BI het „Tijdschrift voor Geneeskunde", een artikel van Dr. Ingelsen uit Blcskcrgraaf over liet voorkomen van verschillende ty- ,phusgcvallen, veroorzaakt door een bacil lendrager. Verkort geef ik het hier weer: „In Maart 1926 kwamen hier plotseling in een gezin twee gevallen van typhus yoor, waarvan één patiënt overleed; de andere zieke herstelde, zonder dat ik de bron van besmetting had kunnen ontdek ken. Einde Juli brak wederom in hetzelfde gezin typhus uit en wel bij de vrouw des huizes. De ontlasting van dit gezin werd verzameld in een put, die lekkage had on in verbinding stond met een sloot, waarin dagelijks het eetgerei werd schoonge maakt. De huiseigenaar deed op zekere dag een kleine herstelling aan een pompbuis in bedeelde sloot, met dit gevolg, dat hij tien dagen later eveneens met typhus te bod lag. Hieruit bleek dus wel, dat den sloot besmet was. Terzelfder tiid stelde ik we derom een geval vast bij iemand die hecle- maal niet in aanraking kwam met het ty- phus-huishouden doch wel met den dag gelder van dien boer. Dit bracht mij op het denkbeeld, of die persoon wellicht een bacillendrager kon zijn. Na ingc- Bteld onderzoek bleek, dat 's mans broer twintig jaar geleden typhus had gehad. •Vóór ongeveer negen jaar diende hij zelf bij een boer in G., waar toen typhus heerschte; hij werd ook ziek en op raad van den dokter daar ter plaatse ging bij naar zijn ouderlijke woning terug. Hij kreeg diarrheeën, hooge koortsen en is lan- jgen tijd ziek geweest; waarschijnlijk of ;wel zoker heeft hij toen dus typhus gehad. Daarop is patiënt naar L. vertrokken waar na nog geen half jaar typhus uitbrak. Eén zieke overleed. Van L. is hij naar H. ver huisd; twee maanden later was in dat huisgezin typhus. Vervolgens is hij hier ge komen met als gevolg, tweemaal twee ge vallen in het gezin, waar hij werkzaam is en bovendien be3metting van zijn buur man en indirect van den eigenaar van dc hofstede. Nadat zijn ontlasting tweemaal is onderzocht in het Centraal Laborato rium te Utrecht bleek deze beide malen iyphu8bacillen te bevatten. Later bleek nog dat dezo bacillendrager in do gemeen ten O. en P. typhus veroorzaakt heeft, ■waarbij de patiënt te O. overleden is. Hieruit blijkt alweer, hoe groot gevaar zoo iemand oplevert voor zijne omgeving, hetwelk nog verhoogd wordt in plaatsen met slechte drinkwaterv-rziening, zooals hier. De bacillendrager was eigenaar van cn- ,kcle geiten, die hij zelf molk. Het ligt voor 'dc hand, dat hij die melk met typhus-bacil- len besmette, daar het reinigen der handen !vóór het melken in deze streek niet gc- .bruikclijk is. Hiervoor pleit, dat de patiën ten in O. en Bk, die b.dden overleden zijn, kort vdér hun ziekte hij hem ongekookte 'geitenmelk gedronken hebben." Tot zoover het artikel van Dr. S. te B. dat op zoo duidelijke wijze aantoont, niet alleen hoe groot hei gevaar is, hetwelk een Ibacillendrager, onbewust, jarenlang voor I zijn omgeving kan opleveren, doch ook hoe moeilijk het soms is het verband tussehen 'oorzaak en gevolg op te sporen, Over andere oorzaken van besmetting en Verspreiding bij Typhus een volgende maal. W. VOOR HUIS EN HOF. AARDAPPELEN ROGIEN, POOTGOED UITZOEKEN EN BEWAREN. 1 Hoewel de aardappelen dit jaar bijzon der weinig opbrengen en er voor den boer geen droog hrood mee te verdienen is ge weest, durven we toch nog over hel be waren enz. schrijven, omdat er altijd wel gekweekt zullen worden, daar het een volksvoedsel bij uitnemendheid is. In de cersto plaats dan willen we be ginnen met te vertellen, dat het heel slecht is om de aardappelen eerst in het laatste moment te rooien omdat ze toch niets waard zijn, want, gerooid moeten ze nu toch eenmaal worden, omdat ze het volgend jaar veel last geven omdat ze haast niet bevriezen en dus volgend jaar gaan groeien. Het natie wcèr in den herfst oefent een zeer ongunsligen invloed uit op de kwaliteit van de aardappelen, zoowel op de eet- als op de pooUardap- pelen. Ook worden er verschillende ziek ten door in de hand gewerkt, meer nog wellicht, dan men tot nu toe meende. Het is over het algemeen de gewoonte, om na het rooien de aardappelen te sor- teeren en ook meteen het pootgoed apart lo houden. Voor dat pootgoed necml men dan eenvoudig weg de poters, dat zijn de kleine, aardappelen uit den grooten hoop; slechter manier is echter niet denkbaar, daar juist onder dat kleine goed, als men liet tenminsto zoo maar voor de voet op neemt alle door Ziekten achtergebleven exemplaren zijn. De ziekten bij name te noemen is op het oogenblik niet de be doeling, voldoende zij het te weten, dat vele ziekten met de poters worden over gebracht, zoodat het volgend jaar de op brengst nog geringer zijn zal, tot er op zekeren keer heclemaal geen oogst meer zijn zal. Dat dit niet denkbeeldig of over dreven is weten de aardappeltelers maar al te goed al welen ze wellicht niet wat do oorzaak wezen kan. Om goed, of eenigszins goed, pootgoed le krijgen moet men in den zomer al op het land dc planten geregeld controleeren en de zieken eruit halen, maar dat ge beurt nogniet te veel omdat het nogal tijdroovend is en bovendien alleen kan gedaan worden door iemand, die verstand van do aardappelziekten heeft. Men kan echter al een heel eind op den goeden weg komen, wanneer men bij het rooien goed oplet en dan de pollen, die het meeste dragen en waarvan de knollen geen afwijkingen vertoonen apart houdt om ze te bestemmen voor pootgoed. Juist de pollen, waaraan de meeste poters zit ten moet men dus niet hebben, wat ook wel vanzelf spreekt, maar waargan men misschien nog niet zoo gedacht beeft. De manier om goed pootgoed le beko men is, zooals we reeds opmerkten in den zomer de absoluut ziektevrije planten te merken en dan daarvan poters te hou den, maar, dan moet men ook daarvan verkregen poters apart van iedere pol bewaren en uitplanten en dan kan men pas het volgend jaar bepalen of - men goed geselecteerd heeft. Ook moet men dan uitplanten op grond, waar nooit zieke aardappelen gestaan hebben of nog in het geheel geen aardappelen, wat niet zoo gemakkelijk is vooral voor den ar beider, die meestal op hetzelfde sFukje grond telen moet. Een goede vruchtwis seling is dau alles wat men doen kan en ook niet altijd hetzelfde soort telen, daar er tussehen de soorten onderling, vooral wat vatbaarheid betreft een zeer groot onderscheid is. Het bewaren van aardappelen 'zoowel voor de consumptie als voor het poten moet ook met de grootst mogelijke zorg geschieden, daar het in het eerste geval van invloed is op de kwaliteit en dus in direct op den prijs, en in het laatste ge val kan het van dusdanigen invloed zijn op het weerstandsvermgen dat ze al bij bet uitpoten waardeloos zijn. Ze mogen niet te koud maar ook niet te warm be waard worden. Te warm bewaart men ze echter meestal niet, maar wel te kond. Een temperatuur die te dicht bij het vries punt komt zal eetaardappelen nog niet zoo spoedig schaden, maar voor poters schijnt het zeer nadeelig le kunnen zijn en kan het soms oorzaak zijn van de z.g. onderzeeërs. Wat het licht betreft komt men ook een weinig van de steeds gevolgde manier te rug om ze zeer donker te houden. Half donker schijnt beter te zijn. Worden ze te licht bewaard, dan gaan zo spoedig schrompelen, maar men zal minder last hebben van rotziek enz. en de kiemen die in het voorjaar gemaakt worden zijn veel steviger en korter, wat voor de poters van belang is. Voor de eetaardappelen is de kuil nog wel altijd de goedkoopste bewaarplaats die ook wel goed is, maar voor de poters kan men beter een ietwat lichtere plaats opzoeken, die ook meteen wel een klein weinig warmer zijn mag. Het groole na deel van de kuilen is altijd echter, dat men de knollen in den loop van den win ter en vooral bij vriezend weer niet iu- speeteeren kan en er dan soms veel rot ziek enz. in voorkomen kan zonder dat men het weet en zonder dat men er veel tegen doen kan. Wio zelf geen pootgoed bewaren kan is bij het aanschaffen in het voorjaar al- lijd een weinig gehandicapt, omdat hij op vertrouwen koopen moet, daar aan den buitenkant niet le zien is, of de poter al dan niet gezond is. Men weet tegenwoor dig wel, dat bacteriën en schimmels enz. bestaan, ook al zaet men ze niet met bet bloote oog. Men kocpo dus bij vertrouwde bande laren, die ook verstand van aardappel ziekten hebben anders koopt men in de meeste gevallen ziek pootgoed, waarvan de opbrengst zeer gering zijn kan. Ten slotte is het van zeer veel belang, dat de landbowers meer dan tot nu toe hun aandacht schenken aan do planten in den zomer tijdens den groei, want dan pas kan men beoordeelen of het gewas goed is ja dan neen en ook dan pas zal men verstand van de ziekten en hunne verschijnselen krijgen. v. H. Vragen op het gebied van land- en tuinbouw aan de Redactie van „De Leid- sche Courant." HET ARME JOCHIE. door Pierre l'Ermite. Dat arme Jochie, dat ben ik Vergeef mij den naam er is geen andere Ik ben niet een kleine jongen., geen straatjongen.geen kind meer.... Neen, ik ben 't jochie.het arme jochie dat woont op de vijfde verdieping, derde binnenplaats, trap G, No 278, rue du Faubourg Saint-Denis. Ik heb een gele tint. Ik ben uitgedroogd., Ik heb inkt aan mijn vingers, spijkers aan m'n schoenen en een vierkante lap in m'n broek. 'b Morgens moet ik de melk halen en 's avonds de vuilnisbak leegmaken. In dien tussehen tijd ga ik naar school, poets ik schoenen, wasch ik 't vaatwerk af en surveilleer in de straatgeen hond wordt er overreden of ik ben er bij; ik glijd de trap af langs de leuning, en som tijds trek ik wel eens een belletje!. Ik ben 't jochie.het arme jochie! Dat daargelaten vind ik van mezelf dat ik een goede jongen ben, schrander, steeds bereid iemand van dienst te zijn, altijd vroolijk Toch niet....? Niet altijd vroolijk.... Vroolijk ben ik in de herfst, 's winters en in t' voorjaar, als ik al mijn vriendjes rondom me zie in mijn binnenplaats; of 't patronaat.... als we allemaal in het zelfde geval verkeeren. Maar ik begin treurig te worden in Juli, omdat dan mijn vriendje van de 3e verdieping heengaat en dan een van de eerste en dan nog anderen!.... Alle jare laten ze me alleen op dat tijd stip. Ik zie hoe ze hun koffers pakken; ik volg den kofferwagen tot aan 't station ik weet wel op een of andere manier op het perron te komen en van uit een boekje ziie ik ze allen vroolijk instappen do trein fluit en neemt ze mee naar een land waar men vrij kan ademen; naar ruimte, naar het licht! Ik alleenik moet blijven. En t' arme jochie, als bij dan terug keert naar den Faubourg-Sanit-Denis naar zijn trap G. en zijn nummer 278, voelt zich zoo treurig, zoo alleen, zoo heelemaal niets in al dat leven en al die stof, dat somtijds bij er van geweend heeft! Ja, ik beken hetHet is dom, maar het is toch zoo! Zal er dan nimmer voor mij een plaatsje te vinden zijn in een oude derde klas coupé, of in den bagagewagen, of zelfs in de hondenhokken Och ik maak toch geen groote aanspra ken!.... als ik maar daar eens heen mocht, waar werkelijk boomen zijn! En als ik dan terug kom vind ik de binnen plaats nog donkerder,, de trap nog vetti ger en dat 't bij den looier beneden nog viezer dan gewoonlijk ruikt. Op zulke avonden kijkt mijn moeder mij aan; dan lijkt het wel alsof ook zij ge weend heeft. Je komt van 't station? Ja, moeder! Je zoudt er ook wel graag eens uit willen?. Neen, moeder! En dan geef ik me over aan de meest zonderlinge droomen. Ik droom van dingen die ik niet kan uitzeggen, omdat ik niet weet hoe het is. De jongen van de derde gaat naar zijn oom, die een boerderij bezit in Nor- mandiö. Het schijnt dat die boerderij eep huis is zonder verdiepingendat bet zoo iets is als 't Bois do Boulogne. Maar dan om 't huis heen, maar 't Bois de Boulogne zonder agenten, zonder bewa kers, met gras waar men op loopen mag en eclite koeien, die tot bun buik in 't gras slaan. Het schijnt ,ook dat hij melk drinkt met schuim er op.... dat hij boter ziet ma ken. dat hij in den boom klimt om ker sen te eten. En daarom ziet hij er zoo dik en rood uit als een kers wanneer hij te rugkomt. Charles van de eerste verdieping, maakt me nog meer indruk. Hij, hij gaat naar zee.. Ik kan me de zee niet voorstellen. En gij Het schijnt dat 't een nog grooter water is dan de Seine bij overslrooming. Duizend maal grooter dan de gemeente lijke bron en dat 't water lekker frisch is Dat daar levende garnalen in leven, en ook fijn zand is dat je kriebelt tussehen je teenen Wat moet dat heerlijk wezen!Als hij terugkomt, dan lijkt hij wel verguld. Ik ben nog geler dan vroeger. Als men hem weegt is hij altijd zwaarder gewor den. En ik word magerder omdat ik 's zo mers geen honger heb, en dat ik me ver veel. Waarom ik niet naar buiten of naar zee ga? Omdat het te duur is Dat kostLuister!veertig franken hoen en terug voor drie weken frul n t )g il Veertig frankenveertig malen twin. tig sous!tachtig, stukjes twee fri vijftig daags met zakken maken. En ik het kruis heb van de klas, krijg Zpndags oen sous. Je ziet dus. Daar is eenvoudig nieh aaa te denken! En toch dat zou me zooveel goed c De broeder van den Catechismus me gezegd, dat, als er maar iemand waj die de helft betaalde, hij me dan weg z sturen. Want ik hoest veel sedert d< winter. Hij stuurt e: kanhoopen! Ik alleen behoor maar niet tot diet hoop. Mischien bet volgend jaar! Men moet altijd maar op hoop levea! Zooals vader. Wat zal dat heerlijk wezen! al zooveel weg, als hij fonder ie- c pafga£ eiing Ohden dag, dat ik naar 't statica zal gaan en 't meenens zal wezen!..„fc^ac dat ik een coupé zal binnenstappen!..,, Met een ceht kaartje! Zon indrinken, lucht inademen, die ni« U1 al duizen maal uitgeademd isdin. gen zien die eindeloos zijn; zonder schooi. steen, zonder taxizich vrij kunne; "c rollen in t' gras, in 't werkelijke gras, ii zal m'n geluk niet kunnen begrijpen! Als die broeder van den Catechismus L'^ dat nu eens voor me kon doen. enkele keer maar voordat ik op een am. bacht ga.dan geloof ik dat er schen hem en mij een vriendschap zo; ontstaan voor 't leven. Ik zou van hem houden en ook van de; *eI1, God, die hem zou hebben ingt. elite isklaps De re ïonna dot Ie vai sizaan il Ie itzeli fluisterd: „Ik in den tijd. Ik veranderde i 'itie water in den wijnGij Broeder, vei.11 so.orl ander nu eens de lucht van den kleine ÏI1Ilin^ van de vijfde verdiepig derde binDen 1 plaats, trap G. No. 278, die lucht is haas: :e niet in te ademen! En dan zou ik nog van de dame houda die de veertig stukjes van 20 sous m hebben gegeven.en dan van iedereo! Want als men gelukkig is, houdt mei £jjver veel gemakkelijker van iedereen dan ah men niet gelukkig is. En moeder dan.... wat. zou zij ze i» minnen!ik merkt heel'goed, dat a soms ongerust is als ze me aanziet. 1 Zie daar! Ik ben 't arme jochie!!! ken ei Het orwor; iken, ldffin aar a hij men! Generaal Bastos de Larenios greep da DE DICTATOR. hoorn van den haak. Hallo! jnwerl inste nati jnwerl a üi U Spreekt met Texas, klonk 't eet oofde, biedig. |rk wi En? knetterde de dictator terug. Hedenmorgen waren er negen en veti n zou tig ambtenaren, volgens het rapport, n; ch kwart over tienen op het bureel verscliE- nen. Ontslagen! brulde ie in den hoorn ei «k ge draaide z'n grooten grijzen snor in hort jnwerl zonlalc. Met groote passen liep ie z'n kamel en neer, keek even naar buiten en zette zidt voor zn bureau. Veertien dagen gek zat ie nog voor z'n bureau ijverig bezig d echtheid te controleercn van de nieuw postzegels van z'n kleinzoon en nu zal ii voor een berg paperassen afkomstig vu de eerste personen van het land. Ook es 3"narp eigenhandig schrijven van den koning! E- werd op een bevrijder als u 'gewacht dour 't gansche volk. Ja, vleiend was 't wel 0 het moedigde hem aan voort te gaan of den eenmaal ingeslagen weg. Telefoon rinkelde weer. Ja, met wie? Met Texas. De ontslagen vlootcommandaB wenscht een onderhoud met uwe Exc^e®. lentic. Ontslagen is ontslagen, snauwde Ei- Er wi irking slissin airbij ond ei der wendi irs, d: er dei BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 469. Elegante japon van bordeaux rood velvet. De rug is recht, doch onder broken door een taillenaad. De rok heeft in het voorpand twee stolpplooien, wiet bovenste derde deel vastgezet is. Het voor pand van hel lijfje is driedcclig. Kraagje en split voor den bals zijn gegarneerd met oen bijpassende kleudige crêpe ciselé met fluweel motief (een dor nieuwste stoffen van het seizoen). De zaksplittem wordeu met een strookje afgewerkt. De mouwen zijn nauw en recht en met _en strookje bc- verel bont gegarneerd. Hoed bijpassend vilt of fluweel, kousen rose en schoenen zwart, No. 47u. Eenvoudige najaarsmantel van mafgroenc wollen stof Boven- en onder gedeelte zijn op een smalle ceintuurband gezet, lie rug is op de taille even blou- sond, doch hangt verder recht. Van onde ren in elk voorpand een stolpplooi, begin nend bij de zakken: te dien einde valt de buitenlijn dezer laatste samen met den zij naad. De knoopen van sluiting en zakken ziju met dc stof overtrokken. Voor bonl- garncering bevorcl. Voering groen ge bloemde voorzijde. Hoed groen vilt, kousen rose-grijs, schoenen beige. No. 471. Jurkje voor meisjes van 3 tol 4 jaar. Stof: bleu flane^ In hel voorpand is een front met groote uilschulpingen ge zet: het doet tevens dienst als overslaande sluiting. Op de schouders worden enkele fronsjes gelegd, zoodat een aardige plooi val ontslaak De halsopening en de uit- scbulpingen van sluiting en onderkant worden met een lichtroode grove koopsgat- eteek in wol afgemaakt. -No. 472. Kinderjurkje voor meisjes van 3 en 4 jaar. Stof: Kasha in naturellint. Het rokje rondom geplisseerd. Het lijfje is glad en recht en heeft voor de hals een klein splilje, dat van boven met een PATRONEN NAAR MAAT fi 1.00 per stuk. Kindermaten tot 12 jaar fl 0.75. Papieren patronen op maat ,a"0a maakt, kunnen onder toezendinj van het bedrag (vergeet niet hC nummer van het model op te geveii' besteld worden aan Paper Patten Service, Parkstraat 79, Den Haai De maten op te geven volgen et)aa3 onderstaande teekening. l aarbij domei Maar knoopje en lusje gesloten wordt gehouden. De garnëercnde strooken over borst en om polsen en heupen, bestaan uit een kleurig geweven baud in syjde, doch liéfst in wol No. 473. Meisjesjapon (7 tot 10 jaar) van grijs velvet. De rug is recht en glad, doch het voorpand bloust even op de taille en heeft een belangrijke verwijding in het onderste gedeelte van den rok. Voor den hals een klein splitje, dat echter geheel bedekt wordt door een fel-rood zijden strik: de halve ceintuur, welks einden in dc zijnaden zijn opgenomen, is van soepel leer in hetzelfde rood als de zijden strik. Kousen rose-grijs: schoenen grijs of zwart No. 474. Eenvoudige robe van zwart crêpe marocnin. De taillenaad vereenigl rok en lijfje: het laatste is van achteren glad en recht, terwijl het van voren twee- declig is en met een knoopsluiting over de gebeele lengte. De rok heeft rondom stolp plooien, wier boveneinde ter lengte van ongeveer 7 c.M. gesloten is: even boven dc plaats waar ze open vallen worden zwarte galalilhknoopjes geplaatst (zelfde als op do borst). De taille garneert men met een brcede rood gelakte loeren ceintuur. Hoed rood vilt; kousen rose en schoenen rood of zwart. No. 475. Japon voor dagclijksch ge bruik, van kasha in bois de rose tint. De lengte van bet voorpand is in tweeën ge deeld door een taillenaad. Het lijfje is glad en recht, terwijl de voorbaan vand# rok met twee stolpplooien geknipt vow- Een geborduurd zijden pijltje sluit betN* veneinde der plooien af. De rug bes!^ uit één lange baan zónder ondei'brcsiift dan door een los ceintuurtje van k°n!Dj. blauw rips. Deze zeilde ripslint avow eveneens aangewend ter garncering kraag en mouwomslagen r .1 voor de d3» onder het kraagje. Hoed in bijpassen blauw fluweel of vilt, kouseii beige, scbo** nen eveneens. «Maa ,0, i daarom insehuj oldoei Dit 1 tea to Juff lat hel tantoo ilik ge ot van iem op overl laeuw "«Id. II 'en. iQ. fctot. ten «tok Woca: 'sroni Dora i-Xeei jfl he "ends abode; 'aar h •ami

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 10