VOOR DE VROUWEN. EENVOUDIGE WINTER MANTEL. BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 4D0. Neem ala stof bordeaux-rood fluweel of zijden vervet. In het gedeelte onder den taillenaad. ia in de midden van het voorpand een stolpplooi geplaatst, die echter geheel weer gesloten is. Een zelfde plooi, doch halvorwcgo open hangend, wordt in het achterpand aangebracht. De garnooring bestaat uit zwart bont, seal of een immitatio hiervan. Voor do voering 1b oen bijpassend rood goudbrocaat zeer fraai: een witte voorzijde is echter gocd- lcooper en ook goed. Ilocd bijpassend flu weel, kousen rose cu schoenen zwart. ZENUWACHTIGE HUIS VROUWEN. In ieder huishouden, hoe groot en hoe druk, hoe arm of hoe rijk het ook moge zijn, is ten slotte alles te bereiken met overleg. Dus geen verward bestuur, geen druk doen zonder veel uit le voeren, geen be ginnen aan de meest uileonloopcnde din gen, maar alles op zijn lijd en regel in alles. Sommige vrouwen loc-ren dil door oefe ning, anderen is het aangeboren, terwijl weer andore deze gave van nalure niet be zitten en klaarblijkelijk voor oefening nief vatbaar zijn en die krijgen het door do druklo al gauw met haar zenuwen te kwaad. Zenuwachtigheid is een zware belemme ring. Aangedane zenuwen zijn een kwaal van onzen tijd, dio schrikbarend schijnt too te nemen, vooral onder de vrouwen Toch weiger ik beslist te geloov^n, dal de vrouw in het algemeen mol oen minder waardig stol zenuwen begaafd is. liet te gendeel is dikwijls genoeg gebleken. Zenu wen zijn als kinderen: men moet zorgen, dat men haar de baas blijft en dat kan men wel, mits men werkt mei kalmte en overleg Hot zou verkeerd zijn, te willen onlken- nen dat hot besturen van een druk huis houden dikwijls hooge eischen stelt aan de zenuwen; te hnogcr naarmate het be stuur minder goed wordt aaïigopakt. Maar oven dwaas zou hel zijn, te willen bewe ren dat dit de zenuwen van een huis vrouw zoodanig zou aangrijpen, dat zij noodzakelijkerwijs vroeger of later in een gesticht voor zenuwlijders terecht moest komen. TTef is heel goed mogelijk om een goede huisvrouw te zijn en toch vrij te blijven van zenuwen. Het is verwonderlijk hoever men het brengen kan met kalmte en over leg, met systematisch en regelmatig wer ken. Do haat van een vijand is te verdragen maar de dolksteken onbewust door heri, die ons liefhebben, ons toegebracht, zijn ondragelijk. Hamerling HOE HAAK I K EEN TAPy T HOE MAAK IK EEN TAPIJT. De beste tapijton worden nog altijd ge knoopt: dat wil zeggen, dat draadje voor draadje op het cauvos door middel van een knoop bevestigd wordt. Dat is natuurlijk oen langdurig cn geduld eischend werk. Het iB dus niet te verwondcron, dat men zoekt naar nieuwe methoden in de tapijt- fabricage. Vroeger gavon we ter dezer plaatse reeds ecu geïllustreerde beschrij ving van do bewerking met een vernuftig bedacht bteek-werktuigje en thans kunnen we onze lezoresson een bijkans nog een voudiger bewerking aanprijzen. Beginnen wo mot te nemen twee reep jes carton, elk 0 c.M. breed cn van lengte ongeveer 50 c.M. Snij juist in het midden ecu strook B wog cn leg de zoo ontstane cartonraampjos op elkaar, waarna men ze met de tapijtwol omvoclt. Met do naai- macliino, waarin eon bijklcurendo draad, 6tikt men nu precies door het midden (zio fig. A) do wol op een canvas ondergrond vast, na haar vooraf op de vercischtc plaats gelegd to bobben. Met een schaar, tus8chen do beide cartons ge9tokon, knipt men ten slotte do wol door (zie fig. O). Op deze wijzo kan men stukje voor stukje doorgaan tot men ten Blotte do gehcelo tcekening uitgevoerd hcoft. Het spreekt vanzelf, dat men voor dit soirt werk steeds een teekening moet kiozon welke gohcel uit rechtlijnige strooken is samengesteld, ongeveer als het voorbeeld boven aan onze teekening. PATRONEN NAAR MAAT. fl. 1.00 per stuk. Kindermaten tot 12 jaar fl. 0.75. Papieren patronen op maat gemaakt, kunnen onder toezending van het bedrag (vergeet niet het nummer van het model op te geven) besteld worden aan Paper Pattern Service, Parkstraat 79, Den Haag De maten op te geven volgens onder staande teekening. NUTTIGE WENKEN. ONZE PARAPLUIE. t Is nu de tijd van storm en regen en.van de parapluie, daarom hier een enkel woordje over de behandeling van dit nuttig instrument. Een parapluie mag nooit nat wegge borgen of opgerold worden. Men zet haar op een veilige plaats open te drogen. Pa- rapluies landaards mogen slechts even dienst doen b.v. voor bezoek; anders zijn zo de vijand van de parapluie. 't Water hoopt zich in de natte parapluie aan de kroon op, waardoor de hinnendraad ver teert en de scharniertjes aan roesten zijn blootgesteld. Men loopt ook gevaar in een parapluic- standaard de eeile met de andere te be schadigen bij het insteken. De parapluie moet eigenlijk als zij nat is op den kop worden gezel en dat is ove rigens ook aan te bevelen, maar dan los jes opgerold en zonder foudraal. Een afkeurenswaardige gewoonhj hij hoeren is hel de parapluie onder den arm le dragen of in 't midden met de hand te omspannen; daardoor komt er een glim mende plek in do stof, die daar spoedig verteert; Bij het verwijderen van modder of stof van de parapluie moet men nooit een hor stel gebruiken, maar een drogen doek of een natto spons. De parapluie wil heel zachtzinnig be handeld worden. Misschien komt het daardoor, dat zij minder gebruikt wordt ook door de dames, nu deze laalslen wat forseher optreden en doorgaans een re genmantel dragen. HET REINIGEN VAN VERSCHILLEN DE INMAAKMATER!ALEN. Hiermede bedoelen we, het reinigen en rein houden van blikken, vaten, potten, flesschcn, glazen, kurken, 6loppen, gum- miringen, kortom alles wat met het ge conserveerde in onmiddellijke aanraking is geweest. Anders kweekt ge de kiemen die u later weder moet verwijderen. Zet dus niets ongercn.igd weg. Het best, goedkoopst en minst schade lijk reinigingsmiddel is de soda. In ko kend water opgelost is zij geschikt tot rei niging cn verwijdering van alle schim mels- en gistingskiemen. Glaswerk maken we schoon in flink warm sodawater en bergen het vooral on gesloten .W3g. Kurken en ringen van beu gelflcsschen worden in sodawater gekookt met frisch water nagespoeld, afgedroogd en zoo in papier of zak bewaard. Houten vaatwcik wordt met sodawater omgespoeld, goed gereinigd en op niet ie droge plaats bewaard. Na lediging der glazen moeton deze, de deksels en de ringen goed schoongemaakt wforden, voornamelijk echter do ringen op dat er geen vuil aan blijft zitten. Men wascht zo in een warme soda-oplossing en spoelt ze daarna met frisch water af. Vetten, zuren, droge lucht en vorst wer ken nadeeligjjp gummi en kupnen de gin gen geheel onbruikbaar maken. De gum mi-ringen worden op een koele, tochtvrije plaats platliggend bewaard, opdat zo hun vorm behouden en niet uitdrogen, en daardoor hun rekbaarheid en buigzaam heid behouden. Vooral de ringen niet in een vochtigen kelder bewaren, deze is wocnlijk duf. De gummi zou dan een duf- fen reuk krijgen, die zich bij gebruik aan den inhoud van het glas zou kunnen me- dcdeelen. Met blikken handelt men evenals met vaten doch besmeer dezo na ze gereinigd te hebben en gedroogd, aan do binnenzijde met een weinig vaseline om het roesten tegen te gaan en zet ze met de opening naar beneden op een droge plaats. Gebruik nooit fleeschen met figuren ringen of andere oneffenheden, die zich ook moeilijk laten reinigen. Rond, glad glaswerk, zonder kringen of deuken is dan ook hel beste legen de hoogo tempe ratuur van het steri lisseer en bestand. Wordt de ketel niet terstond weer ge bruikt dan verdient het aanbeveling, hem leeg te maken en goed uit te drogen. Blijft hij langen tijd ongebruikt, dan is het beter hem met vaseline in te wrijven, om hel roesten te voorkomen. Om dezelfde reden verdient het aanbe veling alle metalen declcn met vaseline in te wrijven wanneer zo gedurende langen tijd niet gebruikt zullen worden. Natuur lijk moeten alle hierboven genoemde voor werpen vóór het gebruik opnieuw gerei nigd worden. HET REINIGEN VAN HOUTEN VOORWERPEN. Soms is men genoodzaakt de tuinmeu belen en andere houten voorwerpen en gereedschappen in den kelder op te ber gen, daar vele woningen er niet op inge richt zijn ze elders op te bergen, ofwel is dc bergplaats vochtig. Daarom is liet ver standig, allo houten voorwerpen, dio men genoodzaakt is op een vochtige plaats te bergen, te bestrijken met een voorbehoed middel tegen vocht en schimmelvorming, cn dit kan men gemakkelijk zelf maken, Men smelt- op een zacht vuur en niet bij eon open vlam, zeer voorzichtig twee dee- len lijnolievernis en drie deelen colopho- nium tot een vloeibare massa en bestrijkt met deze goed heelo vloeistof de meubelen, gereedschappen, houten bloembakken en potten enz. Het spreekt vanzelf, dat men deze eerst flink heeft schoongemaakt met water en zeep en dat men ze door on door droog hoeft laten worden, vóórdat men deze behandeling gaal toepassen. HET REINIGEN VAN FLACONS Vuil geworden flacons kan men op de volgende wijze mooi helder schoon krij gen. Stamp een eierschaal fijn, pers een ci troen uit en doe het sap over de eierschaal heen, 24 uur laten staan. Do eierschaal i; dan geheel opgelost. Doe dit mengsel in de flacon en laat het erin staan, terwijl men zoo nu en dan eens schudt. Daarna met lauw wrater naspoelen en de flacon is zoo heldor als ooit. ER VOOR BETALEN. door Th. van Tichelen. Van binnen zaten al dc bankskens van don train vol, en door de ruiten zaagt ge niets dan hoedon en koppen. Do twee vrouwen stonden op het plat form, van achter, elk in een hoeksken ge duwd; en tusschen hen in, tegen het ijzeren hekken, een grootc gendarm met zwaren knevel. Zij kwetterden maar voort, tegen elkaar op, onder de kin van den gendarm door, en moesten haar gezichten schuin houden. De menschen, die als haringen opeen gepakt stonden, luisterden naar haar ge snater, zeiden geen woord, keken en lacii- ten, en hadden er deugd van. De kaarljesgever drong in 't deurken: ..Als 't u belieft?" „Vijf-en-twintig. Als '1 u belieft.".. „Heo, gij daar, madame- kens! Naar Avaar?".. „Zoo ver ge rijd tl Hoeveel?" „Vijf-en-dcrtig." „Is daar geen afslag op?" „Afslag? Waar- „Omdat ze op den trein al af slag geven aan menschen met vele kin deren!" Do kaartjesgever zette met een dik pot lood een schreef over twee briefkens op zijn vettige plank, scheurde ze er af en lachte. De andere menschen lachten mee. „Dat is niets, Virginia", zei do een, „later krijgen Ave toch zeker afslag bij Dien van hierbovenl" Do knevel van den gendarm ging van de een naar de ander. „Ge hebt deugd van uw rois, dunkt me?" zei hij op den duur. ,,'k Zou u gelooven!" snaterde Virginia „We komen naar de stad om kleeren te koopen voor ons klein, die hun plechtige Communie doen! Wij hebben altijd deugd van ons leven, heo Doka!" Doka knikte twee keeren. „En go zit met veel kinderen?" „Veel? Met ons getAveeën hebben we er vier-cu-twintig, Eén is er dood bij mij, anders zou het vijf-en-twintig zijn. Ik ga nu voor mijn zevende, die haar Commu nie doet. En zo moet nog schooner zijn dan mijn eerste. Ik zet ze in de blinkende zij. Wat zegt gij, Doka?" 'lc Zou de mijn nog vol peerlen Avillon hangen!" En ze kakelde: „Want we zijn fier op ons 'klein arolk." De gendarm lei zijn armen overeen: „Ge zult allebei 'nen schoonen zetel'in don Hemel hebben." „'Nen zetel? Dat is niet noodig voor buileninenschen. Die zitten op 'nen stoel Als Ave maar 'nen goeden stoel hebben Maar dien krijgen we. Dal zegt ouzo Pas foor ook. Ons gastjes zullen later voor ons lezen. Hoe meer er zijn, des te meer er lezen zullen voor vader en moeder. Want als Avij ze niet op de wereld gezet hadden, dan waren ze er niet." De tram stopte. Menschen kwamen uit den Avagen, en drongen om er af te gera ken; menschen kAvamen op, al duwend. ,,'t Zal avcI gaan!" meende Doka, „ze zijn maar dun!" En ze lonkte naar een madam met een pelsen kraag en moffel, en een heer met een sigaret in zijnen mond, en een mageren opgeschoten jongen met efcn korte broek aan. „Djingl" snukte de kaartjesgever met de bel; „djing, djing, djing!" stampte de voerman en hij reed A'oort. „Veel kinderen, veel last", Avaagde een beenhouAversgast met 'nen vleeschkorf. „Wat zegt ge daar? Veel last? Ja, maar ook veel plezier en veel geluk. Met last koopt ge het geluk. Zonder last hebt ge niets. Met de plechtige Communie van otis klein, trokken we naar de kerk met al ons volk, vier-en-tAvintig, hoort ge dat? Eu dan geven Avij ons geluk niet voor dat van de koningin. „Daar hebben veel menschen van de stad geen gedacht van. Ze zijn bang van last en moeite, maar hebben ook geen ple zier van hun leven Dc heer met de sigaret en de madam met de pelsen, keken zuur naar haar. Doka draafde maar door: „In de stad? Veel te veel menschen die bang zijn voor 't leven! Flauwerikken. Ze zijn benauwd voor kinderen; ze willen er maar eentje. Maar zo worden er ook schoon voor gestraft...." De madam mot de pelsen beet op haar landen, neep haar lippen bijeen, koek naar haar mageren zoon. „Dat is Avaar", deed er Virgiuie bij. „Ge moet ze maar bezien, met hun schrale en dorre gezichten. Smakelijk lachen kun nen ze niet. 't Is precies of de wereld le gen hunnen dank stond. Ods Heer nijpt zo. Dat komt er van als go te veel met uav eigen begaan zijt. En 't is maar goed be steed." De madam met de pelsen zag groen en geel, kremmelde en wi'ong tusschen het volk in, pakte haren man bij zijnen arm? „Wij gaan er af! 't Is niet om uit te slaan 1 Ze verwijlen ons!" De heer trok zijn schouders op. Maar madam snukte aan de bel, nijdig. De tram stond. "Kom, Willy!" zei ze tot ha ren schralen zoon, sprong het platform af, en schudde op do straat haar kleeren uit. Mijnheer hing haren pelsen kraag recht, terwijl Doka maar voortsnalerde: „Dat zeg ik nog, 't geluk betaalt ge met last. Maar 't is 't waard." EEN TWINTIG MINUTEN. Tegen hel einde van Mei zocht ik in de omstreken van Parijs een frissche en ge zellige plaats om er don zomer door tö brengen. Ik had al lang gezocht zonder iets van mijn gading lo vinden, tot ik op zekeren dag een leuk plekje vond. hij het slation van de Westerlijn tusschen Sagny en Meaux. Ik vroeg een beambte aan station of hij daar in de buurt soms w( ningen Avist, dio te buur Avaren. ,,'t Zal wel niet veel wezen, meneer", zei bij en dacht eens na. „....Misschien, het huis van Perrin te Chigny, dat 't vorige jaar aan Parijze- naars verhuurd Avas, staat, geloof ik, nog leeg." „Ligt Chigny dicht bij de rivier?' vroeg ik. ,,'t Ligt op de hoogte, maar als men naar beneden komt, is men direct bij fi Marne." - Ik dacht bij mijzelf, dat zou mis^chii wel Avat voor me zijn en vroeg: „En hoever ligt Chigny van 't station' „Een twintig minuten loopen,... p..j, I minuten. ja langer is 't zeker n'j,. Ik dankte hem. De Aveg is gemakkelijk te vinden", 2„ hij. „Ge hebt den Aveg daar voor u iïiai te volgen, dan gaat ge dat kleine bo-H door, dat ge daar in do verte ziet en kooi zoo te Chigny. Iedereen zal u het hu; van Perrin weten tc wijzen." Ik begaf me op weg. Er is niets 1*. driegolijker dan een bosclije op 't e;Q^" van een weg. Ik liep al oen kwartier tw' 't bosch me nog even ver leek als bij begin. Ik dacht, „enfin, als ik 't bosebje door hen, ben ik te Chigny, heelt d, spoorman gezegd", en stapte met frisscha moed verder. Ik bereikte de eerste hoornen van u bosclije, waarin, zooals 't meestal g3r allerlei paadjes elkaar kruisen. Ik niet, welk ik kiezen zou. Gelukkig c,^ dekte ik een kar, die naderde. Op teeken hield de voerman stil. Ik *gJ hem den weg naar Chigny. - „Ik kom er juist vandaan", „Ge behoeft dezen weg maar te volg^l dan komt ge er van zelf." ,,'t Ligt op een hoogte, nietwaar^' „Ja op do hoogte, ge kent dus streek een beetje', zei hij glimlachend. „Heel slecht", zei ik, op mijn liotl» kijkend (ik had nu drie kwartier ra* geloopen) „Chigny ligt zeker hier dichtbij? „Chigny?" zei hij, de schouders op!* lend, „och betrekkelijk, een twintig mj[. ten, als ge flink aanstapt." Ik dankte hem cn hij reed dook dacljt nu, dat ik den spoorman niet begrepen had, dat hij bedoelde twfcj minuten naar 't bosclije. Maar enfin,4. Avas ook zoo erg niet en ik ging veife het boschje door. Het bosch leek me, nog al groot. Ik bijna 'n uur en begon te Arreezen, dn, toch op den verkeerden weg was. Ik e een atouav met twee kinderen aaii hand loopen. „Waar ligt Chigny? Men heoft mij zegd, dat ik aan 't eind van 't bw Chigny voor me had. Kan ik ook dwaald zijn?" „Neen meneer, dit is de weg naar Cl ny. Ge volgt dien zandweg maar en h er vanzelf." „Hoever zou ik er nog vanaf zijn?' Ze keek mij aan als om mijn Lracfe le schatten cn zei toen: „O, 't is niet ver meer. Een twintig: nuten hoogstens." Ik keek verwonderd op. Dat getal ti tig minuten scheen me een verschrikt: te worden, dat was nu al de dorde, me daarmee aankwam. Ik had wél meer van een „boeren-kwartiertjd" lioord, maar dit was toch al te gel begon aan een samenzwering te denli doch dat was niet mogelijk. Ik tippelde verder. Ik volgde den zandAveg een' hatf^j iang, toen zag ik een groep van eén of vier huizen. Zou dat Chigny zijn, ds ik. Plotseling hoorde ik zingen bij do: vier. 't Waren een paar waschmeisjeej goed lagen te spoelen. „Is dat Chigny?" vroeg ik haar. van haar anhvoordde: „Neen, 't is 't gehucht Bray. Ebif komt later „Hoeveel verder, denkt ge?" 't Meisje aarzelde een oogenblik, toen: „Een tAvinlig minuten!" Ik maakte me ongerust. Er lag ATeemds, iels treffends in dat onyeiw de antwoord. Ik vroeg verder: „Kent ge het huis van Perrin?" „Dat zvA waar zijn, 't mooiste bui de huurt." „En is het niet verhuurd?" „Nog niet, maar het zal niet lang? duren. Er komen alle jaren ParjjMM in." Ik groette cn ging verder. Ik ginH brug over do rivier over en kwam bi gehucht. Er was daar een herberg m ging er binnen. Ik bestelde een glas wat me gebracht werd weet ik niet bedacht, dat als ik in tien minula Chigny was, ik juist den trein nog kunnen halen cn informeerde eens bij baas. „Waar ligt Chigny?" Hij strekte de hand uit: „Daar!" „Hoelang is het loopen?" Met de natuurlijkste stem van dd w* 2ei hij: „Een tAvintig minuten ongeveer." Ik werd Avocdend. Ik keek den ka» aan, dio er zoo bedaard en ernstig zag, dat er geen denken was aan K' gerij. „Go komt misschien om 't hui.' Perrin?" vroeg hij. „Juist." ,,'t Is nog altijd te huur." Woedend A'erliet ik de herberg. 't'J nu al over zessen. De zon begon ondff gaan. Ik begaf mo de vlakte weer nieuwsgierig of ik ooit te Chigny W zou. Ik liep op goed geluk af door duisternis begon langzamerhand te len De nacht zou me op 't land viw Om acht uur ongeveer hoorde den slag van een paard. Tot mijn verbtf zag ik een genummerde huurköcts- dat rijtuig daar kwam? 't Kon mij schelen. Ik hield het slaande zonder I leg te vragen. Wo haalden den freta II uur nog juist. Ik had neigin? koetsier om den hals te vallen voor ttfsschenkomst. Aan het station zocht ik den bMjf dio mij de inlichtingen gegeven bad. was er niet. Dat jaar verliet ik J niet, bleef puffen in de zomerhitte.. van Perrin heb ik nooit gezien en ook nooit geweten, waarom men aaa vreemdeling Avijsmaakte, dat bet twintig minuten van het station laf N i En de d gen gelui On de r< ders Eci kii h to te tervc dig I d» Mot fc'enjj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 10