I HET KOMENDE LICHT. I In dwarreling vielen de sneeuwvlokken. Op de hoeken der straten, opgezwiept 'door den wind, sloegen ze tegen vensters en muren, hoopten zich op in portieken en kozijnen. Do lantaarns leken verzamelpunten waar de vlokken wentelden en draaiden, voor zo vielen in de modder der straten. Op een kamer in één der huizen liep een jonge man heen en weer. Hij deed do gor dijnen op zij en keek naar 't dwarrelspel huilen in de lantaarnlichten en 't hopeloos vallen in de modder waar geofferd moest v/orden de smettcloozo blankheid. Dan liet hij de gordijnen weer vallen en ging terug naar de tafel, waarop een warboel van pa pieren en boeken, pakte een vel beschreven papier en las zachtjes voor zich. Ik verlang naar iets, naar oneindige reinheid en schoonheid, die mij zoo ver vult, dat mijn ziel er in versmelt, zich ge heel opgenomen voelt uit de wereld. Wat verlang ik, dacht hij, wal wil ik, nu 'juist, nu ik weet dat mijn werk gevraagd wordt, mijn boek door de critiek als goed geacht wordt. Ik heb toch mijn richting gevonden. Hij legde 't papier weder neer en zijn gedachten gingen naar vroeger, bij zijn ouders en de twee zusters. Zij bewoonden een winkel in éen der buitenwijken van een provinciestad. Bij de uitbreiding van de j laats ging de zaak vooruit en zijn vader wilde hem laten studeeren op H. B. S. en later Hoogeschool in de Hoofdstad. Hij wilde-zijn zoon zien als een geleerd menscb, Liet zooals hij zelf altijd geweest was. Hoe was alles geheel anders geloopen. Hij wist nog, hoe reeds op de H. B. S bij niet meer luisterde naar zijn Moeder, die hem vermaande zijn plichten to doer., naar de kerk te gaan en iedere week te communiceeren. En toon eens zijn vader, in booze stem ming haar zoidc: „Laat dien jongen toch, hij zal het wel beter weten als jij. toen wei gerde hij nadien openlijk, ging nooit meer naar het kerkje op den.zijweg, waar hij vroeger zoo vaak met zijn moeder was heengegaan. 't Eerste jaar op de Universiteit reeds weggejaagd, was hij, na hooge woorden met zijn vader, gegaan in 't leven, gaan schrijven, een Toeping welke hij altijd in zieh gevoeld had. En 't gelukte. Hij kreeg aanbiedingen van oen groot blad voor wekelijkse lie inzen ding en nu voort kort. was zijn boek uit gegeven, waardoor zijn naam bekend was geworden. Thuis wildon ze niets meer met hem to doen hebben, hij wist dat zijn vader weer tol de Kerk was teruggekeerd, herinnerde zich éénmaal een bezoek van hem toen hij met eonige vrienden en vriendinnen een fuif hield. Zijn vader had gezien en was weer heengegaan zonder iets gezegd iq hebben. Och, de man, hij begreep niets van hot leven. Moest zijn boek maar eens lezen Een korte tik op de fleur schrikte hem op uit zijn gedachten. T)c juffrouw bracht een pakje binnen. Voor U, afgegeven door een heer. zeide ze en ging weer heen. TTij Was even geschrokken doo^'l onver wacht binnenkomen van zijn hospita. Soms waren zijn gedachten nis de sneeuwvlokkon daarbuiten, om ook dwarrelend te vallen iri den granwen modder voor zijn ccnzamo ziel. Even trok hij de schouders op voor dote vergelijking. Zijn succes bewees toch dat zijn werk gewaardeerd werd, ingang von-l bij de mensehen. Hij nam 't pakje op en maakte het los. Er kwam een boekje uit met brief. Het was gestuurd door een vriend uit zijn schooltijd, een vriend waarmede hij de eerste illusies van het loven gedoeld had. Verbaasd las hij den inhoud. Samen hebben wij voor 't eerst in 's volle loven gezien en waren bekoord door den glans. Daarna zijn onze wegen uiteen gegaan en nu las ik je boek, zag dat je werd medegesleept in den stroom die tot duister nis voert. Ik verzoek je, lees dit werkje, en vraag dan of je de verzuchting van je ziel naar onbegrensd geluk niet onderdrukt. Ik zal voor je bidden om een lichtstraal in de duisternis voor je af te smeeken. Het was of deze woorden overluid wa ren gesproken en de klanken nadeinden tn de kamer. Waarom trof hem dit zoo? Waar om ook hier niet iemand, die 't leven niet doorvoelt. En op dat moment voelde hij zich diep-eenzaam, kwam in hem 't besef dat hij zijn weten van 't verlangen van de ziel naar oneindige bevrediging had, uitge schreeuwd in zijn werk. Hij ging zitten, nam 't boek in zijn han den. „Leven." was de titel, evenals dat van zijn werk. Zijn vroegere vriend had zeker als tegen hanger juist, dit, met denzclfden titel, ge stuurd. Och, als je 't goed beschouwde, was het niets anders dan een critiek van iemand die 't niet eens was en nu op deze manier zijn mecning wilde te kennen geven. Eigen lijk overdreven om je po te laten beïnvloe den. Hij wist toch heusch wel Loe de we reld beschouwd moest worden. Eiken dag merkte hij 't toch weer dat de mensch niets anders is dan een wezen, dat ten koste van alles, wat voor ellende ook veroorzaakt wordt, zijn bevrediging wenscht. Hij zag wel, dit werk was katholiek, ge schreven door een Pater, bekend trouwens door zijn vele zielkundige werken. Natuur lijk dat God 't einddoel is waarheen allen moeten streven. Dit herinnerde hij zich uit de vroegere catechismuslessen. AI bladerende in 't boek, las hij hier en daar een passage, totdat Wanneer de mensch door de woorden van den schrijver voelt de Tuslelooze drij ving van zijn ziel naar 't Oneindige, wan neer zijn innerlijk, verstomd door do teu- gellooze heerschappij van de stof. plotse ling begint te trillen alsof de woorden kwa men uit een bekend en geliefd oord, dan eerst is de hoogste kunst daar. Een diepe trilling kwam in hom bij het lezen hiervan. Deze waarheid pakto hem aan, wierp ineen zijn gchcelc levensbe schouwing en toonde hem duidelijk zijn dwaling. Het was of alles wat hij tot nu loe geschreven, met zijn ideeën opgebouwd had, ineenstortte onder don hevigen drang van liet gelezene. Hij ging voorover zitten, steunde zijn hoofd in dc handen en nacht na, dacht aan 't gemis dat hij al maanden gevoeld had, zelfs toen hij nog bezig was met zijn boek. Hij voelde bet als een innerlijke geeseling voor zich te moeten erkennen: Ik heb ge werkt om mijzelf Toem te verschaffen, ik heb de ellende van 'l leven beschreven zon der eenige hoop op redding en getTaebt elko illusie to ontnemen. Innerlijk bad hij begrepen, dat er een oplossing, een redding moest zijn voor do mensehen, en zijn gedachten trokken weg, waren als de vogels die vliegen uit de troostelooze natuur van 't koude Noorden raar do warmte der Zuiderlanden, waar de zon in luisterrijke straling leven geeft en verwekt. Hij dacht aan de vroegere catechismus- lessen, den kerkgang, 't communiceeren. Hij zag zich weer in 't kerkje, naast de pasto rie, verscholen tusschcn geboomte en om geven door een hooge heg. Als hij 's mor gens daarheen ging, dan voelde bij altijd een groole blijheid wanneer hij in 't kerkje kwam. Vooral op wceksche dagen, als niet veel mensehen daar waren, men ze hier cn daar zag zitten, dan was 't altijd of er iets teers zweefde in de kerk. Wanneer vóór do consecratie door 'n fijn belgeringel, do komst van Christus aangekondigd werd en even later de galmende klanken van de toren klonken, dan moest hij soms schreien, omdat hij den „Goeden Jezus", die altijd voor hem zorgde en op hem paste, zoo vaak bedroefde. Maar dacht hij dan weer aan de woorden van den priester in de biechtstoel, dat alles hem vergeven was en hij zijn best moest doen bij de volgendo biecht zonder een kwaad geweten bij hem te komen dan slikte hij zijn tranen weg en had stil voor zich zijn „Onze Vader" en „Wees Gegroet"' Hoe duidelijk herinnerde hij zich dit al les, ook later toen door den spot van zijn vrienden op de H. B. S., schaamte hen*, voerde tot onverschilligheid en hij zeide niet meer naar de kerk te willen gaan, om dat hij er geen reden voor zag. Dje eerste tijd was wel geweest als een leegte, als een gemis van iets dierbaars, maar dat was niet lang geweest cn nadien was zijn leven zonder godsdienst gebleven. En nu had die naicf kinderlijke herinne ring aan de Kerk zich verbonden met die groote waarheid, welke daar voor hem stond; het was als een klein murmelend bergstroompje, dat verdwenen in de aarde, plotseling te voorschijn komt en van een hoogte zich stort in de groote rivier* die lustig voortstroomt naar de onmetelijke zee, haar vruchtbaar slib achterlatend op de uiterwaarden. Zijn eigen ziel had bewaarheid de woorden die gekomen waren uit een leven waar de geest geheel overwonnen had. Buiten sloeg een tOTen acht uur. De dei nende klanken drongen gedempt door in de kamer en brachten hem weer geheel uit zijn gedachtenwer^d terug. Hij zag weer de tafel met 't heldere licht van de lamp op de chaos van boeken cn schrijfpapier, terwijl in de hoeken der ka mer het licht wegvloeide in do donkerom- lijnde meubels. Er scheen iets veranderd. Hoe prettig had hij hier niet altijd zitten werken en nu, alles om hem heen was ztoo •vreemd alsof hij hier niet meer woonde. Het was of zijn omgeving tot een vroegeren tijd behoorde en hem nu alleen maar on aangenaam deed herinneren. En om deze sfeer te ontvluchten stond hij op en ging heen, snel naar huiten, de straat op. In zich voelde hij dit als een vlucht voo)* de overstelping van indrukken. n. Het sneeuwen had opgehouden en de natte modder maakte de straten bijna onbe gaanbaar. De stralen der lantaarnlichten spiegelden in de vele plassen, die rimpel den door den wind. Handen diep in de zakken en kraag op, ging hij naar de tram. Plotseling had hij behoefte gevoeld de a ponddeining van het stadsleven weer om zich te hebben, weet te zien de rustelooze mcnschenwarreling in de hoofdstraten bij café's en theaters. Id de tram, waar hij door de volle staan moest, zag hij de mensehen om hem, za;* hoe een meisje door zijn onwillekeurige? blik de oogen neersloeg; toen kon hij zich zijn gedachten van zooeven in de kamer niet meer voorstellen. Hij voelde weer in zich cn in de mensehen rondom hem de drijving van het leven. Enfhij lachte tegen 't meisje. In 't centrum der stad, op een groot plein slapto hij uit. In 't midden 'n parkje waren rondom niets anders dan café's Achter de beslagen ruiten, waren de vage figuren zichtbaar der bezoekers; 't elec- trisch licht doezelde naar buiten op de modderstralen. Groote booglampen wierpen scherp-wit hun schijnsel op 't avondleven, op de lang- zaam-voortglijdende trams, de vele taxi's die voorbij reden en de uitgaande men sehen, mannen cn vrouwen, die zochten hun vermaak in de deining van het stads leven. Hij ging naar het minst drukke,gcdeeït3 van het plein, waar tusschen twee groote vulgair-moderne gehouwen, een oud huis stond waarvan alleen het benedendeel in moderno stijl was vernieuw. De gordijnen waren gesloten. Door het raam klonken de lawaai-toonen van dansmuziek. Geheel weer in zich nemend die beken de sfeer van de omgeving, medegesleept door de alles overheersckende stuwing van 't mondaine pleinleven ging hij naar bin nen. In de lange, smalle zaal met moderne wandbekleeding in helschrecuwende kleu ren, hing een benauwde warmte, waarin schenen opgelost allerlei parfumluchten Beeds bij zijn binnenkomen klonken van een tafel bij het raam' de luide uitroepen van de kennissen, die hij hier geregeld kon vinden. „IIollo, kerel, ben je wat bekomen van je pessimisme". Eén zijner «boste vrienden, een schilder, klopte hem op den schouder, terwijl hij hem knipoogend lachend aanzag. Do drie anderen keken eveneens. Else, het blonde vriendinnetje van één hunner, een jong redacteur, boog zich naar hem toe en fluisterde: „Of is Greet zéó hoos geweest?" Even lachte hij en in gewild-spontane ontkenning zeide hij: „Oh. die ruzie is al weer lang voorbij". Tegelijk doorflitste hem dien avond in de vorige week, na een dag van niet kunnen werken, van zich on- bevredigd-gevoelen. Zij zaten ook hier met zijn zeven. Greet, zijn vriendin, was ot ook hij. Hun gesprek was geweest, druk en fel Na beschouwingen over het bestaan, waar in hij onder invloed van zijn gedachten, hun leven had veroordeeld, zelfs, in een heftigen drang zich te uiten, vele passages uit zijn boek had tegengesproken, wa3, daarna de verhouding tusschen man en vrouw het onderwerp geweest. En toen hij in een diepe opwelling zich uitsprak en zeide dat een verhouding, zoo als tusschen hem en zijn vriendin, eigen lijk legen het innerlijk gevoel was. toen wa ren de heftige prolesten losgebroken en een hooge twist was gevolgd tusschen hem er. Greet, die zij buiten hadden voortgezet. Zij had" hem verweten in hoog-driftige woor den zijn dadenmaar na eonige dagen waren zij weer met elkaar geweest als vroe ger. Toch was hem scherp hiigebleven, veel meer als eerst; hun verhouding bevredig de hem innerlijk niet. En nu zat hij hier weei*. zij zpu direct ook wel komen. Hij probeerde mede te gaan in de gesprekken maar als hij IraclTtte be langstelling te toonen. dan was het of iets anders hem tegen hield. De hanaalheid var. hun gezegden hinderde hem. De woorden die hij gelezen had, waren voor zijn ziel als de eerste morgenscheme ring aanNde verre horizon, een verkondi ging van het komende licht. De harde muziek, die door do zaal scheen geslingerd te worden om tegen de wanden als in scherven uiteen te vallen, nu en dan een schreeuwerige zang, de stemgeluiden der anderen, rondom hem.... dit allee voelde hij als 'n benauwing, alsof in hem iets verdrukt werd Even daarna kwam zijn vriendin binnen, vroolijk-lachend in luidruchtige begroeting Zij gi?ig aanstonds naast hem zitten, dicht tegen hem aan, in plagerige liefkoózing. fluisterde ze hom woorden in, terwijl de anderen lachend toekeken. Had hij vroeger vroolijk mede gedaan in het rustig besef haar te bezitten, nu weer de hij haar af. Geraakt l eerde zij zich om en ging hij zijn vriend zitten. Maar hij vond het niet noodig haar terug to roepen, het liet hem onverschillig. Plagend werden nu toespelingen gemaakt op zijn woorden van de vorige week en toen zijn vriend Greet naar zich toetrok met de schampere opmerking 't wel voor hem ic zullen waar nemen, totdat zijn zenuwen weer tot rust waren gekomen, zijn hoofd weer helder was, toen voelde hij ineens zijn bloed jagen. Een walging kwam op voor al dat gedoe van al die mensehen in klitten bijeen, voor de jengelende muziek, met er doorheen 't geschreeuw en gelach der bezoekers. En zich overgevend aan zijn zielsdrang stond hij bruusk op, beet zijn vrienden een: „Amuseer jullie" toe en ging heen. De deur van de kroeg sloeg achter hem dicht, een koude lichtstroom slreeks langs zijn voorhoofd. Het was vriezend weer ge worden, op de straten schitterden ontelba re diamantjes in de hard geworden modder en hoven de schelle uitstraling van licht reclames en booglampen was 't heldere licht van de maan i ichtbaar. Even rillend door den overgang, stap ie hij vlug heen een hoofdstraat door verder langs een stiller gedeelte naai te gaan. De afkeer van zoo éven bleef hem en hij snoof bcgccrig do frissche loJJ die weldadig aandeed na do bedoek' van zooeven. Hij voeldo gebroken te hebben met anderen en verlangde naar rust na c .mattenden strijd dor laatste weken. De bevroren modder knapte ondej voeten toen hij een eenzaam plein ov waarop in 't middon e<m gitooto stond. De toren sloeg eenmaal en dreef het geluid over de huizen om ren te gaan in 't rumoer dat opsteejl schen de gebouwen in 't centrum dori j'd* Bij 't hooren van de klok bleef hij* en keek naar hoven. De toren stak scherp af tegen de hi oei vrieslucht met de vele flikkerende sk Ji Het kruis op de torenspils werd dooi pi zachl-stralende maan flauw verlicht, u Weer zag hij hel kerkje op den waarvan hij dn foren 's avonds ui slaapkamer altijd kon zien en noj doorleefde hij het moment van dien hij hel lezen van de woorden, die ware de galmende slagen uit een toren Het was of zijn ziel werd getrokken dat kruis, waarhoven op dien spits, matte maanlicht. En juist als in zijn kindertijd, toen knielde voor zijn hed onder 't dak; we zijn handen vouwde naar het kruid 5'ir zoo kwam ook nu van zijn lippen ec» gebed, een smooking hem te geven w I l4tt B R-ie zoo miste, tc vullen de'eenzaamheid ir enr ziel. >HJ Zooals hij daar stond, even huilen schaduw van de .kerk, in het maaif1, 1 dat samenvloeide met het heldere van een lantaarn, was heel zijn wezo^g( verlangen naar verlossing. Toen hij weer verder ging, voelde hi. !n vevruimd, was een lichtstraal gevalle de duisternis van zijn ziel. En daar hoog op de toren verhief het kruis in 't glanzende maanlicht ti den der schittering van vele sterren. V. D VU ünf gaj NAAR NED. OOST-INDIÉ, met het s.s. Slamat door Riek LameyerSwierslra! Door de zware deur komen we ii prachtige zaal, vol schitterende kleurschakeringen, want de muren heelemaal ingelegd met mozaik, mooiste motieven en tinten. De zoli' bestaat uit verscheidene koepels, c. 1 met de hand ingelegd. De deurposten zijn van houtsnij vloer van sneeuwwit marmer, en ue achtige monumentale schoorsteeniu e albast. Het is of in deze zaal de got van den Sultan van zijn haremvrou slaven en palciswachters zweeft. Eï een wonderlijke bekoring van uit. en is of ik de vrouwen in hun scbitli kleeren en in bevallige houding zie en zitten op bonte, veelkleurige ku en kleeden. Ik hoor een zachte sprookjesaclill; ziek door dc zaal ruischen, zachte tv dende stemmen, ik zie den Sultan d? troon. Het is als een paleis uit de sp! jes van „Duizend en één nacht". En we dwalen verder door groole door de vrouwenvertrekken, de c alles even schitterend. Dan gaan wc de marmeren trap; naar het platvorm, vanwaar we een pdRjer tig gezicht hebben op Tanger en de Als we over den muur naar beneden zien we lage kleine huisjes, waai ;js vrouwen staan, ongesluierd. Dat is o|)bc den wijk vertelt de gids ons. Eenige kinderen, die in de nauwe ten spelen merken ons op, cn begi te roepen om een aalmoes. In een mum van tijd staan cr onder aan muur wel vijftig armoedig gekleede 1 u h Ie, is. st sch )bei vaa *«at BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 462. Elegant herfstensemblo van oud-violet wollen stof en bestaande uit een japon cn driekwart langen mantel. De ja pon heeft een lijfje van crêpe de chine in licht lila, mot lange, nauwe mouwen en Tonde halsopening. Do rok heeft van voren tweo stolpplooien. Dc mantel heeft juist over het midden een overslaande sluit- strook, terwijl tweo gvoopen stofovertrok- ken knoopen en knoopsgaten, zorgen voor dc cigcnlijko sluiting. Do ceintuur is van verguld, wit, grijs of zwart leer, terwijl voor do bontgarncering petit, gris nf grijs konijn kan dienen. Hoed van fluweel in bij passend violet, kousen roso en schoenen zwart» No. 463. Keurige japon voor meisjes van ongeveer 10 jaar. Zandkleurige, geruite wollen stof. Rokje en lijfje zijn aan elkaar verbonden door een broeden, in do lengte gcplissecrden taillcband. De halsopening is gegarneerd met een wit kraagje cn men vevgroote haar ccnigszins door een klein splitje over do borst, dat later door een groolo roodzijden strik wordt verborgen. De manchetjes zijn eveneens vah de witte stof van het kraagje (linnen). No. 464. Snoezig juj-kje voor incisies van 6 jaar. Rood flanel met witte of gele pun ten. Hot bestaat geheel uit één stuk, behal ve do nieuwen welko ingezet zijn: deze hebben van onderen een beëindiging op een smal nauw polshandje. Do halsopening wordt gegarneerd met een wit-linncn kraagjo met fijn strikje cn lange, afhan gende tinten. Ook de ceintuur is van ge noemd wit linnen: het zal echter goed zijn hier do stof dubbel te nemen. De sluiting heeft, plaats met een knoop en knoopsgat, midden op den rug. Rose of licht beige kousen cn bruine sehoentjes. PATRONEN NAAR föA/fer fl 1.00 per stuk. Kindermaten tot 12 jaar fl 8. iari Papieren patronen op maa Te^ maakt, kunnen onder toezc: van het bedrag (vergeet niet res' nummer van het model op te c n besteld worden aan Paper Ta nai Service, Parkstraat 79, Den 1 lco De maten op te geven vc onderstaande tcekening. No. 466. De allerjongste van 't gezel schap draagt een jurkje met bijbehoorend broekje van groen flanel met witte bloom- moticfjcs. Het broekje heeft van boven een elastiek cn eindigt van onder, boven de knie, op een smal, nauw trookje, dat op zij op een knoopje sluit. Het jurkje heeft langs de halsopening cn onder aan dc mouwtjes slrooken grocngcruite witte stof. Do mouwen eindigen met een geplooid strookje. No. 466. Een typeerend model der aan- staando wintermode. Een gefigureerde wol len stof in do tint donker bois de rose. Wij kunnen dit model ook aanbevelen aan oudere dames. Bijzonderheden zijn de hooggeplaatste taillclijn en den overslag welko in de rechter z ij d o gesloten i9. Knoopen stof overtrokken lussluiting. Do revers wordt van boven bogrensd door een recht kraagje. De rok heeft aan weers kanten van het vlakke middengedeelte twee plooien welke echter niet gestreken zijn. Aan het bovengedeelte der w wordt een strook sfnokwerk van slof ingevoegd. Van onderen einJis1 mouwen op een smal polsbandje, echter de wijdto-van vlak boven des overheen yall. Kousen rose, "ch beige. l'n,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 10