derde blad herstel het kwaad. jacqueline van der waals brieven van een stedelander. door Gr. door Sw. I >*u inoct ik spreken over iets. waar na de naam reeds menigeen een af- jflirik inboezemt, omdat het iets is, wat toicmigen voorkomt als tegenstrijdig het geluk, waarnaar wij van nature itreven. Wanneer de mensch in do Biecht van zonden is gezuiverd, is hij wel rein, maar tocli blijven in de ziel achter overblijfse len der zonde, en wel de begeerlijkheid jaar het kwaad. Willen wij werkelijk tuet ijver streven naar do heiligheid, dan moeten we ook die begeerlijkheid zoo- red als maar kan, in ons dooden, want jg houdt in ons tegen de steeds nauwere icreeniging met God. liet middel daartoe is de deugd van Boetvaardigheid, welke niet anders is, dan een blijvende gesteldheid der ziel, *elko ia ons doet aanwezig zijn hot leed- w.zen over ouzo zonden, en het verlan- jeu om het bedreven kwaad to herstel- leo liet is die gesteldheid in den mensch, waardoor hij feitelijk gaat optreden tegen zichzelf, omdat hij eenmaal optrad tegen God, dien hij beleedigde door zijne zon den. het is het beschouwen van liet fcivaad als dóór het oog van God. Van- ttlf ontstaat daardoor do gedachte: kon (och maar goed maken, wat ik God bd) aangedaan. Dit is de geest van tod vaardig beid. Het ia hier mede als met het berouw: wanneer die geest voortkomt uit vreea roor de hel, dan is zij goed, en aange naam aan God, maar wanneer zij voort komt uit liefde tot God, dan is zij vol maakter, en veel beter, en God zal zulk een hart aannemen, volgens het woord Tan den koninklijken profeet: Een ver morzeld en vernederd hart zal God niet Ter.-maden. (Pa. 50: 19). Wanneer de ziel van dezen geest ver vuld is, dan zal zij er alles voor over hebben, datgene te doen, waardoor de lunde wordt voorkomen, zij zal trachten tan zichzelf geen hooge gedachte te heb ben en aldus in nederigheid voortgaan, neb steeds meer zuiveren, en in zich doen sterven het verlangen naar het kwaad en al wat daartoe leiden zou kun nen. Men kweekt zoo in zich aan edelmoe digheid tegenover God, voor Wien men allee over heeft, en zelfverloochening, die aanspoort niets voor zich te willen, maar daarentegen alles voor God. En zoo maakt de ziel vorderingen in de oenig noodzakelijke liefde, n.l. die tot God. Wie die deugd van boetvaardigheid bezit, zal volharden op den wog der vol maaktheid. Het is waar, dat dezo deugd, schijnt in strijd te zijn met ons van nature aan geboren streven naar geluk, want het beelt den schijn, alsof we door het op treden tegen onszelf, ons bcroovoa van geluk. Niets is minder waar dan dat, want door de boetvaardigheid komen wo dichter bij God en wordt dus ons geluk, ons eenig geluk, dat bestaat in de vriend- ichap met God, juist bevorderd. Het sterven door de boetvaardigheid, do versterving is een middel, om dee te beter te leven, zooals ook ons toonbeeld Christus door den dood tot het leven is gekomen. Mag ik U hieromtrent nog eens eenige uitspraken van den grooten leeraar der volken voorleggen? In zijn Gorinthenbrief zegt hij: Dragen wo steeds in onze üchamen do doodiug van Christus, opdat het leven van Jeeus tn ons openbaar worde en in den brief sa de Galaten: Dio aan Christus toebe- booren, kruisigen hun vloesch met zijne ondeugden en begeerlijkheden. En nog sterker in den Romeinenbrief: Zoo gij naar den vleeze loeft, zult gij het leven der genade in u dooden; maar indien gij de bedorven neiging des vleoschos doodt, wit gij leven door het goddelijk Leven. Wie nog eenigen kijk heeft op het le ven van onzen levensdag, zal het met mij eens zijn, dat ik hier dingen zeg, dio Toor velen als onbegrijpelijk voorkomen. Moeten wo zo daarom niet zeggen? Dat zoude dwaasheid zijn. Het leven van velen is tegenwoordig niet anders meer, dan een leven der zin nen; een voldoening van db oogen en van het gehoor en de smaak, en vooral van bet zinnelijk gevoel in den mensch. Is niet het grootst verlangen, en de grootste n»do onzer dagen: het dansen, een echt streven tot voldoening van den lust der pogen, die gaarne zien naar het wulpscho w het Adamskind; een voldooning van hpt onontwikkeldo gehoor, dat vreugde viodt in muziek, die geen kunst is, maar alken voldoen van zinnelijko aandoe- Bebfto maakt schuld, ft zou het eens hebben over de „Zie- «tlekken" van professor Van Ginne- »n S. J. oor de ingewijden beteekent dat woord stelsel van proeven, hierop gericht: to maken, voor welk vak een bepaald fc^oon het meest geschikt is. «are in do latoro tijden het aantal l^aen, modo ten gevolgo der arbcids- i°?'-niet zoo bijzonder groot gewor- Jai de juiste beroepskeuzo waro minder toeihjk. *®_b.v. hoogst duidelijk, dat een •J'upabhndo geen schilder of verver worden; dat een hardhandige knaap behalve geschikt is voor horloge» dat een meisje, voor wie stil zit- i oen .straf is, niet voor naaister of ^erkster in de wieg is gelegd, «et zulko eenvoudige gegevens komen 9w v* niet meor- by.; jongen wil smid worden. ningen: een voldooning eindelijk van het zinnelijke gevoel iu zijn ergste verlangens n.l. in zijn streven naar bevrediging dei- drift van bet eene geslacht naar het an dere. Noem het: natuurlijk, hot is het volkomen, maar ook niets anders, en God verlangt geen natuurlijke mensehen, maar natuurlijke menschen levend op bo vennatuurlijke wijze, waartoe de Zoon Gods de gelegenheid heeft gegeven door zijn goddelijk zoenbloed. Zoo is do geest van onzen tijd natuur lijk niet de geest van het Christendom, maar wo beleven ook hier weer do non sens, dat vele Christenen toch probeeren zich zooveel mogelijk van dien wereld geest eigen to ruaken, terwijl ze dan den ken, stel je voor, toch nog tot de goede Christenen te mogen worden gerekend, cn zelfs soms de eerste rijen onder do Christenen te mogen innemen. Dat is dan misschien waai- overeenkomstig hun stand in do wereld, maar absoluut niet overeenkomstig hun stand als Katholie ken, on deze laatste stand is zonder meer veel hooger dan de eerste, en moet ook ovcrhcerschen op de andere. We willen hiermede volstrekt niet zeggen, dat de danswoede alleen zou voorkomen onder de betere standen; dit zou ten ganscli Verkeerd oordcel zijn Maar duidelijk is het, dat een dergelijke levensinrichting verre van Christelijk is. Niemand toch is waarlijk Christen, die niet, als noodzakelijk gevolg van zijn Doopsel, begint door de boetvaardigheid, de versterving, de zonde in zich te doo den, en alle begeerlijkheid te bestrijden, zoodoende in zich Christus' dood herha lend. Het spreekt vanzelf, dat er verschil zal zijn in boetvaardigheid overeenkomstig het zielelcven; naarmate do ziel dieper is gevallen, en meer aan de zonde gehecht was, en bij wie dus do kiemen der zonden dieper wortel hebben geschoten, naar dio mate zal ook de boelvaardigheid en de versterving een voorname plaats inne men, n.l om des te meer gelijkvormig te worden aan Christus. Hoe dan ook, voor eiken Christen zijn er werken van boetvaardigheid, dio hij behoort te volbrengen. Zoo moet ieder Christen do geboden van God onderhou denden de geboden van do kerk, zooals de vastendagen en de vigilie- en quater temperdagen; en iedereen zal moeten on derhouden de voorschriften van do plich ten van zijn staat en de wet van den ar beid; iedereen zal moeien vermijden do gevaarlijke gelegenheden tot zonde. Al dezo dingen het valt niet tegen te spre ken vragen menigmaal van den mensch een verloochening, een verster ving. Wat kan het bijvoorbeeld niet kos ten, om een persoon, die voor ons ge vaarlijk is, en die wij toch zoo genegen zijn, maar wiens omgang niet noodzake lijk is, te verlaten? Wat valt hot niet dik wijls zwaar de vastendagen stipt te on derhouden? Bovendien moeten we ook onze eigen gebroken, waarvan bij anderen telkens andere op den voorgrond treden, 1. trij- den: als daar zijn, eigenliefde, jaloezie, driftigheid, ongedurigheid, lichtgeraakt heid of Hchtzinnigheid of luiheid. Als wo het goed meenen met ons zaele- leven, en waarlijk streven naar de ons geboden heiligheid, is de uitroeiing dezer bijzondero gebreken een noodzakelij ko eiscb, welke wij niet zullen kunnen vol brengen zonder ons in die punten, die voor ons een aanleiding zijn tot grootere of kleinere zonden, te versterven; want alleen door de versterving, door de zelf-' overwinning en verloochening gaan ouzo gebreken te niet. Omdat velen do boet vaardigheid niet in de goede mate beoefe nen, blijven ze ook met hunne gebreken behept, en stellen daardoor in zich een beletsel voor de ware heiligheid. Komen ten slotto nog do verstervingen, welke God ons oplegt in ziekten en tegen slagen, teleurstellingen en mislukkingen, droefenissen en ongelukken. Goed opgevat brengen deze laatste din gen ons tot losmaken van do schepselen en een zich keeren tot God; terwijl ze, verkeerd opgevat, ons van God verwijde ren. Maar om ze ons ten nutto te doen zijn, moeien wo ons er in versterven door ze met geduld te aanvaarden; en met dezo bedoeling geeft God ze ons. Boetvaardigheid ia een deugd, welko zich wel beklagen mar;, door velen niet te worden begrepen; en toch zal iedereen boetvaardigheid moeten doen, om zalig to worden. Misschien is do naderendo Advent een goreedo aanleiding voor menigeen zich hierin to herzien. Dan hebben wo al dadelijk do keus: hoef smid of kachelsmid; bankwerker of vuurwerker. Ja, een knaap, wiens aanleg in dio vcrschillendo richtingen gaat en daarbij de noodige ambitio heeft, kan het in al die onderafdeelingen allicht oven ver brengen, maar zoo staat de zaak niet altijd. Voor een goeden vuurwerker, dio met oen vasto hand en een geoefend oog het ijzer moet smeden als het heet is, zijn gansch andere qualiteiten noodig dan voor een bankwerker, die met koud materiaal arbeidt en moer geduld moet oefenen. Wil men nu een jeugdigen can- didaat-smid van meet af aan bij die af- deoling plaatsen, waarvoor zijn capacitei ten hem als 't ware aanwijzen en waar bij bij dus de beste kans van slagen beeft, dan moet men weten: la wat eischt het vak; 2e. wat bezielt de knaap. Nu is do beantwoording van do oersto vraag wel bet makkelijkst. Maar toch niet zóó gemakkelijk, of het „Zielkundig Beroeps kan toor" to Utrecht heeft het noodzakelijk gevonden, met uitvoerige vragenlijsten inlichtingen in te winnen bij do beoefenaars van allerlei beroepen en vakken om zoodoende van hen to ver- nemon, wslke eiscbcn hun arbeid aan geest en Dcbaum stelde. Na langdurige vergelijking en bestu deering zoowc! van het ingekomen mate riaal nis van hetgeen langs anderen weg werd bekomen er bestaat reeds veler lei literatuur op dit gebied werd om trent meerdere vakken oen vast beeld verkregen. Een voorbeeld. Een letterzetter moot op taalgebied ten minste zekere routine hebben en ook on duidelijk schrift good kunnen lezen, iiij moet zin hebben voor symmetrie cn varia tie, zin ook voor het doelmatigste en kunstgreepjes weten te bedenken; verder worden eischcn gesteld aan zijn ruimto- verboelding in verband met zijn reactie snelheid, aan zijn gezichtó- en goh oor- scherpte, aan zijn geheugonpracstalie on wilskracht. Een smid hooft met taal niets te ma ken, maar moet weer aan andere oisohen voldoen en zoo is er groote verscheiden heid. Nu heeft men te Utrecht die eischcn uitgestippeld binnen cirkels: een eigen schap, welk» in groote niato bij den be oefenaar van eenig vak moet aanwezig zijn, werd met een stip nabij deu cirkel omtrek aangegeven; een eigenschap, wel ke er minder op aankomt, kreeg haar stip dichter bij het middelpunt, enz. enz. Doordien huilen den omtrek de verschil lende cischen staan aangegeven, krijgen al die stippen een verschillende plaats eu wanneer men deze dan door lijnen vereenigt ontslaat ten figuur, welke men „ambachtssilhouctte" nocmi. Hoe meer oppervlakte zoo'n silhouette beslaat, hoo meer eischen oen vak aan zijn beoefe naars blijkt te stellen. Een frappant ver schil vertoonen b.v. de silhouetten van den typograaf en van den borstelmaker; deze geeft een schraal figuurtje te zien, dat slechts op een paar punten bewe gingsvaardigheid b.v. cn wilskracht den cirkelomtrek tot op do belft der straalleugte nadert, gene vertoont eon beeld, dat op vele punten den omtrek raakt, of andere dicht bonadert. Een compliment voor de vrienden, dio weck aan week aan des Stedelanders lce- lijk handschrift een leesbaren vorm moe ten geven. Dit wat do vraag betreft: wat eischt het vak? Nu de raorilijkcr quaostie: wat biedt de candidaat? Dij do beantwoording hiervan komt het er als regel niet op aan, wat do knaap of hot mcisjo op scl ooi geleerd heeft, doch moet onderzocht worden, welke eigen schappen in hoofd en hart schuilen, iloo zulks to ontdekken? Men beschikt daartoo te Utrecht over niot minder dan 120 vcrschillendo proe ven om er achter to komen, noo 't bij de patiënten geslapen staat met hun: practisch verstand, taaltalent, kunstaanleg, diffuse (dwalende) aandacht, ruimteverbeelding, bewegingsvaardigheid, gewrichtsgevoel, reactiesnelheid, tastgevoel, gericht, gehoor, smaak geur, tijdzin, geheugen, distributievo (verdeelde) aandacht, geconcentreerd© aandac hts vorm, wiskundige aanleg, nauwkeurigheid, wilskracht. Gaat het u al schemeren? Maar dan moet u weten, dat die ver schillende punten nog zoodanig zijn on derverdeeld, dat men in 't geheel 120 zegge honderd twintig verschillende eigenschappen krijgt, waarvoor een on derzoek wordt ingesteld. Ik zal zo niet allemaal opsommen De rodactio zou mij aan zien komen! Maar één voorbeeld moet ik ter verduidelijking toch geven: Om de waarde van iemands gehoor to kunnen bepalen wordt onderzocht, hoe 't gesteld i/j met de volgende voorwaarden, welko meerdere vakken (stuurman b.v. en telefoniste of marconist) den beoefenaars stellen: richting erkennen waar een go- luid vandaan komt; een heel zwak geluid kunnen onder scheiden; verschillende geluiden kunnen verge lijken; afwijkingen in toonhoogte bemerken: onmiddelijk gesproken woorden good verstaan: hel bepalen van den go boord rem pel. En aldus 120 verschillende vraag punten. Do uitslagen van h>t onderzoek worden insgelijks binnen een cirkel uitgestip peld en door verbinding der punten ontstaat dan een „persooiLs-silhouefte", welke een beeld geeft van de capacitei ten van de (n) onderzochte. Men heeft het daar in Utrecht al aardig ver in ge bracht. Nu zal do geduldige lezer allicht vra gen: waar blijven n die beloofde ziole- vlekken? Ziehier: De Utrecbtsche boekbinder, dio pater van Ginnekens silhouetten moest opplak ken, had blijkbaar van dat vreemde woord geen houvast genoeg en maakte er zielevlekk.cn van, welk woord Z.Eerw. toen maar overnam, „deze kostelijke volks harmonie veel doeltreffender vin dend dan zijn met zooveel moeite gezocht leenwoord". Het gebruik van Holland- sche woorden is natuurlijk zeer prijzens waard, maar ze moeten juist wezen, zoo dat het mo spijt, dat die boekbinder niet van zielebeelden sprak, want dit zijn de Reeds langen tijd heb ik mij voorge nomen deze dichteres eens iu dezo kolom men te besproken; maar, eerlijk gezegd, zag ik tegen op. Mijn groote sympathio voor do inooic innige verzou van haar spoorde mij steeds aan, hot te doen; maar ik werd weerhouden door de overdenking dat ik haar misschien geen recht zou kunnon doen. Zij is een van die bijzon der fijne geesten, die men slochts met schroom nadert, vboral wanneer men haar later werk leest en herleest. Slechts enkele bundels verzen heeft zij ons nagelaten, maar waarin zij dan ook gaf heel haar reine gave ziel. Het oordeel van katholieke schrijvers over dezo proteslautscho dichteres is een stemmig. Poclbokke" prijst haar „ontroerde in- nighoid" en Bernard Verhoeven, wiens fijn-gestyleerde en nobel gedachte be schouwingen in ,,Do Nieuwe Eeuw" men zich nog wel herinneren zal, schreef in dat weekblad van 2 Juli 1925: „Enkele jaren geleden stierf deze nog jonge dich teres, die bij haar leven met een lieve, beschroomde stem bad gozongon, maar bij de nadering en aanvaarding van haar dood plotseling zeer diep en stil geheimen uit een mysticko luchtstreek onthulde. De stem zotte zich niet uit. Hel bleef alles simpel cn sereen, argeloos en zonder rimpel". Wanneer de dichteres geboren wcrJ, weet ik niet. Van haar uiterlijke léven weet is evenmin iets. Ik ken uit een bloemlezing alleen haar portret, een vriendelijk gelaat, gekenmerkt door in droeve, weemoedige berusting, een gelaat dat onmiddelijk .sympathio wekt. Haar ziel, niet haar leven, gaf ze iu haar ver zen. Zij stierf in 1922, den 1 Mei in Bloei maand, toen do vogelen zongen van do nieuwe lente. Kort voor baar dood had zij nog do volgende aandoenlijke regelen gedicht; Kom nu, met uw donker, diep erbarmen Kindclijku Dood. baat dit pijnlijk lichaam rusten iu uw armen Ruston als oen kind op Moeders schoot loiat mij veilig door de schaduw uwer groote Vleugelen gedekt, Slapen gaan, hot moede oog gesloten En het lichaam pijnloos uitgestrekt. Deze ou dergelijke verzon wijzen behal ve op lichaamslijden, op een zielslragiok, die mon aan do hand van onkole liurcr verzon wel intuïtief kan oanvoelon. DU alleen zij opgemerkt: het leven is voor deze hoogbeschaafde eu fijngevoe lige vrouw niet gemakkelijk geweest, /lij bezat de, vooral hg een vrouw zoo be minnelijke gave, zirii nooit oj) den voor grond to willen stellen, altijd do dienende maagd to willen zijn. Ook in haar poëzie. Aanvankelijk verschonen haar verzon anoniem hier en daar, vooral in hot door haar luoer I'rof. Dr. J. D. van dor Waals geredigeerde tijdschrift „Onze Eeuw.'* Do eerste uitgave barer verzon kwam er immers niet up aan, wio do verzon ge dicht had, als zo maar hier wal zon, daar wat vreugde, elders wal vertroos ting en berusting brachten. Do tweede uitgave evenwel leidt zij al dus in. „Daur is oen tijd gcwu. dat de ge dachte mij onaangenaam v.as, voor an deren verstaanbaar uit ie spreken, wat alleen voor God bedoeld was cn ik 'Jus geen andere keuze had dan deze: mijn verzen verborgen te houden of mgn naam. ik koos mot beslistheid het laatste en, genietende van mijn onbezorgde vrijheid, liep ik, als do dwaze dwerg uit hel too- versprookje, in do eenzaamheid von In t bosch te jubelen vuu blijdschap, dat ik in zoo veilige heimelijk luid mijzclvo tegelij ker tijd belijden en vurborgen mocht. Maar toen ik digir zoo zorgeloos liep silhouetten toch oigentgk. Enfin, beschouwen wo nu do toepassing der 200 zorgvuldig samengestelde figu ren, en dan zal hot, vertrouw ik, voor ieder duidelijk wezen, «lat men lot oon knaap of meisje zonder aarzelen kan zeggen: „Dat i; liet vak uwer aanleg", indien bij vergelijking hun prrsoons sil houet iTii'l ren bepaald nmbarnts-s;!- bou' i overeenkomt, /.ij zullen dan im mers juist die ^apacitoiten bezit ton, welko voor dat vak vereischt worden. Wordt de raad opgevolgd, dan komt „do juisto man (vrouw) op dn juisto plaats." Van groote beteekonis moet het geacht worden, wanneer wie 't leven intreedt van moot af op do juiste plaats wordt gesteld. Dit voorkomt veelvuldig verande ren, wat. in den regel voert tot twaalf ambachten en dertien ongelukken, terwijl ie*'-, zich hot gelukkigst voelt bij dat vak of beroop, waarvoor zijn geestelijke cn lichamelijke vermogens hem als 't ware aanwijzen. En zoo is do bevorde ring der juiste beroepskeuze, welke te genwoordig ook elders dan to Utrecht w. UiLfchappclijk wordt nagestreefd, van groote maatschappelijke waardij. Verg»Hen we hierbij niet, dat in ons land <lo katholieken dank zij pater van Ginnoken ook op dit gebied tct dc baanbrekers hebben behoord. Nu zij 't mij vergund, aan dit stukje nog iels van gansch anderen aard toe te vo«ven Het kwam mij in de gedachten, toen ik in Do Loidscho Courant las, hoe men in do goede Sleutelstad voornemens is, hot St. Franciscus-fcest luisterrijk mode Ie vioren. Ter wille van een cursus in letterkun de, Middelnodi-rlandscho poësie herlezend kwam mij n.l in handen do „Bloemle zing uit Middelnederlandsche «lichters", te zingen, kwaui natuurlijk ook dc man uit liet sprookje, die mij beluisterde en, listiger dan andere menschen, verstond hij de woordon en doorgrondde mijn ge heim. Dezo man nu, verried mij niot hij deed erger Want hij zcide tot inij, dat eon mensch slaan moest met zijn naam en zijn per soonlijkheid voor de daden die hij «loot en de woordon die hij spreokt. En schoon ik thans niet,duidelijk meer zien kan, waarom dit gebaar zooveel beter en no- belor zou ziju, dan dc houding, die ik 'ot nog toe had aangenomen, toen hij lint zcido, zag ik, «lat hij gelijk Imd en volgde zijn raad en alsof het do gemak kelijkste en natuurlijkste zuuk van dt wereld was, gaf ik bij ol mijn gerijmd* ongerijmdheid «>ok nog mijn naam." Nu, wij zijn don inan uit het sprookje van dit dichteressen-leven dankbaar, dat hij dion goeden en wijzen raad heeft go- geveu Vele verzon van Jacq. van der Waals hchooren tot dc natuurlyriek. Men voelt daarin, dat do natuur voor haar, zooaLs voor zoovolen, ten bron van troost en verkwikking is. Een plotscliiige visie kan haar ontroereu: een weiland met ton paar koeien of geiton, een klein boschjo midden op «Ie hei; de licht.al over «en watervlak hg avond. Zij beeft do natuur liof, om do nutuur zelf cn niet als een ainusemcutsobjccl, waartoe de dagjtvs- monschon do dunion en het bosch gede gradeerd lubben, terwijl zo niot moer zien van de eeuwig wisselonde schoon heid. Haar natuurliefde verleidt naar daarom nog niet tot eea pautlu istis< i.un nutuurzwijmel. Goethe noemde de natuur iu -gu Faust „«lor Gottheit li'bendiges Kleid" - hel lovende klord, waarin de Godheid zich voor den mensch verbergt, urn zicti daardoor juist to openbaren. .Naar Christelijke opvulling is ue na tuur, naast de Openbaring, toeken en kenbron van Gods almacht. Mg spreekt de blommu een tale, Mij is het kruid beleefd, Mij groet het ul te male Dat God geschapen heeft. Aldus zingt Gezello iu zijn „Kleenge- dlchtjos" Du eenvoudige natuurlyriek van Jacq. van «Ier Waals wijst ook her haaldelijk op dit dicpo perspectiel .g heeft do natuur lief orn de natuur zelf, maar ook omdat de nuluur haar toeken en symbool vuu het hoogcre is. Door do natuur hoon schouwt zijin hot eeuwige. Het eeuwig veranderlijke wijst haar naar do sferuu van bet onveranderlijke, waar do ruo', de vrede un de heilige stilte is. Tk begin met bet eltooren van bon paar gdichtjcs die niet anders zijn dan zui vere nutuur-impressies. Hoe fgn gedaebt is hol volgendo. Loos eu herlees hot eons on goef acht op deu steeds terugkeerenden korte-i-klank, die wel heel sterk het maagdolijk-ong< r« pte van do witte winh-rwereld karakteri seert. Let eens op, hoo mooi b.v. dc beide laatste regels van de tweede strophe go- vonden zijn. Do grond is wit, do novel wit. Do wolkon, waar nog suecuw in zit, Zijn wit, dat zacht vcrgrijzclt. Hot fijngclukt geboomte zit Met wilton rijp beijzeld. De wind houdt zich behoedzaam stil, Dal niet h«H minste takgolril 't Kristallen kunstwerk breke, Do klank zelfs van mijn schroden wil Zich in do sneeuw versteken. Do groud is wit, de nevel wiL Wat zwijgend tooverlaad is dit? Wat boTiiel loop ik onder? Ik vouw do handen en aanbid Dit grootscho stille wonder. ten jaro 1869 bijeenverzameld door «Ir. Eelco Verwijs, toen nog leeraar aan hot gymnasium to Franoker. Melding makend van Jacob van Moor- la nis „Leven van Hint Franciscus" meen de deze taalgeleerde dit godicht iils vobrt hij zijn lezers te rnoeton Inloidon: „Dit work werd door Muorlnnl n.iur liet Latijn van Bonavontrra, die het ir. 1281 schreef, vurta.-ild op verzoek cn Ion behoeve der Minderbroeders t» Utrecht ou is waarschijnlijk na deu Rijmbijbel (dus na 1270) gedicht, misschien wel «mi door de vertaling van dit hyperorüiodn ><i werk zich van den bloem van onrecht zinnigheid te zuiveren, dien hij door dn vertaling van den Rijmbijbel op zicli I ui geladen. Anders mort het ouzo verwonde ring ten hoog to opwekken, dat een ver licht en vrijzinnig man als Maerlaot do dolzinnige, walgelijke en be!a«hrlgk.» wonderen vuu een heilige hoeft kuim n 1' -handelen, voor wien hij, boe getrouw zoon der kerk ook, do minste sym pathie kon gevoelen." Welk oen doinperig oordeel, nielw iarl Ind'cn dr. Verwijs eens had kunnen ervaren hoo tegenwoordig ook door ni t- kaïLolieken over SI. Francincus wordt gedacht en gesproken, liet zoude stellig zijn „verwondering Ion hoogste opwek ken." En dan zou hij zich bij 'u oventiieelo herdruk van zijn boekje wel eens «lui bel mogen bedenken, alvorens hij boven staande even oppervlakkige als stuitondo toelichting r weder in oparni. Gelezen deze tooüchtiog kun jen we dankbaar «onHaloeren, da.t do w;utrd"c- ring van St. Franciscus sinds 1859 <>uk in end denker'ie Lringon aanmerke lijk jui-.t r is geworden .Mon zal h nu wel voor wa« hlon zicb zoo unL hou wen uit te laten. AJO.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9