Tweede Blad. Maandag 25 October 1926 B8HNEIILAMD R.K. STAATSPARTIJ. eerste algemeene vergadering van den partijraad te utrecht. De verkiezing van den voorzitter. Wij Bioeten nog aanvullen het verslag tan de vergadering van Vrijdagavond. Aan, do orde was ten slotte het laatste punt van de agenda de verkiezing van een voorzitter voor het dagelijksch bestuur. Deze moest gekozen worden uit de vijf gekozen bestuursleden. Natuurlijk werd hiertoe met algemeene iteminen gekozen Jlir. Mr. Ruys do Bee- renbxowck. Er waren van de 31 stemmen 80 op Jhr. Buijs de Beerenbrouck-uitge bracht. Eén stem was uitgebracht op den heer M. v. d. Hout. Jhr. Ru ijs dc Bcorcnbrouck zeide, dat hij iich alleen afvroeg, waaraan hij dit ver trouwen heeft verdiend. Hij wil er alleen van zeggen, te hopen, dat de stemmers er nooit spijt van zullen hebben. Jlet Gods hulp hoopt hij te doen wat men van hem verwacht, tot heil van de R.- K. Staatspartij. Hij rekent daarbij op de hulp van zijn twee secretarissen. Spr. dankt nogmaals voor het in hem gestelde vertrouwen en hoopt, dat de vergadering ran morgen een prettig verloop mag heb ben, zoodat Mgr. Nolens, die als leider der R.-K, Kamerfractie voorzitter is van den Partijraad, niet den schrik in de beenen krijgt. (Applaus). Ten slotte wenscht spreker de aanwezi gen een prettigon avond en hoopt, dat deze proeve van gezellige bijeenkomst zal sla gen. Zaterdag-morgen. Nadat Zaterdagmorgen kwart over 8 in de Kathedrale kerk te Utrecht een stille H. Mis was opgedragen werd de vergade ring van den Partijraad te kwart voor 10 hervat. Naast den voorzitter had het nieu we dagelijksch bestuur plaats genomen, be halve de heer de Bruijn. Aanwezig waren de Eerste-Kamerleden prof. Steger, v. d. Lande, Michiels v. Kessenich, Smits, Haaze- vcct en v. Lansehot. Do heer Janssen had- bericht van verhindering gezonden. Van de Tweede-Kamerleden waren aan wezig de heeren v. Dijk, Deckers, Suring, r. Sehaik, v. Rijzewijk, v. Wijnbergen, Loerakker, v. d. Bilt, Bomans, Kuijpers, Hermans, Wintermans, Ament, Fleskens, dr. Moller, Engels, Bulten, Kampschoër, Rutfcn en v. Rijckevorsel. Verhinderd wa ren mej. Meijer en de heer Aalborse we gens ongesteldheid, en de heeren Sasse v. Usselt, Kortenhorst en v. Vuuren. De hee- ten Aalberse en v. Vuuren hadden een te- kgram gezonden, waarin zij hun wenschen ètspraken voor het welslagen. Precies kwart voor 10 uur hield de heer Ruys de Beerenbrouck zijn openingsrede, die in het vorig nummer is afgedrukt.. Deze rede werd met applaus door de vergade ring onderstreept. Onmiddellijk hierna trad dr. Nolens bin nen, die met luid applaus werd begroet en naast den voorzitter plaats nam. De voorzitter verwelkomde hierna alle isnwezigen, speciaal Mgr. Nolens, en hoop te, dat deze een aangenamen indruk van de vergadering zou medenemen, daar hij de volgende maal, volgens het partij-regle ment, het voorzitterschap zou moeten be- Heeden. Verschillende voorstellen. Hierna kwam de agenda aan de orde. De heer Max. v. Poll (Helmond) ver teeg het woord voor het stollen van de prealabele kwestie, waarbij hij er op wees, dat deze agenda, in strijd met het ope ningswoord van den voorzitter, allerlei de- trilpunten behelst, die niet behooren in iet kader der werkzaamheden van den Partijraad, welke alleen voor groote poli- tieke problemen is aangewezen. Waar wij tier staan voor de eerste vergadering van den Partijraad geldt hier het principiis obsta. Spr. wil niet voorstellen, deze pun ten van de agenda af to voeren, maar ver zoekt do betrokken afgevaardigden, deze punten in t® trekken, zoodat alleen b handeld wordt de kwestie artikel 123 van hot Indisch Regecringsreglement. Verder verzocht spr. het partijbestuur in de eerstvolgende vergadering aan de orde te stellen de belastingkwestie in haar geheel, alsmede het salarisvraagstuk. De voorzitter zegt, dat het nieuwe par tijbestuur, ingevolge art. 15, die voorstel len op do agenda moest brengen. Do af gevaardigden zijn natuurlijk vrij deze voorstellen in te trekken, maar wanneer zij zich vereonigen met het prae-advics van het bestuur wordt vrijwel hetzelfde bereikt. Aan de orde is hierna het voorstel Den Helder, dat de partijraad bevordere do spoedige totstandkoming van een wette lijke regeling der werkloosheidsverzeke ring. Den Helder meende hot voorstel niet te kunnen intrekken. De voorzitter deelde mede, dat deze kwestie op dit oogenblik in het dopartement wordt voorbereid en dat we vrij spoedig daaromtrent iets zul len vernemen. Hij stelt daarom voor het resultaat af to wachten. Met algemeene stemmen werd hiertoe besloten. Aan de orde kwam nu het voorstel Den Helder om een studiecommissie te benoe men tot onderzoek of wijziging Lager On derwijswet noodig is ten aanzien van hot aantal leerlingen per klasse. De voorzit ter zegt, dat dit vraagstuk in studie is bij de staatscommissio-Rutgcrs. Verder is het een zaak van de financiën. Het is een punt van zuivere practische politiek, waarvoor geen studiecommissie naodig is. De heer v. Poll kan zich met dit prae-advies vereeni gen, maar, wanneer de schoolkwestie aan de orde komt, moet ook het aantal leer lingen hior ter sprake komen. Do voorzit ter onderschrijft dit volkomen. Het voorstel Den Helder, om een studie commissie te benoemen tot herziening van de forensenbelasting, werd na ampele be spreking en een amendement Haarlem aan genomen, waarbij het partijbestuur werd verzocht te bevoegder plaatse te wijzen op de noodzakelijkheid oener herziening der forensenbelasting. Bij het voorstel Don Helder om een studiecommissie te benoemen voor het plan van het verleonon van bouwcrediet ontspon zich zich een omvangrijk debat of kwesties, als deze in den partijraad thuis behooren. De voorzitter ontkende dit met nadruk en meende, dat, wanneer de partijraad de zen weg opgaat, hij zich verdrinkt in al- 'lerlei detailkwesties, waardoor voor groote en belangrijke kwesties geen plaats en tijd meer is. De heer v. Rijckevorsel wees er op, dat de partijraad hoogstens twee maal per jaar kan vergaderen en dat dan voor kwesties als het militaire vraagstuk, de belastingen, onderwijs, enz. geen tijd van behandeling is als hier allerlei detail kwesties aan de orde komen. De heer Leesberg (Alkmaar) bestreed dit en meen de, dat, waar dit voorstel een punt is van het partijprogram, deze zaak ook in den partijraad behandeld moot worden. Ten slotte werd een voorstel-van Poll aangenomen, om deze kwestie door het da- Pftliikspb hoahinï vnn »- doen behandelen. Het voorstel Gelderland tot stichting van een eigen partijorgaan werd verwe zen naar het nieuwe partijbestuur. De motie-Gelderland tot stichting van een eigen partijorgaan werd verwezen naar het nieuwe partijbestuur. Do motie-Gelderland, om overleg te ple gen met de beide fracties der Staten-Gc- neraal tot herziening der classificatie der ambtenaronstandplaatsen, werd met een kleine meerderheid aangenomen, niettegen staande het bestuur adviseerde deze zaak, die pas in de Kamer was afgedaan bij de interpellatie-Moller, nu niet weer in behan deling te nemen. Als laatste punt der agenda kwam het voorstel-Grotiingen, geamendeerd door Amsterdam, om zoo spoedig mogelijk een belastingherziening te doen plaats hebben ten gunste van de groote gezinnen. Do voorzitter deelde mede, dat het partijbe stuur zoo spoedig mogelijk de geheele be lastingenkwestie in den partijraad zal ter sprake brengen. Daarbij komt ook een mo tie Groningen en een motie Amsterdam in behandeling. Hiertoe werd besloten. Tegen 12 uur ging de vergadering over tot de rondvraag. i Rondvraag. Bij de rondvraag deelt dc voorzitter de briefwisseling mede, welke is gevoerd tus- schcn het R. K. Werkliedenverbond en het Bondsbestuur. Aan het Verbond is mede gedeeld, dat de Partijraad gccu bcmooie- nis heeft met personenpolitick. Naar het oordeel van den bondsvoorzitter zal liet voor den Partijraad n i o t geraden zijn, zich met personen politiek in te la ten. Het Werkliedenverbond gaat hiermedo accoord cn zal nan zijn algemeeno verga- deringvoorstellon, zes adviscerendo leden in den Partijraad te benoemen. Naar aan leiding van een vraag constateert do voor zitter, dat de vijf professoren der semina ries, één uit elk bisdom, welke voor het nieuwe reglement aangewezen worden, door de gezamenlijke professoren van ieder seminarie, nog niet. zijn aangewezen. Na do rondvraag word gepauzeerd tot IX uur. Dr. Moller over de Indische Staats* regeling. In do middagzitting, die om half twee aanving, werd terstond na de opening het woord verleend aan het lid der Tweede Kamer, dr. H. Moller, tot het houden zijner inleiding over art. 177 der Indische Staats regeling. Spr. begon met op te merken, dat een vraagstuk als dat van opheffing van art. 177 niet zoozeer een thccretischo als wel een practischo kwestie is. Over den Katholiek-theoretische kant zijn wij het allen eensDe Katholioko Kerk kan nooit aanvaarden een beperking van haar terrein voor de prediking haror leer. En zulks geschiedt nu. Als een missiona ris, of een zendeling, het Christendom in Indië wil prediken, moet hij eerst voor die streek, waarin hij zijn ambt wil uitoefenen, daarvoor vergunning hebben. Niet zijn persoon wordt bij het al of niet verlee- nen van deze vergunning beoordeeld, maar zijn ambt of dienstwerk. Dat is do strekking van het in 1854 tot stand gekomen art. 123 van het Indisch Regceringsrcglement, waarmede het sedert 1913 vigeerende artikel 177 van de Indi sche Staatsregeling letterlijk overeen stemt. In 1847 waren er echter voor de Katho lieke missionarissen niet voor de zen delingen gunstige bopalingen gemaakt in een „nota van punten". Deze nota was tot stand gekomen na onderhandelingen tusschen den Apostolischen zaakgelastigde eenerzijds en de Ned. Regeering cn den Koning anderzijds. In deze nota wordt bepaald, dat voor de prediking van den Katholieken Godsdienst als zoodanig geen vergunning vereischt wordt; alleen wordt het daarin „oirbaar" genoemd, dat bij de aanstelling van een bepaalden persoon als Missionaris overleg wordt gepleegd met den Gouverneur-Gene raal. Deze nota van punten mag wel niet wor den beschouwd als een contract zij is door geen van beide partijen geteokend maar zij is toch ongetwijfeld een ernstig Staatsstuk. En deze nota wordt dan ook nog door de Regcéring feitelijk nog erkend en zij wordt meermalen in officieele stuk ken genoemd. En toch is het bepaalde in Èr wordt uitdrukkelijk* "één Ttrecp" gelitötftl door de krachtens deze nota verkregen rechten, hoewel in een voorafgaand artikel wordt gezegd, dat de bestaande toestand gehandhaafd blijft, 't Yorwondert spr., dat in de Kamer op deze inconsequentie niet meer de aandacht is gevestigd. Niet alleen over do Katholieke theoreti sche, maar ook over de politiek-theoreti- scho zijde van het vraagstuk zijn wij, Ka tholieken, het allen eens. Een dergelijke uitzonderinga-bcpaling voor een bepaalde klasse van menschen is een staatsrechtelij ke ouiiiiatheid, is staatsrechtelijk niet te verdedigen. Maar de vraag is nu, hoe is het practisch te bereiken, dat daarin verandering komt. In 1924 heeft minister De Graaf een wij ziging voorgesteld, volgens welke een mis sionaris of zendeling voor gewesten of stre ken, waar de verzekering van do openbare orde zulks vereischt, voorzien moet zijn van een bewijs van toestemming van het hoefd van het gewest; welke vergunning slechts voor 'hoogstens 5 jaar geldt. Dit voorstel is toen door den Indischcn Volks raad verworpen met 26 tegen 6 stemmen cn is toen niet verder in behandeling geko men. Do Katholieken waren er tegen, om dat het hun niet ver genoeg ging; vooral om het element van wisselvalligheid en veranderlijkheid, dat daarin lag; do Mo- hamodanen waron er tegen, omdat het hun te ver ging. Van de zijdo dor Mahomcda- nen werd toen opgemerkt, dat. zij in het verkondigen van de Christelijke leer zagen het leggen van een fundament voor eon uithecmsche rogeering. In dit volband behandelde spr. de Goo- roo-ordonnantie van 1925, volgens welke onder een aantal bepalingen do verbrei ding der Mahomedaansehe leer onttrokkon werd aan het eveneons ten haren opzichte sedert 1905 bestaande prevontief toezicht. Deze Goeroe-ordonnantie is thans nog van kracht en, wanneer men de beteekenis daarvan goed kent, zeide spr., zal men niet mecnen dat do Mahomedanen er op dit oogenblik veel beter voor staan dan do Ka tholieken met do beperking door art. 177. Na aldus den thans bestaandon toe stand te hebben uiteengezet, ging spr. wat er gebeuren kan. Indien wijziging wordt gebracht in het bestaande artikel, dan zal er naar spreker's inzicht zeer te recht daarover het advies govraagd moe ten worden van den Indischon Volksraad, zooals bij belangrijke kwesties steeds ge schiedt. En de meening van den Volksraad is in 1924 gebleken. Do Katholieken kunnen nu bij iedoro voorkomende cn geschikte gelegenheid wij zen op de gerechtvaardigde mecning, dat het preventief toezicht, gelijk dat nu be staat, weggenomen moet worden. Een voor- stol daartoe, zoide spr., dient evenwei uit te gaan van de Regeering. Want, indien het van anderen kant komt en verworpen wordt, dan is de zaak voor onafzienbaron tijd van de baan. Komt de Regeering er mee voor den dag, dan is het heel iets an ders. Ook moeten de Katholieke kiezers, be toogde spr., er aan vasthouden, dat de be slissing omtrent het gunstig moment in deze alleen behoort to blijven aan do Ka tholieke Kamer-fractie, wijl deze alleen het gunstige oogenblik en de middelon beoor- dcelen kan, die aangewend moeten worden, om het doel te bereiken. Vervolgens heeft men te bedenken, dat de tegenwoordige minister van Koloniën niet onwelwillend staat tegenover wijziging of schrapping van art. 177. Op de derde plaats mag er op gewezen worden, dat bij elke parlementaire regee- ringscombinatie, waarbij Katholieke be trokken zijn, de kwestie van art. 177 een punt van bespreking zal uitmaken. Overigens, zoide spr., moeten wij ter be reiking van het doel, steeds op onze recht vaardige grieven tegen het artikel wijzen. Wij weten allen, dat opheffing van het artikel het beste is, doch hot is niet ver standig, daaraan alleen te denken, en voor niets anders te werken, daar er nog zoo veel bereikt lean worden, terwijl art. 177 nog van kracht is. Er zijn nog heel wat an dere dingen te doen en ook ten aanzien van de practischo toepassing van art. 177 kan nog voel geschieden. Er ia werk van onmiddellijk practisch belang. Sp^. gaf enkele voorbeelden om dat to verduidelijken en spoorde aan den Katho lieken invloed in Indië te versterken door do oprichting van een middelbare school, spreken door zijn inleiding een mzicrit te hebben gegeven over den practischen stand van zaken ten aanzien van art. 177 van de Indische Staatsregeling. Na deze met groote aandacht govolgdo inJoiding, gaf de vorozitter gelegonheid tot bespreking. Discussie. Bij do discussie merken de heeren v. Term (Maastricht) en Kevenaar (Tilburg) op, dat de heer Moller als Kamer-candi- daat zich anders over de handhaving van art. 177 heeft uitgelaten dan nu. De heer Nieuwcnhuis (journalist) noemt hot een schande, dat aan do door pater Cocq d'Armauville gedoopte Guineeërs op hun verzoek door do Regeering een mis sionaris egweigerd werd; spr. meent dat de Kamerfractie, in laatste instantie door een interpellatie daartegen moet opkomen. Do boer van Poll is van meaning, dat er thans in do Kamer een meerderheid is roer de opheffing van art. 177 en mcont dat do Staatspartij niets onbeproefd mag laten en dat hot Katholieke volk zijn stem moet laten hooren. Dr. Vriens, voorzitter van de Indische Missievcreeniging, ziet in de nota van pun- UIT DE RADtO-WERELD. Programma's voor Dinsdag 26 October. Hilversum, 1050 M. 12Poli lioberich ton. 3.004 00 Knipcursus door Mevr. do Leeuw-van Rees. 4.30015 Conceit door hel II. D. 0.- orkest. 6.15—0 45 Volkslied oren-cyclus. Spaan- echo volksliedoren, door HenriëUo v. d. Kamp, sopraan. Aan den vleugel begeleid door Willem van Warmelo. 6-457.15 Engelschc lt« voor meerge vorderden. 7157 45 Engelscbo conversatieles. 7.45 Politieberichten. 8-1010.30 R. K. Radio-avond. Moj. Ankersmit, sopraan. Do' heer Anton Rens- sern, viool. J. Brugge, piano. K. v. Bold, fluit. Spr. Mevr. Steoiiberghe-Engeriugh, voorz. van de „Union InternaRonolo des Liguos Catholiques Feminines" on dor Federatie van R. K. Vrouwenbondon in Nederland, la. Aria uit Arniida, Handel; J) Wio lieblich (Messias), Handel; c. Ario so, Handel (piano, viool, sopraan). 2. Adagio uit het D-dur concert voor fluit, Mozart (fluit). 3. Concerto G-mol (Ada gio en finale) Bruch (viool). 4a. Che faro aria, Gluck; b. An Silvia, Schubert; c. Dor Fischer, Schubert (sopraan). 5. Rede, over: Waarom organisatie van Katholioko vrouwen? 6. Ballade Es-dur, Chopin (piano). 7. Thema met variaties voor fluit en piano, uit do D-dur serenade, Beetho ven. 8a. Der Frühling, J. Wagner; b. Lied, J. Wagner; c. Liedje, Maun (so praan). 9a. Móditation do Thais, Masse net; b. Polonaise, Wieniawsky (piano eu yiool). 10.Persberichten. Da ven try 1600 M. 11.20 Concert door de radio-dansband on solisten (viool-humorist-banjo). 1-202.20 Orgelconcert van do St. Lawrence Jewry. 3.20 Schoollezing: Music for schools. 4.20 Lezing: A tragedy of a London Beehive. 4.35 Concert van het Marble Arch Pu- villion. 5.35 Kindoruurtje. 6.20 Dansmuziek door de radio dans- band 7.20 Tijdsein Big Ben, weerbericht, nieuws. Fransche lezing. 7.48 Muziek. 8.Lezing: From Great Britain's far thest North. 8.20 Kamermuziek door het Bockwith strijkkwartet (2 violen, viola, cello). D. Stevens, sopraan. 9.20 Concert op het concert-orgel van de Now Gallery Kinama, door R. Foort. 9.50 Lezing: Music and the ordinary lis toner. 10.05 Liederen van Strauss door V. Chat ter ton, sopraan. 10.20 Tijdsein, weerbericht, nieuws. 10.35 „Vun Vrom Zomerzct", dialect- voordracht door J. Balsh. 10.5012.20 Dansmuziek. „Radio-Paris" 1750 M. 12.502.10 Concert door het orkest Lo- catolli. Radiolo-declamatic. Hr. Charle. 2.2U—4.0U uouoeri. 5.055.55 Gonoort. J. Joly, viool. L Radisse, cello. M. Camot, piano. 8.50 Orkestconcert. KönigswuBterhauscn, 1300 M. en Berlijn 504 en 571 M. 8.20 Liederen van SchubeTt, door Elisa beth Schumann, sopraan met pianobege leiding. 8.50 Lezing over Goorg Kaiser on de- clamatio van zijn werken. Brussel 486 en Antworpen 265 M, 5.206.20 Orkestconcert. 8.20 Concert. Melle Dianel, zang. 8.50 Causerie, over: Charles Potvin. 9.2010 20 Orkestconcert. M ii n s t o r 410 M. 12.501.50 Workcn van Cornelius door orkest. 3.204.20 Sprookjes vertellen. 4.205.20 Dansmuziek. 5.205.50, 5.556.10 Lozingen. 6.407 20 An dio ferno Geliebte, Beet hoven. "Zang. 7.20—7.50 I.ozing. 7.509 40 Symphonieconcert. icrdf FEUILLETON. Oorspronkelijk Detectieve-Roman door WILLIAM HOLT. 18) Jaar omstandigheden te handelen". Joe denkt u dat die omstandigheden zullen?" Xuiater, Rosch is meegeloïft naar eon 'oning, niet naar het kasteel. Maar ik ver moed, dat men met hem onderhandelen wil M daarom van tweeën één: of hij wordt faeu nacht naar het kasteel gevoerd, of Tan daar komt men naar de boerderij, *Wr Rosch wordt vastgehouden. Ik veron- derstcl hot laatste, doch voor beide goval- 'fQ heb ik mijn plan klaar". mag ik dat. ook kennen, dat dient toch wel als ik meewerken zal". -0 natuurlijk. Als men den detective ?*ar hot kasteel voert, dan bevrijden we met geweld. Het kan zoo'n teer niet "JD om z'n begeleiders te overvallen en we ®°eten dan maar wagen, want het is mijn ttertuiging dat- hij daar ni<* levend van opkomen zou. Maar ik acht dit niet Waarschijnlijk, want. hot ris voor de schur en van deq Eikenhof het meest gevaar- ik Daarom denk ik, dat men van het ïsteel naar Rosch komen zal". -Men? Wie denkt ge dat er komen zal?" Je baron". »En dan, wat wilt ge dan doen?" dan gebruiken wo list èn gewold. Als ron van Wijdeveld hier komt sla ik hem neer. En dan zal ik in zijn plaats naar bin nen gaan". De advocaat zag zijn metgezel aan. Hij vond dat toch waarlijk een heel phantas- tisch plan. De man, die zoo iets vertelde leek hem niet erg wel bij het hoofd-. Ro ger was nu eenmaal niet avontuurlijk van aard en op dit oogenblik kreeg hij oigon- lijk berouw, dat hij aan deze onderneming deel nam. Als hij eens met een gek te doen had, die aan vervolgingswaanzin leed? Hot was alles zoo vreemd, zoo ingewikkeld, nu ja het was een heel mooi goval voor een detective-roman maar het was nog heel iets anders zoo'n verhaal niet belangstel ling te lezen, dan er zelf in mede te wer ken. En als nu alles eens anders was, als de ontvoering van den detective en nog zooveel meer nu eens alleen bestond in het brein van dezen mijnheer Chamois. Was hij Athur Roger, een advocaat van naam, een gezeten man en gezien lid van de balie dan niet bezig zich onsterfelijk belache lijk te maken. Erger, liep hij dan niet de kans aan geweldpleging en vrijheidsberoo- ving zich medeplichtig te maken? Maar hij kan nu niet meer terug en in ieder geval ook hij kon nog naar omstan digheden handelen. Toch zei Roger: „Dit lijkt me al een heel vreemd en ge vaarlijk plan, dat go gemaakt hebt. Als we werkelijk met zulke schurken te doen hebben, als u meent, dan zou het al heel onnoozel zijn zich aldus in het hol van den leeuw te wagen". „O, ik heb het goed overwogen en er zijn omstandigheden die het plan niet zoo onuitvoerbaar maken als u toeschijnt. Maar dat zult u wel zien". Roger vond dat antwoord alles behalve afdoende: Het was juist zijn bezwaar, dat do andere hem zoo weinig op do hooglo bracht en hem misschien in oen avontuur mee sleepte, dat al te gevaarlijk mocht heeten. Hij wilde dan ook protcstceren, toen de andero plotseling luisterend bleef stilstaan en hem ter zijde trok. „In hetstruikgewas", fluisterde hij, „daar komen menschen aan". Roger gehoorzaamde en beiden verbor gen zich langs den weg. Inderdaad waren er andere nachtelijke wandelaars op weg, want geen <lrie minuten later kwamen uit een zijpad drie personen, die zachtjes mot elkander praatten. De luisteraars konden het gesprokene niet verstaan voor de ande re vlak bij hen waren. Maar meer dan over hetgeen er gesproken werd waren beiden verbaasd over hetgeen zij zagen. Want wie zagen zij daar? Het waren baron Wijdc- vold, Frans van Beckum cndo veld wachter. „Groote hemel", dacht Roger, ,hoe komen deze drie bij elkaar en wat moeten zij hier". Diezelfde vraag stelde zich ook zijn met gezel, want deze had evenmin ccnig idéé, wat dit zou kunnen beteekenen. Den baron had hij hior verwacht; als alléén Frans van Beekum bij hem geweest was, zou hij tot het besluit gekomen zijn, dat deze ook tot diens medeplichtigen behoorde. Maar wat deed die veldwachter hier en waar voor kwamen zij zoo met z'n drieën hier heen? Het ware toch al te dwaas te veron derstellen, dat de veldwachter tot het complot behoorde. De advocaat kreeg op eens het gevoel of alles meer op een klucht dan op een drama geleek. Maar natuurlijk was hij een en al aandacht voor wat die drie met elkaar be spraken. Toevalligerwijze stonden zij juist stil voor de struiken, waarachter de luiste raars zich verborgen hadden. De baron wees op een .boerenhuis, dat een vijftig meter verder lag. „Daar is het", zeide hij. „U meent, clat bij daar vastgehouden wordt?" hoordo Roger nu zijn vriend Frans vragen, „maar dat is toch niet mo gelijk". „Ik ben or nochtans zekor van". „Maar met welk doel?" „Dat zullen wo hooren, als wo den man er verlost hebben, dunkt me". „Maar hoe zullen we dat doen?" vroeg de veldwachter zich tot den 1 ron koerend. „Wo zullen er binnen dringen". „Dat mag zoo maar niet. Zelfs do politie mag niet zoo maar een huis binnendrin gen", klonk het bedachtzaam. „Dat weet ik wol, veldwachter, dat woet ik wel. Maar man het is nu toch geen tijd om allerlei wcttolijko bezwaren to ma ken. Ik geloof, dat we l:ort en goed beslui ten moeten daar binnen to dringen. Als wc teruggaan en eerst de justitie waar schuwen, wie weet of we dan niet te laat zullen komen." Maar dc veldwachter scheen nog niet overtuigd. „Maar, ik bon oen man van do wet, ik steek me liever niet in een wespennest, ik heb van dat geval met die arrestatio, waar u zelf zoo boos om geworden zijt wat ge leerd. Ik bemoei mo er niet mee". De baron uitte een gesmoorde vloek. „U is veel te voorzichtig, zeide hij, „u"... Maar hij voleindigde den zin niet, want Frans van Beckum viel hem in de rede: „Kijk eens", zeido hij zacht, „wat is dat daar". En hij wees naar het boerenhuis. Do deur ging open en in de opening ver schoon iemand, wienB gestalte in hel maan licht zich scherp afteekendo. „Hé", riep do.barnn en uit den toon van zijn stem klonk werkelijk de meest onge veinsde verbazing. Dat mocht waarliik geen wonder hcoten. Tmmcra degene, dio daar voor de deur stond, werd door hem en anderen dadelijk herkend. Dat was, dat kan niemand an ders rijn dan eer dubbelganger van den baron zelf. Hij had dezelfde gestalte, de zelfde houding, droeg hoed en klooding, znoals do baron zelf dio placht te dragen. En duidelijk hoorden zij in do heldere nachtlucht iemand nndom, dio achter don naar buiten tredende do deur openhield zoggen: „Nu, mijnheer do baron, tot morgen dan. Ik zal overal voor zorgen, dat het precies gebeurt, zooals wo afgesproken hebben". „Hel en duivel, wat beteekont dat", zei zacht baron van Wijdeveld. De veldwachter scheen het meest geneigd aan een spoorkverschijning te gelooven en voelde veel neiging op de vlucht te slaan. En indien liij zich niet voor de an-'eren gesrhamd had zou hij dat zeker gednsn hebben. Roger en zijn gezel stonden bijna vlak achter dc drie anderen. Zij hadden niet zoo gauw als dezen gezien, wat er gebeurd was, maar zij hadden dio heldere stem ge hoord cn waren bijna geheel uit hot struik gewas to voorschijn gekomen om te zion wat er gebeurde. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 3