De gelaarsde Dal.
KALENDER DER WEEK.
WEEKREVUE.
DEMPSEY'S VOLGELINGEN.
Lieve lezeressen en geachte lezers, ik
fcen ontloken, ik sla in bloei. Als grooto
mannen geëerd worden eu men verhaalt in.
woord en geschrift het verhaal van hun
leven, dan spreekt men over hen va:i he^
fcegin hunner loopbaan als over een ont
luikend genie, dat nog tot wasdom komen»
moest. In alle bescheidenheid", zoo is bet
mij gegaan.
Ik behoefde u dat eigenlijk niet eens te
leggen, want zoodra de eerste letteren van
dc-zc mijne jongste pennevruciit ingang
hadden gevouden binnen do omheining
van uw schrandere geest, hebt u, voordal
ik zelf u er altent op maakte, bemerkt dat
jk mij heb ontwikkeld, dat de volkstaal, die
ik tol heden voor u schreef, mij vreemd ge
worden is, dat ik een ontwikkelingsperio
de aan de redactie dezer courant heb door
gemaakt en dat ik mij als met één slag in
de litteratuur tot op Pindarus-hoogte heb
verbeven. Maar nogmaals, natuurlijk in
allo bescheidenheid.
Zoo zal ik nu voortgaan voor u de din
gen van den dag te behandelen en om de
licbaamsontwikkeling gelijken tred lè doen
houden met do ontwikkeling des geesles
voelde ik mij genoopt een bokswedstrijd
met mijn tegenwoordigheid op tc luiste
ren.
De zaal stroomde vol, eivol, allo plaat
sen in de zaal en op de fcalcons waren be
let en de meesten behoefde je maar aan te
ïien ora tot de heilige overtuiging te gera
ken, dat je beter met hen kon cton dan
kosen; in het eerste geval kreeg jo mis
schien niet veel, maar in het andere ge
val absoluut te veel. Een orde-commissaris
liep rond óm de menschen hun plaatsen te
wijzen, een met een platgeslagen gezich',
die zich niet uitte in beleefde termen, als
een of ander een verkeerd© plaats bleek te
hebben ingenomen, maar even een hand-
wenk, een frondsing van "de zware wenk
brauwen in liet harde gezicht, soms één of
meer woorden als: ?,bé, je kaoretjo of wal
Leteekent del" vergezeld van een veelzég-**
gend gebaar en ik verzeker L, dat de aan
gesprokene niet de minste lust gevoelde
zijn plaats te blijven innemen.
Het publiek is de baas bij zulk een ge
legenheid, als er niet op tijd begonnen
wordt, wordt, er geschreeuwd en geloeid,
en geestige opmerkingen, vol van volkshu
mor doorkruisen de zaal.
De meesten leven mee met den strijd,
Loc harder klappen, hoe groot er gejuich
eu wie het hoogste ..gewicht in zijn vuis
ten heeft" is de man bij hen.
Het is een'sport van Kracht en vlugheid,
dagen toebrengen on zich tóch daarbij piel
bloot geven, en dit laatste is met het oog
op do sobere Meeding* natuurlijk niet als
pleonasme 'bedoeld.
De geestdrift laait op en neer naar ge
lang de hardheid der toegebrachte slagen
en de volkshumor uit zich daarbij in veel
zeggende uitdrukkingen als:
„Au, die is héelemaal voor jou alleen,
hoef je niks van weg te geven" als een der
boksers een harde „punch" tc „incassee-
ren" krijgt.
Bepaalt een bokser zich tot een verdedi
gende houding zonder zelf moeite te doen
flagen uit te deelen, dan loeit het publiek;
„wakker!" en krijgt hij eenige malen ach
tereen een paar harde punches, dan is
het: „tellen!"
Zoo zijn ongeveer de volgelingen van
Dempsey, den man met een slag van 100
kilo in zijn ijzeren vuisten. Het is echter
riet alleen een sport van kracht, maar ook
van vlugheid, een scherp oog
ifi er noodig om <lc kort
stondige openingen in de verdediging oogen
hükkelijk waar te nemen en daar zijn sloo-
len to plaatsen. En nu begrijpt u meteen
v aarom Tunny het in zijn laatste bokswed
strijd tegen Dempsey zóó op diens oogen
had voorzien, dat deze in de achtste
rondo volmaakt dicht waren.
Want zien is noodig voor goede stootên
«a wie, al boksend, niet kijken kan, doet
heler maar meteen naar het ziekenhuis te
wandelen, voordat hij daarheen gedragen
moet worden.
Toch behoeft u er niet zoo heel huiverig
Toor te zijn want steeds is er een dokter
hij, die precies kan bepalen, hoeveel sla
gen je nog verdragen kunt om net nog niet
Jood te zijn. Maar het mooiste van de
bokssport is, dat je met een wedstrijd kur.t
Toen ik jou kocht, heel lang gcleên,
Mijn ouwe trouwe hoed,
Droeg ik je alleen maar *s Zondags op
Mijn gladgeschoren snoet.
Nu ben je oud en stuk en kaal
Versleten, vies en vet en vaal
Je goeie tijd is nu voorbij
Voor altijd wel misschien.
Droeg-jou in regen storm en wind
En minde je voor tien.
Op meen'ge minnekoozerij
Heb uit de hoogc hoogte jij
Glimlachend neergezien.
uitscheiden wanneer je wilt. Maakt je
tegenstander (het) je te bout, dan ga jo
eenvoudig op den grond liggen en je laat
de arbiter tot tien (ellen Dan hen je er af
en dat vindt je bij geen enkele andere tak
van sport.
Daarom alleen dweep ik zoo mot de
bok.ssport, maar overigens.... geef mijn
portie maar aan Fik
liet haar schril gefluit hooien en wij stoom
den in dien vcrschrikkelijkcn nacht met
verbazende snelheid voort.
Wij waven nu alleen mot ons heiden
hij, zijn buit in veiligheid willende bren
gen en ik, er op uit zijnde om 1000 pond
te verdienen. Wat stond mij nu te doen?
Ik dacht een oogenblik na hoc op de bests
manier to pakken tc krijgen; doch nu
scheen hij bemerkt te hebben, met welk
doel ik hom was gevolgd, want hij stond
overeind pn staarde mij met dreigende
oogen aan, als willende zeggen: wat wilt
ge van mij? Ik deed mijn jas open en
toonde lic-ra mijn diensltcekcn, hem tc
kennen willende geven, dat hij zich in
mijn macht bevond, doch nog voordat ik
mijn revolver te voorschijn kon halen,
greep hij mij ik kan niet begrijpen hoe
snel zulks gebeurdo maar do kerel trok
mij het diensttceken van den hals, wierp
mij op den grond en zette do knie op mijn
borst, na eerst de revolver te hebben ont
nomen. Daarop hing hij mijn dicnsltco-
ken óm, dreigde mij dood te schieten als
ik wilde opstaan en trok aan de nood
rem.
Ha eenige oogenblikkcn stond do trein
stil de conducteurs kwamen aan. onzen
coupé en vroegen om opheldering. Ter
wijl bij met een hand mijn mond bedekte
wees hij met do andere hand op het
diensttceken en verklaarde liun tot mijn
ontzetting, dat ik een waanzinnige was,
voor wiens overbrenging hij moest zórgen
Nu worden mijn armen en beenen ge
kneveld en gebonden en hoewel ik mij
daartegen uit allo macht verzette en alles
dat geslacht moet worden op den vloer
aanwendde door om hulp te schreeuwen,
het. haatte mij niet want mijn zorgvolle
„bewaarder" hield voortdurend de hand
op mijn mend. Zoo lag ik dan, gebonden
aan handen en voeten, evenals een kalf
van den coupé, aan de willekeur van den
bandiet overgelaten. Do locomotief liet 'n
langgerekt gefluit hooron en nadat de
conducteurs zich hadden verwijderd, zette
de trein zijn nachtelijke vaart voort.
Daar lag ik nu, mij afvragende: wat
'zou die kerel voornemens zijn met mij
te doen'? Mijn reisgezel zette zich tegen
over mij op de "bank neer on zag met vol
doening naar den hópeloozeii toestand'
\Vaarin ik verkeerde.' Na eenige óogénhlik
ken stond hij voor mij en zeide met sar
castische stem: „Zulko krengen moet men
levendig villen en dan laten doodbloe
den!" En de daad bij het woord voegen
de nam hij een krom mesje uil den zak
en sneed mij daarmede drie of vier malen
over mijn aangezicht.
„Hoo bevalt je dal"? riep de ellende
ling mij toe, „het mes is scherp niet waar
en doet veel pijn?" Ik voelde dat er iets
warms over mijn gelaat liep en kwam tot
de ontdekking dat het bloed mij langs do
wangen droop. Ik schreeuwde uit alle
macht om hulp, doch zulks werd dadelijk
door hem verhinderd door hem zijn zak
doek in mijn mond te stoppen.
„Hou je maar kalm", zei hij, „en span
je maar niet te veel in, want voordat wij
Brighton zullen hebben, is het zeker met
jo afgéloopen! daar zal ik wel voor zor
gen I" Deze woorden uitende, hield hij
met een grijslach op zijn gelaat mij het
scherpe mes voor de oogen.
Dat zulks geen welkome troost voor mij
was, kan men lichtelijk begrijpen, want
Brighton was nog vier uur sporens ver
wijderd. Alles schemerde mij voor do
oogen; ik zag niets meer dan het flikke
ren van het mes, dat bij voortdurend in
de hand hield om bij de een of andere
gelegenheid mij den polsader af to snij
den. Ik voelde mijn krachten verminde
ren; ik was als in een. toestand, die wel
dra over zou gaan tot wanhoop en
toch, ik wilde nog zoo gaarnen leven, ik
dacht aan mijn vrouw en kinderen. Ik
sloeg een laatsten blik op mijn moorde
naar en zag hoo li ij met zelfvoldoening
dè laatste oogenblikken van zijn slacht
offer aanschouwde. Ik moet het eerlijk
bekennen, ik rilde van angst en voelde
mijn levenskrachten verminderen, een
Soms was je wel eens obtinaat
Jij ging dan aan den haal,
Als soms de wind te hevig was;
Dan maakte ik kabaal.
Je rolde dan door plas na plas
Totdat ik' buiten adem was
Dat vond ik heel brutaal.
Hoe meen'ge avond stond je niet
Belabberd op mijn kop,
En had jij deuken, vlekken in
Je eens zoo mooie dop*
'k Ging laat dan naar mijn woning heen,
Dan had fk, hoed, niet jou alleen,
Maar ook een glaasje op.
laatste poging wilde ik nog wagen om te
slaan, doch helaas! liet was mij ónmoge
lijk.
De trein rolde met verbazende snelheid
al verder cn verder het zal omstreeks
middernacht geweest zijn; daar hoorde ik
opeens een aanhoudend gefluit van do
locoiuojiet haar vaart verminderde
wij waren nabij een station. Eensklaps
sprong mijn reisgezel op, sneed nog een
maal over mijn polsen opende blik
semsnel de deur van den coupé en ver
dween in het nachtelijk duister. Ik
viel in onmacht
Toen ik weer bij was gekomen, zag ik
verwonderd op, want alles was vreemd
voor mijn oogen. Een heer beduidde mij,
dat ik mij zeer stil moest houden, omdat
opwinding zeer noodlottig voor mij zou
kunnen zijn. Ik bevond mij in het zieken
huis, waar ecu dokter bezig was mijn
wouden te verhinden. Na eenige dagen
was ik weer hersteld cn toen werd mij de
heel© toedracht der zaak medegedeeld.
Men had mij in een decruiswckkcnden
toestand in een coupé gevonden en in de
nabijheid van het station het verminkte
lijk van mijn reisgezel hij had den
sprong tekort genomen cn was zoodoende
verpletterd. In zijn zakken vond men een
bedrag van 700.000 pond sterling alsme
de een stukje vleeseh in een rooden zak
doek gewikkeld.
Gelukkig voor mij, dal do koorden
waarmee ik gebonden was, zeer sterk wa
ren, want deze zijn do oorzaak geweest,
dat mijn polsen niet door het mes wer
den geraakt.
Na een gerechtelijk onderzoek kwam
aan liet licht, dat ik den moordenaar bad
opgespoord en werd mij do premie
van 1000 pond toegekend, doch ook grijs
haar*daarvan gekregen."
Wij waren aan een der laatste stations
voor Parijs. De oude heer stond op,
wenschte ons een behouden tehuiskomst
cn verdween uit onze oogen.
„Hsgz."
Dit is als een sprookje, al is het geen
sprookje, maar blijde werkelijkheid. Maai
de gelaarsde sprookjeskat was er, tenmin-
sto zoo zag hij er uit.
Het is net kort verhaal van t wee tegen
stellingen.
De lange slangtrein staat gereed om met
allengs grootcr wordende sjirongen de
ruimte te doorboren.
Zij staat nog eu puft, zuchtend van on
geduld. Tusschen -enkele passagiers door-
loopcn nog do conducteurs langs den trein,
portieren met een smak dichtklappend, en
intusschen een rij namen afroepend, vlot
zooals een kellner doet in een druk café.
Een man van middelbaren leeftijd gaat
langzaam langs den trein met zijwaartsehe
oogen spiedend en blikkend in ieder ap-
parlement. Hij is de verpersoonlijking van
kalmte en bezadigdheid, dat heertje, ge
kleed als ccn- burjrc man uit de provincie,
wat echter bij hem yi geen geval identiek
met slordig is. Wat bij draagt is af en zffc,
keurig en hoogst éénvoudig.
Totdat hij een conducteur ontmoet en
hem ceri plaats vraagt.
„Derde meneert" vraagt deze.
^Eerste, conducteur."
Proost!
Nu de gelaarsde kat.
Ik heb reeds gezegd dat hij er aldus uit
zag, want het was een gele rijder.
Een jongmensch, op wiens lelieblank en
smetteloos gelaat het mannelijk oerwoud
in den vorm van knevel of baard nog niet
had willen gedijen, zelfs niet in den meest
cmbryonalen toestand.
Ondanks dat teeder uiterlijk torste hij
ccn sabel van een geschatto lengte op 1.75
meter en een paar sporen als uit den Ro-
meinschen Keizertijd. Zijn hooggewelfde
borst droeg tien kilo goud. Ook hij zocht
een coupé en vond er con op eigen initia
tief.
Een coupé tweede, waarin reeds enkele
reizigers gezeten waren. Daverend kwam
hij binnen, draaiend als een wervelwind.
Zijn bagage beschreef een sierlijk wijden
boog op haar tocht naar het net.
Toen in de houding, staande tusschen do
reizigers. Do hakken bonkten tegenscen,
zoodat de sporen rinkelden. De linkerhand
omgreep het gevest, do rechter wees in
sti'l naar de militaire hoofdbedekking.
Dat was do kennismaking, toen nam hij
plaats.
Een der reizigers, een vroolijk heertje,
met reeds zooveel levenservaring dab hij
geen kam meer van noodc had, had dit
alles glimlachend aanschouwd cn zoodra
de eelaarsde kat gezeten was, ging hij hem
te lijf.
„Waarom al die drukte, jochieV'
„Heeft u heb tegen mij", accentueerde
scherp de gelaarsde kat.
„Ja, jongetje", antwoordde het heertje,
afdalend in qualificatic.
Do gelaarsde kat kleurde, de reizigers
lachten in schadenfreude.
„Dan wensch ik van dergelijke intimitei
ten verschoond to bliivcn", prevelde dc
gelaarsde kat, reeds lane zoo vrijmoedig
niet meer als bij zijn „blijde incomste".
„Kijk nu toch eens aan", ging het heertje
onverstoorbaar door, „heb ik het niet ge
zegd, kinderen zijn voor goeden raad
absoluut» onvatbaar."
Do hoorders lachten harder.
Do gele rijder mompelde iets tusschen
de tanden, dat merkwaardig veel naar een
te sterk krachtwoord zweemde.
„Kinderen moeten niet vloeken", zei va
derlijk vermanend het heertje en toen de
gelaarsde kat nu vuurrood word en
zweeg, vergastte hij do aanwezigen op een
gratis-beschouwing over opvoeding, die
naar zijn zeggen tegenwoordig nergens op
leek. De voorbeelden' lagen voor het grij
pen.
In Utrecht stapten het eenvoudige heer
tje dat eer6to klas kon reizen cn de ge
laarsde kat beiden uit.
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
heeft in deze week ieuerc II. Mis Gloria
en do gewone Prefatir; geen Credo.
ZONDAG 28 Nov. Eerste Zondag
van den Advent. Begin van het
kcrkclijkjaar. Mis: Ad te leva vi.
Geen Gloria. 2o gebed Ier cerc van Maria;
3c voor Kerk of Paus. Prefa'ic v. d. Al-
lcrli. Drieëcnhcid. Kleur: Paars.
He tijd van voorbereiding op dc komst
van Christus is daar! Daarom gebroken nu
met do werken der duisternis (do zoude)
cn in ons leven Christus nageleefd(Epis
tel). Uit ons zclvcn daartoe onmachtig,
moeten wij ons vertrouwen verlevendigen
en bidden: „Ilccr .leer Gij ons Uwo we
gen; wek Gij in ons op Uwe macht." (In
troïtus, gebed; Graduale). Zoo hopen wij
met Gods hulp ons waardig voor to berei
den op Christus' komst hij liet H. Kerst
feest, maar ook op Zijn tweede komst leii
oordeel (Evangelie). Vertrouwvol brengen
wij tot dat. doel ons Offer, door welks
kracht wij gezuiverd mogen gaan tot dc
kribbe en de rechterstoel van Hem van
Wien wij ons Offer ontvangen hebben.
(Stilgebed).
MAANDAG 29 Nov. Vigiliedag
voor het Feest v. d. H. Apostel
Andreas. Mis v. d. H. It a d b u d,
Bisschop cn Belijder: Sacerdotes. (Zie in
het Feesteigen der Heiligen v. li. Bisdom
Haarlem). 2c gebed v. d. dag; 3c v. d. Vi
gilie; 4c v. d. H. Saturninus. Laatste Evan
gelie v. d. Vigilie. Kleur: Wit.
N.B. Als staat aangegeven: gebed v. d.
dag, dan moet gebeden worden het gebed
uit do H. Mis van den vorigon Zondag.
Ook is geoorloofd do H. Mis v. d. Vigilie:
Dominus. Geen Gloria. 2e gebed v. d. H.
Radboud; 3e v. d. dag; 4e v. d. H. Satur
ninus. Kleur: Paars.
Het zeventienjarig bestuur der Utrecht-
sche Kerk door den H. Radboud was zeer
moeilijk door de invallen der Noormannen.
Do heilige zag zich genoodzaakt Utrecht
te verlaten. Hij verbleef te Deventer, van
waar hij zijne moeilijke reizen ondernam
door zijn getqisterd Bisdom.
Onder zijne bescherming staat do Vcr-
ceniging tot bevordering van heb Neder-
landsdi Roomsch Hooger Onderwijs: do
St. Radboudstichfcing.
Moge door dc voorspraak van den H.
Radboud ons roomsch hooger onderwijs
zijn algeheclo voltooiingkrijgen en Gods
onmisbaren zegen er op blijven rusten.
DINSD/1 30 Nov. Fe o b t v. d. H. A n-
drea s, .Apostel. Mis: M i h i auto m. 2e
gebed v. d. dag. Credo. Prefatie v. cl. Apos
telen. Kleur: Rood.
De H. Andreas, broeder van den heiligen
Petrus, is to Patras in Achaja, waar hij
zeer vele bekeerlingen gemaakt had, ge
kruisigd, omdat bij den landvoogd Acgéa
vrijmoedig tc woord gestaan, den Christus
beleden en geweigerd had den afgoden tc
offeren. Zijn kruis had een bijzonderen
vorm n.l. schuingeplaatsto balken, dat
sindsdien den naam van Andreaskruis is
blijven dragen. Alvorens aan het kruis
vastgebonden to gorden .aophgul .bij bet
als geheiligd door het lijden van zijn god-
delijkcn Meester, en riep uit: „Moge door
U mij opnemen, Die door U mij verlost
heeft." Nog twee dagen leefde Andreas, ge
bonden aan hot» kruis on gedurende die
tweo dagen bleef hij voortdurend verma
nen standvastig to zijn in het geloof.
WOENSDAG I December. Mis v. d. H.
SPREUKEN.
Dc al to zeer door de gaven der for
tuin begunstigde menschen zijn als te
zwaar geladen schepen, die meer dan an
dere gevaar loopen l© zinken.
St. Joannes Chrysostomus.
De weelde der hoogcrc standen bederft
het volk als er overvloed en verbittert het
als er ellende is.
Montesquieu.
Niet alles wat er blinkt, is deugd.
Wanneer men te veel spreekt over zich
zelf en eigen zaken, moet er, op den bo
dem des harten, wat ijdclheid schuilen.
Als hel hart edel en do bedoeling eer
lijk is, overschat men niet licht het goe
de, dat men verricht en wordt niet ont
moedigd om nietigheden en bagateUen.
j Gabriel Palau S.J.
De politiek is niet het werk van tón
dag cn zij, die zicll metha^r leiding be
zig houden, moeten vooral op do volgen-
do dagen letten. Men kent hen die men
omverwerpt; maar men kent niet hen die
de oinvergeworponcn zuilen vervangen,
en heel vaak zullen deze laatsten de eer
sten doen betreuren.
Als do godsdienst ontbreekt staat do
stof op en zegepraalt; en als do stof op
staat en overwint, leven du menschen als
dieren.
Als do geest ontbreekt, overwint het
vleeseh; en als bet vleeseh overwint, wor
den zelfs do lichamen vcrwcekelijkt.
Dit is de beslo bezuinigingsgedaclitc:
dat een weloverwogen uitgeven een goede
besparing is.
De zon, de sterren, de bloemen, alles
wat bet schoonst is op aarde is evengoed
toegankelijk voor bedelaars, als voor
vorsten.
Jan Vroolijk heeft slechts één talent,
maar daarop kunt ge dan ook rekenen.
Hij verricht cr wonderen mee: hij fluit
altijd een vroolijk deuntje.
Berusting is niet hetzelfde als werke
loosheid.
De grootste bronnen van menschelijke
vreugde zijn in i.eders bereik.
Eligius, Bisschop cn Belijder: Sacenlo-
les, (Zio in hel feesteigen van het Bisdom
Haarlem). 2e gbbcd v. J. dag. Kleur: Wit.
De IJ. Eligius'of Kloy,Bisschop van
Noyon in België, was eerst edelsmid van
groote bekwaamheid, welke hij vooral ge
toond heeft door voor koning Clotarius II
van Frankrijk twee gouden met juwccbm
bczetto tronen to vervaardigen. Daardoor
in hoog.aanzien gekomen bij den koning
benoemde deze Eligius tot zijn muntmees
ter. Zijn heiligheid van leven bracht hem
op den bisschoppelijken zetel van Noyoii
in welke waardigheid hij zich, behalve aan
het bestuur van zijn bisdom, ook wijdde
aan do bekocring der Friezen cn Zeeuwen
aan dc zeekust.
Ook als Bisschop oefende mi rijn vn c:
gcr vak nog uit cn besteedde zijn talenten
tot liet vervaardigen van kelken en reliek
schrijnen voor de ovcrblijfsolen der Heili
gen. Eligius is do Patroon der ednl-, grof-
on hoefsmeden en wordt afgebeeld dikwijls
in bisschoppelijk gewaad niet smidsger»
schappen bij zich.
DONDERDAG 2 Doe. Mis v. d. H. Bi-
bi ana, Maagd cn Martelares: Me exspee-
taverunt. 2e gebed v. d. dag; 3c ter cerc
van Maria. Kleur: Rood.
Onder de règeoring van keizer Juliann
dc Afvallige onderging do Ronieinscfie
Maagd Bibiana den marteldood, met baren
vader, hare moeder cn zuster. Nadat zij
eerst bijna dood gcgcc^cld was, werd haar
een dolk in het hart gestoken.
VRIJDAG 3 Dee. Mis v. d. H. Fr un
ci se us Xaverius. Belijder: Boqucbar.
2e gebed v. d. dag. Klour: Wit.
Franciseus Xaverius, Jcsuiet, Con der
ccrsto metgezellen v. d. H. Ignatius, don
Vader der Jcsuieten, verkondigde hol 11.
Geloof in ludië en Japan, waar bij don.
zijno prediking en volo wonderen duizen
den cn duizenden heidenen bekeerde. Te
recht noemt, men hem „Apostel van India
cn Japan". Op weg zijnde naar China, om
ook dnar den Christus te gaan prediken,
stierf hij op het eiland Sancian, nabij Chi
na, in ce*1 hut. Zijn lichaam werd begraven?
op het strand docli later overgebracht
naar Goa, naar dc kerk. daar ter rijncr
eer gcuour/d.
ZATERDAG 4 Doe. Mis v. d. II. Pe
trus Chrysologus, Bisschop en Be
lijder en Kcrkleeraar: In mcdiox 2c gebed
v. d. dag; 3c'v. d. H. Barbara; 4© voor den
Pans. Credo. 'Kleur: W i t.
Nog diaken zijnde werd de heilige van
dezen dag tot ^ar'tsbisscliop avn Ravenna
verheven. In den strijd tegen Fuiyehes
(die* leerde, dat er in Christus maar één
natuur is) was hii eën krachtige sfconn voor
Paus Leo Zijn bijnaam: Ohrvsologus
(gouden spreker), dankt, bij aan zijne vi.or-
treffolijkn welsfU'ok e -heid
In dc kerken der E.E. P.P. Franciscanen:
Alles als boven,' behalve:
ZONDAG. 2c gebod v. d. Ju-olm*
van Marehia; fletn 3e gobed.
MAANDAG. Forst van alle Heila
gen der 8 c r a f ij n s e h c Or do. M i h
G a u d e a m u'8. 2c gebed v. "d. dag: 3c v.'
d. Vigilie v. d. TT. Andreas; 4c v. d. IT. S.u-
turniniiB. Credo. Prcfntio v. d.,U. Francis*
cus. Laatbta Evanéolio v. d. Vigilie.
WOENSDAG. Mis v. d. H. Anton ills
Bonfadjni, Belijder: Justus. 5e gobed
I v. d. dag; 3e tor cerc van Maria.
I Amsterdam. ALB. M. KOK, Pr.
ANECDOTEN.
De kindermond.
Broer cn zus hebben kinderpartij. Broer
stelt voor om huishouëntje te spelen, cn
verdeelt dc rollen.
Broer: „Jullio zijn de kleintjes. Ik ben
pap, cn zus is moeke."
Zus: „Da's goed, dan ben ik de baas."
Zindelijk.
Kijk eens Mina, wat een laag stof cr
op do stoelen ligt.
Dat is gocn wonder mevrouw, nie
mand heeft er vandaag nog op gezeten.
Wraakgierig.
Mevrouw (lot meisje, dat don dienst i.<
opgezegd)
llcb jo al het koperwerk al gepoetst?
Mejsje: Ja mevrouw, alles, behalve
uw ringen en armbanden!
Een oplossing.
Zij: „lloo vindt jo 't ontbijt, lieveling?'1
Hij:.,Heerlijk, beste, 't Mag wat ordi
nair lijkon, maar ik bon dol op kalfslever."
Zij: „11c ook, lieveling. Mij dunkt wij kon
den wel een kalf gaan houden, dan heb
ben we die eiken morgen verscb aan het
ontbijt.'*
He! cadeau.
Zoon (die een luchtballon heeft zien op
gaan): „Vader, ik wil luchtschipper wor
den"
Vader: „Uitmuntend. Zie dan maar, dat
je een ballon on een schuitje krijgt, do
lucht krijg je van mij cadeau.
Niet eerder.
Dame: „Mogen we u Zondagavond ook
zien? Er wordt wat muziek gemaakt en
voorgedragen en tegen tien uur hebben
we een soupeetje. Komt u?"
neer: „Heel graag, mevrouw, maar 't ia
mij onmogelijk vroeger dan om tien uur
bij u te zijn."
Beleefd.
Een nachtagent, die eens heel fatsoen
lijk wilde spreken, zei tot eenige studenten,
die 's nachts om twaalf uur zocr luid
ruchtig het bierhuis uitslormdcnj ..Mag ik
u verzoeken, hoeren, in den nacht wat
meer bedaardheid, aan den dag t'c leg
gen?"
De fooi.
Kellner (tot bedelaar): „Zeg, loop nou
door, je hebt hier niets to maken."
Bedelaar: „Laat me nou even dit zaaltjo
afwerken, ik heb nog één dubbeltje noodig
en dan heb ik genoeg om een grooten pot
bier ta bestellen en jou nog een stuiver
fooi te geven."
Ik prent in mijn'geheugen nu
Je vorm en ook je kleur,
De kale plekken, die je hebt
En elke vlek en scheur,
En dan herkennen wij elkaar
Als, op 't hoofd van een bedelaar,
Jij bedelt aan mijn deur.
TROUBADOUR.
LIED VAN DEZEN TIJD.
DE OUWE HOED.