De gelaarsde Dal. KALENDER DER WEEK. WEEKREVUE. DEMPSEY'S VOLGELINGEN. Lieve lezeressen en geachte lezers, ik fcen ontloken, ik sla in bloei. Als grooto mannen geëerd worden eu men verhaalt in. woord en geschrift het verhaal van hun leven, dan spreekt men over hen va:i he^ fcegin hunner loopbaan als over een ont luikend genie, dat nog tot wasdom komen» moest. In alle bescheidenheid", zoo is bet mij gegaan. Ik behoefde u dat eigenlijk niet eens te leggen, want zoodra de eerste letteren van dc-zc mijne jongste pennevruciit ingang hadden gevouden binnen do omheining van uw schrandere geest, hebt u, voordal ik zelf u er altent op maakte, bemerkt dat jk mij heb ontwikkeld, dat de volkstaal, die ik tol heden voor u schreef, mij vreemd ge worden is, dat ik een ontwikkelingsperio de aan de redactie dezer courant heb door gemaakt en dat ik mij als met één slag in de litteratuur tot op Pindarus-hoogte heb verbeven. Maar nogmaals, natuurlijk in allo bescheidenheid. Zoo zal ik nu voortgaan voor u de din gen van den dag te behandelen en om de licbaamsontwikkeling gelijken tred lè doen houden met do ontwikkeling des geesles voelde ik mij genoopt een bokswedstrijd met mijn tegenwoordigheid op tc luiste ren. De zaal stroomde vol, eivol, allo plaat sen in de zaal en op de fcalcons waren be let en de meesten behoefde je maar aan te ïien ora tot de heilige overtuiging te gera ken, dat je beter met hen kon cton dan kosen; in het eerste geval kreeg jo mis schien niet veel, maar in het andere ge val absoluut te veel. Een orde-commissaris liep rond óm de menschen hun plaatsen te wijzen, een met een platgeslagen gezich', die zich niet uitte in beleefde termen, als een of ander een verkeerd© plaats bleek te hebben ingenomen, maar even een hand- wenk, een frondsing van "de zware wenk brauwen in liet harde gezicht, soms één of meer woorden als: ?,bé, je kaoretjo of wal Leteekent del" vergezeld van een veelzég-** gend gebaar en ik verzeker L, dat de aan gesprokene niet de minste lust gevoelde zijn plaats te blijven innemen. Het publiek is de baas bij zulk een ge legenheid, als er niet op tijd begonnen wordt, wordt, er geschreeuwd en geloeid, en geestige opmerkingen, vol van volkshu mor doorkruisen de zaal. De meesten leven mee met den strijd, Loc harder klappen, hoe groot er gejuich eu wie het hoogste ..gewicht in zijn vuis ten heeft" is de man bij hen. Het is een'sport van Kracht en vlugheid, dagen toebrengen on zich tóch daarbij piel bloot geven, en dit laatste is met het oog op do sobere Meeding* natuurlijk niet als pleonasme 'bedoeld. De geestdrift laait op en neer naar ge lang de hardheid der toegebrachte slagen en de volkshumor uit zich daarbij in veel zeggende uitdrukkingen als: „Au, die is héelemaal voor jou alleen, hoef je niks van weg te geven" als een der boksers een harde „punch" tc „incassee- ren" krijgt. Bepaalt een bokser zich tot een verdedi gende houding zonder zelf moeite te doen flagen uit te deelen, dan loeit het publiek; „wakker!" en krijgt hij eenige malen ach tereen een paar harde punches, dan is het: „tellen!" Zoo zijn ongeveer de volgelingen van Dempsey, den man met een slag van 100 kilo in zijn ijzeren vuisten. Het is echter riet alleen een sport van kracht, maar ook van vlugheid, een scherp oog ifi er noodig om <lc kort stondige openingen in de verdediging oogen hükkelijk waar te nemen en daar zijn sloo- len to plaatsen. En nu begrijpt u meteen v aarom Tunny het in zijn laatste bokswed strijd tegen Dempsey zóó op diens oogen had voorzien, dat deze in de achtste rondo volmaakt dicht waren. Want zien is noodig voor goede stootên «a wie, al boksend, niet kijken kan, doet heler maar meteen naar het ziekenhuis te wandelen, voordat hij daarheen gedragen moet worden. Toch behoeft u er niet zoo heel huiverig Toor te zijn want steeds is er een dokter hij, die precies kan bepalen, hoeveel sla gen je nog verdragen kunt om net nog niet Jood te zijn. Maar het mooiste van de bokssport is, dat je met een wedstrijd kur.t Toen ik jou kocht, heel lang gcleên, Mijn ouwe trouwe hoed, Droeg ik je alleen maar *s Zondags op Mijn gladgeschoren snoet. Nu ben je oud en stuk en kaal Versleten, vies en vet en vaal Je goeie tijd is nu voorbij Voor altijd wel misschien. Droeg-jou in regen storm en wind En minde je voor tien. Op meen'ge minnekoozerij Heb uit de hoogc hoogte jij Glimlachend neergezien. uitscheiden wanneer je wilt. Maakt je tegenstander (het) je te bout, dan ga jo eenvoudig op den grond liggen en je laat de arbiter tot tien (ellen Dan hen je er af en dat vindt je bij geen enkele andere tak van sport. Daarom alleen dweep ik zoo mot de bok.ssport, maar overigens.... geef mijn portie maar aan Fik liet haar schril gefluit hooien en wij stoom den in dien vcrschrikkelijkcn nacht met verbazende snelheid voort. Wij waven nu alleen mot ons heiden hij, zijn buit in veiligheid willende bren gen en ik, er op uit zijnde om 1000 pond te verdienen. Wat stond mij nu te doen? Ik dacht een oogenblik na hoc op de bests manier to pakken tc krijgen; doch nu scheen hij bemerkt te hebben, met welk doel ik hom was gevolgd, want hij stond overeind pn staarde mij met dreigende oogen aan, als willende zeggen: wat wilt ge van mij? Ik deed mijn jas open en toonde lic-ra mijn diensltcekcn, hem tc kennen willende geven, dat hij zich in mijn macht bevond, doch nog voordat ik mijn revolver te voorschijn kon halen, greep hij mij ik kan niet begrijpen hoe snel zulks gebeurdo maar do kerel trok mij het diensttceken van den hals, wierp mij op den grond en zette do knie op mijn borst, na eerst de revolver te hebben ont nomen. Daarop hing hij mijn dicnsltco- ken óm, dreigde mij dood te schieten als ik wilde opstaan en trok aan de nood rem. Ha eenige oogenblikkcn stond do trein stil de conducteurs kwamen aan. onzen coupé en vroegen om opheldering. Ter wijl bij met een hand mijn mond bedekte wees hij met do andere hand op het diensttceken en verklaarde liun tot mijn ontzetting, dat ik een waanzinnige was, voor wiens overbrenging hij moest zórgen Nu worden mijn armen en beenen ge kneveld en gebonden en hoewel ik mij daartegen uit allo macht verzette en alles dat geslacht moet worden op den vloer aanwendde door om hulp te schreeuwen, het. haatte mij niet want mijn zorgvolle „bewaarder" hield voortdurend de hand op mijn mend. Zoo lag ik dan, gebonden aan handen en voeten, evenals een kalf van den coupé, aan de willekeur van den bandiet overgelaten. Do locomotief liet 'n langgerekt gefluit hooron en nadat de conducteurs zich hadden verwijderd, zette de trein zijn nachtelijke vaart voort. Daar lag ik nu, mij afvragende: wat 'zou die kerel voornemens zijn met mij te doen'? Mijn reisgezel zette zich tegen over mij op de "bank neer on zag met vol doening naar den hópeloozeii toestand' \Vaarin ik verkeerde.' Na eenige óogénhlik ken stond hij voor mij en zeide met sar castische stem: „Zulko krengen moet men levendig villen en dan laten doodbloe den!" En de daad bij het woord voegen de nam hij een krom mesje uil den zak en sneed mij daarmede drie of vier malen over mijn aangezicht. „Hoo bevalt je dal"? riep de ellende ling mij toe, „het mes is scherp niet waar en doet veel pijn?" Ik voelde dat er iets warms over mijn gelaat liep en kwam tot de ontdekking dat het bloed mij langs do wangen droop. Ik schreeuwde uit alle macht om hulp, doch zulks werd dadelijk door hem verhinderd door hem zijn zak doek in mijn mond te stoppen. „Hou je maar kalm", zei hij, „en span je maar niet te veel in, want voordat wij Brighton zullen hebben, is het zeker met jo afgéloopen! daar zal ik wel voor zor gen I" Deze woorden uitende, hield hij met een grijslach op zijn gelaat mij het scherpe mes voor de oogen. Dat zulks geen welkome troost voor mij was, kan men lichtelijk begrijpen, want Brighton was nog vier uur sporens ver wijderd. Alles schemerde mij voor do oogen; ik zag niets meer dan het flikke ren van het mes, dat bij voortdurend in de hand hield om bij de een of andere gelegenheid mij den polsader af to snij den. Ik voelde mijn krachten verminde ren; ik was als in een. toestand, die wel dra over zou gaan tot wanhoop en toch, ik wilde nog zoo gaarnen leven, ik dacht aan mijn vrouw en kinderen. Ik sloeg een laatsten blik op mijn moorde naar en zag hoo li ij met zelfvoldoening dè laatste oogenblikken van zijn slacht offer aanschouwde. Ik moet het eerlijk bekennen, ik rilde van angst en voelde mijn levenskrachten verminderen, een Soms was je wel eens obtinaat Jij ging dan aan den haal, Als soms de wind te hevig was; Dan maakte ik kabaal. Je rolde dan door plas na plas Totdat ik' buiten adem was Dat vond ik heel brutaal. Hoe meen'ge avond stond je niet Belabberd op mijn kop, En had jij deuken, vlekken in Je eens zoo mooie dop* 'k Ging laat dan naar mijn woning heen, Dan had fk, hoed, niet jou alleen, Maar ook een glaasje op. laatste poging wilde ik nog wagen om te slaan, doch helaas! liet was mij ónmoge lijk. De trein rolde met verbazende snelheid al verder cn verder het zal omstreeks middernacht geweest zijn; daar hoorde ik opeens een aanhoudend gefluit van do locoiuojiet haar vaart verminderde wij waren nabij een station. Eensklaps sprong mijn reisgezel op, sneed nog een maal over mijn polsen opende blik semsnel de deur van den coupé en ver dween in het nachtelijk duister. Ik viel in onmacht Toen ik weer bij was gekomen, zag ik verwonderd op, want alles was vreemd voor mijn oogen. Een heer beduidde mij, dat ik mij zeer stil moest houden, omdat opwinding zeer noodlottig voor mij zou kunnen zijn. Ik bevond mij in het zieken huis, waar ecu dokter bezig was mijn wouden te verhinden. Na eenige dagen was ik weer hersteld cn toen werd mij de heel© toedracht der zaak medegedeeld. Men had mij in een decruiswckkcnden toestand in een coupé gevonden en in de nabijheid van het station het verminkte lijk van mijn reisgezel hij had den sprong tekort genomen cn was zoodoende verpletterd. In zijn zakken vond men een bedrag van 700.000 pond sterling alsme de een stukje vleeseh in een rooden zak doek gewikkeld. Gelukkig voor mij, dal do koorden waarmee ik gebonden was, zeer sterk wa ren, want deze zijn do oorzaak geweest, dat mijn polsen niet door het mes wer den geraakt. Na een gerechtelijk onderzoek kwam aan liet licht, dat ik den moordenaar bad opgespoord en werd mij do premie van 1000 pond toegekend, doch ook grijs haar*daarvan gekregen." Wij waren aan een der laatste stations voor Parijs. De oude heer stond op, wenschte ons een behouden tehuiskomst cn verdween uit onze oogen. „Hsgz." Dit is als een sprookje, al is het geen sprookje, maar blijde werkelijkheid. Maai de gelaarsde sprookjeskat was er, tenmin- sto zoo zag hij er uit. Het is net kort verhaal van t wee tegen stellingen. De lange slangtrein staat gereed om met allengs grootcr wordende sjirongen de ruimte te doorboren. Zij staat nog eu puft, zuchtend van on geduld. Tusschen -enkele passagiers door- loopcn nog do conducteurs langs den trein, portieren met een smak dichtklappend, en intusschen een rij namen afroepend, vlot zooals een kellner doet in een druk café. Een man van middelbaren leeftijd gaat langzaam langs den trein met zijwaartsehe oogen spiedend en blikkend in ieder ap- parlement. Hij is de verpersoonlijking van kalmte en bezadigdheid, dat heertje, ge kleed als ccn- burjrc man uit de provincie, wat echter bij hem yi geen geval identiek met slordig is. Wat bij draagt is af en zffc, keurig en hoogst éénvoudig. Totdat hij een conducteur ontmoet en hem ceri plaats vraagt. „Derde meneert" vraagt deze. ^Eerste, conducteur." Proost! Nu de gelaarsde kat. Ik heb reeds gezegd dat hij er aldus uit zag, want het was een gele rijder. Een jongmensch, op wiens lelieblank en smetteloos gelaat het mannelijk oerwoud in den vorm van knevel of baard nog niet had willen gedijen, zelfs niet in den meest cmbryonalen toestand. Ondanks dat teeder uiterlijk torste hij ccn sabel van een geschatto lengte op 1.75 meter en een paar sporen als uit den Ro- meinschen Keizertijd. Zijn hooggewelfde borst droeg tien kilo goud. Ook hij zocht een coupé en vond er con op eigen initia tief. Een coupé tweede, waarin reeds enkele reizigers gezeten waren. Daverend kwam hij binnen, draaiend als een wervelwind. Zijn bagage beschreef een sierlijk wijden boog op haar tocht naar het net. Toen in de houding, staande tusschen do reizigers. Do hakken bonkten tegenscen, zoodat de sporen rinkelden. De linkerhand omgreep het gevest, do rechter wees in sti'l naar de militaire hoofdbedekking. Dat was do kennismaking, toen nam hij plaats. Een der reizigers, een vroolijk heertje, met reeds zooveel levenservaring dab hij geen kam meer van noodc had, had dit alles glimlachend aanschouwd cn zoodra de eelaarsde kat gezeten was, ging hij hem te lijf. „Waarom al die drukte, jochieV' „Heeft u heb tegen mij", accentueerde scherp de gelaarsde kat. „Ja, jongetje", antwoordde het heertje, afdalend in qualificatic. Do gelaarsde kat kleurde, de reizigers lachten in schadenfreude. „Dan wensch ik van dergelijke intimitei ten verschoond to bliivcn", prevelde dc gelaarsde kat, reeds lane zoo vrijmoedig niet meer als bij zijn „blijde incomste". „Kijk nu toch eens aan", ging het heertje onverstoorbaar door, „heb ik het niet ge zegd, kinderen zijn voor goeden raad absoluut» onvatbaar." Do hoorders lachten harder. Do gele rijder mompelde iets tusschen de tanden, dat merkwaardig veel naar een te sterk krachtwoord zweemde. „Kinderen moeten niet vloeken", zei va derlijk vermanend het heertje en toen de gelaarsde kat nu vuurrood word en zweeg, vergastte hij do aanwezigen op een gratis-beschouwing over opvoeding, die naar zijn zeggen tegenwoordig nergens op leek. De voorbeelden' lagen voor het grij pen. In Utrecht stapten het eenvoudige heer tje dat eer6to klas kon reizen cn de ge laarsde kat beiden uit. N.B. Als niet anders wordt aangegeven heeft in deze week ieuerc II. Mis Gloria en do gewone Prefatir; geen Credo. ZONDAG 28 Nov. Eerste Zondag van den Advent. Begin van het kcrkclijkjaar. Mis: Ad te leva vi. Geen Gloria. 2o gebed Ier cerc van Maria; 3c voor Kerk of Paus. Prefa'ic v. d. Al- lcrli. Drieëcnhcid. Kleur: Paars. He tijd van voorbereiding op dc komst van Christus is daar! Daarom gebroken nu met do werken der duisternis (do zoude) cn in ons leven Christus nageleefd(Epis tel). Uit ons zclvcn daartoe onmachtig, moeten wij ons vertrouwen verlevendigen en bidden: „Ilccr .leer Gij ons Uwo we gen; wek Gij in ons op Uwe macht." (In troïtus, gebed; Graduale). Zoo hopen wij met Gods hulp ons waardig voor to berei den op Christus' komst hij liet H. Kerst feest, maar ook op Zijn tweede komst leii oordeel (Evangelie). Vertrouwvol brengen wij tot dat. doel ons Offer, door welks kracht wij gezuiverd mogen gaan tot dc kribbe en de rechterstoel van Hem van Wien wij ons Offer ontvangen hebben. (Stilgebed). MAANDAG 29 Nov. Vigiliedag voor het Feest v. d. H. Apostel Andreas. Mis v. d. H. It a d b u d, Bisschop cn Belijder: Sacerdotes. (Zie in het Feesteigen der Heiligen v. li. Bisdom Haarlem). 2c gebed v. d. dag; 3c v. d. Vi gilie; 4c v. d. H. Saturninus. Laatste Evan gelie v. d. Vigilie. Kleur: Wit. N.B. Als staat aangegeven: gebed v. d. dag, dan moet gebeden worden het gebed uit do H. Mis van den vorigon Zondag. Ook is geoorloofd do H. Mis v. d. Vigilie: Dominus. Geen Gloria. 2e gebed v. d. H. Radboud; 3e v. d. dag; 4e v. d. H. Satur ninus. Kleur: Paars. Het zeventienjarig bestuur der Utrecht- sche Kerk door den H. Radboud was zeer moeilijk door de invallen der Noormannen. Do heilige zag zich genoodzaakt Utrecht te verlaten. Hij verbleef te Deventer, van waar hij zijne moeilijke reizen ondernam door zijn getqisterd Bisdom. Onder zijne bescherming staat do Vcr- ceniging tot bevordering van heb Neder- landsdi Roomsch Hooger Onderwijs: do St. Radboudstichfcing. Moge door dc voorspraak van den H. Radboud ons roomsch hooger onderwijs zijn algeheclo voltooiingkrijgen en Gods onmisbaren zegen er op blijven rusten. DINSD/1 30 Nov. Fe o b t v. d. H. A n- drea s, .Apostel. Mis: M i h i auto m. 2e gebed v. d. dag. Credo. Prefatie v. cl. Apos telen. Kleur: Rood. De H. Andreas, broeder van den heiligen Petrus, is to Patras in Achaja, waar hij zeer vele bekeerlingen gemaakt had, ge kruisigd, omdat bij den landvoogd Acgéa vrijmoedig tc woord gestaan, den Christus beleden en geweigerd had den afgoden tc offeren. Zijn kruis had een bijzonderen vorm n.l. schuingeplaatsto balken, dat sindsdien den naam van Andreaskruis is blijven dragen. Alvorens aan het kruis vastgebonden to gorden .aophgul .bij bet als geheiligd door het lijden van zijn god- delijkcn Meester, en riep uit: „Moge door U mij opnemen, Die door U mij verlost heeft." Nog twee dagen leefde Andreas, ge bonden aan hot» kruis on gedurende die tweo dagen bleef hij voortdurend verma nen standvastig to zijn in het geloof. WOENSDAG I December. Mis v. d. H. SPREUKEN. Dc al to zeer door de gaven der for tuin begunstigde menschen zijn als te zwaar geladen schepen, die meer dan an dere gevaar loopen l© zinken. St. Joannes Chrysostomus. De weelde der hoogcrc standen bederft het volk als er overvloed en verbittert het als er ellende is. Montesquieu. Niet alles wat er blinkt, is deugd. Wanneer men te veel spreekt over zich zelf en eigen zaken, moet er, op den bo dem des harten, wat ijdclheid schuilen. Als hel hart edel en do bedoeling eer lijk is, overschat men niet licht het goe de, dat men verricht en wordt niet ont moedigd om nietigheden en bagateUen. j Gabriel Palau S.J. De politiek is niet het werk van tón dag cn zij, die zicll metha^r leiding be zig houden, moeten vooral op do volgen- do dagen letten. Men kent hen die men omverwerpt; maar men kent niet hen die de oinvergeworponcn zuilen vervangen, en heel vaak zullen deze laatsten de eer sten doen betreuren. Als do godsdienst ontbreekt staat do stof op en zegepraalt; en als do stof op staat en overwint, leven du menschen als dieren. Als do geest ontbreekt, overwint het vleeseh; en als bet vleeseh overwint, wor den zelfs do lichamen vcrwcekelijkt. Dit is de beslo bezuinigingsgedaclitc: dat een weloverwogen uitgeven een goede besparing is. De zon, de sterren, de bloemen, alles wat bet schoonst is op aarde is evengoed toegankelijk voor bedelaars, als voor vorsten. Jan Vroolijk heeft slechts één talent, maar daarop kunt ge dan ook rekenen. Hij verricht cr wonderen mee: hij fluit altijd een vroolijk deuntje. Berusting is niet hetzelfde als werke loosheid. De grootste bronnen van menschelijke vreugde zijn in i.eders bereik. Eligius, Bisschop cn Belijder: Sacenlo- les, (Zio in hel feesteigen van het Bisdom Haarlem). 2e gbbcd v. J. dag. Kleur: Wit. De IJ. Eligius'of Kloy,Bisschop van Noyon in België, was eerst edelsmid van groote bekwaamheid, welke hij vooral ge toond heeft door voor koning Clotarius II van Frankrijk twee gouden met juwccbm bczetto tronen to vervaardigen. Daardoor in hoog.aanzien gekomen bij den koning benoemde deze Eligius tot zijn muntmees ter. Zijn heiligheid van leven bracht hem op den bisschoppelijken zetel van Noyoii in welke waardigheid hij zich, behalve aan het bestuur van zijn bisdom, ook wijdde aan do bekocring der Friezen cn Zeeuwen aan dc zeekust. Ook als Bisschop oefende mi rijn vn c: gcr vak nog uit cn besteedde zijn talenten tot liet vervaardigen van kelken en reliek schrijnen voor de ovcrblijfsolen der Heili gen. Eligius is do Patroon der ednl-, grof- on hoefsmeden en wordt afgebeeld dikwijls in bisschoppelijk gewaad niet smidsger» schappen bij zich. DONDERDAG 2 Doe. Mis v. d. H. Bi- bi ana, Maagd cn Martelares: Me exspee- taverunt. 2e gebed v. d. dag; 3c ter cerc van Maria. Kleur: Rood. Onder de règeoring van keizer Juliann dc Afvallige onderging do Ronieinscfie Maagd Bibiana den marteldood, met baren vader, hare moeder cn zuster. Nadat zij eerst bijna dood gcgcc^cld was, werd haar een dolk in het hart gestoken. VRIJDAG 3 Dee. Mis v. d. H. Fr un ci se us Xaverius. Belijder: Boqucbar. 2e gebed v. d. dag. Klour: Wit. Franciseus Xaverius, Jcsuiet, Con der ccrsto metgezellen v. d. H. Ignatius, don Vader der Jcsuieten, verkondigde hol 11. Geloof in ludië en Japan, waar bij don. zijno prediking en volo wonderen duizen den cn duizenden heidenen bekeerde. Te recht noemt, men hem „Apostel van India cn Japan". Op weg zijnde naar China, om ook dnar den Christus te gaan prediken, stierf hij op het eiland Sancian, nabij Chi na, in ce*1 hut. Zijn lichaam werd begraven? op het strand docli later overgebracht naar Goa, naar dc kerk. daar ter rijncr eer gcuour/d. ZATERDAG 4 Doe. Mis v. d. II. Pe trus Chrysologus, Bisschop en Be lijder en Kcrkleeraar: In mcdiox 2c gebed v. d. dag; 3c'v. d. H. Barbara; 4© voor den Pans. Credo. 'Kleur: W i t. Nog diaken zijnde werd de heilige van dezen dag tot ^ar'tsbisscliop avn Ravenna verheven. In den strijd tegen Fuiyehes (die* leerde, dat er in Christus maar één natuur is) was hii eën krachtige sfconn voor Paus Leo Zijn bijnaam: Ohrvsologus (gouden spreker), dankt, bij aan zijne vi.or- treffolijkn welsfU'ok e -heid In dc kerken der E.E. P.P. Franciscanen: Alles als boven,' behalve: ZONDAG. 2c gebod v. d. Ju-olm* van Marehia; fletn 3e gobed. MAANDAG. Forst van alle Heila gen der 8 c r a f ij n s e h c Or do. M i h G a u d e a m u'8. 2c gebed v. "d. dag: 3c v.' d. Vigilie v. d. TT. Andreas; 4c v. d. IT. S.u- turniniiB. Credo. Prcfntio v. d.,U. Francis* cus. Laatbta Evanéolio v. d. Vigilie. WOENSDAG. Mis v. d. H. Anton ills Bonfadjni, Belijder: Justus. 5e gobed I v. d. dag; 3e tor cerc van Maria. I Amsterdam. ALB. M. KOK, Pr. ANECDOTEN. De kindermond. Broer cn zus hebben kinderpartij. Broer stelt voor om huishouëntje te spelen, cn verdeelt dc rollen. Broer: „Jullio zijn de kleintjes. Ik ben pap, cn zus is moeke." Zus: „Da's goed, dan ben ik de baas." Zindelijk. Kijk eens Mina, wat een laag stof cr op do stoelen ligt. Dat is gocn wonder mevrouw, nie mand heeft er vandaag nog op gezeten. Wraakgierig. Mevrouw (lot meisje, dat don dienst i.< opgezegd) llcb jo al het koperwerk al gepoetst? Mejsje: Ja mevrouw, alles, behalve uw ringen en armbanden! Een oplossing. Zij: „lloo vindt jo 't ontbijt, lieveling?'1 Hij:.,Heerlijk, beste, 't Mag wat ordi nair lijkon, maar ik bon dol op kalfslever." Zij: „11c ook, lieveling. Mij dunkt wij kon den wel een kalf gaan houden, dan heb ben we die eiken morgen verscb aan het ontbijt.'* He! cadeau. Zoon (die een luchtballon heeft zien op gaan): „Vader, ik wil luchtschipper wor den" Vader: „Uitmuntend. Zie dan maar, dat je een ballon on een schuitje krijgt, do lucht krijg je van mij cadeau. Niet eerder. Dame: „Mogen we u Zondagavond ook zien? Er wordt wat muziek gemaakt en voorgedragen en tegen tien uur hebben we een soupeetje. Komt u?" neer: „Heel graag, mevrouw, maar 't ia mij onmogelijk vroeger dan om tien uur bij u te zijn." Beleefd. Een nachtagent, die eens heel fatsoen lijk wilde spreken, zei tot eenige studenten, die 's nachts om twaalf uur zocr luid ruchtig het bierhuis uitslormdcnj ..Mag ik u verzoeken, hoeren, in den nacht wat meer bedaardheid, aan den dag t'c leg gen?" De fooi. Kellner (tot bedelaar): „Zeg, loop nou door, je hebt hier niets to maken." Bedelaar: „Laat me nou even dit zaaltjo afwerken, ik heb nog één dubbeltje noodig en dan heb ik genoeg om een grooten pot bier ta bestellen en jou nog een stuiver fooi te geven." Ik prent in mijn'geheugen nu Je vorm en ook je kleur, De kale plekken, die je hebt En elke vlek en scheur, En dan herkennen wij elkaar Als, op 't hoofd van een bedelaar, Jij bedelt aan mijn deur. TROUBADOUR. LIED VAN DEZEN TIJD. DE OUWE HOED.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 13