ANECDOTEN. aansteken Want een gemakkelijk kereltje was hij nipl!.... lie, Moeder?" Moeder lachte en stak haar platte hand over de'afel uit: ..Hiermee!" stofte zij, 'lijk een soldaat met zijnen sabel" Want den dag van vandaag kunnen de menschen hun kinderen niet meer opkweeken. Ze zien et niet naar om. Ze laten ze begaan, mo gen doen wat ze willen Maar bij ons niet! Do menschen zoggen wed dat or gerfi gooi kindoren meer loopen, dat hot wildemans zijn.... Allemaal praat! Er zijn geen gooi ouders meer. Dat zeg ik Als do ouders willen, worden de kinderen wol goed!" beentje knikte bij de les en roerde met bet lepeltje in baren koffie. ..En weet ge wat", zei Toon", ze den ken veel te los over bun kinderen Ze gaan er mee om, of zo over huu kinderen geen rekenschap moesten geven Ze zullen later leelijk staan te kijken als Die van daarboven hun vraael: Wat hebt go met die kleinen gedaan? Wacht eens" en hij ging naar de schuif van het kasken, schar de onder kousen en breipriomen, haalde er een verschoten almanak uit, en lei hem open voor Leentje: „Daar, dat heeft onze oude Pastoor zaliger mij voorgehouden hij den doop van ons eerste kind! Wat staat daar?" En beentje las: „Een kind is een pand van God." Soldaten! Eon regiment infanterie trok door ecnc. kleine stad en moest op korten afstand daarvan een bosch passcercn. Dc opmerk zame burgemeester zeide tot den officier: „In hot bosch, dat gij doortrekken moet, is het zeer onveilig, er zijn vele roovers in; doch, als ik u er genoegen meo kan doen, dan wil ik wel vier dienders medegeven." Een mooi voorstel „Ik heb mijn vrouw de vorige week een voorstol gedaan en sindsdien heeft ze geen woord meer tegen me gezegd." „Vertel op, wat voor 'n voorstel was dat?" Onnadenkend onderwijzer. Paul is ondeugend geweest op do school. Do onderwijzer zegt: Je schrijft voor straf 100 maal: Ik ben een ezel, en je laat het je vader onderteekenen. 'n Attentie! Jansen: Is jou vrouw ook zoo vol atten ties voor je, als do mijne voor mij? Willemsen: D&t zal waar wezen! Wil je wel geloovcn dat ze mo zelfs de laarzen uittrekt. Jansen: Als je uit de herborg komt? Willemsen: Neen, voor dat- i* er heenga. Een „pof'-broek. Kleermaker: „Hier breng ik u de nieuwe broek, mijnheer on verzoek u de rekening te willen voldoen." De plalzakke: ..Hoe kom je er toe, kerel? Ik heli toch uitdrukkelijk een pof-broek besteld." Baas boven baas. Een Engolsebman blufte tegen een Yan kee op do kostbare oudheden die men in zijn vaderland voor grof geld bijeenge bracht had. „In het Britsch Museum", sprak hij, „hebben wo zelfs een bock, dat aan Cicero toebehoord heeft." „Is liet anders niet?" sprak de Yankee; „dan moest je eens bii ons komen kijken. In het museum te Boston wordt, behalve veel zeldzaamheden uit dien tijd, het pot lood bewaard, dat Noach gebruikte om do dieren in de ark te inventariseeren." Dan gaat het! Een boerenknecht zei, dat bii soms vijf en twintig uur op een dag werkte. Toen men hem aan het verstand trachtte te brengen dat dit niet kon, omdat dag en nacht maar vier en twintig uren hebben, antwoordde hij „Nou ja, maar ik sta ook een uur voor zonsopgang op." De gelegenheid gebruiken. „Ik rook niet meer. Ik heb gehoord, dat tabak iemands geheugen totaal ruineert." „Is dat waar?" „Ik heb het gelezen." „Kun je mij vijf-en-twintig gulden lee- nen?" Terugbetaald. Een heer zoekt een kamer en vraagt de juffrouw, die hem er een laat zien: „En hoeveel vraagt u voor dit hondenhok?" „Tien gulden per maand voor uals u niet bijt." De huisbaas. Huurder (tot verhuurder van huis): Wat bent u van plan te doen? De mu ren wijken allemaal naar huiten uit. Verhuurder: Zoo, zoo. Nou dan word! het huis dus grooler, en zal ik de huur moeten verhoogen!" Een hartstochtelijk rocker. Sir Walter Raleigh (1552—1618) had in Amerika de Indianen tabak zien rooken en was zelf een hartstochtelijk rooker ge worden. In Engeland teruggekeerd durfde hij echter slechts in het geheim „toeback suygen", zooals onze voorouders dit genot r.ocmrjen, waartegen de geestelijkheid scterk ijverde. Als hij van een pijpje wou genieten, sloot hij zich daarom in zijn kamer op. Eens echter was hij zoo in ge dachten verdiept, dat hij zijn bediende helde on vergat de pijp weg te leggen, toen deze binnenkwam. Zoodra had de man niet gezien, dat er rook uit den mond on den neus van zijn meester kwam. of hij nam een emmer water en goot dien over Raleighs hoofd uil. Geheel ontdaan ijlde hij daarop naar beneden en deelde daar mee: Mijnheer heeft zoo sterk gestudeerd, dat zijn hersens er van in brand zijn gevlo_ gen. Gelukkig kwam ik juist in tijd om den brand te blusschen. Wal is zijn misdaad? Politieagent: Deze man, edelachtbare, is overdag advocaat en 's nachts inbreker Rechter: Waarvoor is hij in hechtenis genomen? Ook een verrassing. Lizzie: M'n verloofde is aanstaande Zaterdag jarig, en ik zou hem zoo dol graag met ie*5 verrassen. Mary: Weet je wat je doen moet? Ver tel hem eens hoe oud je werkelijk bent! De praatzieke vrouw. Zij (kil): Je hoeft gedurende een heele maand niet tegen me te spreken. Hij: Denk je dan klaar te zijn met wat je te vertellen hebt, vrouwlief? Snugger Jantje. Wel Jantje zoo vroeg de onderwijzer aan een slim uitziend manneke Jantje, waarom zou het water van de zee nu zout zijn? Omdat er zooveel pekelharingen in zwemmen zei Jantje. Een gewonnen weddenschap. Een beroemd professor werd in een open baren tuin door een opdringerig mensch aangesproken. Professor, ik wed dat u mij niet meer kent! Gij hebt de weddingsehop gewonnen, zei (le professor, en draaide hem den rug toe. De kleeren maken den man. Een eenvoudig boerenjongen bracht eens ep bevel van zijn meester een mand met appelen naar den kasteelheer. Bij het bin nenkomen der zoal vond hij twee groote apen, die elk een blauw jasje aan hadden, met goud omboord. Deze vielen dadelijk op de appelen aan en begonnen dapper te eten. De jongen, die nooit zulke dieren ge zien had, nam beleefd zijn hoed af en liet hun vrij begaan, totdat zij genoeg hadden en de zaal verlieten. Daar de mand met appelen reeds merkelijk geminderd was, vroeg hem do heer, toen hij binnentrad, hoe het kwam dat de mmd maar half vol was? Ja, mijnheer, de baron, antwoordde de eenvoudige jongen, de mand was vol, toen ik hier in het kasteel kwam; maar de jonge heeren, uwe zoontjes, hebben er med dan de helft van opgegeten. Onfeilbare middelen tegen alle kwal (Uit een advertentie). Weg met de <U tersWeg met de apothekers, weg met 5 kwakzalverij! Hier, is het reseptenbo! voor alle kwalen, do oprechte vriend het menschdom, de vijand van allo 'k len, die het plagen. Volgt zijn raad U mishandeld menschdom, en gij zu]t j loven... totdat gij zult sterven. IK WEET ALLES, dus ook: Dat de patroon der politie de z.g g Hermandad nooit bestaan heeft; Hem dad is een Spaansch woord, dat broed schap beteekent; dat de Samphoren (vertaald: teeken-U ger) het eerst aan den Fransche kust den opgericht op hooggelegen punten,"! dat men er vlaggen, ballen, vierkanten^ driehoeken aan hing, om aan schepen zee, door deze afgesproken teekens, deelingen te doen; dat iemand die acht uren slaapt, d?rj kubieke meters verseho lucht noodig heef? dat men roode wijn verkrijgt door drt'' vensap te laten gisten met de pellet roode kleurstof bevatten; terwijl met to wijn zonder deze te laten gisten; dat opium verkregen wordt uit oen vruchten van don witten slaapbol en cocaine afkomstig is van een Zuid-At* kaansche struik „coca" genoemd; dat cocaine honger en dorstgevoel zacht en de werkzaamheid prikkelt^ cm de inboorlingen de bladeren den struiken fijnkauwen als ze langdurig ten vasten; dat er omstreeks 1350 in Azië, Afribi Europa een verschrikkelijke pest hee* te „Zwarte Dood" genaamd, die in E.-j alleen 25 millioen slachtoffers maakte; dat een „oratio pro domo" beteVj spreken in zijn eigen belang; zooals C* bij zijn terugkomst te Rome een reè ring hield in den senaat om het huk, men in zijn afwezigheid had afgebroi op Staatskosten weer te laten herbon VOOR ONZE KINDEREN. CORRESPONDENTIE. Jan Röhrey, Leidon. Leef je nog of ben je zachtjes aan je winterslaap ingegaan of.wil je mo in ééns verras sen met eeu heel bundeltje bijdragen? Ik hen eens benieuwd en wacht af.... Dag Jun! Maak veel groetjes aan moederl Van de week hoop ik eens te komenl Theodora! Het plaatsje is al go- reserveerd! Ik geloof dat ik nu niets meer in petto heb, is 't wel? De lange avonden lecnen er zich nu bij uitstek goed voor, om je diclitorlijk hart uit te storten in verzen, waar alle neefjes en nichtjes van genieten zullen, net zooals ik dat ook altijd doe! Dag Theodora! Met hand en groet! Gonda Tetteroo, Zoetormeer- Z o g w a a r t. Had je nog een kleiner envelopje kunnen gebruiken, Gonda? Weet wel kind, dat in 't leven het oog ook wat Lobben wil. Zul je daar in hot vervolg eens aan donken. De volgende week laat ik „Het c-orlijk meisje" aan 't woord. Zie eensl Maak nog eens wat! dan schrijf met inkt en.... beschrijf ieder velletje slechts aan één kant. Zul je? Dag Gonda! Maak veel grootjes aan alle huisgenooten. Cadier, Leiden. Zooals je ziet, mijn Neefje heb ik van je bijdragen een dankbaar gebruik gemaakt. „Allerzielen" laat ik nu reeds plaatsen; de andere vers jes zul je de volgende week wel vinden. Begin eens aan een lang verhaal Cadierf lk heb me niet in jou vergist. Dag Neefje! Met hand en groet! Het bundeltje wordt al dikker hé! Hendrika v. d. Top, Leiden. Wel r<Hn lief kind, dat is al een heel aar dig verhaaltje voor een meisje van zeven jaar. Ik wed, dat er niet veel zijn, die jou dat zoo nadoen, al is het ook nu niet pre cies zelf gedacht werk Ik laat „De Pavi- iiekoek" plaatsen ook. Kijk volgendo week eens. Groet vader en moeder van me! Met Kerstmis zie ik jullie beidjes weer. Honk van dor Top. Leiden. Eerst een antwoord aan Hendrika, dan aan Hendrik, zoo hoort het; wat jij Henk? Dames gaan voor, niet? Eu wat zal ik nu zeggen, van jouw verhaaltje? Dc volgendo week komen jullie beidjes aan 't woord! Hadden jullie al saampjes niet gezegd: zouden wij van Oom Wim geen antwoord krijgen? Ik wed van wel. Dag Henk! Begin al vast aan iets nieuws! Tot Kerstmis! Wim v a u H a g e, Sassenhe im. Dat heb je heel aardig naverteld Wim! Het is, dat dit sprookje zoo algemeen hekend is, anders liet ik „De Boer en de Ezel" plaat sen. En nu Wim reken ik vast weer met Kerstmis op je, en dan moest ook jij eens een mooi prijsje winnen. Dat zou fijn zijn! Dag Wim! Maar je veel groetjes aan je ouders! Henk G o d d ij n, Leiden! Of ik jouw verhaaltje mooi vind! Wis en zeker Henkie! Als hot wat langer was, liet ik het zelfs plaatsen, zoo mooi vind ik het. Maar nu zal ik er nog eens mee wachten, tot je een verhaaltje klaar hebt van min stens twee bladzijden. Zoo verwacht ik het met Kerstmis, hoor! Dag Henk! Groet je ouders van me! Niet vergeten! Herman de Bruychere, Lei- een Eindelijk een briefje! Ja Herman, zoo krijgt iedereen z'n beurt. En je beschrij ving naar Heilo? Als je dat reisje een beetje langer gemaakt had en.... ik had je briefje wat eerder gevonden, dan had ik jouw opstel laten plaatsen Dag Her man! De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven. Er liggen er nog een naar en dan ben ik door den berg heen! Wie wat te vragen heeft, vra^e. Oom Wim. VRAGENBUS. Vraag 106: Komen de sponsen zoo klaar en wel uit de zee of moeten ze, om zo te kunnen gebruiken, geprepareerd wor den? Vader stelt die vraag? Antwoord: Wel neen mijn Neefje, de sponsen komen zoo, als wij ze gebrui ken, uit de zee. Daar gaat 'n heele bewer king aan vooraf. Hoor maar eens! De sponsen worden aan boord van de groote schepen door trappen met de voe ten voorloopig gereinigd Aan den wal worden ze later zorgvuldig schoongemaakt en in de zon gedroogd. Zijn ze zoo ver ge prepareerd, dan komen ze 30 urenlang .n een oplossing van zwavelzuur en worden daarna behandeld met kalium-permaga- naat. En dan pas zijn ze voor 't gebruik en den handel geschikt. Het spreekt van zelf, dat ze niet allen even groot en even fijn van weefsel zijn. zoodat ze bij aflevering in drie soorten ver deeld worden en zoo vind je ze dan ook •netjes gerangschikt in drie soorten bij den winkelier aan. Dat voor elk soort een aparte prijs bedongen wordt, is duidelijk meen ik. Dit in verband met vaders vraag. Hier aan wil ik nog een enkel woord toevoegen, opdat ook jij. die in de 8ste klas M. U. L. O zit, een beter idéé krijgt van de spons zelf en wat daarmee annex is. 'Luister even! Wat de spons voor een dier is, heb je ze ker in school gehoord, niet waar? Zij is een der dieren, die op den allei- laagsten trap van ontwikkeling staan en oppervlakkig beschouwd, zou je de spon3 eerder een plant heeten te zijn. dan een dier. In zeer veel zeeën komt ze voor, soms in enkele rivieren. In de Middellandsche Zee in den Griekschen Archipel, langs de kust van Syrië en in de Roode Zee niet te vergeten, komt zo het meest voor. Zooa's alles is wat O. L. H. geschapen heeft, ook bij de spons komen ruim driehonderd va riëteiten voor. De sponsen worden gevischt. Dat is een zwaar en moeielijk werk. De Grieken ver staan dat kunstje bij uitnemendheid. Som migen visschen langs de kust, anderen pro- boeren hun geluk meer in volle zee. Op ieder schip zijn roeiers en duikers. De schenen meten van 8 tot 12 ton. Heel klein zijn ze dus ook niet. Behalve deze booten, die uitstekend voor het visschen ingericht zijn, gaan ook nog zeilbooten mee ter he geleiding. Deze houden levensmiddelen in Jepot, bewaren de opbrengst van de vis- scherij en hebben een aantal kleine bontjes aan boord, die dienen moeten hij onstuimi ge zee en storm, om de visschers naar een beschutte plaats te vervoeren Hoe gaat nu dat visschen in zijn werk. De duiker wordt door middel van een louw aan het schip vastgemaakt, het an dere einde van datzelfde touw knoopt ie stevig om 'n middel. Dan neemt hij mee een net, waarin hij de sponsen onboret en ren vrij zwnren laniwprntT vierkanten steen van ongeveer 18 KG. Die steen moet hem helpen' de vooruit bepaalde richting te houden En nu springt ie in zee en is weldra op den bodem Hier neemt de visschers den steen onder den arm en nu hpgint het eigenlijke visschen. Hij scheurt de sponsen, die hem geschikt voorkomen af, duwt ze in hef net, dat om zijn hals hangt, en grijpt links en rechts om zich heen en vult het net, tot hij begint fe merken, dat de adem hem eaat hegeven Nu trekt hij aan 't touw laaf den steen los en wordt naar hoven ge- heschen. Dit heele werk is een kwestie van 2 tot 4 minuten. Je hevrijpt Jan. dat zoo'n visscher onder water he» niet lang kan volhouden. Dit duiken is dan ook een zwaar werk Het wordt slechts een keer of vier per dag herhaald De diepte. w-^V men zoo bereikt varieert van 5 tot 15 Meter. Een speciaal pak hebben deze duikers niet aan. Dat is zelfs verboden aan de kust van Egvnte en op Kreta en Cyrus, omdat de visschers in zoo'n palc zich te ver waae- den en de noodme voorzorgsmaatregelen niet namen en derhalve vppI on opvallen met doodeliikpn afloop voorkwamen. En nu geloof ik. dat vader en ook iij Jan voldoende züf ingelicht en jullie zich best een voorstelling kunt maken, hoe het een en ander in z'n werk gaat. Oom Wim. DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. Avontuur XXV. Een week later. Onze deugnieten vormen weer booze plannen Ze zullen in school den boel op stelten gaan zetten. Hoe dan Max, hoe? Wel, wij kruipen of sluipen de school in; verbergen ons tot allen aan 't werk zijn, en dan vliegen we door de klas en dan is alles in rep en rner; de meester is kwaad: de jongens zijn bang en wij *r van door! TTet plan is mooi Max, maar? Geen mnnrtjes, als 't u belieft. Wie waagt, die wint! Accoord! Mies en Max sluipen tegen het vallen van den avond naar school. Het toeval is gunstig: Een raam staat op een kier. Beide wippen naar binnen. Mier kruipt onder de kast: Max zet zich ir. de papierbak en.eer alles rustig is. in de buurt van de school, slapen heide als marmotten, tot ze (len volgenden morgen wakker schrikken door een lawaai en tu mult van je welste. De school gaat beginnen. De klasse loopt vol. Het leeren begint Na lezen komt schrijven Max spitst beide ooren en Mies ontgaat geen woord. Mijnheer, er zit een prop vuil in den inktkoker! Daar is de papierbak. Ga je gang! Piet gaat van zijn plaats en werpt een heelen klodder inkt precies in het oog van Max, die juist naar boven kijkt. En waf, wfT, woef, woef! klinkt het door de school; Max springt den hak uit, rent door het lokaal, gevolgd door Mies, die ook uit haar schuilplaats is gekomen en tracht er vandoor te gaan. De kinderen springen op, en hollen beide na; mijnheer is woedend, beveelt „stilte" en slaat met den stok op de bank, dat de splinters in het rond vliegen. Het is een algemeen tumult: een consternatie, als nog nooit in die klasse was En juist van deze herrie maken Max en Mies ge bruik om er van door te gaan. Ze sprin gen op de vensterbank, vlieeen het raam uit enzijn maar wat blij, dat ze goed en wel in het vrije veld staan. Nog altijd is in school de rust niet weergekeerd, terwijl de kinderen nog danig schik hebben en om het gekke geval schateren van 't lachen. En Max en Mies? Nadien hebben ze hoe brutaal ze an ders ook zijn in de school geen domme kunsten meer uitgehaald. Wat een bof! Jan Smits, een rakker van een jongen, zat voor straf op de achterste bank. Eerst had hij voor straf op de eerste moeten zit ten, maar daar keek hij in het boek van den onderwijzer on nu moest hij achteraan zitten, 't Kon hem niets schelen, als hij maar geen beurt kreeg, want hij kon niets van zijn aardrijkskundeles. Hij was den dag te voren naar de bioscoop geweest en had daar den film gezien van Charlie Chaplin, 't Was koddig geweest. Wat had den ze gelachen. En de meester was er ook geweest, hij had hem wel gezien en hij lachte ook. Dat laatste vond Jan heel gek, want hij had nog nooit gezien, dat de meester lachte. Zoo zat Jan te denken en vergat heelemaal dat hij op school zat Opeens wordt hij opgeschrikt, doordat hij zijn naam hoort noemen. „Jan Smits ver tel eens wat er alzoo uit Brazilië komt". En nu moet onze Jan voor de klas komen. Hij weet er niets van. Daar staat hij nu met z'n mond vol tanden. Wie kwam er ook weer uit Brazilië? Hij had het giste ren nog gehoord. Wat was 't ook weer? Ha daar weet hij het en met luide stem roept hij: „Uit Brazilië komt de tante van Char lie Chaplin". Een oogenblik is 't stil. maar dan brult de heele klas 't uit van 't lachen Fn de meester kwaad springt op en roept: Jan Smits, ga weg uit mijn oogen dgn gang op en wacht dat ik ie roep. Beteuterd gaat Jan de klas uit. Wat een strop! Dat hij nou ook nooit een gTapje kan velen. Wa'. zou hij doen? Om hier te blijven staan zoo alleenties daar denkt hij niet aan en als 't hoofd der school hepa zag. Deze heeft hem laatst gezeed, dat zoo er nog iets mocht gebeuren, hü hem voor een paar dagen van school af zou sturen en wat zouden ze thuis dan zegcren? Neen. hij zal probeeren of de onderwijzer het niet vergeet en dan om 4 uur naar huis gaan. Maar nlotseling hoort hij in den gang stappen hij ziet het hoofd der school aankomen. In do kast te kruinen is voor Jan 't werk val 'I n oogenblik en angstig wacht hij af, of hij de kast voorhij loopt. Maar nee hoor. juist doet hü de deur open en kijkt verbaasd naar Jan Wat moet dat hier? Waar kom jij vandaan? En .Tan vertelt, dat hij uit rlo aardrijkskundeles is weggestuurd. Op de vraag waarom? vertelt Jan, dat hij hel heuseh niet helpen kon, maar dat hij per on cel uk hij de voortbrengselen van Brazi lië de tante van Charlie Chaplin noemde en wat er toen gebeurde. Een glimlach speelt om meesters mond en met iets schalks in den blik en met ondeugend ge zicht. zegt hij: „Jan ik heb je vandaag niet gezien!" Was dat geen bof!! Arnold Duindam, Leiden. Waarom de bocmen zonder koning zijn. m De beuk riep tegen hem lieidekneuter, De wilg zei: „Wat ben jij een kale kleuter, Ha, ha wat 'n peuter!" „Hij is niet eens zoo sterk Van z'n naalden blad'ren te maken", zei de hork. „Ik heb een tak wel net zoo groot als hij", Fochte de eik, „maar laten wij Nu met al dat spotten staken En hem tot onzen koning De den gevoelde zich treurig, verlaten, Niemand had hij nu om mee te pratei Het zand had medelijden met zijn smar, En drukte hem dieper aan zijn hart. „Ja, een koning moet er zijn", vond De populier, die dat wel aanstond, nij was erg blij. omdat in het moeras Den laatsten tijd zooveel regen gevalls ,.Ja, een koning moet er komen", Ruischten nu ook de andere boomen. „Wie zal het worden?", was een lastig Want de een voor den ander werd het gn Mc avoni rhylli halko veem .Terig Me -ficLen ala ei Tangt onze zorge yoor En „Laat hij het zijn met de langste stam' Zei de populier. Maar toen kwam De beuk: „hoe moeten wij dat nu wel? „Wij kunnen elkaar toch niet gaan met: De kastanje stelde voor het mooiste 1L Omdat hij dan ook nog een kaasje hai „Wiedde meeste heeft', zei toen de eikli En hij spreidde al zijn takken uit Maar hoe lang zij er ook over spraken Konden zij tot geen overeenstemmim gerat En zoodoende moesten zij het toen. Dan maar zonder een koning doen Cadkt (Wordt vervolgd). Allerzielen. Over het sombere kerkhof Hangt een kille nevel. Het loof Der boomen is verdwenen. Nu staan Zij dor en kaal alsof ook zij gestorrn m Rustig sluimeren hier de dooden in i 8T»* Waarlangs droeve menschen gaan. Op de door recmn vochtige aarde kniefcs Ze neder en bidden voor de zielen Die nu nog op dit nur Lijden voor bedreven zonden, In de vlam van 't Vagevuur, Tot slaan zal 't verlossingsuur. Komt bidden wij vele „Wees Gegroets1 Opdat zij niet langer hoeven uit te ha Do pijnlijke, maar welverdiende straf Die God hun voor de zonden gaf. Cató Blj 'f Kruisbeeld. Geklonken met nagelen, Hangt Jezus aan 't kruis, Bebloed en met wonden Bedekt en verguisd! Aan den voet van het kruis Staat Maria, de Moeder des Heer® Haar harte bonst en breekt, En lijdt om ons lijden te leeren. Hoe groot was Christus liefde. j Wat hij voor ons menschen deed, Hij offerde zijn eigen leven Voor onze zonden stierf Hij en. - teb ii Bah? en in] lijkhei Majes yrerelc Nog maar En hen, c ons k lijke We de me hen v geestel eterk i geen i Onzi God is Bade, barmh op hei gen ui Zout bet G xenog delijke dere v denken $oo vi genade Waa God Üaa: tnd i diamar Hoevee led G. Gedai In o Opeens daar beeft de aarde En duister wordt 't als de nacht, Een zucht van 's Heeren linpen En Jezus' taak is hier volbracht Alid-a van Yd* In de maand van Maria. Met een diepen eerbied Knielt gij voor Maria neer; Zij is de lieve Vrouwe Moeder van den Heer. Midden in de bloemen Prijkt Zij daar wonderschoon En draagt op Hare armen Haar Goddelijken Zoon. Komt, bidt nu allen samen Het „Maria, weest gegroet," Djit Zij ons steeds boscherme En ons voor zonden hoedt. Annie Diebeis, I *Unhi toiog Khenit hrengei tede In di kerl tekoor. Wn sl hooj Req Wen. In on W die onder Uermii Welin Lal '"Wl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 12