ANECDOTEN.
aansteken Want een gemakkelijk kereltje
was hij nipl!.... lie, Moeder?"
Moeder lachte en stak haar platte hand
over de'afel uit: ..Hiermee!" stofte zij, 'lijk
een soldaat met zijnen sabel" Want den
dag van vandaag kunnen de menschen hun
kinderen niet meer opkweeken. Ze zien
et niet naar om. Ze laten ze begaan, mo
gen doen wat ze willen Maar bij ons niet!
Do menschen zoggen wed dat or gerfi gooi
kindoren meer loopen, dat hot wildemans
zijn.... Allemaal praat! Er zijn geen gooi
ouders meer. Dat zeg ik Als do ouders
willen, worden de kinderen wol goed!"
beentje knikte bij de les en roerde met
bet lepeltje in baren koffie.
..En weet ge wat", zei Toon", ze den
ken veel te los over bun kinderen Ze
gaan er mee om, of zo over huu kinderen
geen rekenschap moesten geven Ze zullen
later leelijk staan te kijken als Die van
daarboven hun vraael: Wat hebt go met
die kleinen gedaan? Wacht eens" en hij
ging naar de schuif van het kasken, schar
de onder kousen en breipriomen, haalde er
een verschoten almanak uit, en lei hem
open voor Leentje: „Daar, dat heeft onze
oude Pastoor zaliger mij voorgehouden hij
den doop van ons eerste kind! Wat staat
daar?"
En beentje las: „Een kind is een pand
van God."
Soldaten!
Eon regiment infanterie trok door ecnc.
kleine stad en moest op korten afstand
daarvan een bosch passcercn. Dc opmerk
zame burgemeester zeide tot den officier:
„In hot bosch, dat gij doortrekken moet,
is het zeer onveilig, er zijn vele roovers in;
doch, als ik u er genoegen meo kan doen,
dan wil ik wel vier dienders medegeven."
Een mooi voorstel
„Ik heb mijn vrouw de vorige week een
voorstol gedaan en sindsdien heeft ze geen
woord meer tegen me gezegd."
„Vertel op, wat voor 'n voorstel was
dat?"
Onnadenkend onderwijzer.
Paul is ondeugend geweest op do
school. Do onderwijzer zegt: Je schrijft
voor straf 100 maal: Ik ben een ezel, en
je laat het je vader onderteekenen.
'n Attentie!
Jansen: Is jou vrouw ook zoo vol atten
ties voor je, als do mijne voor mij?
Willemsen: D&t zal waar wezen! Wil je
wel geloovcn dat ze mo zelfs de laarzen
uittrekt.
Jansen: Als je uit de herborg komt?
Willemsen: Neen, voor dat- i* er heenga.
Een „pof'-broek.
Kleermaker: „Hier breng ik u de nieuwe
broek, mijnheer on verzoek u de rekening
te willen voldoen."
De plalzakke: ..Hoe kom je er toe, kerel?
Ik heli toch uitdrukkelijk een pof-broek
besteld."
Baas boven baas.
Een Engolsebman blufte tegen een Yan
kee op do kostbare oudheden die men in
zijn vaderland voor grof geld bijeenge
bracht had.
„In het Britsch Museum", sprak hij,
„hebben wo zelfs een bock, dat aan Cicero
toebehoord heeft."
„Is liet anders niet?" sprak de Yankee;
„dan moest je eens bii ons komen kijken.
In het museum te Boston wordt, behalve
veel zeldzaamheden uit dien tijd, het pot
lood bewaard, dat Noach gebruikte om do
dieren in de ark te inventariseeren."
Dan gaat het!
Een boerenknecht zei, dat bii soms vijf
en twintig uur op een dag werkte.
Toen men hem aan het verstand trachtte
te brengen dat dit niet kon, omdat dag en
nacht maar vier en twintig uren hebben,
antwoordde hij
„Nou ja, maar ik sta ook een uur voor
zonsopgang op."
De gelegenheid gebruiken.
„Ik rook niet meer. Ik heb gehoord, dat
tabak iemands geheugen totaal ruineert."
„Is dat waar?"
„Ik heb het gelezen."
„Kun je mij vijf-en-twintig gulden lee-
nen?"
Terugbetaald.
Een heer zoekt een kamer en vraagt de
juffrouw, die hem er een laat zien: „En
hoeveel vraagt u voor dit hondenhok?"
„Tien gulden per maand voor uals
u niet bijt."
De huisbaas.
Huurder (tot verhuurder van huis):
Wat bent u van plan te doen? De mu
ren wijken allemaal naar huiten uit.
Verhuurder: Zoo, zoo. Nou dan word!
het huis dus grooler, en zal ik de huur
moeten verhoogen!"
Een hartstochtelijk rocker.
Sir Walter Raleigh (1552—1618) had
in Amerika de Indianen tabak zien rooken
en was zelf een hartstochtelijk rooker ge
worden. In Engeland teruggekeerd durfde
hij echter slechts in het geheim „toeback
suygen", zooals onze voorouders dit genot
r.ocmrjen, waartegen de geestelijkheid
scterk ijverde. Als hij van een pijpje wou
genieten, sloot hij zich daarom in zijn
kamer op. Eens echter was hij zoo in ge
dachten verdiept, dat hij zijn bediende
helde on vergat de pijp weg te leggen, toen
deze binnenkwam. Zoodra had de man
niet gezien, dat er rook uit den mond on
den neus van zijn meester kwam. of hij
nam een emmer water en goot dien over
Raleighs hoofd uil. Geheel ontdaan ijlde
hij daarop naar beneden en deelde daar
mee:
Mijnheer heeft zoo sterk gestudeerd,
dat zijn hersens er van in brand zijn gevlo_
gen. Gelukkig kwam ik juist in tijd om den
brand te blusschen.
Wal is zijn misdaad?
Politieagent: Deze man, edelachtbare,
is overdag advocaat en 's nachts inbreker
Rechter: Waarvoor is hij in hechtenis
genomen?
Ook een verrassing.
Lizzie: M'n verloofde is aanstaande
Zaterdag jarig, en ik zou hem zoo dol
graag met ie*5 verrassen.
Mary: Weet je wat je doen moet? Ver
tel hem eens hoe oud je werkelijk bent!
De praatzieke vrouw.
Zij (kil): Je hoeft gedurende een
heele maand niet tegen me te spreken.
Hij: Denk je dan klaar te zijn met
wat je te vertellen hebt, vrouwlief?
Snugger Jantje.
Wel Jantje zoo vroeg de onderwijzer
aan een slim uitziend manneke Jantje,
waarom zou het water van de zee nu zout
zijn?
Omdat er zooveel pekelharingen in
zwemmen zei Jantje.
Een gewonnen weddenschap.
Een beroemd professor werd in een open
baren tuin door een opdringerig mensch
aangesproken.
Professor, ik wed dat u mij niet meer
kent!
Gij hebt de weddingsehop gewonnen,
zei (le professor, en draaide hem den rug
toe.
De kleeren maken den man.
Een eenvoudig boerenjongen bracht eens
ep bevel van zijn meester een mand met
appelen naar den kasteelheer. Bij het bin
nenkomen der zoal vond hij twee groote
apen, die elk een blauw jasje aan hadden,
met goud omboord. Deze vielen dadelijk
op de appelen aan en begonnen dapper te
eten. De jongen, die nooit zulke dieren ge
zien had, nam beleefd zijn hoed af en liet
hun vrij begaan, totdat zij genoeg hadden
en de zaal verlieten. Daar de mand met
appelen reeds merkelijk geminderd was,
vroeg hem do heer, toen hij binnentrad,
hoe het kwam dat de mmd maar half vol
was?
Ja, mijnheer, de baron, antwoordde
de eenvoudige jongen, de mand was vol,
toen ik hier in het kasteel kwam; maar de
jonge heeren, uwe zoontjes, hebben er med
dan de helft van opgegeten.
Onfeilbare middelen tegen alle kwal
(Uit een advertentie). Weg met de <U
tersWeg met de apothekers, weg met 5
kwakzalverij! Hier, is het reseptenbo!
voor alle kwalen, do oprechte vriend
het menschdom, de vijand van allo 'k
len, die het plagen. Volgt zijn raad U
mishandeld menschdom, en gij zu]t j
loven... totdat gij zult sterven.
IK WEET ALLES,
dus ook:
Dat de patroon der politie de z.g g
Hermandad nooit bestaan heeft; Hem
dad is een Spaansch woord, dat broed
schap beteekent;
dat de Samphoren (vertaald: teeken-U
ger) het eerst aan den Fransche kust
den opgericht op hooggelegen punten,"!
dat men er vlaggen, ballen, vierkanten^
driehoeken aan hing, om aan schepen
zee, door deze afgesproken teekens,
deelingen te doen;
dat iemand die acht uren slaapt, d?rj
kubieke meters verseho lucht noodig heef?
dat men roode wijn verkrijgt door drt''
vensap te laten gisten met de pellet
roode kleurstof bevatten; terwijl met
to wijn zonder deze te laten gisten;
dat opium verkregen wordt uit oen
vruchten van don witten slaapbol en
cocaine afkomstig is van een Zuid-At*
kaansche struik „coca" genoemd;
dat cocaine honger en dorstgevoel
zacht en de werkzaamheid prikkelt^
cm de inboorlingen de bladeren den
struiken fijnkauwen als ze langdurig
ten vasten;
dat er omstreeks 1350 in Azië, Afribi
Europa een verschrikkelijke pest hee*
te „Zwarte Dood" genaamd, die in E.-j
alleen 25 millioen slachtoffers maakte;
dat een „oratio pro domo" beteVj
spreken in zijn eigen belang; zooals C*
bij zijn terugkomst te Rome een reè
ring hield in den senaat om het huk,
men in zijn afwezigheid had afgebroi
op Staatskosten weer te laten herbon
VOOR ONZE KINDEREN.
CORRESPONDENTIE.
Jan Röhrey, Leidon. Leef je
nog of ben je zachtjes aan je winterslaap
ingegaan of.wil je mo in ééns verras
sen met eeu heel bundeltje bijdragen? Ik
hen eens benieuwd en wacht af.... Dag
Jun! Maak veel groetjes aan moederl Van
de week hoop ik eens te komenl
Theodora! Het plaatsje is al go-
reserveerd! Ik geloof dat ik nu niets meer
in petto heb, is 't wel? De lange avonden
lecnen er zich nu bij uitstek goed voor, om
je diclitorlijk hart uit te storten in verzen,
waar alle neefjes en nichtjes van genieten
zullen, net zooals ik dat ook altijd doe! Dag
Theodora! Met hand en groet!
Gonda Tetteroo, Zoetormeer-
Z o g w a a r t. Had je nog een kleiner
envelopje kunnen gebruiken, Gonda? Weet
wel kind, dat in 't leven het oog ook wat
Lobben wil. Zul je daar in hot vervolg eens
aan donken. De volgende week laat ik „Het
c-orlijk meisje" aan 't woord. Zie eensl
Maak nog eens wat! dan schrijf met
inkt en.... beschrijf ieder velletje slechts
aan één kant. Zul je? Dag Gonda! Maak
veel grootjes aan alle huisgenooten.
Cadier, Leiden. Zooals je ziet,
mijn Neefje heb ik van je bijdragen een
dankbaar gebruik gemaakt. „Allerzielen"
laat ik nu reeds plaatsen; de andere vers
jes zul je de volgende week wel vinden.
Begin eens aan een lang verhaal Cadierf
lk heb me niet in jou vergist. Dag Neefje!
Met hand en groet! Het bundeltje wordt al
dikker hé!
Hendrika v. d. Top, Leiden.
Wel r<Hn lief kind, dat is al een heel aar
dig verhaaltje voor een meisje van zeven
jaar. Ik wed, dat er niet veel zijn, die jou
dat zoo nadoen, al is het ook nu niet pre
cies zelf gedacht werk Ik laat „De Pavi-
iiekoek" plaatsen ook. Kijk volgendo week
eens. Groet vader en moeder van me! Met
Kerstmis zie ik jullie beidjes weer.
Honk van dor Top. Leiden.
Eerst een antwoord aan Hendrika, dan
aan Hendrik, zoo hoort het; wat jij Henk?
Dames gaan voor, niet? Eu wat zal ik nu
zeggen, van jouw verhaaltje? Dc volgendo
week komen jullie beidjes aan 't woord!
Hadden jullie al saampjes niet gezegd:
zouden wij van Oom Wim geen antwoord
krijgen? Ik wed van wel. Dag Henk! Begin
al vast aan iets nieuws! Tot Kerstmis!
Wim v a u H a g e, Sassenhe im.
Dat heb je heel aardig naverteld Wim! Het
is, dat dit sprookje zoo algemeen hekend is,
anders liet ik „De Boer en de Ezel" plaat
sen. En nu Wim reken ik vast weer met
Kerstmis op je, en dan moest ook jij eens
een mooi prijsje winnen. Dat zou fijn zijn!
Dag Wim! Maar je veel groetjes aan je
ouders!
Henk G o d d ij n, Leiden! Of ik
jouw verhaaltje mooi vind! Wis en zeker
Henkie! Als hot wat langer was, liet ik
het zelfs plaatsen, zoo mooi vind ik het.
Maar nu zal ik er nog eens mee wachten,
tot je een verhaaltje klaar hebt van min
stens twee bladzijden. Zoo verwacht ik het
met Kerstmis, hoor! Dag Henk! Groet je
ouders van me! Niet vergeten!
Herman de Bruychere, Lei-
een Eindelijk een briefje! Ja Herman,
zoo krijgt iedereen z'n beurt. En je beschrij
ving naar Heilo? Als je dat reisje een
beetje langer gemaakt had en.... ik had
je briefje wat eerder gevonden, dan had
ik jouw opstel laten plaatsen Dag Her
man!
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieven. Er liggen er
nog een naar en dan ben ik door den berg
heen! Wie wat te vragen heeft, vra^e.
Oom Wim.
VRAGENBUS.
Vraag 106: Komen de sponsen zoo
klaar en wel uit de zee of moeten ze, om
zo te kunnen gebruiken, geprepareerd wor
den? Vader stelt die vraag?
Antwoord: Wel neen mijn Neefje,
de sponsen komen zoo, als wij ze gebrui
ken, uit de zee. Daar gaat 'n heele bewer
king aan vooraf. Hoor maar eens!
De sponsen worden aan boord van de
groote schepen door trappen met de voe
ten voorloopig gereinigd Aan den wal
worden ze later zorgvuldig schoongemaakt
en in de zon gedroogd. Zijn ze zoo ver ge
prepareerd, dan komen ze 30 urenlang .n
een oplossing van zwavelzuur en worden
daarna behandeld met kalium-permaga-
naat. En dan pas zijn ze voor 't gebruik
en den handel geschikt.
Het spreekt van zelf, dat ze niet allen
even groot en even fijn van weefsel zijn.
zoodat ze bij aflevering in drie soorten ver
deeld worden en zoo vind je ze dan ook
•netjes gerangschikt in drie soorten bij
den winkelier aan. Dat voor elk soort een
aparte prijs bedongen wordt, is duidelijk
meen ik.
Dit in verband met vaders vraag. Hier
aan wil ik nog een enkel woord toevoegen,
opdat ook jij. die in de 8ste klas M. U. L.
O zit, een beter idéé krijgt van de spons
zelf en wat daarmee annex is. 'Luister
even!
Wat de spons voor een dier is, heb je ze
ker in school gehoord, niet waar?
Zij is een der dieren, die op den allei-
laagsten trap van ontwikkeling staan en
oppervlakkig beschouwd, zou je de spon3
eerder een plant heeten te zijn. dan een
dier. In zeer veel zeeën komt ze voor, soms
in enkele rivieren. In de Middellandsche
Zee in den Griekschen Archipel, langs de
kust van Syrië en in de Roode Zee niet te
vergeten, komt zo het meest voor. Zooa's
alles is wat O. L. H. geschapen heeft, ook
bij de spons komen ruim driehonderd va
riëteiten voor.
De sponsen worden gevischt. Dat is een
zwaar en moeielijk werk. De Grieken ver
staan dat kunstje bij uitnemendheid. Som
migen visschen langs de kust, anderen pro-
boeren hun geluk meer in volle zee. Op
ieder schip zijn roeiers en duikers. De
schenen meten van 8 tot 12 ton. Heel klein
zijn ze dus ook niet. Behalve deze booten,
die uitstekend voor het visschen ingericht
zijn, gaan ook nog zeilbooten mee ter he
geleiding. Deze houden levensmiddelen in
Jepot, bewaren de opbrengst van de vis-
scherij en hebben een aantal kleine bontjes
aan boord, die dienen moeten hij onstuimi
ge zee en storm, om de visschers naar een
beschutte plaats te vervoeren
Hoe gaat nu dat visschen in zijn werk.
De duiker wordt door middel van een
louw aan het schip vastgemaakt, het an
dere einde van datzelfde touw knoopt ie
stevig om 'n middel. Dan neemt hij mee
een net, waarin hij de sponsen onboret en
ren vrij zwnren laniwprntT vierkanten
steen van ongeveer 18 KG. Die steen moet
hem helpen' de vooruit bepaalde richting te
houden
En nu springt ie in zee en is weldra op
den bodem Hier neemt de visschers den
steen onder den arm en nu hpgint het
eigenlijke visschen. Hij scheurt de sponsen,
die hem geschikt voorkomen af, duwt ze in
hef net, dat om zijn hals hangt, en grijpt
links en rechts om zich heen en vult het
net, tot hij begint fe merken, dat de adem
hem eaat hegeven Nu trekt hij aan 't touw
laaf den steen los en wordt naar hoven ge-
heschen. Dit heele werk is een kwestie van
2 tot 4 minuten. Je hevrijpt Jan. dat zoo'n
visscher onder water he» niet lang kan
volhouden. Dit duiken is dan ook een zwaar
werk Het wordt slechts een keer of vier
per dag herhaald De diepte. w-^V men
zoo bereikt varieert van 5 tot 15 Meter.
Een speciaal pak hebben deze duikers
niet aan. Dat is zelfs verboden aan de kust
van Egvnte en op Kreta en Cyrus, omdat
de visschers in zoo'n palc zich te ver waae-
den en de noodme voorzorgsmaatregelen
niet namen en derhalve vppI on opvallen
met doodeliikpn afloop voorkwamen.
En nu geloof ik. dat vader en ook iij Jan
voldoende züf ingelicht en jullie zich best
een voorstelling kunt maken, hoe het een
en ander in z'n werk gaat.
Oom Wim.
DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX
door Oom Wim.
Avontuur XXV.
Een week later.
Onze deugnieten vormen weer booze
plannen
Ze zullen in school den boel op stelten
gaan zetten.
Hoe dan Max, hoe?
Wel, wij kruipen of sluipen de school
in; verbergen ons tot allen aan 't werk
zijn, en dan vliegen we door de klas en
dan is alles in rep en rner; de meester is
kwaad: de jongens zijn bang en wij *r
van door!
TTet plan is mooi Max, maar?
Geen mnnrtjes, als 't u belieft. Wie
waagt, die wint!
Accoord!
Mies en Max sluipen tegen het vallen
van den avond naar school.
Het toeval is gunstig: Een raam staat
op een kier. Beide wippen naar binnen.
Mier kruipt onder de kast: Max zet zich
ir. de papierbak en.eer alles rustig is.
in de buurt van de school, slapen heide als
marmotten, tot ze (len volgenden morgen
wakker schrikken door een lawaai en tu
mult van je welste.
De school gaat beginnen. De klasse loopt
vol. Het leeren begint Na lezen komt
schrijven Max spitst beide ooren en Mies
ontgaat geen woord.
Mijnheer, er zit een prop vuil in den
inktkoker!
Daar is de papierbak. Ga je gang!
Piet gaat van zijn plaats en werpt een
heelen klodder inkt precies in het oog van
Max, die juist naar boven kijkt.
En waf, wfT, woef, woef! klinkt het door
de school; Max springt den hak uit, rent
door het lokaal, gevolgd door Mies, die ook
uit haar schuilplaats is gekomen en tracht
er vandoor te gaan.
De kinderen springen op, en hollen
beide na; mijnheer is woedend, beveelt
„stilte" en slaat met den stok op de bank,
dat de splinters in het rond vliegen. Het
is een algemeen tumult: een consternatie,
als nog nooit in die klasse was En juist
van deze herrie maken Max en Mies ge
bruik om er van door te gaan. Ze sprin
gen op de vensterbank, vlieeen het raam
uit enzijn maar wat blij, dat ze goed
en wel in het vrije veld staan. Nog altijd is
in school de rust niet weergekeerd, terwijl
de kinderen nog danig schik hebben en om
het gekke geval schateren van 't lachen.
En Max en Mies?
Nadien hebben ze hoe brutaal ze an
ders ook zijn in de school geen domme
kunsten meer uitgehaald.
Wat een bof!
Jan Smits, een rakker van een jongen,
zat voor straf op de achterste bank. Eerst
had hij voor straf op de eerste moeten zit
ten, maar daar keek hij in het boek van
den onderwijzer on nu moest hij achteraan
zitten, 't Kon hem niets schelen, als hij
maar geen beurt kreeg, want hij kon niets
van zijn aardrijkskundeles. Hij was den
dag te voren naar de bioscoop geweest en
had daar den film gezien van Charlie
Chaplin, 't Was koddig geweest. Wat had
den ze gelachen. En de meester was er
ook geweest, hij had hem wel gezien en
hij lachte ook. Dat laatste vond Jan heel
gek, want hij had nog nooit gezien, dat de
meester lachte. Zoo zat Jan te denken en
vergat heelemaal dat hij op school zat
Opeens wordt hij opgeschrikt, doordat hij
zijn naam hoort noemen. „Jan Smits ver
tel eens wat er alzoo uit Brazilië komt".
En nu moet onze Jan voor de klas komen.
Hij weet er niets van. Daar staat hij nu
met z'n mond vol tanden. Wie kwam er
ook weer uit Brazilië? Hij had het giste
ren nog gehoord. Wat was 't ook weer? Ha
daar weet hij het en met luide stem roept
hij: „Uit Brazilië komt de tante van Char
lie Chaplin". Een oogenblik is 't stil. maar
dan brult de heele klas 't uit van 't lachen
Fn de meester kwaad springt op en roept:
Jan Smits, ga weg uit mijn oogen dgn gang
op en wacht dat ik ie roep. Beteuterd gaat
Jan de klas uit. Wat een strop! Dat hij
nou ook nooit een gTapje kan velen. Wa'.
zou hij doen? Om hier te blijven staan zoo
alleenties daar denkt hij niet aan en als 't
hoofd der school hepa zag. Deze heeft hem
laatst gezeed, dat zoo er nog iets mocht
gebeuren, hü hem voor een paar dagen
van school af zou sturen en wat zouden ze
thuis dan zegcren? Neen. hij zal probeeren
of de onderwijzer het niet vergeet en dan
om 4 uur naar huis gaan. Maar nlotseling
hoort hij in den gang stappen hij ziet het
hoofd der school aankomen. In do kast te
kruinen is voor Jan 't werk val 'I n
oogenblik en angstig wacht hij af, of hij
de kast voorhij loopt. Maar nee hoor. juist
doet hü de deur open en kijkt verbaasd
naar Jan Wat moet dat hier? Waar kom
jij vandaan? En .Tan vertelt, dat hij uit
rlo aardrijkskundeles is weggestuurd. Op
de vraag waarom? vertelt Jan, dat hij hel
heuseh niet helpen kon, maar dat hij per
on cel uk hij de voortbrengselen van Brazi
lië de tante van Charlie Chaplin noemde
en wat er toen gebeurde. Een glimlach
speelt om meesters mond en met iets
schalks in den blik en met ondeugend ge
zicht. zegt hij: „Jan ik heb je vandaag niet
gezien!"
Was dat geen bof!!
Arnold Duindam, Leiden.
Waarom de bocmen zonder koning zijn.
m
De beuk riep tegen hem lieidekneuter,
De wilg zei: „Wat ben jij een kale kleuter,
Ha, ha wat 'n peuter!" „Hij is niet eens
zoo sterk
Van z'n naalden blad'ren te maken", zei
de hork.
„Ik heb een tak wel net zoo groot als hij",
Fochte de eik, „maar laten wij
Nu met al dat spotten staken
En hem tot onzen koning
De den gevoelde zich treurig, verlaten,
Niemand had hij nu om mee te pratei
Het zand had medelijden met zijn smar,
En drukte hem dieper aan zijn hart.
„Ja, een koning moet er zijn", vond
De populier, die dat wel aanstond,
nij was erg blij. omdat in het moeras
Den laatsten tijd zooveel regen gevalls
,.Ja, een koning moet er komen",
Ruischten nu ook de andere boomen.
„Wie zal het worden?", was een lastig
Want de een voor den ander werd
het gn
Mc
avoni
rhylli
halko
veem
.Terig
Me
-ficLen
ala ei
Tangt
onze
zorge
yoor
En
„Laat hij het zijn met de langste stam'
Zei de populier. Maar toen kwam
De beuk: „hoe moeten wij dat nu wel?
„Wij kunnen elkaar toch niet gaan met:
De kastanje stelde voor het mooiste 1L
Omdat hij dan ook nog een kaasje hai
„Wiedde meeste heeft', zei toen de eikli
En hij spreidde al zijn takken uit
Maar hoe lang zij er ook over spraken
Konden zij tot geen overeenstemmim
gerat
En zoodoende moesten zij het toen.
Dan maar zonder een koning doen
Cadkt
(Wordt vervolgd).
Allerzielen.
Over het sombere kerkhof
Hangt een kille nevel. Het loof
Der boomen is verdwenen. Nu staan
Zij dor en kaal alsof ook zij gestorrn
m
Rustig sluimeren hier de dooden in i
8T»*
Waarlangs droeve menschen gaan.
Op de door recmn vochtige aarde kniefcs
Ze neder en bidden voor de zielen
Die nu nog op dit nur
Lijden voor bedreven zonden,
In de vlam van 't Vagevuur,
Tot slaan zal 't verlossingsuur.
Komt bidden wij vele „Wees Gegroets1
Opdat zij niet langer hoeven uit te ha
Do pijnlijke, maar welverdiende straf
Die God hun voor de zonden gaf.
Cató
Blj 'f Kruisbeeld.
Geklonken met nagelen,
Hangt Jezus aan 't kruis,
Bebloed en met wonden
Bedekt en verguisd!
Aan den voet van het kruis
Staat Maria, de Moeder des Heer®
Haar harte bonst en breekt,
En lijdt om ons lijden te leeren.
Hoe groot was Christus liefde. j
Wat hij voor ons menschen deed,
Hij offerde zijn eigen leven
Voor onze zonden stierf Hij en. -
teb ii
Bah?
en in]
lijkhei
Majes
yrerelc
Nog
maar
En
hen, c
ons k
lijke
We
de me
hen v
geestel
eterk i
geen i
Onzi
God is
Bade,
barmh
op hei
gen ui
Zout
bet G
xenog
delijke
dere v
denken
$oo vi
genade
Waa
God
Üaa:
tnd i
diamar
Hoevee
led G.
Gedai
In o
Opeens daar beeft de aarde
En duister wordt 't als de nacht,
Een zucht van 's Heeren linpen
En Jezus' taak is hier volbracht
Alid-a van Yd*
In de maand van Maria.
Met een diepen eerbied
Knielt gij voor Maria neer;
Zij is de lieve Vrouwe
Moeder van den Heer.
Midden in de bloemen
Prijkt Zij daar wonderschoon
En draagt op Hare armen
Haar Goddelijken Zoon.
Komt, bidt nu allen samen
Het „Maria, weest gegroet,"
Djit Zij ons steeds boscherme
En ons voor zonden hoedt.
Annie Diebeis, I
*Unhi
toiog
Khenit
hrengei
tede
In di
kerl
tekoor.
Wn sl
hooj
Req
Wen.
In on
W die
onder
Uermii
Welin
Lal '"Wl