Langzaam aan. In een gemeenleraad is discussie over de aanvrage van liet schoolbestuur voor do aanschaffing van een wereldg'obe. De moeste vroede vaderen vonden zoo'n woroldglobe nog al kostbaar. Eindelijk vond er een de goede oplos sing en meende: men kon eerst wel eens beginnen met een globe van.... Neder land. Kan verkeerd begrepen worden. Do groothandelaar Salomonaon woont in een prachtig huis aan een kwalijk rie kende gracht. Onlangs kwam hij thuis mot. een zakenvriend met wien hij gewich tige besprekingen te houden had. Tn zijn bureau waar de vensters open stonden, stonk het verschrikke'.jk. Hij belde. Do knecht kwam. „Zeg Jan, doe de vensters es dicht. Er moet hier neodig gelucht wor den!" Verzuchting. Jonge vrouw, in een gezelschap de moei te ziende, die een oude jonge juffrouw zich geeft, om de heeren te boeien: Lieve deugd, wat ben ik toch blij, dat ik mijn schaapje op het droge heb. Een lastige wensch. Het was waschdag en Jantje was uit school gehouden, om op broertje to pas sen. Moeder stuurde de kinderen in den tuin om daar te spelen, maar het duurde niet lang of zij hoorde verontrustende ge luiden. „Jantje, wat is er nu weer met broer tje?" riep de moeder van haar waschtobbe. „Ik weet niet wat ik met hem doen moet, moeder", antwoordde Jantje. „Broer heeft een gat in den grond gegraven en nou wil-ie dat ik dat in huis breng." Kinderlijk. In tegenwoordigheid van den schoolop ziener, ondervraagt de onderwijzeres haar leerlingen: „Marietje! Zeg me 'ns hoeveel tien min negen is?" Marietje zwijgt., kijkt verlegen naar den schoolopziener die goedig een vinger op steekt. Marietje: „Juffrouw! Meneer vraagt om even naar buiten te gaan." Enfant terrible. Mama: „Neen kind, ik zeg je nu voor de dorde maal: je krijgt geen chocolade meer." Kind (nadenkend): „Ik begrijp er niets van dat paap beweert dat u 7.00 altijd maar van mconing verandert." „Arme man"! Hij: „Heb je gehoord dat Muller z'n vrouw er van door is?" Zij: „Nee, is 't waar! Arme man! Hoe heeft ie 't opgenomen?" Hij: „Hij is nu wat kalmer geworden, maar den eersten tijd was hij gowoonweg stapel gek van vreugde!" Toch niet hetzelfde? Een boer kwam te 's Hertogenbosch aan het station met eou kilometerbockje on moesf naar Amsterdam. Mijnheer, vroe0 hij, hoeveel kilome ters is het van den Bosch naar Amster dam?" „Vier en tachtig", antwoordde de heer. „Zoo, zei de boer. En van Amsterdam naar den Bosch?" „Domme kerel, antwoordde de heer, dat is natuurlijk ook vier en tachtig." „Zoo, zeide de boer, is dat zoo natuur lijk? Antwoordt n nou eens. Hoeveel da gen zijn er tusschen Paschen en Pinkste ren?" „Veertig", antwoordde de heer. „En van Pinksteren tot Paschen?" hernam de boer. Toen smeet de heer nijdig het loket dicht. Niet zoo erg. In den dierentuin voor de apenkooi. „Mammie, vindt u ook niet dat die aap d&&r op oom Willem lijkt?" „Foei kind! Zoo iets mag je niet zeg gen „Waarom niet? Die aap verstaat 'fc toch niet." Koopmans-eer. Jaapie staat met n mand vol veters bij den ingang van „de Bijenkorf" te Amster dam en schreeuwt: „Fijf paar feters'voor fijf en twintig cente! Fijf paar feters voor fijf en twintig cente!" Een voorbijganger staat stil: „Geef mij één paar." Op onbeschrijfelijk minachtenden toon zegt 't joggie: „Als u in detail wil koopen, mot u dè.è.r zijn", en hij wijst naar het reusachtige warenhuis. Rembrandt, de dief. ,/t Is toch wat te zegge! Daar is me nou warempel 't schilderij „Paulus in de gevangenis" door Rembrandt uit 't museum gestolen!" „Den dieë zal er vast niet ver meo weg- lnopen, als z'n naam nou al in de krant staat." Een tegenvaller. Kapitein (tot rekr-nt): „Kerel, je hebt hier te gehoorzamen. We zullen eens zien, of we jou niet klein krijgen. We hebben wel leeuwen getemd. Wat ben je van je beroep?" Rekruut: „Leeuwentemmer, kapitein." Met de armen over eikaars schouders go- slagen. Iedereen wist het. Maar op een keer werd het wel een beetje kwaad. Hoe dal komt zal ik vertellen. Op en keer toen ze weer zoo door de straat liepen uit school, zag Leo ineens een dubbeltje liggen voor de deur van een grooten winkel. Leo raapte het geldstuk op. Henk zei: ga mee wat koopen, maar Leo wist wel beter, hij zou het in zijn spaarpot doen want zijn moeder wal haast jarig en daarom moest bij nog gauw wai sparen. Daarom zei hij ook zonder aarze len: Neen, ik gooi het in mijn spaarpot Dat vond Henk toch wel'cen beetje flauw En toen ze bij Henk's huis gekomen wa ren, zei Leo: Bonjour, maar Henk zei niet3 en ging in huis. Hij hoorde zijn zusje hui len en vroeg wat er aan de hand was. Moeder zei dat zusje een dubbeltje verlo ren had. Henk schrok wel een beetje want 't was toevallig denzelfden winkel waar Leo het dubbeltje gevonden had. Henk vroeg aan moeder of hij nog even weg mocht. Moeder vond het goed. Henk storm de naar Leo en vertelde hem alles. Leo gaf hem direct het dubbeltje over en nu zie je ze loopem net als anders met de armen over over eikaars schouders. J. F. Ouwerkerk, Leiden. De kleine muzikanten. 't Was Koninginnefeest in ons dorp ge weest. Heel het dorp was in rep en roer. De muzikanten brachten een serenade aan den Burgemeester. Dat was een goed idee voor ons. Je moet weten, over een week zou Hein zijn moeder jarig zijn. En dan zouden Hein zijn vriendjes, een natuurlijk kleine zus, aan moeder ook eens 'n serena de brengen. Ze zouden vast wat instru menten opzoeken en al kwam er niet veel geluid uit. dat was niet zoo erg. 't Werd al gauw Woensdag en dus vrij van school. Om twee uur zouden ze bij elkaar komen eD om kwart over twee zou de serenade be ginnen. Precies twee uur waren ze all Jt present, de eerste had e^en mondharmonica die hij in 'n vergeten hoekje gevonden had, de tweede een fluit waar niet veel klank meer uit kwam, de derde een har monica die z'n vader in een hoekje van de kast had gevonden en zus had een trom meltje waar ze met twee stokjes lustig op sloeg Om kwart over twee was de optocht opgesteld en gingen ze luid spelend naar het raam waar moeder voor zat. Toen moe der de kleuters zag komen, zette ze het raam open en luisterde heel aandachtig Ze schaarden zich in een kringetje en be gonnen te spelen toen het afgeloopen was klapten vader en moeder in de handen en riepen de kleinen bij zich, alle vier kregen ze een heerlijk koekje en vroolijk knabbe lend aan hun koekje gingen ze weg en be spraken dat ze volgend jaar weer een sere nade zouden brengen, maar dan zouden ze er meer uitnoodigen, dan was het veel leu ker Daar waren ze 't allen mee eens En 's nachts droomden vier kleuters van 'n sc-renade en van heerlijke koekjes. M. Mathot, Boskoop. Als de brandweer zich oefent. 't Is vier uur de school is uit, alle kin deren gaan denzelfden kant uit, naar het spui thuis. De deuren gaan open en een wa gentje met opgerolde slangen komt naar buiten, direct 'n 20-tal jongens er op af. Bij de dorpspomp wordt halt gehouden, en de slangen worden aangeschroefd. Tinus is de spuitgast. Tinus kan niks, Tinus kan niks, Tinus heeft geen water meer! Doch daar is de spuitgast niet van gediend. Hij draait z'n eigendom, en.. schreeuwend vliegt de troep uiteen Tinus legt een paar appels neer. Wie zin heeft in 'n appeltje roept hij! Jan er op af. Doch nauwelijks wil Jan ze grijpen, of Tinus komt met 'n flinke straal tegen de appels, en ze rollen 'n paar meter verder. Doch voor de twee de maal krijgt Jan ze te pakken. Nou Jan, je hebt je portie wel gehad, zegt 'n mijn heer die voorhij komt. Hindert niet mijn heer, ze smaken best. Al was 't spuiten nog niet afgeloopen, Jan ging toch maar naar huis, want hij voelde zich wel wat koud in zijn natte plunje. Toen ie thuis kwam, gaf hij moeder en Jan ieder een appel en vroeg aan z'n moeder of hij zoo lang zijn Zondagsche pak aan mocht heh- ben. En 'n poosje daarna stond ie in een droog pak. Hendrik de Bruyckere. Het Schooiertje. Er liep eens een schooiertje langs de straat. Vunzige kleeTen had hij om zijn mager lijfje. Hij was op bloote voeten, en een treurige blik scheen er in zijn fletse oogen. Zijn vader had hem uit huis ge jaagd, met de woorden, dat hij niet terug hoefde te komen als hij geen centen had Hij was 't gewoon. Telkens werd 't hem Niet begrepen! „Een geest", doceert de onderwijzer, „is dus een wezen dat geen lichaam heef is een lichaamloos wezen." De jóngens schijnen zich geen duidelijl voorstelling daarvan te maken. Wim tenminste die de definitie herhale moet, stottert wat van: „Een geest is iemand, nou zonde lichaam,bij wie 't hoofd direct op d bcenen zit." Poëzie en proza. „Ik heb m'n bundel liefdes-sonnetten aat de voeten van mijn liefste gelegd", flujt tert de dichter in vervoering: „Leest die liefste van jou dan met d't oksteroogen?" vraagt z'n prozaisch» vriend. Toch nog ongeschoren. „Maar meheer", zegt de kostjuffrou» tot haar commensaal die een razende ope. ra-liefhebber is, „eergisteren bent 11 naar den Barbier van Sevilla, gister na« dien van Bagdad geweest. En u bent noy als maar ongschoren!" „Kan men telwo-rden ook in de trap pen van vergelijking zetten?" „Ja zeker." „Zoo? Doe dat dan eens met 't getal dertig!" „Dertig, 'n dertiger, op den dertigsten!' weer gezegd. En als hij dan niets hal, was 't maar beter niet naar huis te paan, maar hier of daar een schuilplaats i» zoeken, dat was wel tien keer beter dan de slagen van vader. Vroeger was dat niet zoo geweest. Hij kon het zich nog herinne ren, hoe hij op 'n zacht bedje had geslj. pen, hoe lekkere boterhammen hij kreet Maar nu zijn moeder gestorven was, 't heel anders. Een handje stroo of hui was zijn bed. Soms niet eens, de opn lucht was ook wel eens zijn rustplaats Hj slenterde reeds verder door bij die gedach ten, tot hij bij 'n verlicht huis kwam. Daai bleef hij even staan kijken, maar werf barsch weggejaagd. Gauw liep hij door k hij bij 'n bakkerswinkel kwam. Hij druk': zijn neusje tegen de ruiten, en keek nan de heerlijke broodjes en gebakjes. Maai' opeens riep er een stem, broer Hij draaid» z:ch om en keek in een vriendelijk gczic'al van een ouden heer. „Wil je even op mij', fiets letten?" de jongen knikte van ja Ei bleef er bij staan en keek er naar 0, ab hij er eens een fiets had, wat zou hij da: rijden, heel ver weg nooit meer naar huis, nooit meer schooieren langs den we; Want al was. hij pas 9 jaar, hij vond liet toch niet prettig om zijn hand uit te ste ken om 'n aalmoes. Hij keek weer evea naar de fiets en zag de bel. Hé, eventjes bellen, ting tingeling. Wat schrok hij Zou die mijnheer het gehoord hebbes Hij keek om en zag hem net den winkel uitkomen naar hem toe. Hier heb je wal, omdat je zoo lang hebt moeten wachten, Dank u.zei 't schooiertje en bleef ver bluft kijken naar 'n kwartje. Was het een echt. Hij draaide 't om en om Ja 'n echi Wat was hij blij. Zou hij 't aan vader ge ven. Neen, hij had 't eerlijk verdiend Wacht hij zou er brood voor koopen, sedert den morgen had hij niets gegeten. Toen hij bij den bakkerswinkel kwam zat daar 'n klein meisje met 'n mandje bloemen Hij keek haar in 't gezicht en zag dat ze buil de. Medelijdend bleef hij staan, en vroej wat er was. Ze zei niets maar sniktj door. Hij sloeg de armen om haar been en of ze uitgestuurd was om centen te vc- dienen. Maar toen zij zei, dat baar moeder ziek was en dat ze bloemen moest verkoo- pen, maar dat 't nu al avond was en nny niks had verkocht. Stil luisterde hij en 't kwartje brandde hem in z'n vingers. Toen zei hij opeens hier, dat is voor jou en holde weg alsnl hen 'n misdaad gedaan had. Dien nacht sliep hij nïeFthuis, maar de steenen dien den hem voor bed. Maar geen jongen sliep dien nacht zoo heerlijk als de arme bedel- knaap. Nelly Heijne. Twee Zusjes. Kleine Fie, een goudblond meisje, Van nog lang geen drie jaar oud, Heeft een alleraardigst zusje Waar zij, 0, zooveel, van houdt. Als zij 's morgens na 't ontwaken, In de kamer kómt met Moe. Loopt zij altijd 't allereerste Op haar zusjes wiegje toe. En dan heeft die kleine Annie In haar wieg de grootste schik, Grijpt al met haar kleine handjes Naar Sophietjes groo'e strik Neen. dat mag niet, zegt Soo'-ietjei Als jij bent zoo groot als ik Krijg ook jij een „bobbed" kopje Met zoo'n mooien grooten strik. Ga to. Regentijd. In een plasje vallen Regendruppels neer, Zonder op te houden Al door druppels mee. Het plasje wordt een meertje. Het meertje wordt een zee: En de wolken brengen. Steeds nog druppels mee Maar eindelijk valt de laatste, En houdt de regen op. En het kleine plasje, Is nu 'n heel groot sop. Maar als de warme zonne Met kracht weer schijnen komt. Is het of rij uit de zee, Heel veel wafer .pompt En vele dampen stijgon Van uit die groote zee, En het zonnetje neemt Maar steeds méér water mee. En van die groote, groote zee. Komt weer héél ras, Door het warme zonnetje. Een hééle kleine plas. Emile Duvm Jr, Koopark 10. Lolde» VOOR CORRESPONDENTIE. Johnny. Langeveld, Leiden. Maar Johnny, wat heb jij me daar verrast met dat aardige versje over December. Dat laat ik plaatsen hoor! En ik wed, dat moe dertje ook een handje geholpen heeft! Wat zou dat leuk zijn als de goeie Sint een Hollander bracht met gummibanden rog wel, eentje waar ook Mamie op kon zitten! Dag Johnny, ik kom eens kijken. Veel groetjes aan Mama! Cato Breedeveldt, Leiden. Zeker is dit versje geschikt. Ik vind hel heel mooi en laat het dadelijk plaatsen, in de hoop dat er na dit versje, nog mooiers zullen volgen. Met hand en groet! Dag Cato! Jacobus Ouwerkerk, Leiden. Zoo Jacob, zie ik je ook weer eens! Zoo dra ik wat meer ruimte heb, laat ik „De H Vincentius" volgen. Je moet de ver baaltjes wat langer maken Jacob. Het is zoo klein als het gedrukt staat. Kijk later eens. Voor den wedstrijd moet je eens pro- beeren aan een stuk van minstens vier bladzijden kleine druk. Zul je? Dag Ja cob! Wederkeerig de groetjes aan Pa en Moe. Do onbekende uit Boskoop! Zoodra ik door de copy heen ben, dio vóór is, geef ik het commando over aan ,,Jan Ba rends" die van schoenlapper het bracht tot commandeur van een groot schip! Hoe is je naam Neefje? Ik weet al tijd graag met wien ik omga. Daag! Jan Kemperman, Leiden. Heel aardig vind ik jouw bijdrage voor Kerstmis. Ik heb al verscheidene stukjes in petto, zoo kunnen we best een apart Kerstnummer geven. Dag Jan! Zie ik jullie ook bij den a.s. wedstrijd. Groeten aan alle huisgenooten Koos ten Hoope, Leiden. Zoowel bet versje, als de „Studentengrap" laat ik plaatsen, zoodra we wat meer ruim te nebben. Met Kerstmis zie ik jullie beid jes toch ook, is 't niet? De raadsels zullen meevallen en de prijzen nog meer. Let maar eens op, Koos! Veel groetjes aan allo huisgenooten! Piet Sn ij der s, Leiden. .Klei ne Broer en St. Nicolaas" laat ik de vol gende week al plaatsen. Begin al vast aan iets nieuws Iemand, die dit verhaaltje kan maken, heeft nog meer pijlen op z'n boog, zou ik meenen. Dag Piet. Wil je mijn groetjes ook aan je ouders overbrengen? Joannie van Benten, Bodegra ven. Of ik dit verhaaltje mooi vind, zoo mooi, dat ik het in het Kerstnummer plaatsen zal. Blijf onze rubriek maar tTOuw lezen Jeannie en zend mij af en toe een mooi dingetje, waarvan alle Neefje3 en Nichtjes smullen zullèn. Tot Kerstmis! Groeten aan Pa en Moei KINDEREN. Josephieu ij t Schermc r Voest, Oudenbosch. Dat is nog zoo kwaad niet bedacht Josephine, om je vprlanrringslijstie aan Pa en Moe-te stu ren. Zij weten het adres wel van den goe den Sint pn zullen zeker dat lijstje door sturen. zooals ik je dichterlijke ontboeze ming de volgende week volgen laat Dag Josephientje! Zie ik je ook weer met Kerst mis. Por je klasgenooten eens aan, dat ook zij meedoen Hoe meer zielen, hoe meer vreugdI Jan Duindam, Bergen op Zoom Zie je nu wel Jan. dat het slot aan het vorige onstel ontbrak Nu is hef compleet en weten we al een beotie meer. Tech kim ie nog meer schrijven. Als je met Kerstmis op vacantie komt, hoop ik pan Kerstver- baaltie te ontvangen en ie zelf eens I? sproken. Dan kom ie wel eens aan! De volgende week wordt jouw stukje ge plaatst Louise. N o o r d w ij k. Je vraagt me of „Oud Vronwtie" nog lang duurt en dat ie het wil ui*kninpen. Tk denk dat het achttien vervol "nummers lang zal ziin en dat ie hef u'tknint. vind ik heel rnonj var je: hieruit zie ik. dat ie met veel belang stelling onze rubriek leest. Dag Louise groet je moedertje en Oma van mei De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven en vragen Oom Wim. OUD VROUWTJE, door Oom Wim. rri En nu kindertjes moeten iullie maar ret doen. alsof ik er niet ben Tk pas op jullie goed en ik zal voor jullie beidjes neties een nlaatsje bewaren Oud moedertje neemt de breikous op en doet alsof ze breien gaat en geen oog of oor meer voor de twee meisje heeft. En de vriendipueties snelen naar harte lust, maar verwijderpn zich niet ver van het bankje, waarop Oud Vrouwtje zit Wel kijken ze af en toe eens naar baar, of zo nog niet ingoslanen is Maar als ze dan merken, dat de kleine oogjes van 't vrouw tje de kleintjes volgen en van ingeslapen zijn geen sprdke is, dan hebben ze nog meer schik in het spel; dan klinkt nog lui^ der beider lach; dan reppen zich de vlug ge beentjes nog gauwer en dan vinden zo dit plekje nog eeniger. De kleintjes vinden oud vrouwtje maar waf een vriendeliik menscbje en het vriondpliik mpnsehje vindt in Anny en Toos meer dan één karakter trek terug van haar dochtertje, en volgt daarom met des ee meer aandacht het sp°l der kleintjes en vindt beide vriendinnetjes er des te liever om. Nu zijn we moe van 't spel juffrouw en komen u wat gezelschap houden of hinderen we U? Dat vind ik lief van u beidjes en gij hindert me heelema-.il niet. Integendeel, ik vind het juist prettig wat met u beidjes te praten, want ik kan toch ook niet altijd breien, zegt oud vrouwtje lachende zich bewust nog beelcmaal dien middag niets gebreid te hebben; Dan is het goed, juffrouw en blijven we hier zitten. We hebben toch tijd genoeg We behoeven om zes uur pas thuis le zijn, hé Anny! Ja, juffrouw, tot half zes uur kun nen we hier blijven, als we vóór zes uur Ibuis zijn, vindt moeder het best. Vindt y dat niet fijn? Zeker kindje vind ik da» fijn. Dat is een heele middag Anny! Zoolang vrij heb je zeker ook niet iederPn middag is wel/ Neen, hé Toos! Vanmiddag is hel Woensdag en in huis was het zoo- warm en niet uit te houden. Daarom zei moeder: ga Toos halen en ga in 't park zitten kind Daar is schaduw; daar is het frisch. In huis is het om te bezwijken. Vindt U ook niet? Ja kind, zoo dacht ik er ook over. Ik kom hier iederen dag. Ik sluit de deur en ga naar 't park. Dit bankje is mijna al tijd vrij. Hier komt zelden iemand zitten, of het moet erg druk zijn, dan komt wel eens een kindermeisje met de kleine baby bierheen rijden en dan heb ik wel eens ge zelschap, maar anders zit ik alleen. Vindt u dat niét naar alleen te zitten, bier in dit groote park. Neen Toos! Ik ben gewend alleen to zijn. Woont u dan ook alleen? Ja kind. In een huis alleen? Wat zou ik dat naar vinden! Dat zou ik niet durven. Jij Anny? Ik ook niet. !o»n°T We' lan» ju«roim/ ziin? Win waarv°or zou ik bang Wie zou mu wat doen? g Dieven! Die komen bü mij niet. Die enen waar veel te vinden ia. g Dat moet u niet zeeeen! Ik 1.. j„ krant van een dief. die ineebroken bü n YoT'V" h,7' a""u «op "at hü draven l° """'""nomen had, vrouwtje hfdn a dltVo;%ez°UgVnien d" "Uren haa" hnn «Sfu*® ze5fr £riezeÜg kind! Maar ik en met bang Wij wonen hier in oen stad k itr niem"„rd 1?' "cht d" nen wil hebben h"1"011' d'0 ,k bi"" irïïafni mnrVCn dief koml 's oaohte, als bond"J slo.debVT' HU hwf' wpl uwdenrS ;ndTn?"Van ei,,-» 'iiln is nW no" D1"et in huis' Tk niet d or* de" TT te nauw schoors«»"i binnen, die is er«plaats vnn wat mee te nemen Dat is noe wel zoo rood S™"», V vSinterklaas ook wal/ ™°i oadeautie voor groot moe 'bijl pt™ jes, dip aankomen. 1 - ïk ben veel ouder dan zestiV kind en daarom slaat hij mij zeker over 12 U d\n zeventig jaar? oud"! Raad eens! Viif-en-zeventig! Meer! Tachtig! Kort bij! Een en tachfigf ;V.~ •Tu,s' T°os! Een en tachtig jaar ben *1 en nu woon ik alleen en beb niemand meer, die op het groote feest van St Nni co aas „m me hee„ is en met me d, fee S'd"rvoor^hiini0,biim°''ngaa' ("Wordt vervolgd DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. Avontuur XXIX. Een week later! Ik weet wal! reTkomt18' ZiJ"' als hel ™°r We gaan vliegen! Je hebt hoore plannen Miesjet Kom mee en zie! Daar staat een verhuiswagen die onfl?,- «ZrTdl een ,akel w°rdt'alles oppo- b^b6nC "e dcrde Kijk Max! Daar zie je het vliegmn- chme. Daar ra ik mee naar boven Doe zoo! lürniet°smme kraX"' iÜ bf>grijpl nou büfr/r'^™ P™ uukowaakt oogen- 'n dpn verhuiswagen en kruip» in pp-. pak opgerolde bedden en dato? is "en'Tnl1!1 rent' dal Mips ra" d° vrouw 10, en doel haar mets. Mies springt je kamer rond; gaal in de vensterbank"zitten ZT' °m 10 waarschuwen en aan te moedigen om ook- de reis te waren en Max volgt hetzelfde spoor en wordt da'- drluk naar boven rcheschen in een mand fceigem heCf' gezit,n zich t0 ver' d»trbij^rzünd0,-ka-- Van vreugde zetten ze elkaar na en bre ken cenige flesschen die in den hoek met een" S i70rden ze door den k™cn: met een eind hout nagezeten en vluchten naar h"' stui,,en de straat op on vervolg" m ee° aIS0' sP°ok kun Dagen lang hadden Mies en Ma* nor pleizier, als ze van deze luchtreis spraken" De Twee Vrienden. de? nw,vkICinTd°rpl0,,WOOIlde ,wec Tien den, Henk en Leo. Eiken dag zag je ze door de Dorpsstraat loopen naar school

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 14