Ie Lette Courant" Derde Blad. mmma msmm 1 Zaterdag 21 Augustus 1926 DE H. GEEST IN DE DRIEËENH-ID. Langzamerhand geraakt de teekenin^ van het plan Gods' met ons haar voltooi ing. Doch nog over een allervoornaamsto 'detail moet worden gesproken, een detail zonder hetwelk het onmogelijk zal zijn te hegrijpen hoe God zijn plan in ons vol voeren wil. Wij zullen al wel hebben inge zien, dal wij uit eigen kracht niets kunnen ter volvoering van Gods plannen; en dat 'do genade feitelijk alles in ons doen moet. Nu is het juist over den uitdeeler der ge nade, dat wij iets gaan zeggen, over den Heiligen Geest. Hieraan onze aandacht te schenken is niet alleen van het hoogste hut, maar ook absoluut noodzakelijk. Ons levensplan is: één te zijn mei Gliris- tus, maar die eeftheid is niet te bereiken zonder het hebberi van den Geest. Pauius wederom zegt het ons: „Zoo iemand den Geest van Ghjintus niet heeft, dio hoort niet toe aan Clmatus." (Rom. 8, 9). Eu op een andere plaats: „Alleen z ij zijn kinde ren Gods, die door den H. Geest geleid worden." En was de Goddelijke Zaligmaker er niet ten hoogste voor bezorgd, dat de zijnen den H. Geest zouden bezitten? Heeft Hij er niet zelf om gebeden op het Laatste Avondmaal? En heeft Hij niet ge zegd, dat die Geest zijn plaats zal ver- Vangen, wanneer Hij zelf zal zijn heenge gaan van deze aarde? Ouzo kennis omtrent den H. Geest ver meerderen is dus van het grootste ge wicht, willen we althans eenigszius be grijpen, en dan ook mede helpen volvoe ren het plan Gods in ons. De H. Geest, zoo leerden wij rgeds op de schoolbanken, ii de Derde Persoon van de 'Allerheiligste Drieëenheid, waarlijk God ge lijk de Vader en de Zoon; ja, wij leerden zoo kennen hetgeen de Kerk weet uit de Openbaring, welke God haar gaf. Een God in drie Personen, die van el kander onderscheiden zijn door do wor- kingen in God, en door de betrokkingen, welke daardoor ontstaan. In een eeuwig zichzelf begrijpen en ken nen brengt de Vader van eeuwigheid den Zoon voort, die Hem gelijk is, wimt Hij is met den Vader één in wezen, en één van natuur. In een eeuwig elkander bemiunen bren gen Vader en Zoon voort den H. Geest, die genoemde kan worden alzoo de verper soonlijkte Liefde van den Vader en den Zoon, en die wederom aan hen gelijk is, omdat hij één is in wezen met hen en één van natuur. Deze Geest wordt genoemd: de Heilige de heiligmaking wordt aan hem toege schreven. En nu komt er een moeilijk punt: dat wij nl. iets toeschrijven aan één Persoon terwijl we weten, dat in God alles één is, één verstand, één wil, één macht, één na tuur. Maar naast die éénheid is er een onderscheiding van Personen: het Vader- zijn is alleen eigen aan den eersten Per- isoon, het Zoon-zijn alleen aan den twee- iden, het voortkomen va» Vader en Zodn is alleen eigen aan den derden Persoon. Daarin Is juist de onderscheiding van Per sonen gelegen; maar verder is alles in God algemeen en aan iedere Persoon eigen. Is dit zoo, wanneer we God beschouwen in zijn werkingen in zich, niet anders ia het in zijn werkingen naar buiten, hetzij het is de schepping of de heiligmaking. Wat doet nu echter de Kerk, om ons in God ook de drie Personen afzónderlijk te 'doen vereeren? Zij schrijft aan ieder van drie Personen werkingen toe, die het meest overeenkomen met datgene waar door de drie Personen van elkander on derscheiden zijn. Zoo ligt in het begrip Vader opgesloten het begrip oorsprong, en vandaar, dat de Kerk aan den Vader toeschrijft.de schep ping; maar het zou een dwaling zijn hier uit (e besluiten, dat des de Kerk zou leo- ren, dat de Zoon en de H. Geest in schepping geen aandeel zou hebben had. Omdat de Zoon voortgebracht is door des Vaders kennis van zichzelf, wordt door de Kerk aan hem toegeschreven do Wijsheid. Wat nu is de H. Geest in de H. Drie eenheid? Hij is de volmaking in de liefde Zijn bijzondere eigenschap is het: voort te komen van den Vader en den Zoon. Wij zouden haast willen zeggen: do H. Geest maakt de H. Drieeenheid af. Wanneer er nu sprake komt van wer kingen Gods, die veronderstellen liefde, vervolmaking, vereeniging en dus heili ging, wordt er door de Kerk bijzonder ge dacht aan den H. Geest. Zoodoende wor den de werkingen van heiligmaking aan hem toegeschreven. Maar daarmee wordt niet geleerd, dat de Vader of de Zoon nlots of minder aan die heiliging zouden doen dau de derde Persoon. Het werk der hei liging van de zielen is nu eenmaal een werk van volmaking, van voltooiing, van vereeniging, en vandaar, dat we dan meer bijzonder denken aan den H. Geest, en hem alzoo juist vereeren in datgene, waar door hij van de andere'goddelijke Perso nen is onderscheiden. Het is nu eenmaal een onmogelijkheid mot on9 menscbenverstand de Godheid te begrijpen, maar toch hoe meer wij trach- VARIA. 't Is vacantietijd. De courantenschrij vers hebben voor een deel de beenen ge nomen, peddelen door Neerlands dreveD, luieren aan zee, soezen ergens in een Gel- derscli bosch, of indien zij oprechte sjieke- lingen zijn vertoeven ze ergens in 't bui tenland. Frankrijk en België zijn niet duur; Duitschland en Zwitserland niet goedkoop. De trek richt zich naar den in houd der portemonnaie. Er zijn ook krantenlezers. Maar kran- tenlczen is in de vacantietijd ook al niet altijd even belangwekkend, vooral in den komkommertijd. De journalist weet dat bij intuitjp; of liever bij analogie. Hij redeneert zoo: het is vacantia mijn hersenen werken traag ik ben een menscli de lezers zijn ook menschen hun hersenen wei-ken ook traag, want het is vacantie, of komkommertijd en do at- mospheer der hondsdagen werkt verslap pend op de zenuwen en op de energie. Dit alles dient mij om mijn eigen paadje schoon te vegen; want ik heb ook vacan tie, enz. We waren van plan in deze rubriek een nieuwe serie artikelen op te zetten over maar dat doet er niet toe. Eigenlijk wilden we liever daarmee iets wachten en nu komt de hoofdredacteur ons te liulp en vraagt enkele weken: varia. Goed. Graag! Dus lichte lectuur. En daarom schrijf ik af een vers van F. Laurillard. 't Is geen bijster kunstzinnig product. Maar jongelieden die van voor dragen houden, moeten het bewaren, 't Kan te pas komen. Men moet letten op de uitspraak en de personen die br in voorkomen en hun spreekwijze imiteeren. Daarvoor is 't nu misschien nog te broeisch en te warm. Maar 't kan toch bij gelegenheid zijn dienst doen. 't. Is getiteld: „Een vers, dat als een nachtkaars uitgaat". Men kan desnoods in den eersten regel „diligence" veranderen in „groote amo ve m" dan is 't vers „up tot date". In een diligence zaten Negen menschen bij elkaar 't Was een dag van groote hitte En de lucht was drukkend zwaar. Alles wat die menschen zeiden, Kwam zoo wat op 't zelfde neer: Niemand hunner sprak ten minste 'Anders dan van 't heete weer. Naast een jongen dwazen dandy Zat een onderofficier; Nevens liem een rijzig zeeman; Over dien een rentenier. En naast haar een burgerjuffrouw Mei een Amsterdamseh accent. 't Was een ruwe paardenkooper, Dio weer achter deze zat, En gewoon was, zoo te Bpreken, Of hij liooge ruzie had. Aan zijn zijde een reizend handTaat In zijn spreken razend vlug; En daarnaast een rimplig besje Bevend en gekromd van rug. ,,'t- Ts fameus!" zoo spreek* de dandy. En daarbij wordt uiterst net Met twee vingers en twee duimen 't Knevoltje in krul gezet ,,'t Is fameus vandaag, meneeren! Etouffant is de atmospheer! Met gaat waarlijk langouisseeren Naar wat vocht mijn woord van eer „Ja", zoo antwoordt hem de zeeman, En zijn dasknoop zit al laag, Maar hij trekt dien nog wat lager Tot zoowat. de streek der maag; „Erger nog as in Oostinje Brandt do zon hier op je huid; 't Merg druipt weg uit al je knokkels; 'fc Pek loopt al de naden uit!" „Ja, 't is warm", zoo zegt de man nu, Die stil van zijn venten leeft, En wiens hals een hooge heining Wit en heldor, om zich heeft; 't Is zeer warm," vervolgt hij keurig, Of 't zoo naar de drukpers moet; „Anders is de zon zoo lieflijk, Maar thans kwelt derzei ver gloed." „Stel je voor!" zoo zegt de krijger, Trekkend aan zijn kinnebaard; Handling, waar een ernstig fronsen Van het voorhoofd zich mee paart; ten door te dringen in 'de kennis omtrent God, hoe beter wij ons voorbereiden op ons eeuwig geluk, dat juist zal beslaan in de aanschouwing, dus de kennis van God, voor Wien en door Wien wij in het loven zijn geroepen. Daarom is het nuttig die Godheid van alle kanten (menschelij ker wijze gesproken) te beschouwen. Wanneer we dan spreken over de wer ken van heiligmaking, zouden we kunnen zeggen, dat we God bespreken, gezien langs den kant van den H. Geest. Zonder de kans te loopen, verkeerd verstaan te worden, kunnen we nu gaan spreken over het werk der heiligmakiDg van den H. Geest in ons, een werk van voltooiing bij de volvoering van Gods plan. Gr- „Stel je vpprr, 'fc heb met zpon bette Eens vijf uurreö gemarreheörfd; 'fc Was wat! Maar in mijn carriers Üienfc bepaald ge&bedieerrd lA ï,Nou maar," spreekt de paardenkooper Op zijn ouden ruzietoon, En zijn pet, heel schuin gestootep, Dekt zijn hoofd niet, maar zijn koon; „Nou maar, wat wou jullie pratenl 'k Leg hier de verklaring af, Dat ik eens een dag beleefd heb, Dat een perd geen schaduw gat." *k Was op weg; ik wou wat sohuilen Achter 't perd, maar ja toen scheen 't Is zoo waar als ik 'fc je zeg, hoor! 'fc Zonnelicht er dwars doorheen!" ,,'k Weet nog wel. "zegt nu het besje, En het bruine bovenvlak Van haar hand loopt langs haar neus heen, „Dat de mosschen van het dak „Zoowaar morsdood kwamen vallen, Doe ik nog een moiske was; En het vee kreeg 's zeumers lcoekon Want er ston geen spiertje gras." „Ja, enfin!" zoo spreekt de handlaar Tn een snellen woordenvloed; ^,Zie oen glaasje groc van bessen Straks in 't Posthuis, dat doet goed." „Tk ben altijd reizend, zié je? Nu, enfin, dan kent men dat. Groc of Beierseh dat. is heerlijk! Van dat Beierseh, frisch van 't vat!" „Och!" zucht nu de burgerjuffrouw, „Liefo mins, 'k ben sou verhit; 'fc Mot wel sijn, sou *k haast geloufe Da '1c sou an de sonsij sit. Op uws plaassie is 't noch belter Maar hier sweit 'n mins sich dout; Tc Mot u seggc: van mijn hande Loupt een plassie in mijn schout." Van de hitte spraken allen; Maar die ecno stijve nuf? Wel, die zei daarbij maar telkens, Met haar zakdoek zwaaiend: pf! In meer dan cenen zin, maar ook doordat besluit, Gaat dit verheven dicht gelijlc een nachtkaars uit. S. Woldaden stil en zacht gegeven Zijn dooden, die in 't graf nog leven, Zijn bloemen, die den storm doorstaan, Zijn sterren, die nooit ondergaan. Wees moedig, als de stormen woeden, iviQé&r óófc moeVlig ten allen tijde, Dan drukt des levens juk u zacht. Die de aarde een dal van tranen heet Vergist zich evenzeer. Als die ze een paradijsveld noemt, Ze is beide, keer om keer. Gisteren is geheugenplaag Morgen maakt do handen traag; Daarom doet uw werk vandaag. Wie verwijten den godsdienst, dat hij bet menschdom verlaagt? Dezelfden, die gaarno zouden bewijzen, dat de mensch van een aap afstamt. Wie beweren, dat alle godsdiensten even goed zijn? Zij, die heelemaal geen godsdienst heb ben. Wie beschuldigen de Kerk. dat zij de vijandin der wetenschap is? Dezelfden, die haar willen beletten de onwetenden te onderdrukken. Wie zeggen, dat er geen hel bestaat? Zij, die bang zijn voor de hel en die door hun gedrag de noodzakelijkheid der hel be wijzen. Wie beloven, dat zij do kwalen dei- maatschappij zullen genezen? Zij, die verdeeldheid, haat, afkeer cn on tevredenheid onder de menschen versprei den. Wie beschuldigen de kloosters van over matige rijkdommen? Zij, die azen op do goederen die do kloosters bezitten. Wie een anders kwaad, maar niet zijn eigen ziet, Is voor een ander wijs, maar voor zich zelvcn niet. Helaas! de mensch met al zijn pracht En is maar ijs van eenen nacht. Tegen den dood en is geen schild, Dus leef gelijk gij sterven wilt. 't Geweten doel de menschen buigen, Het houdt de plaats van veel getuigen. God is tot straffen wonder traag, En toont zijn liefde ons alledaag. Wie wél doet met een goed gemoed, Die vindt ook wel, waar dat hij 't doet. BRIEVEN VAN EEN n STEDELANDER Tegenwoordig kan men tenzij in 't holletje van den nacht weer overal on gehinderd met een kinderwagen loopen, maar een dame vertelde mij, dat zij in den distributie-tijd, toen zij op 'n avond wat snel met haar kleine van nog geen jaar naar huis reed, door een politie agent staande werd gehouden, die nieuws gierig was of zij misschien onder dat vachtje nieteen half varken ver voerde. Ja, ja, zoo ging het toen in 1917'13 u ziet: ik haal weer wat herinneringen op alles gerantsoeneerd werd. Wat klaarblijkelijk zonder bon bekomen w^s en nergens kon men voor zoo'n papior- tje een half varken krijgen heette contrabande en werd in beslag genomon. Desniettemin en misschien wel juist daar door werd er binnenslands veel gesmok keld. In landbouwstreken was uiteraard voldoende plantaardig voedsel, in voestre- ken liepen ondanks ambtelijk toezicht heel wat ongecontroleerde koeien en varkens en dut gaf met de steden een lo- vendigen ruilhandel, waarbij ongekende prijzen werden besteed. En niet alleen met levensmiddelen ging het zoo; allerlei materialen werden schaarsch doordien de oorlog zooveel verwoestte, zoodat de le gers steeds nieuwe voorraden behoefden, on ook doordien menigeen zorgvuldig ver borgen hield wat hij in voorraad had, wijl de prijzen bij sprongen opliepen en iedere dag waditens dus meer winst be- teokende. Menigeen werd toen handelaar in van alles en nog wat, want men wist: morgen raak ik dat goedje wel weer met een zoet winstje kwijt. Zoo ontstond het ras der O.-W.-ers, d. w. z. oorlogs-winstmakers, die echter thans weer zoo goed ais verdwenen zijn: zoo gewonnen, zoo geronnen. Van smokkelen gesproken, aan de gren zen ging dat natuurlijk in 't groot. Zoo talrijk waren de aanhoudingen, dat af zonderlijke gevangenissen noodig waren om de veroordeelde smokkelaars to ber gen. Op de binnenplaats der voormaligo Rijkswerkinrichting voor vrouwen te Lei den kan men nog een aitbouwtje zien, waarmede in de oorlogsjaren een dool dei- zalen geschikt werd gemaakt om sniokke- laarsters op te bergen. Daar waren meer dere personen onder, die in normale tij den nooit met de govangonis zouden heb ben kennis gemaakt. Do gemakkelijk te behalen winst verlokte echter, zooals nu nog aan de Belgische grens met de lage builenlandscho valuta. De groote massa der Nederlanders zag inlusschen geen kans om zich buitenkans jes to verschaffen en was er dan ook ma ger aan toe. Er waren Rijkscommissies voor de kolen, voor het graan, voor het pluimvee, voor de runderen, voor de var kens, voor do olie, voor de kaas, voor don. hel OOK mtn r>r\7 lorwiil mankeerdo. Eu al die commissies werkten met kaarten en bonnetjes, welke iedereen noodig had om vet te kunnen bekomen. Er was wol papiernood in Nederland, zoodat *do kranten zich moesten bekrim pen kom daar tegenwoordig eens om maar die bergen bonnetjes moesten er toch af, anders kon de overheid do zaak niet in banden houden. Een omslag dat 't allemaal gaf! De huismoeders werden gewoon tureluursch van de bonnetjes en de leveranciers niet minder, want die moesten al die stukjos papier weer opplakken en inleveren om nieuwe waren te kunnen bekomeu. Wie zieken bad, die extra melk, extra rijst of iets anders behoefden had ook daarvoor weer een extra papiertjo noodig, slechts door doktercbeiniddeling te bekomon. Bij de bonnetjes bohoordo echter ook geld, terwijl do prijzen almaar opliepen, wat tengevolge, had, dat menigeen toch niet voldoende kon bekomen. Dit gaf onte vredenheid, zoodat hier en daar in de groote steden vooral -- „hongeroptochlen" werden gehouden, waarbij de militairen te pas kwamen om de orde te bewarou. Te Leiden gingen vrouwen uit 't volk gaarno manifesteeren voor het huis van den burgemeester, alsof deze 't helpen kon! De bakkerswinkels leken dien tijd wol in den rouw; 't was alles bruin brood wat mon zag. En daar kou men dan per hoofd nog maar een bepaalde hoeveolheid en per dag van krijgen, voor menigeen be paald te weinig, zoodat ook in de stedon de gewoonte in zwang kwam, des avonds nog eens pap of rijst te eten als er bonnetjes voor geldig waren en do winke lier nog griesiueel of rijst had! Ier aanvulling van het menu. Koffie was hij- zonder schaarsch en thee heelemaal niet te hekomen tenzij stiekem tegen 8 a 10 gld. per pond! zoodat men van cacao- doppen of van lindebloesems „thee" trok en zich dan wijs maakte, dat 't nog zoo kwaad niet was. Niemand meende dit echter. Dat do overheidszorg zich ver uitstrek te kan -wol hieruit blijken, dat er ook „regeeringslecr" werd verstrekt, wat voor menigeen een uitkomst was, want de zo len en achterlappen werden duur. Men verzon allerloi hulpmiddelen höutbe- slag b.v. om ze tegen slijtage te be hoeden. Te Leiden herinnert men zich nog wol de van overheidswege te koop gestelde „Amcrikaanschc schoenen", welke aan veel critiek blootstonden, maar toch niet kwaad waren voor 't geld, dat ze kostten Ook werd af en toe in een der lokalen van do Stadsgehoorzaal van gemeente wege verkoopiug gehouden van katoen en flanel, waarbij groote toeloop placht te wezen, want 't waren buitenkansjes. Hoewel deze overheidszorg door alle weidenkenden op prijs werd gesteld, heersehtc toch ook hier en daar waulrou- wen tegen die officieele artikelen. Eon welsprokond bewijs der onrechtmatigheid van dat wantrouwen leverden te Leiden de gomeentelijke wollen sokken. Men vond ze te duur, de gomoente bleef er mee zit ten. Wat te. doen? De geheele partij werd van de hand gedaan aan een paar koop lieden, die or mee op de markt gingen staan. Zij vroegen er meer voor dan de Stad, maar ziet: 't was nu geen over- hoideartikel meer en zo gingen vlot van de hand. Ongelooflijk, maar heuscb waar! Wat ook verbazend in de hoogte ging: do belastingen. Leening op leening moest worden gesloten we werden aardig ge woon nau getallen met 0 nullen om do Staatsuitgaven te bestrijden en dat kostio allemaal rente met aflossing. Wel kon dit voor eon deel geput worden uit do oor- logs winstbelas ling, welke de O.-W.-.-ra hadden op te brengon, maar heel do nufio ging er toch ook onder gebukt. Wo zijn 't nóg niet te boven. Ter leniging der dreigende armoede in volo gezinnen arbeidde met vrucht 't Kon. Nationaal Steuncomité; ter bestrijding der prijsopdrijving worden hier en daar „Duurte-commissies" gesticht, welke een even ondankbare als moeilijke taak had den. Alvorens men do overheid kon advi- seeren voor een of ander artikel nvlk on brood b.v. een prijs vast to stollen, waron heel wat onderzoekingen noodig en tegen dat zoo'n prijszetting kwam, waren de betrokkenen do overheid soms weer voor, zoodat 't look, alsof de commissie eigenlijk vruchteloos gearbeid had. De gezinnen der talrijk onder do wape nen zijnde miliciens en oudero militairen werden geldelijk gesteund, wat noodzake lijk was maar bel ook z'n schaduwzijde bad, want menigeen werd er door verlokt tot oen te vroog huwelijk om n.l. van die ondersteuning ook to profiteeren. Bij do demobilisatie zal deze of geno daar wel eens spijt van gehad hebben, vooral toen do langdurige werkloosheid intrad Hoe 't zij, de vredo deed ten minste do distributie met al haar narigheid verdwij nen en niemand hoopt, zoo'n tijdperk nog eens meo te maken \JO EEN ROOVERHÜOFDMAN UIT SWI-JOEAN. Onder dit opschrift deelt het jongste nummer van do Annalen van Scheut hot olgcndo mede: To Ch^u-la-oo-Boo-ho vorvangl pator Frans van Dorpen thans pater Do C'lippele. Hij zendt ons 't volgend sehrijvon: t Is mij dit voorjaar reeds tweein." "1 ge beurd, dat ik in afgelegen Ohristenhodon dc missie aan 'fc geven was en 's nvnnds laat oen koorior kreeg, die mij mol ton kwam, dat or soldaten gedeserteerd waren en waarschijnlijk weer roovor zouden sno- len en ik 't best vlug weer zou keoren naar u'9"- O—' J -" TV--. t,,, mot. pator De C'lippele was gebeurd, spoor den mij dan telkens aan mij niet nul tol s aan 't gevaar bloot te stellen. Dieet en e- volge sprong ik 's nachts to paard e i »od naar mijn residentie terug. Telkens b ik daar, dal 't nieuws overdreven wes: van een tiental soldaten had men er n l gemaakt. Doch dat toont genoeg/aam hoe ongerust de menschen hier zijn. Dir bestaat wel reden toe; luister nr»er. Do beruchte Tui. de rooverhoofdinuo. 1- ecr pater De C'lippele gevangen ho f- e- nomen, is, zooals nr n weet, nu inv fl '>ij het leger. Na zijuo inlijving bad 1 r'or gekregen, naar 't Oosten op te trek! m er te gaan vechten.; maar hii v i oischte hier te mogen blijven en mot n volk Tsjang-pao-ze, eon groot dorp in streek, to bezetten. De overlieden waren niet bij machte om hem tol geboorz.'. ril heid te dwingen en stonden hem dan matfr toe, wat hij gevraagd had. Zoodorn «i die rooverbaas nu kapitein geworden «-in de gendarmie. Ziin gendarmen v u "l'en oud-roovers; dezelfde roovers. die verle den jaar in October de residentie en k»rk van pater Schilders geplunderd hebben. Die mannen moeten nu bier do streek be veiligen. Ziehier hoe kapitein 'r - i dat doet: hij maakt, vr.n rijn kapilei v:bip gebruik, om oude schulden te -ff--" Immers, toen hij verleden jaar als 'n vul gaire rnovcr aan 't moor''en en b - nlon was, heeft, hij vele gijzelaars geven" u nomen en tegen lesgeld vrij gel al cm. Nu, voor velen was dat losgeld nog nic! v le dig gestort.... en thans komt T 1 i- lein der gendarmen, om liet aeldcrsiall ,f> Eergisteren trok hij nog voorbii, on r -, uurtje van liier. 'h Avonds kwam bh ■■•mi bij de familie Tsjao, een rijke familie, waar pater De Clipnelo v" kwam, toon hii in Tai's handen viel. er. waar hij door Tai weer naar toe ge»" werd. Daar waren nu nogschulden. Van 't geld, dat die Christenen hcl 'm roooten geven om hunne dochter uit de klauwen van die oumenschcn le verb s- sen, was er slechts nog maar een gedeelte afbetaaldEn nu kwam Tai, kapitein der gendarmen, ee'.is zienGisteren vertrok hij met het mooie rijtuig van do familie Tsjao, met twee muilezels, me», een honderdtal dollars, met nog allerhande kleingoed, dat hem aanstond, een hij ücfc nog een lijstje na, waarop tal van voor- werpon stonden aangeduid o.m. unifor men voor zijn nieuwe gendarmen die de familie Tsjao zoo gauw mogelijk naar het hoofdkwartier brengen moest, of an ders zou hij zich wel verplicht gevoelen om nogmaals zelf weer te komen. Be grijpt men nu, waarom ons volk zoo onge rust blijft. Tn bovenstaande brief worden de roo vers, pardon de gendarme, vermeld die de kerk van pater Schilders geplunderd hebben. Wij laten pater Schilders onmid- delijk aan het- woord. Hij schreef uit Terisou: „Weer hebben de roovers huisgehouden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9