg hem eens,
hoe'hij dien verloren had.
Wel, zei de gids, ik ben hier al 25
jaar gids cn in dien tijd heb ik mijn vin
ger versleten met het aanwijzen van do
bezienswaardigheden.
KINDEREN.
Raadsel No. IV: Nog een som.
Op oen boom zalen 15 sprcehwen, 3
vinken en 10 musschen. Als er op dezo
vogels een schot gedaan wordt en een ze
vende deel van hun getal getroffen wordl,
hoeveel ^lijven er dan nog in dien hoorn
zitten.
Raadsel No. V.: Wie kan dit versje af
maken? Toen ik het maakte, vergat ik
eenige rijmwoordjes. Dom van me, hél
Naar de Kerk.
Klein Jantje ging op Zondag,
Met zijn lief Moeke
Hij wist al, waar de kerk lag
En ook wat men er
Hij moest daar netjes bidden,
Heel stil zijn en ge
Hij was daar ja te ra
Van grooto menschen, hél
Kijk hem nu braaf eens wezen
En zoet zijn, al maar d....,
Al kan hij nog niet 1
Toch kan hij bidden, hoor!
Hij ziet en volgt aandachtig
Den priester aan 't altaar,
Vertelt in huis waar
Wat ie hoorde op 'n
En pa en zusje luist'ren
Naar Jantjes blij relaas,
En Moeke vindt haar Jantje
Een kleinen, leuken
B. (Dc Groeten van 11 tot...)
Raadsel No. I: Wie kent een ding, dat de
één gebruikt om te eten, de ander om te
hooren; en dat van voren naar achter en
van achter naar voren altijd hetzelfde
blijft?
Raadsel No. II: Wie kan hierin oen slad
vinden?
1. Zijn alle plaatsen in den wagen
ingenomen?
Hierin een stuk speelgoed.
,2. Ma, hoe pelt men noten?
Hierin een kostbaarheid.
3. Waarom ben ik er in gegaan?
Hierin een groote rivier.
4. Ga in de rij, Naatje!
Raadsel No. III: Mijn eerste deel is aan
een schip onmisbaar. Mijn tweede helft
heeft ieder mensch, mijn geheel - een slad
in Limburg. Welke stad is da
Raadsel No. IV:
Wie is bedoeld?
Ben ik niet een rare klant?
Gij kunt mij zien, niet grijpen met de
hand.
Nu groot, dan klein, nu breed, dan smal
Verschijn ik U toch overal.
Al is het koud, al is het heet,
Ik draag een dun en donker kleed;
Bij zonneschijn, in het licht der maan,
Trouw zal ik altijd bij u staan.
En wilt ge mij van U ontslaan,
Dan moet ge op mij liggen gaan.
Raadsel No. V: Wie van U ia knap en
kan dit somme'je oplossen? Op een vier
kant stuk land, dat 25 H A groot is. zit
in het midden een haas. Hoeveel n A.
moet die haas mins'ens doorloopen, om
van 't land te komen?
C. (voor allen).
Maakt een versje, opstel, verhaaltje of
sprookje naar eigen keuze. (Beschrijft
ieder vel slechts aan één kant!)
Maar geeft.eigen werk. Denkt eraan
wat ik onder „Correspondentie" van ver
leden Zaterdag zei:
„Een vers, al is het nog zoo mooi; een
verhaal al is het nog zoo boeiend; een
sprookje, al is het nog zoo geestig, maar
afgeschreven of vertaald, haalt niet bij uit
gewerkte eigen gedachten, al ziin deze dan
ook minder mooi en minder diep". Zoo
denk ik er over.
Wel wil ik, en dil op verzoek, eenige
onderwerpen noemen, waarover ik gaarn
een versje zou ontvangen. Nu dan! U kunt
schrijven over: Het Kerstfeest, Kerst
nacht, .Jezus in do Kribbe, Oudjaar,
Nieuwjaar. Driekoningen, Winter, Winter
vermaak, IJsfeest, De Natuur in den win
ter, Winterpret, De vogels in den winter,
etc. etc.
En nu do prijzen,:
le prijs: Een fantasieklokje.
2e prijs: Een schrijfgarnituur in étui.
3e prijs: Een déjeunertje.
4e prijs: Een schilderij.
5e prijs: Een byoulerie-doosje of doos
luxe-postpapier.
6e prijs: Ben fantasie-ketting of zakmes
7e prijs: Een servetband.
8e prijs: Een portemonnaie.
9e prijs: Een boelc.
TOe prijs: Een boek (troostprijs).
11e prijs: Een boek (troostprijs).
Wat dunkt u van deze prijzen?
Ik vind ze prachtig en ik wou voor nog.
zooveel, dat jullie allen die prijzen eens
konden zien. Ik wil er dan ook niets meer
aan toevoegen. De gelukkigen zullen in
hun schik wezen, laat u dit voor waar ge-
Geen handspiegel.
Boerin (in de stad in een winkel): Ik
mos 'ne spiegel hebben!
Bediende: Een handspiegel, juf
frouw?
Boerin: Ben de nou gek! Veur m'n fa-
sie, netuurlijk!
Verandering van beroep.
Huisvrouw: Nu heb je je arm gebro
ken en de vorige week was je blind!
Bedelaai': Ja, dat klopt! Ik kreeg te
veel knoopjes in het bakje en nu ben ik
maar van ongeluk veranderd, begrijpt u?
zegd zijn. Alle namen van diegenen, die
meedoen, laat ik later afdrukken.
En nu aan bet werk! Voor 1 Januari
moet alles aan dit adres gezonden zijn:
Den Redacteur v. d. Kinderrubriek
Leidsche Courant
Rapenburg Leiden.
P.S. Wie een apart briefje voor mij er
bij doet. krijgt oen antwoord onder „Cor
respondentie" terug. Veel succes! Met
groet en hand,
Oom W i m.
CORRESPONDENTIE.
Theodora, Leiden. Dat is me
rogal geen verrassing! Zoo'n iieele bun
del bijdragen in eens! Natuurlijk wordt al-
los geplaatst cn wat bedoeld is voor ons
Kerstnummer bewaar ik zoo lang! Ik heb
van Cadier en anderen ook heel aardige
stukjes ontvangen. Zoo kan het niet an
ders, of ons' Kerstnummer moet een succes
zijn. Let maar eens op, Thosodora! Ik zal
de bijdrage beschouwen als bedoeld onder
G van onzen Raadselwedstrijd! Dit is trou
wens ook zeker de bedoeling. Met dank cn
band en groet!
Jan en D i n a R h r e y, Leiden.
Reide versjes krijgen een plaatsje! Moeder
tje heeft zeker hier en daar een woordje
rechtgezet en zoo zullen we onze brave
lozers en lieve lezeresjes een paar ge
rechtjes met Kerstmis voorze'ton, die wel
smaken zullen En hoe vinden jullie de
raadsellies? Niet te laat insturen hoor!
Daag! Tot ziens!
Jo van Ree. Als in ons Kerstnum
mer nog een plaatsje disnon «bel is, is dat
vast voor jouw bijdrage, neefje! anders zie
ie maar eens de week daarop En nureken
ik ook op jou bij den wedstrijd! De prijzen
zijn om le watertanden! Ik zal eens goed'
opletten, of ik jou en r"-» Ks^enooton ook
ti'sschen „de menigte" Bij voorbaat
veel succes Jo!
Louise, N o o r d w ij k. Voor een
veertien dagen schreef je hoe lang „Oud
Vrouwtje" word en zei ik „18 nummers".
Maar.hél is een beetje langer gewor
den als ik dacht en lelt precies 26 num
mers en duurt dus ruim een half jaar. Hou
dc nummers goed bij elkaar, dan kun je
aan het eind van deze biidrage alles nog
eens overlezen. Probeer ook eens aan een
verhaaltje van eenige vervol<mumraers!'
Begin, en.... je komt,er wel. Daag!
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden dor brieven en vragen! Wie
wat te vragen heeft, vrage?
Oom W i m.
Reinaard de Vos.
't Is heldere nacht!
Hoog aan den hemel staat te maan en
de sterren.
Een ieder heeft zich te ruste begeven.
Alle nachtdieren zijn nu op de been. Het
zijn niet alle vraatzuchfige dieren. Nu
gaan we echter kennis maken met een der
listige roovers, die zoo menig kipje weet
te verschalken, namelijk Reinaard den vos
Ook nu zal bij pogen een kipje of haas te
vangen.
Stil! daar ziet hij iels. 't Gras gaat stil
heen cn weer. Zoo nu en dan kraakt er
een takje, en spoedig zien we 'n paar lan
ge ooren te voorschijn komen en weldra
is het heele dier te zien: 't is een haas.
„Dat zullen we hebben", denkt de vos. En
i'kt zich alvast den haard eens af. Zacht
sluipt ie nader, doch de haas heeft hem
bemerkt en gaat aan den haal. De vos 'm
achterna Doch de haas is 'm te vlug af,
en verdwijnt vink voor don vos in zijn
hol Teleurgesteld gaat de vos verder. Maar
'l tweede koniin dat ie tegenkomt zal het
moeten ontgelden. Hij rammelt van den
ponger. Daar ziet ie ineens vlak voor z'n
neus drie konijnen het kreupelhout uitko
men. Hevig verschrikt kiezen ze het hazen
pad. Maar n« is de vos vlak achter hen. hij
grijnt er een enkele heet en langoor is niet
meer.
Hé, hé, dat is oen Pkker houtje. Rei-
raard knaagt de beentjes zóó af dat z'n
tanden er van knarsen. Zoo'n schurk!
Nu gaat ip verder, heerlijk z'n buik vol
gegeten. Als ie nu nog een paar kippen ge
vangen hoeft dan is ie klaar Z'n vrouw en
kinderen'moeten ook een lekker beetje
bebben.
Zaehtjes naar die boerderij toegeslopen.
Ha, de deur van de schuur slaat open
Gauw er door been! Een, twee, drie, oen
knauw en de haan is er geweest zonder
maar één kik gegeven fe hebben.
Even zacht als hij gekomen was ver
dween hij weer ook. En nu naar zijn hol
„Gooien .avond vrouw, kijk eens wat ik
heb". ITij toonde den haan. „Wel, wel, dat
is een lekker boutje. Kindertjes komen
jullie eens hier, en klik eens wat vader
voor jullie beeft meegebracht Bedank va
der maar eens netjes!" Dat deden de klein
tjes. En ze lieten zich 't#meegebrachte goed
smaken. Na 't eten ging de heele vossen-
familie naar bed.
Tegen den morgen ging vader er nog
maals op uit. Onderweg kwam hij Bruintje
den beer tegen.
Nóg erger.
Karei: Ik snap niet, wat je met Wil
lem begint. Wat is hij anders dan een
dwaas met geld?
Betsy: Jij hebt nog niet eens bet
geld!
Zich verpraat.
Rechter (tot gevangen inbreker): Heb
je nog iets te zeggen, voordat het vonnis
zal worden uilgesproken?
Gevangene: Ja! Ik zou wel eens wil
len weten, hóe ik berkend kan- worden
door een man, die den geheelen tijd z'n
hoofd onder de dekens hield!
„Gooien morgen Bruin", groette de vos
beleefd. „Morgen", knorde Bruintje, niet
bepaald beleefd.
„Wat ben jo stug vandaag ouwe.
„Och ja, dat kan wel wezen, maar
ik loop al wel 'n lialven dag zonder eten.
Daarnet had ik in een hollen boomstam 'n
flinke portie honing ontdekt, ik zou er aan
beginnen met 't eens op te peuzelen toen
nre daar een heele lading bijen op m'n
arme neus kwam zitten, en die nu danig
vol nu-t angels zit. Ik had alle bijen wel on
der m'n poolen tol moes willen stampen."
„Je bent zeer beklagenswaardig", zei
de vos, „maar je zult toch nog wol wat in
je hol hebben?"
„Dat zal wel waar wezen", knorde do
heer, „maar dat is mijn wintervoorraad,
zie je".
'„Nu", sprak de vos, „ik weet wel raad.
Bij gindschen hoer zijn kippen in over
vloed. Ze loopen nu in de wei dus je hebt
weinig kans om door der. boer gesnapt te
worden."
„Dat is nog zoo kwaad niet," gromt
Bruintje, nu een beetje vriendelijker ge
stemd.
„Ik zal het probeeren, adien!"
„Goeie vangst roept de vos".
O, die leelijke booswicht om Bruintje zoo
om den tuin le leiden. Want nu Bruintje
weg is kan de vos heerlijk Bruintjes voor
raadschuur plunderen. De vos gaat op
weg, regelrecht naar Bruintjes hol. Daar
aaneokomen gaat ie meloen naar binnen.
Snuffelt overal rond, tot hij een flinke
mop kaas vindt. Dat is waf voor Reinlie,
in een oogwenk is het verdwenen. Nu
verder op zoek. Een paar versche fasan-
len kwamen er nog voor den dag. Die wa
ren goed voor thuis.
Hij maakte nti gauw dar hij wegkwam.
Doch zoo sluw kon hij 't niet aangelegd
hebben of iemand had 'm gezien, namelijk
een vriend van Bruintje de Beer, nl. heer
Wolf. Wat de gevolgen hiervan zijn zulien
we zien Laten we eerst even tot Bruintje
lerugkeeren.
Nadat do vos hem verlaten had, was
Bruintje terstond op weg gegaan naar het
bewuste weiland. Na 'n kwartiertje kwam
bij daar aan. Geen kip (e zien. Wat
Bruintje boos was! De boer had uit vrees
voor Rèintje den Vos zijn kippen binnen
gehouden, 't Was dezelfde hoer waar
Peintjo des nachts een haan gestolen had.
Bruintje gromde verschrikkelijk: en wel
zoo dat do boer naar buiten kwam met
zijn geweer in de band. Hij zag Bruintje
niet want deze had zich achter een struik
verscholen. Do boer loste enkele scholen
in de richting waar het geluid vandaan
kwam. Echter zonder le treffen. Bruintje
koerde "zich om en ging naar huis. Vreese-
lijk woedend op Reintje. Eindelijk, daar
zag hij een dikken haas, hij ving 'in en at
'm haastig op. Nu had hij tenminste iets
Daar kwam heer Wolf aan Bruintje
deelde hem z'n wedervaren mede. De vos
keek heel geleerd, krabde achter z'n oor
en riep toen uit, hé! Hij lachte slim en zei
tot Bruintje, „ca maar naeo vriend, ik zal
je iets laten zien. Met 'n air als een poli-
tie-commissaris ging hij Bruintje voor,
naar diens hol, en liet 'm toen zien wat
Reintje gedaan had. Bruintje was razend,
„Zoo'n schurk", schold hij. Samen over
legden ze wat bun te doen stond. Ze kwa
men overeen dat ze hem bij koning Leeuw
zonden aanklagen. Do koning hield nu zit
ting, dus ze zouden maar onmiddellijk on
s'an gaan. Na 'n half uur kwamen ze bij
diens paleis aan. Zo gingen naar hmnen
Ze waren de eenigsten niet die Reintje
kwamen aanklagen, 'n Vette glimmende
rat was op het oogenblik aan ,'t woord. Hij
deelde tot ieders groote verontwaard^ing
mede dat ReinDe z'n vrouw en kinderen
t-ad opgegeten. En iedereen drong bij den
koning er op aart RoinRe zoo streng mo
gelijk te straffen. Caro. de hond, zat naast
koning Leeuw en lopkende alles nauwkeu
rig o". Nu kwam mijnheer de liaan aan 'I
woord en deelde mede dat dezen nacht
Reintie in hot hok was gedrongen en daar
z'n broer schandelijk bad vermoord en
medegenomen. Ook door dit voorval was
do vergadering woedend. Nu kwam Bruin
tje en de Wolf aan het woord, en vertolden
wat er gebeurd was. Nu was de maat vol
Hevig vertoorn beval zijne maiesfeit ko
ring Leeuw aan de politiedienaren Max en
Fik, allebei bonden, om Reinaard voor
hom te brengen.
Allebei, bewust van hun waardigheid,
stapten ze het paleis uit, 'de poot aan het
gevest van hun zwaard, en begaven zich
raar de woning van Reinaard. De vos ont
ving ben cruasie eerbiedig, „FooTnocende
beeron", zoo begon hii. „treedt binnen in
mijn schamele woning". Beide volgden
hem. „Wenscht re oen maaltijd boeren?"
vroeg de vos. ..Wij ziin van jouw eten
niet gediend!" bulderde Max. „'t Is alle
maal gestolen waar!" „Wij komen van
den koning", zei Fik bedaard, „en heb
ben de opdracht om je fe arresteeren".
.Willen jullie ophoepelen!" schreeuwdp
de vos die het benauwd kreeg, „of ik zal
inllie een kopie kleiner maken en...."
Meer kon hii niet zeggen. Max en Fik gre
pen hpm, hij werd geboeid en meegeno
men. Zoo kwamen zo bij den koning aan
Hij werd meteen een verb ooi' afgenomen
Aanvankelijk ontkende hii alles doch wel
dra viel hij door de mand Nu viel hij op
?'n knieën neer en smeekte om genade
Doch daar wilde niemand iets van weten
en de koning sprak hot doodvonnis uit. Hij
werd nu weggeleid naar z'n cel. Den vol
genden dag werd hij ten aanschouwe van
iedereen onthoofd
Een teere kwestie.
Do hoer en mevrouw Flarilon waren
aan 't genieten van de ontluikende natuur
toen plotseling een auto kwam aange
snord. en beiden omver reed, gelukkig
zonder ernstige gevolgen. Spoedig was
een agent ter plaatse en vroeg of zij het
nummer van den wagen wisten.
Toevallig wel, antwoordde mijnheer
FJariton, de eerste twee cijfers vormden
mijn leeftijd en de twee laatslen dien van
mijn vrouw.
Kom Henry, zei deze toen li a as tig,
laat de zaak maar blauw-blauw.
En elk der dieren die hij bestolen had
werd een ruime schadevergoeding gegeven
En zoo was iedereen van Reintje bevrijd.
Joh. de Graaf, Leiden.
Prettige daagjes.
Grootmoeder zou de volgende week jarig
zijn. Frieda, Annie en Frits mochten ko
men. Of ze 't ook fijn vonden. Grootmoe
der kon zoo mooi vertellen. Van te voren
hadden ze afgesproken een dag voor Groot
moeders verjaardag een bos bloemen te
plukken op het eilandje dat midden in een
groote plas lag. Ze zouden aan den melk
boer het schuitje vragen om over te varen.
Hector, de bond, ging ook mee. Ze zouden
heel vroeg opstaan en aan Jansje, de meid,
een boterham vragen om op het eilandje
op le eten, als ze honger kregen. Frits
zou de wekker om 6 uur laten afloopen en
dan zou hij Frieda en Annie roepen Dat
was dus afgesproken.
's Morgens om een uur of half zeven
ging het drietal op stap. Ze hadden hun
boterhammen meegenomen, 't Bootje lag
a.' gereed. Ze hadden al een heeleboel
biocmen geplukt, en ze begonnen al hon
ger te krijgen. „Zullen we wat gaan eten",
stolde Frits voor. „Ja, want ik heb honger
gekregen", zei Annie.
Toen zo gegeten hadden, stapten ze weer
huiswaarts.
Grootmoeder mocht 't niet zien, want die
was nog niet jarig.
„Ik zal ze op mijn slaapkamer in een
vaas zetten", zei Frits*
„Daar komt Grootmoeder locb nooit".
Zoo deden ze en den volgenden morgen
was hun eerste gedachte: „Grootmoeder is
jarig".
Nu vlug aangekleed en Grootje gaan fe-
liciteeren. En of Grootmoeder ook pleizier
bad met de bloemen .Den volgenden nacht
droomden zo nog van alles wal ze dien 'ag
beleefd hadden. Nelly.
Daar is December!
Daar is December met zijn luchten,
Och zoo triest en o, zoo vaal:
Daar is December met zijn boomen
Och zoo stijf en o, zoo kaal:
Daar is December met ziin dagen,
Och zoo danker en zoo lyDrt:
Daar is December: 't donker maandjo,
Waar men veel to veel op knor!.
Hoor eens even, 't is een brombeer,
Die steeds op December smaalt.
Wat praat hij tocb van luchten,
Die de schilder treffend maalt.
En van beomen, ontroofd ban blad'ren,
Bela'&n met sneeuw nu, vol van pracht,
Och wie smaalt op donker maandje
Heeft niet aan den goeden Sint gedacht.
En aan 'l Kerstfeest met zijn kribbe
Waar God den Heer, als 'n Kindpe ligt;
Daar sprak hij ook niet van de brombeer,
En vergat dat Goddelijk Wicht
Eu toch kwam Jezus, de Verlosser,
Hier op aard' in December aan;
En bracht heil aan alle menschen,
En het licht op 's levensbaan
Johnny LangeveM.
Jan, de leugenaar,'
Jantje kan verbazend jokken
Jokken doet hij overal.
Niemand is er op de wereld
Die van Jantje 't winnen zal.
Als hij op de school te laat komt.
Heeft hij steeds een leugen klaar.
Vanmiddag sprak hij weer heel leelijk,
,,'t Eten was te laat weer gaar
Soms blijft hij een dagje weg ook
En vraagt juf dan: „waar hij is
geweest?"
Is 't „ik moest op lante passen",
Of: „mijn zus had huw'lijksfeest".
'n Tante heeft hij nooit bezeten.
Tanden wel, doch haast is hij d^e kwijt
En z'n zus die was gaan trouwen
Is nog 'n kind, dat in 't wiegje leit.
Cadier
Hubertus' Jacht.
In de schaduw van lanen
Reed Sinte Hubertus jacht;
Do paarden zwaar beladen.
De meute vol moed cn kracht
In de bosschen aangekomen
Zochten zij vergeefs naar wild;
Want, plotseling in 't midden verleende
ziech
Een hort met kruis en schild.
Hubertus schrok daarvan geweldig
En steeg fluks van zijn fiere paard.
Knielde neder en sprak toen:
„Heer, wat moet ik doen op aard?"
Do stem van 't kruis begon te spreken
Hubertus, hoe lang vervolgt gij al de
dieren dezes words?
Laat af deez' snoode daad en kies
een eed'ler werk,
Uw ziel is waard moer tonnen gouds!
Dan staat hij op en roep#zijn makkers
allen saam;
En zegt: „adieu mijn vrienden en
vermaken,
Die bijna mij deden al verliezen.
Voortaan dien ik God slechts en
Zijn zaken".
Philip ten Hoopo.