Uorzaak en gevolg.
E'-rsle vriendinIk heb Else gister
T 1r: ci*. wo hebben oen heel lans ver
trouwelijk praatje gehad.
Tweode «lilo. Pat dacht ik wel: Else
Ju-Mi don geheelen dag geen woord tegen
ino gezegd!
Ook eerlijk.
JJiviiler: Pus je bestal het restau
rant, omdat je bijna stierf van den honger
Waarom nam je dan geen eten, in plaats
ian gefd?
Beklaagde: Ik bon een eerlijk man,
uijuhocr de reebter, en ik wil altijd mijn
Hen betalen.
Waarom hij huilde.
Oude heer (die is uitgegleden en geval-
«"nj: Schrei maar niet, jongetje. Ik
üiol) ine niet bezeerd!
.Jongetje (.snikkend): Nee.... maar,
'lijk eens naar mijn banaan, waarover u
ji (gegleden bent!
Een belccdiginy.
- Vader, een jongen uit m'n klas zei,
dal ik precies op n leek.
- - En wat heb jij gezegd?
- - ..Hij is oen hoofd grootcr dan ik.
3'us ik heb niks tegen 'ni durven doen!
Troef.
Een dandy vroeg hij
conducteur van de train
JKoaclis al vol?
Waarop de conducteur
Je aap mankeert nog.
•n hallo aan den
Nu, is je arke
antwoordt: Neen,
Een gezellige boel.
Huurder: Wordt in dit huis piano ge
spoeld?
Eigenaar: Ja. maar daar hoort 11
riets n, wan^ beneden L' woont een
cmid.
Enfant terrible.
Vader: Zie je, vrouwtje, hier is de leeke-
ning van ons nieuwe huis; hier komt de
huiskamer, hier de salon, boven oen balcon
en achter een mooie serre.
Kleino Fina: En waar komt dc hypo
theek nil, pa?
Kindermond.
Oom, hebt u een beetje rooden wijn
voor me?
Waarom, kind?
Ik wil een poppenjurkje verven, en
moeder beeft gezegd, dat u van den wijn
zoo n mooion rooden neus gekregen hebt.
Onder vriendinnen.
Mevrouw: Zijn mijn haren niet prach
tig? Wat zou jij niet willen geven om zulke
baren te hebben?
Vriendin: Ja, dal weet ik niel. Wal
l.eh jij cr voor gegeven?
Tante's pagehaar.
Micsjes inte is komen logoeren. Toe
vallig ziel NI lesje, dat tante 's avonds haar
vlocht in een la van dc waschlafel bergt.
Pon volgenden morgen, nis taille, keurig
gekapt, aan do onlbijllnfel verschijnt, zegt
Miosje:
..Waarom drang! u alleen 's nifchls pa
gehaar, tante?."
Gelukkig!
Vriend van oen autohandelaar: ..Ieder
een beeft tegenwoordig een auto: ik begrijp
niet, dal je nog steeds wagens verkoopt."
Autohandelaar: ..Ia. maar gelukkig ge
beuren er nog wel eens ongelukken!"
Dc wuivende.
rolilieagenl: „Waarom hebt U niet ge
stopt? Ik heb toch met m'n hand gewuifd."
Sporljuffrouw (verontwaardigd): „Pacht
U, dal ik er zoo eentje was. die maar di
rect stopt, als een man d'r toewuif!?"
Rekenkunde.
„Jongen hoeveel is 4 on 3?"
..Maar mijn beste jongen. Peuk nu toch
eens. Ik geef je vier duiven. En later weer
drie. Hoeveel duiven zou je dan hebben?"'
„Acht
„Wel, jou domme jongen, hoe kom jo nu
ineens aan acht?"
„Ik heb er zelf één."
De trotsche moeder.
Trotsche moeder: ..Mijn dochtertje krijgt
later de beste danslessen. Zij heeft be
paald talent."
„Hoe oud is. zij?"
„Zes maanden, maar zij is zóó lenig,
dat zij nu al baar prooien ten in baar
mond kan steken
Jagers-latijn.
Heb je wat gbschnten?
Amateur jager: Ja.
"Waarom kom je dan niet een leege
weitasch lenig?
Omdat ik er geen bede koe in kan
stoppén.
De slimmerd.
Een vreemdeling trad een dorpspostkan
toor binnen, en, lerwijl hij een postwissel
liet zien, vroeg hij hel geld, dat hem daar
op was toegezonden.
Paar liet over een vrij hoog bedrag ging
en de man den brievengaarder onbekend
was, vroeg deze laatste een bewijs van
diens identiteit.
Hoe kan ik nu weten, dal jij Jansen
henl? vroeg-io. Heb jé niet een brief of iets
dergelijks?
Ik bob nog iels beiers, antwoordde de
ander trotse li. terwijl bij een photo nil zijn
zak haalde. Hier heb ik m'n portret.
Niet visschen.
Politiageni: Zeg. jongen, bet is bier
verboden Ie visschen!
Jongen: Ik viscli niet, mijnbeer, ik
wou deze wurm loeren zwemmen!
De rekenkunst.
Pe onderwijzeres deed alle moeife om
«•aar lecrlingctjes hel' begrip hij te bren
gen, dat men geen twee verschillende din
gen van elkaar kan aftrekken.
Jr« kunt gcou dOe appel" van vier
peren aftrekken on g en acht knikkers van
tien knarpen. We!, drie appel* van vier
appals of nrht knikkers van Een knikkers!
If-bben jullie hei nu begrepen?
De hcéle klas knikte van ja Pan plo's- -
ling vroeg een klein boerenmeisje, achter
in de klas:
Juffrouw, k;.«u men dan ook* niel twee
emmers melk van vijf koeien trekken?
Voor wien het diende.
Jantje (bij den slager): Mag r4- voor
5 cent afsnijdsels voor.den hond, maar
niet zoo vel, want vader is er den vori-
gen keer zoo ziek vaii geworden!
Daarom juist.
AYie is die man aan de deur. Keetje?
Iemand van de belasting, mevrouw.
Maar we betalen ïiooil belasting.
Pat zegt bij juist, mevrouw.
Nog mogelijk.
Voorbijganger. Kwajongen, mag jij
zóó je zusje slaan? Ik wou, dal ik je va
der was!
Boefje: Praal maar eens mol moeder.
zij is weduwe!
Modern.
PU
er tot getuige: En wat is uw bc-
ictuige: Een beroep heb ik niel. Edel
achtbare, mijn vrouw gaat uit wassehen.
Gevaarlijk experiment.
Mijnheer, zei de verontwaardigde
jongedame iif t vliegtuig, juist boven liet
kanaal. nis u niel ophoudt met zoo
brutaal Ie fixceren, trek ik aan de nood-
Aangeboden diensten
Pauve (dienstbode engagecrende): „En
in bijzondere gevallen, wanneer je eens
een extra uitgaansavond will lubben, wil
ik je altijd zooveel mogelijk togèuioet ko
men."
DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX
door Oom Wim.
Avontuur IX
Ken week later!
Mies weel een spiegel.
AVaèr Mies, waar?
Kom nice Max.
Ze gaan naar de regenton, achter het
ti is.
Over do regenton, ligt een smalle plank,
waarop Trui wel eens den emmer zet.
- Kijk Max. Hier is liet! Spring op de
i«.n, en ga op de plank zitten; kijk dan naar
beneden en.... dan heb je een spiegel.
Dat wil ik zien.
Max wipt op dc ton: van de ton op de
p'ank en ziel naar beneden.
Zie je wat?
Niet veel! Ga meer naar voren, dan
zie je don kop van een boel leelijken hond,
:!i«' jou dood bijten zou, als bij maar kon.
Max gaal nog meer naar voren en toen.
kantelt de plank en., plons! daar ligt Max
spartelen in bot water!
Gelukkig komt Trui om water (e halen.
baalt Max er uit; (lie Alios opzoekt, Mies
in den tuin in bet prieel en sliept Max
uil!
- Domino Max.* waarom ging je zoo
ver naar voren.
Je belil me gefopt Mies! Fas op, ik
fop jou terug.
Doe dat maar. Ik ben niet bang.
Een opstel over het oog.
Er is over weinig dingen zoo veel
n hrijven als over het Oog. Van vele nood
zakelijke dingen heeft oen mensch twee
exemplaren: Van do handen, de beenen,
de oören. nog iets waar je op zit en de
'togen. Hot Oog is al een zeer kostbaar
iels voor den mensch. Daarover behoef je
niet eens uit lo weiden, want ieder mensch
E hot daarover een.s. "Wij kijken met onze
oogen, en dat kijken hoeft al zeer veel te
bfileêkenen. Want zonder te zien zouden
v. ij geen straat kunnen oversteken, wij zou-
:li'ii.... ja, ik weet niet hoevele duizenden
■tuigen. die wij nu wel doen-, niet kunnen
doen. Hel Oog is voor den mensch een
noodzakelijkheid. Meestor zegt nog al eens:
kijken jullie (och goed uit ie oogen! Wij
zijn op school om te loeren, dus hooren wij
/iilko opmerkingen van den meester graag.
Met onze oogen kijken wij naar het bord,
waarop de meester en een stuk krijt ge-
leerdhedon vormen.
Wij kijken met onze Oogen in onze boe
len, zien daar cijfers en letters, en zoodra
«n.zo Oogen afdwalen en iets anders zien,
zie| de meester dat ook. Met onze Oogen
ijken wij den meester aan, en de meester
ns mot de zijne, zonder dat wij vet wor-
ii. ondanks bet spreekwoord.
Maar niet alleen wij, menschen. hebben
hogen, doch ook een pauweveer beeft
('ogen, de dobbelsteen beeft er zelfs een en
twintig! de naald heeft er één. de soep,
t. nminsle wanneer moeder soep trekt, als
cr visite is, heeft ontelbare Oogen. terwijl
'i/e Iconen één cksler-Oog hebben.
Oogen, op hun beurt, hebben appels,
vandaar Oog-appels.
Voor de Oogen is nijd zeer nadeelig, want
rijd geeft schele oogen. Vbwtaal is ook niet
goed, want oen dergeTijke taal blindt
iemands Oogen. Versieren daarentegen is
i ullie want dat geeft een fraai Oog aan
i. ts. Wat uiterst gevaarlijk is, dat is wel
opzichtigheid, waardoor jo in, hot Oog
i-.opt van je medcmensclien. Gevaarlijk ook
i> het iemand in zijn doen en laten gade
el ian, wjjnt dat staat gelijk niet zoo'n per
soon in bot Oog houden. Wal ook niet plei-
zierig is, is iels in bot oog krijgen, bijv.
zooals laatst gebeurde niet drie meikevers.
Toon kroeg meesier niet de kevers, maar
ons in het Oog! Splinters in het Oog heb
ben vele menschen. want ieder mensch
merkt den splihlor bij een ander op. lerwijl
de balken in bot Oog aangenamer zijn. om
dat je die nooit ziel.
Je kunt uit iemands Oog geraken, wat
wij gaarne doen. wanneer wij bijv. appol-
boomen hebben bezocht, in bet Oog hou
den, uil bet Oog verliezen,-op het Oog heb
ben, onder het Oog brengen, naar iemands
Oog kijken, terwijl liet een zeer eigenaardig
iets moet zijn en moeilijk ook, om iemand
een rad voor de Oogen te draaien.
Wanneer de menseben van je zoggen,
dat je Oogen in je boofcl hebt, bedoeleu ze
nog heel wal meer dan zoo maar gewoon
Oogen hebben, ofschoon ze eigenlijk het
zelfde zeggen, en je er maar naar raden
moet, wat ze bedoelen. Zijn oogen uitkij
ken moet wel een rare manier van kijken
zijn. maar gelukkig zitten Oogèn nog al
vast, zoodat ze wel weer terug springen.
Iemand de Oogen uitsteken moet wel bui
tengewoon leelijk zijn, en toch doen de
menschen dit graag, vooral de vrouwen.
Wanneer je iemand bedriegt, noemen ze
dat zand in de ooeon strooien, en daar
kan je last van hebben, ik bedoel van het
bedriegen en niet van liet zand. Klaas
Vaak weet er oog nog weg mee, maar die
doet bet liefst bij kleine kinderen. Iemand
onder vier oogen iets vertellen kan prettig
zijn, want mijn zuster straalde, toen zij
laatst van de dansles thuiskwam en zij
aan vader en moeder vertelde, dit Piet
haar onder vier Oogen iels gezegd had. Ik
heb eenzelfde samenspraak gehad met don
meester, en ik kan je vertollen, dal ik alles
behalve straalde na afloop.
Oogen kunnen oBk waken, vandanr een
wakend Oog bonden, maar dc mijne kun
nen dat niet. die vallen gewoonlijk toe,
wanneer ik in bed lig.
Wanneer de ziel spreekt, doet zij dit -uit
de Oogen. Wanneer Oogen baden, baden
zij in tranen. Alleen bij verbazing gaan de
Oogen wijd open. Er zijn allerlei dingen,
die vallen, loopen of springen in liet Oog.
zonder dat je- pijn hebt. Op meisjes en op
schilderijen worden Oogen gevestigd, op
veelbelovende jongens ook. Als de oogen
rollen, is dat een leeken. dat do eigenaar
van die Oogen kwaad is. Pe rook bijt in de
Oogen, ofschoon rook geen tanden heeft.
Gogen kunnen ook*bliksemen en vuurschic-
tcn, zonder dat er dan direct gevaar be
staal voor brand. Gloeiende Oogen vind je
alleen bij katten.
Ik zon mijn opstel over Het Oog nog veel
langer kunnen maken, maar ik noot daar
bij in het Oog houden, (lat de mee.> er nog
meer opstellen moet lozen. En met hef Oog
daarop eindig ik. O. P-
„Centrum".
Van een mijner Neefjes uit Roermond,
kreeg ik een dergelijk opstel over ..Het
Hart", dat ik de volgende weck laat plaat
sen. Let maar eens op! Ik houd mij aanbe
volen voor meer bijdragen in dezen geest
uitgewerkt. Oom Wim
De Melodie van het woud
door Lilv.
I.
nooge witte hergen waarlegen de blauwe
lucht bolder afstak, omringden een klein
vriendelijk dorpje, dat als 't ware versoho
len lag in de denncbosschcn, die op de ber
gen uitliepen en waar de borders hunne
kudden weidden Pe koeien klingelen met
I aar klokjes lerwijl zij de bergweiden af
grazen. De schapen honger legen de ber
gen nangevlcid als wille wol afstekend
togen 'l donkergroene berggra-. Do herders
met .hun lichten bcvnlligen gang. Pe zoete
roep hunner alpenhoorns. Alles ademt vre
de en rust. De vreemdelingen hebben lmt
Im-vo dorpje nog niet gevonden. De dorpe-.
I.ugon hebben deze ook niel noodig voor.
Iinine vreugdezangen. Was daar niet de
herder Jego die alle jongelingen en meis
jes van ziju dorpje steeds weer opnieuw iu
bewondering bracht door altijd weer nieu
we vertellingen. Wat heerlijk bespeelde
l.uko de luit en boe schoon begeleidde de
blonde Jalomilza hem dan met haar zang.
En voorden de. jonge meisjes onder haar
leiding niet telkens weer nieuwe bora's
uit?
Wanneer de avond1 ktam, daalden de
herders mei hun kudden naar hol dal. De
dieren werden naar liim stallen gebracht
en de herders kwamen na het nuttigen
van bun sober avondmaal te samen bij de
vrouwen en meisjes die mot hot spinne
wiel in de band zich iu groepen hadden
neergezet op hot zachte gras onder de
bescherming der hooge hoornen en weldra
klonken dan hun aller reine stemmen te
samen omhoog onfGod te danken voor den
heerlijken dag. Na het danklied kwamen
bun volkszangen. Deze vrooüjkc kinderlij
ke zangen even rein als hel water van do
heek iu hun nabijheid. Schaterend en
lachend van levenslust, en boven hen allen
uit klonk Jalomilza. de lieve, do schoone
Jajomitza. Haar naam was steeds op aller
lippen. Wie kon zoo mooi als zij het linnen
weven? Geen enkel meisje kon'met haar
wedijveren in liet borduren der wil liniTen
hemden. Jalomilza had vele talenten. Maar
het schoonste van alles was toch haar slem.
Wan lieer Jalomilza zong zwegen zelfs de
vogels en de herten die aan de bron kwa
men drinken bleven luisterend staan
Nu op dezen avond wordt et* na het dank
lied niet meer gezongen. De vlijtige jonge
handen doen het spinnewiel niet snorren.
Neen aller oogen hangen aan de lippen
van Miros. den ouden herder. Over cenigo
dagen wordt het oogstfeest gevierd en nu
wordt alles in gereedheid gebracht. De
voorraadschuren zijn gevuld. De kudden
zijn grooter geworden. De meisjes hebben
bun nieuwe kleedingstukkcn gereed ge
maakt, en zij liooren reeds do iofluigingcn
van vader, broeders en vrienden over do
geborduurde heraron die de meisjes voor
hen hebben gemaakt. Eindelijk is de groote
dag aangebroken. Zooeven is de kerkdienst
geëindigd. De dag is begonnen niet God.
Nu eerst naar huis, waar do feestelijk ver
sierde tafels klaar slaan om haar gaston te
ontvangen. Zoo straks zal de feeststoet
opgesteld worden waarin do jongelingen
en meisjes ieder hun plaats innemen.
Ziet daar is reeds een zegewagen, ge-
hokken door met bloemen versierde ossen,
waarop het goudgele korpn l.oog opgesta
peld ligt, on tusselien dc gele aren komen
de vroolijke gezichten van maaiers en bind-
sters kijken. Dan volgen de nerders mot
bun mooiste ossen en koeien. Allen ver
sierd met bloemkransen. Ziet hoe dartel
ei v rooi ijk dc kalfjes om de moeder heen
springen. Het is alsof zij weten dat hot
feest is, *u feest door beu. Ecu twc-ed"
zegewagen trekt voorbij, beladen met de
mooiste vruchten die de aarde geven kan.
Verleidelijk liggen zij in zachtgroene bla
deren schillerend in den gouden zonne
glans.
Hoort, klinkt daar niet de alpenhoorn
dor schaapherders? Daar komen zij reeds
met bun schapen en geiten Ziet met hoe
veel zwier zij hun gioole hoeden zwaaien
versierd niet alpenbloemon. Met welk oen
elegance dragen zij hufi witlinnen hemden
zoo fraai door hun zusters geborduurd. Pe
brook van zacht geel leder evenals de
schoenen. Pe fraaie roode gordels schitte
rend van al het gouddraad. Pe kniekousen
die ware kunststukken zijn. Tusselien beu
in gaaf Jalomitza's broeder fier en trots
met zijn lievelingsschaapje op den arm.
Wel mag hij trolsch zijn dezen dag. Draagt
1 ij niel «Ie schoonste kleercn van hen
allen? Zijn mooie kleenu door Jalomilza
vervaardigd. Dóch hoort! Fluitspel en
barpgetokkel komj nader en heldere ma. -
,i< sstemmen klinken luid. l.uko eii zijn
fluitspelers gaan voorbij en achter In n
komt Jalomilza met bare gezellinnen. Pe
Monde krullende in do zon goudglanzi i;de
haren los en vrij over de schouders gol-
jeud op liet hoofd bijeengehouden 'door een
diadeem van rood fluweel paarlcn en
flonkerende steentjes. Zoo schrijden de
meisjes voort fier en gelukkig. Wat steken
de helderroodo keurslijfje.-. doorweven met
gouddraad helder af logen de sneeuwwitte
lokjes. De kleine voetjes zijn in zacht geel
lederen schoentjes gestoken. Zij vormen
groepen en rijen gaan terug en zweven
vooruit en dat alles op de maat der zachte
zoete muziek en TTalomitza's heerlijke stem.
De stoet wordt besloten met een groen
ernstige gemzenjagers. Het is een heerlijk
slot deze ernstige mannen in bun groene
nauwsluitende kleercn de buksen op den
schouder; hun ernstige oogen en voer-
kraebtigen (red. De stoet trekt door bet
dorpje waar gelukkige ouders jongere
broertjes en zusjes en oude mannen en
vrouwen toekijken. Ziet de moeders, zij
wijzen vollrotsch op baar meisjes', de v.i-
r.ers wijzen vol fierheid op hun zoons: de
kinderen kijken opgetogen naar al die
pi acht. De oudereu zien dat alles glim
lachend aan en zij denken aan de vervlo
gen dagen der jeugd toen ook zij medclie-
pon in den fees'sloot. D<^ dorpelingen vol
gen den sloot als deze bij bet kerk ie komt
waar dc priester Mzat mei zeeonende hand.
(Slot volgt).
Baas bovon Baas.
A icr haasjes hadden een geschil
Wie wel "t hardst kon gaan.
Zo snoefden mankten veel kabaal,
De één kon d' ander staan.
riep de jongste) ga zoo snel,
'n Sneltrein, Vèr vooruit.
't Zou wat, (riep do ander toen)
'n Schot,trof nooit ïfiijn huid!!"
De derde lachte bon toon uit
En zei: ("f Lijkt kinderspel)
De bliksem raakte mij nog nooit,
't Is waar wat ik vertel,"
De oudste had nog niets gezegd
En dacht: „ach wat 'n bluf",
Do and'ren gaven hem 'n por
En zeiden: ,,liij lijkt suf".
Zeg ouwe vrind, hoe snel ga jij?
Ik?! (zeido de oude baas)
Ik loop zoo bard a'ls ik maar kan,
Ik ben m'n eigen baas.
Ik heb altijd 'n flinke gang,
Doe altijd, wat ik kan!
Maar harder loopen doe ik niel,
Geen hond raakt' ooit mij an.
Paar kwam opeens, mei veel geraas,
'n Spoortrein aangereën,
Pe eerste snoever sprong ervoor
En ging voer altijd heen.
O, wee! daar kwam do jagersman,
Pe tweede liep heel hard.
Doch 'n schol trof d' avn;.- haas
In 'I midden voc z'n hart.
"n Harde slag. 'n bliksemstraal
Kliefde tóen al d >or de lucht.
Pe flinkste haas lag op den weg
Eiics uit zijn laatste zucht.
Pe oude haas had veel verdriet.
Hij was nu maar alleen.
"Wat gaf J:ij om z'n leven nog
Och ging ik ook maar been.
Zóó peinzend zat ie in z'n hol,
Paar kwam z'u vijand Fret,
Hij van de schrik niel loopen 'kod,
Uit was 't met do prol
Joscfa van Maurik.
Meisje: „Het is erg yrier rjq.
mevrouw, maar dan. komt mijn '.Mant ij
altijd tegemoet."
Geen beleefd antwoord.
Mijnbeer van Haren was builen gaa
wonen. En li ij bad 't erg naar z'n zin. Va
tijd lot tijd bezochten z'n stads ken»
hem. die hem stereotiep de vraag stelde!
of hij liet vervelend buiten vond.
Op een dag kwam weer zoo'n vrien
die hem weer zoo'n vraag stelde, waaro
van Haren zitJi niet goed houden kon c
antwoordde:
..Och neen, heeleniaal niel vervelend. .1
moet rekenen, we hebben niet eiken da
visite."
Bram's spreekwoord.
Het is Zaterdagmorgen half twaalf c
onderwijzer weet niet wat hü bet laai*
half uur zal doen.
..Haal de leien voor den dag en wie k
beste spreekwoord opschrijft krijgt
griffel.
Bram teekent den kop van den meesti
in een klein boekje op de lei.
„Ik zei, dat er spreekwoorden mocstt
geschreven wordeu en jij teckenl mi
portret? boe zit dat? zei do meester.
Bram zegt overtuigend: „Paar slaat h
spreekwoord, meester.
„Hoe breng je dal dan onder woorden
En Dram zegt onvervaard: „E^n ong
luk zit in een klein hoekje. 4
Enfant terrible.
Een dame laat uit oen voornamen wii
kei van kindercostuunis cenigo der el
gaiilslc pakjes van hel nieuwste Patrijscl
model aan haar huis bezorgen. AVijl i
enkelo dagen de verwachte bestelling ui
blijft en ook de costuums niet worden t
ruggezonden. wordt telefonisch gevraa
boe is beslist geworden.
Bij afwezigheid der moeder verschijnt
I--jarige Hilda en antwoordt zeer sla
vaardig: „O dank u. die kunt u laten I
nm.iah'ii. w«- zijn al gefotografeerd."
Hartekiop.
Mijn klokje likt niair altijd door
Bij vroolijkheid. pleizieren.
Loopt bet |,cel licht, j.i, wondervlug,
Zijn uren baast kwartieren.
Myi klokje tikt maar altijd door,
Dij tegenslag en droefheid.
Din is 't cf "i trager gaat.
1 ijkt do tijd 'n .eeuwigheid.
Mijn klokje tikt maar altijd door,
Doch eens zal 't niet meer gaan.
Moog 'I vrij van smelten dan,
A oor zijn Heer en Schepper staan.
Josefa van Maurik.
Processie!
Hel is een zacht aanwuivon,
Als een Serafijnse lie zang.
Gelijk blankgevviekto duiven
In hun mooien cirkelgang.
liet is een teer opbloeien
Als bloesem zacht en schoon,
Gelijk een mooie vlinder
Iu zomeravond-droom.
Het is een hoog-op hemelen
Van een rijk gebeden drang,
Het is een hoog-op huiven
Van wierookgeur en zang
Het is als ruischen van korenarm
In den zachten zomerwind,*
Als tokkelen van gitaarsnaren
A an een blij onschuldig kind.
Al schil'ert goud geflonker
Onder blauwe baldakijn.
Tusselien zilveren zonnestralen
De God van groot en klein.
Het is een aanminnig dringen
Van bruidies wit en teer.
Met rozengeur en bloemen
Volgen God den Heer.
Ban volei in lange rijen,
In getale zonder end,
Vrome mannen, vrouwen,
Vereerend Christus' Sacrament
Volgt mede dan gij vromen
Dien wonderen Liefde-God,
Gelijk mooie zach'e droomen
En vrees geen lach of spot.
Pe lucht vol blije klanken
Van muziek en klokgeluid.
Van wierookgeur en zeugen
Noodt u tot bidden uit.
Als gouden Meienregen,
Als morgendauw zoo zacht,
Pauwt in uw hart de zegen
Van Godcs liefdemacht;.
Eerbiedig buigend, knielend,
Met heel mijn zielcdrane.
Breng ik lof, dank en hulde
•In doez' sclioonen ommegang.
Theodora
Spccllammskcns.
Er was er eens 'n lammeke.
't AVns in de maand van Mei,
Ziju broertje heette Hnnneke;
Ze sprongen, o zoo blij!
Ze stoeiden, dansten in 't rond,
Ze trilden van pleizier.
Ze rolden saam over den grond
A! bij 'n populier.
Moeder schaap riep hun naar bed,
Ze waren zoo moe,
\ch, ach, wat hadden (lie 'n pret»
Dra vielen d' oogjes toe.
Trims van Mauri*
Dc volgende w.j.ec-j tl met (1* l'H
klaar te zijn cr zal dc uitlag ven den
vd
flrijd bekend gemaakt worden. Avic
dozen keer de gelukkigen zijn? 7..^ 'k™
daal 'Jem Ui*