ij' h perde Blad. I Vrijdag 15 October 1926 UST DE PERS M (OOF! and a it 8 an asset (KEI® HET VERDRAG MET BELGIË. D e T ij d herinnert er aan, dat D e Nieuwe Rott. Grt. fel bestrijder van het Nederlandsch-Belgisch verdrag in 1920, toen de inhoud van het verdrag bekend werd, er voor was. En eerstgenoemd blad vervolgt dan: ,In 1920 ging het dus niet aan „over de uitkomst te mokken". Zelfs het kanaal AntwerpenMoerdijk werd den handel in Antwerpen „gegund"; van de Belgische kanalen over ons land behoefden wij „wei nig meer te vreozen dan eenigen overlast, dien wij echter ten genoege van goede na buurschap gaarne bereid zijn te dragen." Wij vragen nu: wat is er sedert 1920 veranderd? Moet nu worden verworpen wat toen zonder geestdrift, maar toch met alge- meene instemming werd aanvaard? Op deze vragen zal men in de uitvoe rige litteratuur omtrent het verdrag te vergeefs een antwoord zoeken. Als onze fractie morgen het verdrag even bezadigd en rustig beoordeelt als de „N. F. Crt." dit in 1920 heeft gedaan, zal haar de beslissing, die zij nemen moet, niet moeilijk vallen." ZIJ KWAMEN, ZAGEN EN WISTEN. Het Huisgezin schrijft: Als men u opdrong, een onderzoek in te stellen naar den maatschappelijken en economischen toestand van de plaats uwer inwoning een „middelmatige" stad, la ten we maar eens zeggen naar de fac toren die daar het leven beheerschen, naar den geest der bevolking, haar inzich ten, wenschen, verwachtingen, dan zoudt ge daaraan, indien ge althans niet voor de opdracht bedanktet, de handen vol heb ben. Kreegt go zulk een opdracht voor een lieele provincie, dan zoudt ge vermoedelijk met de handen in het haar zitten. Werd heel Nederland u als arbeidsveld aangewezen, dan waart ge stellig de wan hoop nabij. En werd u gezegd, dat ge een onder zoek hadt in te stellen naar de toestan den in een land honderd maal en meer zoo groot als Nederland, met honderd mil- lioen en meer inwoners Rusland dan zoudt ge als eerlijk man zeggen: dat gaat de krachten van een sterveling te boven. Welnu, wat ieder mensch met gezond versland onmogelijk zou achten, dat heb ben zeven leden van de „Hollandsche Ar beidersjeugd" niet alleen aangedurfd beproefd, maar volbracht. Deze zeven jonge menschen, die de taal van het land niet kenden, die in hun voor bereidende studie van staathuishoudkun de, staatsrecht, land- en volkenkunde enz. enz. wel niet boven de middelmaat zullen hebben uitgeblonken, weten er na een ver blijf van vier weken in Rusland alles af. Benijdenswaardig voorrecht van de f ciaal-democratische en communistische jeugd. Vergrijsde geleerden, in de vereischte wetenschappen doorkneed, toegerust met de kennis van taal en volk, gerijpt door ervaring en wereldwijsheid, durven, een verblijf van maanden, slechts voor zichtige indrukken meedeelen, die zij nog met de noodige reserves omgeven. Een zevental jongelui, wildvreemd een wildvreemde omgeving, zijn na een snoepreisje van ettelijke weken van alles op de hoogte. Is het niet de wereld op haar kop? Waartoo dient nog studie gedurende een menschenleven, scherp waarnemen, voorzichtig wikken en wegen, nauwgezet vergelijken, als in een ommezien aan kna pen wordt geopenbaard wat voor geleer den nog een ingewikkeld probleem is? Waarom heeft men het zevental, een maal toch op weg, niet doorgezonden naar bet Uiterste Oosten, om ons op dezelfde Parate wijze in te lichten omtrent het groote mysterie van het Ghineesche vraag stuk? Want de kwestie van sovjet-Rusland is thans definitief opgelost. We vernemen, dat do industrieele toe stand van Rusland voortreffelijk is, dat de arbeiders er als in een paradijs leven, dat het roode leger tweemaal door de jon gelui „bezocht" een weermacht zonder weerga van de arbeiders en boeren is, dat, in één woord, de dictatuur van het pro letariaat een groot perspectief voor de ar beiders heeft geopend. We weten nu van Rusland genoeg en kunnen de voorlichting van geleerden, staatslieden en economisten verder wel missen. De zeven Nederlandsche jongelui van sociaal-dcmocratischen en communisti- schen bloede hebben de onsterfelijkheid verdiend. BINNENLjlltëD DE SCHOONHEID VAN NEDERLAND. Een voordracht van Henri Polak. In de grooto gehoorzaal van het Kolo niaal Instituut te Amsterdam heeft de heer Henri Polak een voordracht gehouden over: „De schoonheid van Nederland". Bij het bepalen van de schoonheid van een land, zijn. er zeidc spr. twee ele menten in het spel. In de eerste plaats dat wat de Natuur het land geschonken heeft, in de tweede plaats wat de menschen met het land hebben ged,aan. De Natuur is met haar gaven zeer kwis tig geweest, geen enkel land heeft zij zon der eenige schoonheid gelaten. Twee uiter sten vormen Zwitserland en ons land. In Zwitserland beheerscht de natuurschoon heid alles. Daarmede is niet gezegd dat de Natuur ons land misdeeld heeft. Wat de Natuur Nederland geschonken heeft, is van een zeer bijzondere, innige en intieme schoonheid. Wij hebben onze duinen met het goudgele breed strand daarvoor, waar op de zee haar golven Werpt. Wij hebben de heide, onze breede riviermonden en stroomen; wij hebben onze bosschen, onze grachten, onze molens en onze weilanden en dat alles overhuifd door prachtige al tijd wisselende luchten. Bij en tusschen deze schoonheid hebben de menschen tal van dingen geschapen, die de schoonheid van dit land verhoogden; vaak is daarme de een sfeer gewekt als in geen enkel land kan worden waargenomen. Veel van die schoonheid, die in het abstrakte niet be hoeft onder te doen voor die der Alpen, is met de natuur vergroeid. Waar vraagt spr. ziet men in de wereld stadjes als Delft, Hattem, Amers foort, Hoorn, Enkhuizen en Edam, de „doo- de" steden, die echter leven met een eeuwigdurende schoonheid. Waar heeft men dorpen als Laren, Garderen en Ber gen en waar heeft men een stad als Am sterdam? Ons land met zijn intieme schoonheid staat alleen op de wereld en wordt nergens geëvenaard. Wij zijn helaas slechte wachters geweest van de door vroegere geslachten gescha pen schoonheid. Menvmoet zich verwonde ren over het gebrek aan schoonheidsgevoel, dat het ons onmiddellijk voorafgegane ge slacht heeft gekenmerkt. Dit geslacht heeft veel vernield en men kan zich terecht verbazen, dat er nog iets is overgebleven. Wat is er gebleven van onze vestinggrachten, van onze torens? Het ergste wat men onze stad heeft misdaan was het aanleggen van de spoorwegeilan den in het IJ waardoor men Amsterdam heeft gemaakt tot een blinde stad. In bij na alle steden van ons land heeft men zoo gehandeld. Overal greep en grijpt men met ruwe hand in in de schoonheid van vroeger geslachten. Dit geschiedt meestal door gebrek aan overleg en door onver schilligheid der betrokken autoriteiten. Ook voor het land is er een dreigend ge vaar, dat ons aangrijnst. Het gevaar van bijna volledige verdwijning van wat de na tuur ons heeft geschonken. Men ziet met afgrijzen, dat, waar vroeger een prachtig landgoed stond, thans het banale villa park verrijst. Voortdurend worden plassen enz. bedreigd met droogmaking; prachtige bosschen vernield. Gelukkig wordt er door nuttige vereeüigingen reeds strijd gevoerd tegen dit vandalisme. Het besef moet toenemen dat het een nationaal belang is, do schoonheid te red den. Er moet verandering komen in de be lastingwetgeving zoodat het bezit van landgoederen niet langer als een ondrage lijke last wordt gevoeld; wij moeten heb ben een nieuwe boschwet en een monumen tenwet. Er moeten natuur-reservaten ge sticht worden waar niet gebouwd mag wor den. De geheel Veluwe b.v. moet zulk een reservaat worden. Wij moeten, aldus besloot spreker zijn belangwekkende en door een reeks van lichtbeelden toegelichte voordracht, allo krachten inspannen tot het behoud van ons natuurschoon. EMIR FEISAL. Prins Faisal bin Abdal-Aziez Al-Sa'oed. Het bezoek van don drager van den hierboven prijkonden naam, den tweeden zoon van Abdal-Aziez bin Faisal Al- Sa'oed, Sultan van Nedjd (de provincie der heilige steden van Arabië), gisteren aan onze Koningin gebracht, heeft een bijzondere beteekonis. Tot dusver heeft, meenen wij, nog nooit een beheerscher van Mekka en Medina aanleiding gevonden tot het zenden van een gezantschap naar Nederland. Thans heeft de Vorst van bijna geheel Aarabië, Bin Sa'oed, zooals men hem ge woonlijk noemt, geheel spontaan aan dien gene zijner zonen, die in zijn naam het bestuur over Mekka voert, opgedragen, de hoofdsteden van die Europeesche sta ten, die hem in zijn dubbele vorstelijke waardigheid erkend hebben, namens hem te gaan begroeten en van zijne vriend schappelijke gezindheid te verzekeren. Gistermiddag te 1 u. 12 min. na hun bezoek aan Leiden, zijn per gewonen Staatsspoortrein, waarin een der salonrijtuigen van den trein van H. M. de Koningin, door Hare Majesteit ter be schikking van den Prins uit den Hedjaz gesteld, Emir Feisal, veTgezeld door den Minister van Buitenlandsche Zaken van dat koninkrijk, den heer Damluji, en door den consul to Djcddah, den héér van der Meulen, uit Den Haag naar Apeldoorn vertrokken voor de aangekondigde audi ëntie bij H. M. de Koningin. Op het perron waren zeer velen getui gen van het vertrek. De Emir en zijn ge volg hadden don Koninklijken wachtsalon ter beschikking gekregen en begaven zich van daaruit naar don gereedstaan den trein. Emir Feisal en do minister Damluji droegen fraaie Arabische plechtgewaden. Ditmaal had ook Emir een met kostbare juweelen bezette sabel, geborgen in gou den schoede, in de hand. Bij aankomst aan het Paleis werd de Emir ontvangen door den Hofmaarschalk der Koningin den Emir en zijn gevolg naar den salon, waar Koningin en Prins zich voor de audiëntie bevonden. De Opperceremoniomcoslor Graaf Du Monceau kondigde Hare Majesteit de bin nenkomst van den Eemir aan. Daarna begeleidden t\v kamerheeren der Koningin, F. F. Baron de Smeth, die hem naar de voor hem bestemde vertrek ken geleidde. Emir Feisal hield lot de Koningin een toespraak, waarin hij zich kweet van de hem door zijn vader verstrekte opdracht om dank te betuigen voor do erkenning van zijn vader als Koning van den Hed jaz. De toespraak, die in de Arabische taal werd gehouden, werd vertolkt door minister Damlugi, die de Fransche taal machtig is. Na do ontvangst werd oen thee aange boden, waarbij mede aanwezig waren de dames en heeren der Hofhouding, die op het Loo aanwezig zijn. Per extra-trein, den Emir aangeboden door H. M. de Koningin, vertrok de Emir met zijn gevolg ten 6.05 minuten. Zij zou den te 8 uur 31 te 's-Gravenhage aan komen. De Koningin heeft Emir Feisal het grootkruis van de Oranje Nassau-orde verleend. UIT HET MIJNBEDRIJF. Do Zaterdagsche zes-urendienst. Het antwoord der directies. Do directies hebben het volgend schrij ven gericht aan do contactcommissie voor het mijnbedrijf: Wij namen kennis van het schryvgp. der samenwerkende mijnwerkersbonden cLd. 14 Ootober 1926, waarin deze mede- deelen onze bereidverklaring tot weder invoering van den zee-urendienst op Za terdagen, te aanvaarden en eenige daar mede verband houdende wenschen ken baar maken. Naar aanleiding van de opmerking der vakbonden, dat dezo do nadere toelich ting der directies niet voor hun rekening kunnen nemen, moeten wij modedeelen, dat wij de juistheid dor door ons aange voerde argumenten handhaven. Aan den wensch om den verkorten dienst reeds op 1 December te laten in gaan, zullen wij in zooverre tegemoet ko men, dat het in ons voornemen ligt de nieuwe regeling in te voeren op 24 De cember, zoodat daags voor Kerstmis 6 uur zal worden gewerkt en de nachtploeg dien dag om 12 uur 's avonds haar werk kan beëindigen. Uit den aard der zaak zal deze dienst regeling dan ook gelden op Oudejaarsdag. De bezwaren door de bonden aange voerd tegen het denkbeeld om op de mij nen, wanneer daartoe do mogelijkheid be staal, een nachtdienst v dos Zaterdags te laten vervallen en do arbeiders van de zen dienst in andere ploegen te plaatsen, hebben ons niet kunnen overtuigen, dat een dergelijke regeling ongewenschl zou zijn. Inzonderheid uit een oogpunt van Zondagsheiliging zou oen zoodanige op lossing, waardoor do arbeid reeds op Za terdagavond 10 uur eiddigt, aanbeveling verdienen. Waar evenwel de bonden tot zoodanige regeling niet wenschen mede te werken, zullen wij deze kwestie thans laten rus ten. Tegen den aan het slot van den brief uitgesproken wensch, om omtrent de uit voering van den zes-urendienst een be spreking in de Contactcommissie te hou den, beslaat dezerzijds geen bezwaar. Het ligt in het voornemen de bonden tijdig tot zoodanige bespreking uit te noo- digen Naar wij verder vernemen, is liet zeer waarschijnlijk, dal do bonden op de ge stelde voorwaarden zullen ingaan, zoo dat een conflict zal zijn voor kom e n. Vragen van den heer Wibaut. Do heer Wibaut heeft den minister van Waterstaat er op gewezen, dat voor een aantal industrieele bedrijven in Nederland, en daaronder voor het leven der bevolking essentieele bedrijven, do stoonkolenvoor- ziening voor de eerstvolgende maanden niet de waarborgen biedt voor een onge stoorde bedrijfsvoering en de Limburg- sche steenkolenmijnen, met name ook de Staatsmijnen, een deel barer productie over de eerstvolgende maanden verkoent hebben voor uitvoer naar het buitenland. Is dit deel der productie, voor uitvoer bestemd, grooter dan in voorafgaande ja ren, wat de Staatsmijnen betreft en wat do andere mijnen berteft, en wil de minister mededeelen, welk percentage der produc tie in de eerstvolgende maanden van de Staatsmijnen en van de andere mijnen in Limburg beschikbaar is voor voorziening in do sloenkolenbehoofto van die aange wezen bedrijven? Indien deze mededeelingen zouden aan wijzen, dat een abnormaal percentage van de productie der Nederlandsche mijnen, Staatsmijnen en andere mijnen verkocht is voor uitvoer, kan dan dezo verkooppo li liek van de Nederlandsche Staatsmijnen en andere steenkolenmijnen worden voort gezel of blijven gehandhaafd en wil de minister bij een ontkennend antwoord mededeelen, welke maatregelen hij voor nemens is te nemen in 's lands belang, ter verzekering van een zooveel mogelijk voldoende steenkolenvoorziening geduren- do de eerstvolgende maanden, met name UIT DE RADIO-WERELD. Programma's voor Zaterdag 16 October. Hilversym, 1050 M. 12.00 Polifcieber. i 3.005.00 Concert door hot H.D.O.- orkest. 5.005.30 Duitschc les voor beginners. 5.306.00 Fransche les voor beginners. 6.007.00 Solisten-concert. Boris Lenslcy, viool. Egbert Veen, piano. 7.008.00 Cursus voor Boekhouden en Handelskennis, door don heer J. Pelser Jr. 8.10 Politieber. 8.20 V.A.R.A.-avond. 10.00 Persbcr. Daventry, 1600 M. 3.20 Concert door hot Victor Olof sex tet. E. Draconi,piano. K. McCormack, mez zo sopraan. A. Burch, bariton. 4.50. Engelscho muziek door do strijk- band van de Royal Air Force. 5.20 Causerie: Some English characters in French novels. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Concert door de strijkband van do Royal Force. 6.50. rPaatjc over het muziekprogramma van de volgende week. 7.20. Tijdsein Big Ben, woerber., nieuws 7.30. Causerie: Pekin, the fun of the fair. 7.48. Muziek. 8.00 Muziek of lezing. 8.20 „Never again", revue van vacantic- gebcuren. 9.20 Imitatie van een Amcrikr.nnsch pro- gramma. 9.50 Cuasorie: Sport. 10.05 Lcs adieux op. 81a, Boctbovea. M. Cole, piano. 10.20 Tijdsein, woerber., nieuws. 10.35 Layton en Johnstcnc, liunmvV.1 -n. a. d. piano. 10.5012.20 Dansmuziek van hot Savoy hotel door de Savoy Havana band. R a rl i n-Pn ris 1750 M 12.502.10 Concert door liet orkest Ra dio-Paris. 5.055.55 Concert door tie Radio .T~zz symphonie. 8.5010.30 Galaconccrt. Orkest en vocale solisten. Königswusterhauscn, 1300 M. 7.50 Vroolijke avond. Orkest, koro en so listen. 9.5011.50 Dansmuziek. Brussel 487 T' en A n t w e r p e n 5.206.20 Concert. Orkest on 1STFn^el tenor. 8.20 Concert. Mme. Kuffor-"tli-TT"i'i>oilf zang. 8.50 Lezing: Les musées Rpyaux du tin- quantenaire. 9.00 Concert. 9.3010.20 Dansmuziek M ii n f r 410 M. 12.501.50 Orkestconeert. 3.05—3.20 Kindervertellircren. 3.354.50 Muziek u. d. Renaissance-tn i. 4.505.20 Gedichten voorlezing. 5.30—5.50, 5.50—6.20, 6.40—7.20, 7.50 7 "0 Lezingen. 7.50 Concert. Orkest en O. Krupka-T.ut z, sopraan. 9.5010.20 Vroolijk orkestconeert. voor de voor liet leven der bevolking es sentieele bedrijven? Moet bij die maatregelen ook worden gedacht aan een uitvoerverbod van steen kolen, voor zoolang als do slecnlcolen- voorzicning van voor het loven der be volking essentieele bedrijven in de e r.st- volgende maanden gevaar loopt? Bestaat ook ten opzichte van een vol doende voorziening voor huisbrand (eior- brikelten en anlhraciet) in den aanstaan den winter in eenige gemeenten aanlei ding voor bezorgdheid? En wil de minister, gesteld, dat de f(,i- ten hiertoe aanleiding geven, ook ten opzichte van dozo soorten brandstof maat- 1NGEZ0N0F3 f ED'D^EÜWG VERHAGEN's PAR0JSCHE WAFELS, zijn niet te vervangen, evenmin als Natuurboter!!! FEUILLETON. £8) Oorspronkelijk Detectieve-Roman door WILLIAM HOLT. 2f0O3 Waarom gelooft u dat?" «Wel als ik het u zeggen mag, ik heb ton indruk gekregen, dat als juffrouw Bur- °n iets bereiken wil, zij inderdaad door zettingsvermogen toont en niet gemakke- van baar voornemen is af te krijgen". 9ora glimlachte. «0 zeide zij, „heb ik dien indruk op u Smaakt? Omdat ik nogal beslist ben op- Ee reden na den dood van mijn ocm? Ja, aar zoo ben ik altijd niet, en als u mijn lenden vraagt, die mij langer kennen ïtn'j iZ1^ u ze£8en> dat ik maar een onbe- udend meisjo ben, dat ik veel van uit- aan hield, mij met weinig ernstige dingen z>g hield, en heel erg verwend werd door Jn oom en tante". ..Nu, dc- iten dan zm niemand zeker spreken. Trouwens het .onnatuurlijk zijn als u niet van een «em 6aan had gehouden. Over het al- die meer in jonge dames, met al te ernstig zijn, dan in dezulken, z°o yselijk serieus studeeren". 00^ zneer in onbeduidende jonge J?es antwoordde Dora. advocaat protesteerde. Üoe]inl\ n®en"> zei hij. „dat is mijn bc- Üuffm "B emaal niet, dat moet u weten Uw burton. Ik wilde alleen dit maar zeggen: ik geloof niet, dat u werkelijk heel ernstig gewild hebt aan de universiteit te studeeren, want dan zou u het gedaan heb ben ook. En ik geloof ook niet dat een meisje per sé gewichtiger wordt of nutti ger of aangenamer, wat u maar wilt, om dat. zij gestudeerd heeft." „Een modern advocaat met een ouder- wetsche opvatting omtrent het vrouwen vraagstuk", merkte Dora met een flainv glimlachje op, „ik ben het heelemaal niet met u eens." „Dat spijt mc, maar „Maar waar praten we over, wilt u zeg gen. Wij zitten hier nu waarlijk- al weer langer dan een uur en mijnheer Hosch komt nog altijd niet. terug". „Al bijna twee uur", zeide Roger, die dit mer verwondering op zijn horloge consta teerde. De tijd was hem omgevlogen. En .in zijn hart was hij den detective dank baar, want door diens wegblijven had hij de gelegenheid gevonden tot gedachten- wisseling, die altijd een soort van intimi teit doet ontstaan, een zekeren band van wederzijdsch vertrouwen. Maar hij vond nu toch ook, dat Rosch wel heel lang uit bleef. „Ik weet niet", zei Dora, „of u nog langer op hem wachten wilt, maar in ieder geval moet u mij verontschuldigen, want ik moet naar mijn tante die ongesteld- is. Ik heb haar waarlijk al te lang alleen gelaten". „Oh, ik vraag u wel excuus, dat ik u zoolang heb opgehouden, het is werkelijk al te onbeleefd van me", verontschuldigde Roger zich, „en ik wil er toch op uit gaan om te zien of ik Rosch vinden kan. Want natuurlijk heeft er zich weer wat nieuws voorgedaan. Weet u, ik heb zoo het voor gevoel, dat de zaak nog niet geheel ten einde is. Rosch sprak van <lie telegram men, die hij ontvangen moest. Welnii er zijn er maar twee gekomen. „Dat andere kon die man hebben, met wien hij meegegaan is". „Het is mogelijk, maar...." Do advocaat kon zijn zin niet voltooien. Het dienstmeisje diende mand aan. Het was de burgemeester van Schillcrhorst. „De burgemeester, wat moet hij hier", vroeg Dora. „Hij wenschte zeer dringend den heer Rosch te spreken". „Maar je had hem toch kunne zeggen, dat deze was uitgegaan". „Ik heb het hem gezegd, doch hij wilde dan graag u spreken of mijnheer bier. ITij schiint te weten, dat mijnheer ook bier is". „Goed", zei Dora, „laat hem dan hier ko men". De burgemeester trad dn dol i ïk daarop binnen. Hij grccltc beleefd. Het scheen Roger toe, dat de man enigszins geagi teerd was. „Wel burgemeester", vroeg Dora Burton, „wat voert u bierheen?" „Ja dat is een heel onaangename ge schiedenis. De meid zal u gezegd hebben, dat ik eigeoli'k miinheer Rcsch zeek, nv>ar hij is niet hier en ik weet hem nergens anders te vinden. Tic ben bier burgemees ter en hoofd van de politie cn ik stel heel veel vertrouwen in mijnheer ResMi, van wien ik vroeger al gehoord heb. Maar nu geloof ik toch, dat hij lij een domheid heeft laten begaan". „Zoo en welke dan, burgemeester?" „Ja ziet u, ik heb op zijn aanraden, on zijn aandringen mag ik wel zeggen, iemand laten arresteeren^ een bediende van den Eikenhof". „Een bediende van den Eikenhof?" „Ja, mijnheer Rosch achtte dit zeer be slist nooc'ig cm ic voorkom o, dat do m~o vluchtte. Hij zei. dat hii de meest er^sti-e aanwijzingen tegen hem bad als Ie zi;o bctrok'-on in den moord op uw ocm, juf frouw Burton". „Een bediende van den baron", vroeg de advocaat. „Ja, nu toen heb ik mij laten verleiden om zonder dat ik zelf feitelijk iets tegen den man wist hem in verzekerde bewaring te stellen. Maar de detective beloofde mij dat bij binnen <^en uur mii allo verlangde ophelderingen zou geven. En het zou voor mij een prachtig succes zijn, zei bij, den moordenaar, want volgens hem is die man de dader, te hebben laten arrcstecren. Nu zijn er evenwel al eenige uren verloopen, maar ik heb nog altijd niet do verlangde opheldering en mijnbeer Rosch komt maar niet opdagen. Dat is voor mij een hoogst onaangename geschiedenis, want. u be grijpt. ik snijd liever niet in do vingers. Ik ben bii die arrestatie afgegaan op de meer dere ervaring in die zaken van den detec tive. En als het nu nog een boorcnlummel betrof, och dan zou een vergissing zoo erg niet ziin, maar baron Wijdeveld bemoeit er zidi mee en hij kan me nog vel last bc7^-gen". „Baron Wijdeveld", vroeg de advocaat. „En zegt dat de man dien ge gearres teerd b^bt een knecht van hem is?" „Ja. Maar hoe kan ik nu een bevel tot inhechtenisneming uitvardigen, do justitie wprVs^huwen als ik heel niets van dien man weet. Tk ziij me genoodzaakt hem weer los te laten. Mijnheer Rosch heeft me er leolijk mee laten inloopcn. Ik begrijp niet, hoe hij die heeft kunnen doen. In ieder ge val, nu ik hem hier niet tref cn u me ook geen inlichtingen schijnt te kunnen geven moet ik hem' vrij laten. En moet ik trach ten, dat er geen moeilijkheden gemsekt worden. Of kunt u nog een beteren rand geven", vroeg hij aan den advocaat. Deze haalde de schouders op. „Neen", antwoordde hij, „ik weet niet wat dit alles beduidt, er schijnt hier een vergissing in het spel te zijn. Maar nis ik u van dienst kan zijn, dan gaarne. Ik ken baron Wijdeveld als ik voor uw ge noegen hem bewerken kan, dat hij geen moeilijkheden maakt". „O ja, als u dat zoudt willen doen.?" zei de de burgemeester grolig, „dat zou ik heel graag willen". „Goed", antwoordde Roger. „Ik beloof het. ii, ik zal naar hem toe gaan en trachten het in orde te maken". „Prachtig. Maar dan doet u misschien beter mot mij mee te gaan. De baron zal ever een half uur ten mijnont kornen en misschien kunt u hom overrodon alles als een vergissing te beschouwen. Hij is heel boes na liet geval". „Over een half uur of eerder ben ik cok bij u". „Prachtig, daar reken ik dan op. En als de detective in dien Lijd terugkomen morht, dan brengt u hem zeker mee?" „Dan breng ik hem mee". Do burgemeester nam afsthcid, Dora Burton on Athiir Roger bleven allcer. Zij zagen elkaar aan. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9