Uorzaak en gevolg. E'-rsle vriendinIk heb Else gister T 1r: ci*. wo hebben oen heel lans ver trouwelijk praatje gehad. Tweode «lilo. Pat dacht ik wel: Else Ju-Mi don geheelen dag geen woord tegen ino gezegd! Ook eerlijk. JJiviiler: Pus je bestal het restau rant, omdat je bijna stierf van den honger Waarom nam je dan geen eten, in plaats ian gefd? Beklaagde: Ik bon een eerlijk man, uijuhocr de reebter, en ik wil altijd mijn Hen betalen. Waarom hij huilde. Oude heer (die is uitgegleden en geval- «"nj: Schrei maar niet, jongetje. Ik üiol) ine niet bezeerd! .Jongetje (.snikkend): Nee.... maar, 'lijk eens naar mijn banaan, waarover u ji (gegleden bent! Een belccdiginy. - Vader, een jongen uit m'n klas zei, dal ik precies op n leek. - - En wat heb jij gezegd? - - ..Hij is oen hoofd grootcr dan ik. 3'us ik heb niks tegen 'ni durven doen! Troef. Een dandy vroeg hij conducteur van de train JKoaclis al vol? Waarop de conducteur Je aap mankeert nog. •n hallo aan den Nu, is je arke antwoordt: Neen, Een gezellige boel. Huurder: Wordt in dit huis piano ge spoeld? Eigenaar: Ja. maar daar hoort 11 riets n, wan^ beneden L' woont een cmid. Enfant terrible. Vader: Zie je, vrouwtje, hier is de leeke- ning van ons nieuwe huis; hier komt de huiskamer, hier de salon, boven oen balcon en achter een mooie serre. Kleino Fina: En waar komt dc hypo theek nil, pa? Kindermond. Oom, hebt u een beetje rooden wijn voor me? Waarom, kind? Ik wil een poppenjurkje verven, en moeder beeft gezegd, dat u van den wijn zoo n mooion rooden neus gekregen hebt. Onder vriendinnen. Mevrouw: Zijn mijn haren niet prach tig? Wat zou jij niet willen geven om zulke baren te hebben? Vriendin: Ja, dal weet ik niel. Wal l.eh jij cr voor gegeven? Tante's pagehaar. Micsjes inte is komen logoeren. Toe vallig ziel NI lesje, dat tante 's avonds haar vlocht in een la van dc waschlafel bergt. Pon volgenden morgen, nis taille, keurig gekapt, aan do onlbijllnfel verschijnt, zegt Miosje: ..Waarom drang! u alleen 's nifchls pa gehaar, tante?." Gelukkig! Vriend van oen autohandelaar: ..Ieder een beeft tegenwoordig een auto: ik begrijp niet, dal je nog steeds wagens verkoopt." Autohandelaar: ..Ia. maar gelukkig ge beuren er nog wel eens ongelukken!" Dc wuivende. rolilieagenl: „Waarom hebt U niet ge stopt? Ik heb toch met m'n hand gewuifd." Sporljuffrouw (verontwaardigd): „Pacht U, dal ik er zoo eentje was. die maar di rect stopt, als een man d'r toewuif!?" Rekenkunde. „Jongen hoeveel is 4 on 3?" ..Maar mijn beste jongen. Peuk nu toch eens. Ik geef je vier duiven. En later weer drie. Hoeveel duiven zou je dan hebben?"' „Acht „Wel, jou domme jongen, hoe kom jo nu ineens aan acht?" „Ik heb er zelf één." De trotsche moeder. Trotsche moeder: ..Mijn dochtertje krijgt later de beste danslessen. Zij heeft be paald talent." „Hoe oud is. zij?" „Zes maanden, maar zij is zóó lenig, dat zij nu al baar prooien ten in baar mond kan steken Jagers-latijn. Heb je wat gbschnten? Amateur jager: Ja. "Waarom kom je dan niet een leege weitasch lenig? Omdat ik er geen bede koe in kan stoppén. De slimmerd. Een vreemdeling trad een dorpspostkan toor binnen, en, lerwijl hij een postwissel liet zien, vroeg hij hel geld, dat hem daar op was toegezonden. Paar liet over een vrij hoog bedrag ging en de man den brievengaarder onbekend was, vroeg deze laatste een bewijs van diens identiteit. Hoe kan ik nu weten, dal jij Jansen henl? vroeg-io. Heb jé niet een brief of iets dergelijks? Ik bob nog iels beiers, antwoordde de ander trotse li. terwijl bij een photo nil zijn zak haalde. Hier heb ik m'n portret. Niet visschen. Politiageni: Zeg. jongen, bet is bier verboden Ie visschen! Jongen: Ik viscli niet, mijnbeer, ik wou deze wurm loeren zwemmen! De rekenkunst. Pe onderwijzeres deed alle moeife om «•aar lecrlingctjes hel' begrip hij te bren gen, dat men geen twee verschillende din gen van elkaar kan aftrekken. Jr« kunt gcou dOe appel" van vier peren aftrekken on g en acht knikkers van tien knarpen. We!, drie appel* van vier appals of nrht knikkers van Een knikkers! If-bben jullie hei nu begrepen? De hcéle klas knikte van ja Pan plo's- - ling vroeg een klein boerenmeisje, achter in de klas: Juffrouw, k;.«u men dan ook* niel twee emmers melk van vijf koeien trekken? Voor wien het diende. Jantje (bij den slager): Mag r4- voor 5 cent afsnijdsels voor.den hond, maar niet zoo vel, want vader is er den vori- gen keer zoo ziek vaii geworden! Daarom juist. AYie is die man aan de deur. Keetje? Iemand van de belasting, mevrouw. Maar we betalen ïiooil belasting. Pat zegt bij juist, mevrouw. Nog mogelijk. Voorbijganger. Kwajongen, mag jij zóó je zusje slaan? Ik wou, dal ik je va der was! Boefje: Praal maar eens mol moeder. zij is weduwe! Modern. PU er tot getuige: En wat is uw bc- ictuige: Een beroep heb ik niel. Edel achtbare, mijn vrouw gaat uit wassehen. Gevaarlijk experiment. Mijnheer, zei de verontwaardigde jongedame iif t vliegtuig, juist boven liet kanaal. nis u niel ophoudt met zoo brutaal Ie fixceren, trek ik aan de nood- Aangeboden diensten Pauve (dienstbode engagecrende): „En in bijzondere gevallen, wanneer je eens een extra uitgaansavond will lubben, wil ik je altijd zooveel mogelijk togèuioet ko men." DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. Avontuur IX Ken week later! Mies weel een spiegel. AVaèr Mies, waar? Kom nice Max. Ze gaan naar de regenton, achter het ti is. Over do regenton, ligt een smalle plank, waarop Trui wel eens den emmer zet. - Kijk Max. Hier is liet! Spring op de i«.n, en ga op de plank zitten; kijk dan naar beneden en.... dan heb je een spiegel. Dat wil ik zien. Max wipt op dc ton: van de ton op de p'ank en ziel naar beneden. Zie je wat? Niet veel! Ga meer naar voren, dan zie je don kop van een boel leelijken hond, :!i«' jou dood bijten zou, als bij maar kon. Max gaal nog meer naar voren en toen. kantelt de plank en., plons! daar ligt Max spartelen in bot water! Gelukkig komt Trui om water (e halen. baalt Max er uit; (lie Alios opzoekt, Mies in den tuin in bet prieel en sliept Max uil! - Domino Max.* waarom ging je zoo ver naar voren. Je belil me gefopt Mies! Fas op, ik fop jou terug. Doe dat maar. Ik ben niet bang. Een opstel over het oog. Er is over weinig dingen zoo veel n hrijven als over het Oog. Van vele nood zakelijke dingen heeft oen mensch twee exemplaren: Van do handen, de beenen, de oören. nog iets waar je op zit en de 'togen. Hot Oog is al een zeer kostbaar iels voor den mensch. Daarover behoef je niet eens uit lo weiden, want ieder mensch E hot daarover een.s. "Wij kijken met onze oogen, en dat kijken hoeft al zeer veel te bfileêkenen. Want zonder te zien zouden v. ij geen straat kunnen oversteken, wij zou- :li'ii.... ja, ik weet niet hoevele duizenden ■tuigen. die wij nu wel doen-, niet kunnen doen. Hel Oog is voor den mensch een noodzakelijkheid. Meestor zegt nog al eens: kijken jullie (och goed uit ie oogen! Wij zijn op school om te loeren, dus hooren wij /iilko opmerkingen van den meester graag. Met onze oogen kijken wij naar het bord, waarop de meester en een stuk krijt ge- leerdhedon vormen. Wij kijken met onze Oogen in onze boe len, zien daar cijfers en letters, en zoodra «n.zo Oogen afdwalen en iets anders zien, zie| de meester dat ook. Met onze Oogen ijken wij den meester aan, en de meester ns mot de zijne, zonder dat wij vet wor- ii. ondanks bet spreekwoord. Maar niet alleen wij, menschen. hebben hogen, doch ook een pauweveer beeft ('ogen, de dobbelsteen beeft er zelfs een en twintig! de naald heeft er één. de soep, t. nminsle wanneer moeder soep trekt, als cr visite is, heeft ontelbare Oogen. terwijl 'i/e Iconen één cksler-Oog hebben. Oogen, op hun beurt, hebben appels, vandaar Oog-appels. Voor de Oogen is nijd zeer nadeelig, want rijd geeft schele oogen. Vbwtaal is ook niet goed, want oen dergeTijke taal blindt iemands Oogen. Versieren daarentegen is i ullie want dat geeft een fraai Oog aan i. ts. Wat uiterst gevaarlijk is, dat is wel opzichtigheid, waardoor jo in, hot Oog i-.opt van je medcmensclien. Gevaarlijk ook i> het iemand in zijn doen en laten gade el ian, wjjnt dat staat gelijk niet zoo'n per soon in bot Oog houden. Wal ook niet plei- zierig is, is iels in bot oog krijgen, bijv. zooals laatst gebeurde niet drie meikevers. Toon kroeg meesier niet de kevers, maar ons in het Oog! Splinters in het Oog heb ben vele menschen. want ieder mensch merkt den splihlor bij een ander op. lerwijl de balken in bot Oog aangenamer zijn. om dat je die nooit ziel. Je kunt uit iemands Oog geraken, wat wij gaarne doen. wanneer wij bijv. appol- boomen hebben bezocht, in bet Oog hou den, uil bet Oog verliezen,-op het Oog heb ben, onder het Oog brengen, naar iemands Oog kijken, terwijl liet een zeer eigenaardig iets moet zijn en moeilijk ook, om iemand een rad voor de Oogen te draaien. Wanneer de menseben van je zoggen, dat je Oogen in je boofcl hebt, bedoeleu ze nog heel wal meer dan zoo maar gewoon Oogen hebben, ofschoon ze eigenlijk het zelfde zeggen, en je er maar naar raden moet, wat ze bedoelen. Zijn oogen uitkij ken moet wel een rare manier van kijken zijn. maar gelukkig zitten Oogèn nog al vast, zoodat ze wel weer terug springen. Iemand de Oogen uitsteken moet wel bui tengewoon leelijk zijn, en toch doen de menschen dit graag, vooral de vrouwen. Wanneer je iemand bedriegt, noemen ze dat zand in de ooeon strooien, en daar kan je last van hebben, ik bedoel van het bedriegen en niet van liet zand. Klaas Vaak weet er oog nog weg mee, maar die doet bet liefst bij kleine kinderen. Iemand onder vier oogen iets vertellen kan prettig zijn, want mijn zuster straalde, toen zij laatst van de dansles thuiskwam en zij aan vader en moeder vertelde, dit Piet haar onder vier Oogen iels gezegd had. Ik heb eenzelfde samenspraak gehad met don meester, en ik kan je vertollen, dal ik alles behalve straalde na afloop. Oogen kunnen oBk waken, vandanr een wakend Oog bonden, maar dc mijne kun nen dat niet. die vallen gewoonlijk toe, wanneer ik in bed lig. Wanneer de ziel spreekt, doet zij dit -uit de Oogen. Wanneer Oogen baden, baden zij in tranen. Alleen bij verbazing gaan de Oogen wijd open. Er zijn allerlei dingen, die vallen, loopen of springen in liet Oog. zonder dat je- pijn hebt. Op meisjes en op schilderijen worden Oogen gevestigd, op veelbelovende jongens ook. Als de oogen rollen, is dat een leeken. dat do eigenaar van die Oogen kwaad is. Pe rook bijt in de Oogen, ofschoon rook geen tanden heeft. Gogen kunnen ook*bliksemen en vuurschic- tcn, zonder dat er dan direct gevaar be staal voor brand. Gloeiende Oogen vind je alleen bij katten. Ik zon mijn opstel over Het Oog nog veel langer kunnen maken, maar ik noot daar bij in het Oog houden, (lat de mee.> er nog meer opstellen moet lozen. En met hef Oog daarop eindig ik. O. P- „Centrum". Van een mijner Neefjes uit Roermond, kreeg ik een dergelijk opstel over ..Het Hart", dat ik de volgende weck laat plaat sen. Let maar eens op! Ik houd mij aanbe volen voor meer bijdragen in dezen geest uitgewerkt. Oom Wim De Melodie van het woud door Lilv. I. nooge witte hergen waarlegen de blauwe lucht bolder afstak, omringden een klein vriendelijk dorpje, dat als 't ware versoho len lag in de denncbosschcn, die op de ber gen uitliepen en waar de borders hunne kudden weidden Pe koeien klingelen met I aar klokjes lerwijl zij de bergweiden af grazen. De schapen honger legen de ber gen nangevlcid als wille wol afstekend togen 'l donkergroene berggra-. Do herders met .hun lichten bcvnlligen gang. Pe zoete roep hunner alpenhoorns. Alles ademt vre de en rust. De vreemdelingen hebben lmt Im-vo dorpje nog niet gevonden. De dorpe-. I.ugon hebben deze ook niel noodig voor. Iinine vreugdezangen. Was daar niet de herder Jego die alle jongelingen en meis jes van ziju dorpje steeds weer opnieuw iu bewondering bracht door altijd weer nieu we vertellingen. Wat heerlijk bespeelde l.uko de luit en boe schoon begeleidde de blonde Jalomilza hem dan met haar zang. En voorden de. jonge meisjes onder haar leiding niet telkens weer nieuwe bora's uit? Wanneer de avond1 ktam, daalden de herders mei hun kudden naar hol dal. De dieren werden naar liim stallen gebracht en de herders kwamen na het nuttigen van bun sober avondmaal te samen bij de vrouwen en meisjes die mot hot spinne wiel in de band zich iu groepen hadden neergezet op hot zachte gras onder de bescherming der hooge hoornen en weldra klonken dan hun aller reine stemmen te samen omhoog onfGod te danken voor den heerlijken dag. Na het danklied kwamen bun volkszangen. Deze vrooüjkc kinderlij ke zangen even rein als hel water van do heek iu hun nabijheid. Schaterend en lachend van levenslust, en boven hen allen uit klonk Jalomilza. de lieve, do schoone Jajomitza. Haar naam was steeds op aller lippen. Wie kon zoo mooi als zij het linnen weven? Geen enkel meisje kon'met haar wedijveren in liet borduren der wil liniTen hemden. Jalomilza had vele talenten. Maar het schoonste van alles was toch haar slem. Wan lieer Jalomilza zong zwegen zelfs de vogels en de herten die aan de bron kwa men drinken bleven luisterend staan Nu op dezen avond wordt et* na het dank lied niet meer gezongen. De vlijtige jonge handen doen het spinnewiel niet snorren. Neen aller oogen hangen aan de lippen van Miros. den ouden herder. Over cenigo dagen wordt het oogstfeest gevierd en nu wordt alles in gereedheid gebracht. De voorraadschuren zijn gevuld. De kudden zijn grooter geworden. De meisjes hebben bun nieuwe kleedingstukkcn gereed ge maakt, en zij liooren reeds do iofluigingcn van vader, broeders en vrienden over do geborduurde heraron die de meisjes voor hen hebben gemaakt. Eindelijk is de groote dag aangebroken. Zooeven is de kerkdienst geëindigd. De dag is begonnen niet God. Nu eerst naar huis, waar do feestelijk ver sierde tafels klaar slaan om haar gaston te ontvangen. Zoo straks zal de feeststoet opgesteld worden waarin do jongelingen en meisjes ieder hun plaats innemen. Ziet daar is reeds een zegewagen, ge- hokken door met bloemen versierde ossen, waarop het goudgele korpn l.oog opgesta peld ligt, on tusselien dc gele aren komen de vroolijke gezichten van maaiers en bind- sters kijken. Dan volgen de nerders mot bun mooiste ossen en koeien. Allen ver sierd met bloemkransen. Ziet hoe dartel ei v rooi ijk dc kalfjes om de moeder heen springen. Het is alsof zij weten dat hot feest is, *u feest door beu. Ecu twc-ed" zegewagen trekt voorbij, beladen met de mooiste vruchten die de aarde geven kan. Verleidelijk liggen zij in zachtgroene bla deren schillerend in den gouden zonne glans. Hoort, klinkt daar niet de alpenhoorn dor schaapherders? Daar komen zij reeds met bun schapen en geiten Ziet met hoe veel zwier zij hun gioole hoeden zwaaien versierd niet alpenbloemon. Met welk oen elegance dragen zij hufi witlinnen hemden zoo fraai door hun zusters geborduurd. Pe brook van zacht geel leder evenals de schoenen. Pe fraaie roode gordels schitte rend van al het gouddraad. Pe kniekousen die ware kunststukken zijn. Tusselien beu in gaaf Jalomitza's broeder fier en trots met zijn lievelingsschaapje op den arm. Wel mag hij trolsch zijn dezen dag. Draagt 1 ij niel «Ie schoonste kleercn van hen allen? Zijn mooie kleenu door Jalomilza vervaardigd. Dóch hoort! Fluitspel en barpgetokkel komj nader en heldere ma. - ,i< sstemmen klinken luid. l.uko eii zijn fluitspelers gaan voorbij en achter In n komt Jalomilza met bare gezellinnen. Pe Monde krullende in do zon goudglanzi i;de haren los en vrij over de schouders gol- jeud op liet hoofd bijeengehouden 'door een diadeem van rood fluweel paarlcn en flonkerende steentjes. Zoo schrijden de meisjes voort fier en gelukkig. Wat steken de helderroodo keurslijfje.-. doorweven met gouddraad helder af logen de sneeuwwitte lokjes. De kleine voetjes zijn in zacht geel lederen schoentjes gestoken. Zij vormen groepen en rijen gaan terug en zweven vooruit en dat alles op de maat der zachte zoete muziek en TTalomitza's heerlijke stem. De stoet wordt besloten met een groen ernstige gemzenjagers. Het is een heerlijk slot deze ernstige mannen in bun groene nauwsluitende kleercn de buksen op den schouder; hun ernstige oogen en voer- kraebtigen (red. De stoet trekt door bet dorpje waar gelukkige ouders jongere broertjes en zusjes en oude mannen en vrouwen toekijken. Ziet de moeders, zij wijzen vollrotsch op baar meisjes', de v.i- r.ers wijzen vol fierheid op hun zoons: de kinderen kijken opgetogen naar al die pi acht. De oudereu zien dat alles glim lachend aan en zij denken aan de vervlo gen dagen der jeugd toen ook zij medclie- pon in den fees'sloot. D<^ dorpelingen vol gen den sloot als deze bij bet kerk ie komt waar dc priester Mzat mei zeeonende hand. (Slot volgt). Baas bovon Baas. A icr haasjes hadden een geschil Wie wel "t hardst kon gaan. Zo snoefden mankten veel kabaal, De één kon d' ander staan. riep de jongste) ga zoo snel, 'n Sneltrein, Vèr vooruit. 't Zou wat, (riep do ander toen) 'n Schot,trof nooit ïfiijn huid!!" De derde lachte bon toon uit En zei: ("f Lijkt kinderspel) De bliksem raakte mij nog nooit, 't Is waar wat ik vertel," De oudste had nog niets gezegd En dacht: „ach wat 'n bluf", Do and'ren gaven hem 'n por En zeiden: ,,liij lijkt suf". Zeg ouwe vrind, hoe snel ga jij? Ik?! (zeido de oude baas) Ik loop zoo bard a'ls ik maar kan, Ik ben m'n eigen baas. Ik heb altijd 'n flinke gang, Doe altijd, wat ik kan! Maar harder loopen doe ik niel, Geen hond raakt' ooit mij an. Paar kwam opeens, mei veel geraas, 'n Spoortrein aangereën, Pe eerste snoever sprong ervoor En ging voer altijd heen. O, wee! daar kwam do jagersman, Pe tweede liep heel hard. Doch 'n schol trof d' avn;.- haas In 'I midden voc z'n hart. "n Harde slag. 'n bliksemstraal Kliefde tóen al d >or de lucht. Pe flinkste haas lag op den weg Eiics uit zijn laatste zucht. Pe oude haas had veel verdriet. Hij was nu maar alleen. "Wat gaf J:ij om z'n leven nog Och ging ik ook maar been. Zóó peinzend zat ie in z'n hol, Paar kwam z'u vijand Fret, Hij van de schrik niel loopen 'kod, Uit was 't met do prol Joscfa van Maurik. Meisje: „Het is erg yrier rjq. mevrouw, maar dan. komt mijn '.Mant ij altijd tegemoet." Geen beleefd antwoord. Mijnbeer van Haren was builen gaa wonen. En li ij bad 't erg naar z'n zin. Va tijd lot tijd bezochten z'n stads ken» hem. die hem stereotiep de vraag stelde! of hij liet vervelend buiten vond. Op een dag kwam weer zoo'n vrien die hem weer zoo'n vraag stelde, waaro van Haren zitJi niet goed houden kon c antwoordde: ..Och neen, heeleniaal niel vervelend. .1 moet rekenen, we hebben niet eiken da visite." Bram's spreekwoord. Het is Zaterdagmorgen half twaalf c onderwijzer weet niet wat hü bet laai* half uur zal doen. ..Haal de leien voor den dag en wie k beste spreekwoord opschrijft krijgt griffel. Bram teekent den kop van den meesti in een klein boekje op de lei. „Ik zei, dat er spreekwoorden mocstt geschreven wordeu en jij teckenl mi portret? boe zit dat? zei do meester. Bram zegt overtuigend: „Paar slaat h spreekwoord, meester. „Hoe breng je dal dan onder woorden En Dram zegt onvervaard: „E^n ong luk zit in een klein hoekje. 4 Enfant terrible. Een dame laat uit oen voornamen wii kei van kindercostuunis cenigo der el gaiilslc pakjes van hel nieuwste Patrijscl model aan haar huis bezorgen. AVijl i enkelo dagen de verwachte bestelling ui blijft en ook de costuums niet worden t ruggezonden. wordt telefonisch gevraa boe is beslist geworden. Bij afwezigheid der moeder verschijnt I--jarige Hilda en antwoordt zeer sla vaardig: „O dank u. die kunt u laten I nm.iah'ii. w«- zijn al gefotografeerd." Hartekiop. Mijn klokje likt niair altijd door Bij vroolijkheid. pleizieren. Loopt bet |,cel licht, j.i, wondervlug, Zijn uren baast kwartieren. Myi klokje tikt maar altijd door, Dij tegenslag en droefheid. Din is 't cf "i trager gaat. 1 ijkt do tijd 'n .eeuwigheid. Mijn klokje tikt maar altijd door, Doch eens zal 't niet meer gaan. Moog 'I vrij van smelten dan, A oor zijn Heer en Schepper staan. Josefa van Maurik. Processie! Hel is een zacht aanwuivon, Als een Serafijnse lie zang. Gelijk blankgevviekto duiven In hun mooien cirkelgang. liet is een teer opbloeien Als bloesem zacht en schoon, Gelijk een mooie vlinder Iu zomeravond-droom. Het is een hoog-op hemelen Van een rijk gebeden drang, Het is een hoog-op huiven Van wierookgeur en zang Het is als ruischen van korenarm In den zachten zomerwind,* Als tokkelen van gitaarsnaren A an een blij onschuldig kind. Al schil'ert goud geflonker Onder blauwe baldakijn. Tusselien zilveren zonnestralen De God van groot en klein. Het is een aanminnig dringen Van bruidies wit en teer. Met rozengeur en bloemen Volgen God den Heer. Ban volei in lange rijen, In getale zonder end, Vrome mannen, vrouwen, Vereerend Christus' Sacrament Volgt mede dan gij vromen Dien wonderen Liefde-God, Gelijk mooie zach'e droomen En vrees geen lach of spot. Pe lucht vol blije klanken Van muziek en klokgeluid. Van wierookgeur en zeugen Noodt u tot bidden uit. Als gouden Meienregen, Als morgendauw zoo zacht, Pauwt in uw hart de zegen Van Godcs liefdemacht;. Eerbiedig buigend, knielend, Met heel mijn zielcdrane. Breng ik lof, dank en hulde •In doez' sclioonen ommegang. Theodora Spccllammskcns. Er was er eens 'n lammeke. 't AVns in de maand van Mei, Ziju broertje heette Hnnneke; Ze sprongen, o zoo blij! Ze stoeiden, dansten in 't rond, Ze trilden van pleizier. Ze rolden saam over den grond A! bij 'n populier. Moeder schaap riep hun naar bed, Ze waren zoo moe, \ch, ach, wat hadden (lie 'n pret» Dra vielen d' oogjes toe. Trims van Mauri* Dc volgende w.j.ec-j tl met (1* l'H klaar te zijn cr zal dc uitlag ven den vd flrijd bekend gemaakt worden. Avic dozen keer de gelukkigen zijn? 7..^ 'k™ daal 'Jem Ui*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 16