Nel, zooals U wilt. lfi-l spijl me, mevrouw, zei de klerk de dame, die om haar pas kwam ra ven, maar er is oen fout gemaakt. "Wij heb- n geschreven zwart haar inplaats van Mond! Niet erg. zei de d ime; wilt u het ver anderen of zal ik het doen? Geen tijd. De minnaar: Denk je niet, dat je me z*.li kunnen loeren beminnen. Zij: O, noen! Ik lieh al genoeg to doen mot; tennissen en korfballen lo loeren. Het restaurant. Waar is de gerantdan zal ik 'm eens v.il vertollen.... riep de vertoornde gast <!ie bedorven vlee.seh gekregen had. Die is uit, meneer! zei rL> kellner. Zoo, on waar kan ik 'in vinden? Aan den overkant meneer, daar luncht hij gewoonlijk! Haar critiek. Je toast gisteren aan 't diner herin nerde me aan den tijd (oen.je me nog het hof maakte. Hoe zoo? Ik dacht dat je nooit tut 't einde zou komen. In de tram. Buitenman stapt rookend in do elec- trischo trom Delft—Den Haag. Binnen mag niet gerookt worden, wilt daaraan denken? zegt de conducteur. Boertje gaat kalm zitten en dampt er op los, alsof hij niets gehoord heeft. Conducteur wijst verontwaardigd oVcr zooveel brutaliteit ojhet bekende bordje „verboden te rooken" en zegt Zeg, kun je niet lezen wat daar staat? Zeker, daar staat: Niet rooken! Waarom doo je het dan? Boertje-nu ook verontwaardigd: Wel man, daar staat zooveul'in de tram! Maar (en hij wijst op andere op schriften in de tram) doe jij dan ajles wat daar staat? Pruim jij B.Z.K. van Dobbel- man? Stook jij Bruinkoolbriketten B in een driehoek? Gebruik jij Molenaars kin dermeel? Rook jij Van Nellc's tabak? 't Gir.g niet gemakkelijk. Meester: Daar zie ik je al voor de derde maal op je biuirmahs papier kijken. Jan: Ja, meneer. Hij schrijft ook zoo slecht. VRAGENBPUS V raag 100: Sedert wanneer dafee- Ton tic klokken? Mijn vader gelooft wel, dal ze. in do 12de eeuw al klokken hadden. - A ii t w o o rd Dal is een heel moeilijke vraag, mijn jongen. Wat ik er over las en gevonden heb, is, dat de oudst bekende klok dateert van het jaar G00. Deze klok hangt in den toren der parochiekerk van Yillalago in do Ahruzzon. (Waar is dal?) Waar en wanneer de klok is uitgevon den kan men niet met zekerheid zeggen. leeds vroegtijdig was zij bij de Chineez.en l ekend. Ook in Imlië. Assyrië en Egypte nas zij als muziek- of als signaalinstru ment in gebruik en evenzeer treft men haar bi' de Oriekcn en Romeinen aan. Evenmin als van de klokken is liet met zeerheid te zeggen, wie de uitvinder van liet klokkenspel is geweest. Nu wo toch over klokken spreken, zal il je nog eens wat anders vertellen, waar je in de. verste verte nié't van gedroomd iieht en.... waarvan zelfs vader heel waarschijnlijk evenmin ooit iets van hoorde, Weet je wel, dal in Geneve horloges ge maakt worden, waarvan de wijzers omge keerd draaien en dus in tegengestelde dich ting zich voortbewegen als de onze? En lorli is dit zoo! Die klokken dienen voor de markten van Turkije, Syrië en andere Oos'ersche lan den, waar men in omgekeerde richting leest. Y ra a g 1 0. lie las in edit boek, dat vo- gels niet wegvliegen als zo plotseling een •slang voor zich zien en zich door een slang gemakkelijk laten vangen. Is dat wel zoo? Antwoord Maar Theo, hoe heb ik het nu met je! Zul je mij dan eerder geloo- ven, als do schrijver van dal bewuste boek. En toch. heeft die schrijver de waarheid verteld. Luister eens, dan zal ik je 'dat feit eens nader verklaren. Plotselinge schrik verlam» den mensch en maakt hem onbekwaam oin een beweging te maken, een geluid voort Ie brengen. Maar dat is niet alleen bij mcnsclion het geval, de die ren ondervinden datzclfdo verlammende gevoel door vrees. Het is hekend dat kleine vogeltjes, bij het plotseling te voorschijn komen van een slang, geheel bewegingloos blijven zitten, zonder zich te willen of le kunnen verzetten. Zoodra dat verlammende gevoel ophoudt, begint do (ogeiislmd. Een kik- vorsch kan men soms uren lang onbeweeg lijk maken. Pak den kikker ruw aan: leg hem op zijn rug: .^trjjk hem over den buik en.... hij blijft cenigen tijd rustig liggen, niet in slaat overeind te krabbelen. Een ander voorbeeld. Weet je hoe ze in hel N. Oosten van IJsland het aanleggen om zwanen te vangen? l)e jonge zwanen verlaten in den herfst liet binnenland en verschijnen in grooten getale aan liet strand der zee. Wat doet ■ui de bevolking, om die zwanen gemakke lijk te vangen. Ze komt met allerlei mu ziekinstrumenten en zij fluit, schreeuwt, tiert en slaat op blikken voorwerpen, in één woord de bevolking maakt een kabaal van je welsle'en dan.... gebeurt, wat jo T.iel zoudt verwachten. Van angst en vrees en schrik, vallen do jonge zwanen op den grond en worden zoo, zonder ecnigo moeite gevangen. Zie jo mijn vriend, dat hel boek geen on waarheid bevatte. Wees voorlaan niet meer zoo'n ongeloovige Thomas. ONZE PRIJSRAADSELS. Tal van brieven zijn binnen! Mooie vers jes, leuke verhaaltjes en aardige avonluur- »jes ontving ik reeds, klaar.... nog ver vacht ik er meer. Waar blijven de ande ren? Nog drie dagen en de lijsten worden gesloten. Oom W i m. TWEE BROEDERS door Oom Wim. IV. (Slot). En'dan? Ik zal bij belasten met de op voeding der kinderen. Ik zou mij al heel <-'rg moeten vergissen, of in Piet zit mijn tookomstigen opvolger. Laat eens zien, hij is nu acht jaar. Laat hem nog eens acht jaar sludeeren dan.... is hij zestien en als hij zestien is, dan.... en daar ben ik van overtuigd, dan kan hij Lij mij in de zaak komen en.... dan volgt de rest wel van zelf. Geloof me Jan! Dat is geen leven hier! Hier is geen toekomst voor je kinderen. Je verdient hier precies genoeg om te leven f-n te veel om te sterven en jouw handwerk j goed voor menschen zonder energie. Blijf je hier tobben, dan gaat het je nel als vader onjo kinderen zullen de dupe worden van jouw getob. Daar hen ik het volmaakt mee eens Piet. Het is tobben en zwoegen van den vroegen morgen tol den laten avond en het resultaat? Zie rond om jo heen! Alles ge tuigt van te weinig verdiensten. Nu is hel wel waar: de kinderen zijn zoo groot en weldra kunnen ze ook al wat verdienen, daar had ik mijn hoop op gevestigd, maar toch wil ik het niet verhelen: met een bang hart zag ik do toekomst in. Hoe kon bet ook anders! klaar nu? voel ik me als een prins te moede. Sedert jij hier bent en als een reddendo, engel bij ons bent komen binnenvallen, sedert hecrscht hier een an dore geest. Hoor dat kleine volkje daar ginds eens juichen? en. vroeger, het was alsof ze bang waren hun vlerkjes uit te slaau en de melodietjes te zingen, die opwelden uit hun onschuldige hartjes, Sedert jullie hier heul, is.er kleur geko men op hun anders bleeko wangen en lijkt hel me tce alsof liet zonnetje anders schijnt en of er ook nog eens welvaart mij ten deel zal vallen. En daarom mijn broeder, heb ik geen dagen tijds noodig om een besluit te ne men; ik stem toe in alles wat jo mij belieft voor le stollen. En al? ik dit zeg, dan ben ilc er zeker van, dat mijn vrouw eender denkt on.... wat de "kinderen betreft, zij zullen het leuk vinden nice lo gaan over cl ie groote zoo en zoo zou het toch nog kunnen gejiouren, dal do kleine Piet de waarheid sprak, toen Iii.i voor ecnigo we ken, uilrien: „nis óoöi Piet uit Amerika komt, ga ik mee". - Zoo Jan, zoi do kleine baas dal? Dat vind ik flink van hem en dan heb ik me niet in hem vergist. Maar kom, laten we oven aan do familie zoggen, wat wij be sproken hebben, dan kunnen we meteen eens zien, of ons voorslel in goede aarde valt. En dat voorstel viel in goede aarde en werd met gejuich en gejubel begroet. En do kleine Piet klanle in de banden en vlijde zich lef,en zijn Peetoom aan. als of hij zeggen wilde: wij li noren bij elkaar Oompje en ik ga mee, al bleven ook de anderen thuis. Maar <L. anderen bleven niet thuis en gingen ook mee. AVio twee maanden na Nieuwjaar voor bij het huis van Jan den schoenmaker ware gekomen, had de blinden dichlgevon- rien en hot huis leeg en de bewoners tever geefs gezicht. De bewoners waren vertrok ken; de meubels en verderen inboedel ver kocht en de buren waren eindelijk uitge praat over dat huisgezin, dat in stilte was vertrokken en.dank zij den rijken Oom ie Amerika, een schitterende toekomst te gemoet ging. En middelerwijl naderde de stoomboot al meer en meer Amerika en zien we de heele familie verlangend uitzien naar de kust, die zooveel beloften voor hun allen inhouden zou. En zal Oom Piel aan cl... boot zijn, als we aankomen, vader? Wat dacht jo dan Piet? Zou hij ons alleen <fysn weg laten zoeken. Dan geloof jk, dal we verdwalen zouden in die reuze- Siad, met huizenblokken, waarin moer menschen wonen dan in ons heele dorp. Ik ben zelf benie uwd, oni die wolken krabbers te zien. Ik ook vader! Maar nog meer ben ik benieuwd, of Oom mot zijn auto er is. Hij beefy ja, een auto, hó vader! Wel zeker Pielerbaas! Wie hoeft nou Lier in Amerika goon eigen auto? Dal hoort er zoo hij en wie dan ook zich reke nen kan lol den burgerstand, heeft zoon a ervoérmiddel. Maar kunnen wc allemaal in één auto? Nu vraag je me nicer dan ik weet. laten we geduldig afwachten en.als ik me niet vergis, kijk eens in de richting >an mijn vinger Piet. dan zie ik de vage omtrekken van New-York en.... Ik ziet liet vader; ik zie het ook! En nu keek elk toe en zweeg. Zelfs Piet had niets meer te beweren, tot (le boot zoo dicht aan wal lag, dat hij Oom Piot, zijn Peetoom, aan do haven zag slaan en nu kwamen de tongen los en hei vragen heen en weer scheen maar geen einde te nemen, tot ze goed en wel dien eersten nacht op aroemden grond, verre van hun dorpje, waar zo zooveel jaren met elkaar lief en leed gedeeld hadden, in den slaap verga ten de hevige emoties van die verre, verre reis. Hier dan vonden do broeders elkander weer. tot beider geluk en tot geluk der hun nen. DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. A v.o n I u u r Y 1 11. Een week later! Mies pn Max vindon een kluwen garen. Mooi, zegt Max, daar knnnen wc niooi mee spelen. JLoezoo! Wel, wij rollen dat kluwen af. Ik bind jou liet begindraadjo aau den staart cu dan loop je weg. Ik zet het kluwen vast en Iaat het om dat spillet jo afloopen. Dat is een fijn spel. Heerlijk! Bind maar gauw vast. Dc kelderdeur staat los. Daar loop ik in. kem dan weer hier Zoo wordt de draad al lan ger. Wat zal de vrouw boos zijn? Daar gaat Mies heen. Rrrrr! Hoe har der Mies loopt, hoe vlugger het kluwen wentelt cn hoe langer de draad wordt. Mies komt weer terug. Nu de deur uil. den tuin in! Al door wordt de draad langer. Max staat vol ver-, bazin g toe (e aien. Halt Mies! Staart op! Ik zal de draad strak spannen, dan hebben we een draad, waar ik kan overspringen. Maar oh wee. Daar is de vrouw! Weg Mies! Max bijt de draad door en vlucht met Mies de wei in. Dc vrouw boos. Hei duurde wel een half uur. eer het kluwen weer opgerold was. Zoo'n stouterds! HET KIND EN CE KLEINE JESUS (vrij naar 't Fransch) deer Wilhclmina. Ecu kindje speelt in het frissche 'dal, zoo blij, En zijn gouden lokken zwieren op den adem van den winti Rond en vrij. Het volgt builen adem, den echo van zijn* zilveren stem, Ver weg.' Gevederde zangers zingen in veelstemmig koor Ei, hoor! Eensklaps slaat daar voor hem een marmeren beeld: Maria met haar goddelijk Kind, een kind als hij. Zoo blij! Misschien? Het glimlacht in verrukking Jesus loe En het spreekt Hem aan in kinderlijk taal En toon: „Vriendje, kom hij mij spelen cn loopen hier in de wei! Ziet Ge deze mooie bloemen? Ik pluk ze voor jou Wees blij! Hoor je in gindschc boschjc liet mees.io sjilpen, En hel vinkje fluiten? Ik wil ze vangen meteen Voor Jou alleen. Kom, ik zal de veelkleurige vlinders vinden, En de groene juffertjes, die vliegen op 't land, Ze drukken jou tor handt Zco spreekt het door en belooft liet Kindje veel: Maar antwoord blijft al uit en toen?. loopt het heen, En spoelt alleen. Tot d' avond valt en do nacht lot slapen dwingt Zoo zacht, als zij die rein en onschuldig zijn. Als T kindje klein, Dat pp zijn knietjes neerligt on '1 avond gebedje doet En zijn zieltje aanbeveelt aan God, den Heer, lederen avond weer Daar slaapt het nu; oen glimlach speelt en zweeft, Cm zijn mondje; hei rust nu uit, van 't spelen moe, Zijn oogjes toe. Het droomt! Heel zacht, onmerkbaar haast Gaat een gordijn op zij en voor zijn blik staat een gezicht In hemelsei) licht. Een Kind, van eigen leeftijd. schitterend, mooi, Waar het zonnelicht zelfs niets bij is, Gewis. Hij nadert zachtkens, als de Dageraad, Goudsprankelend over d' aard, die nog rust, Onbewust. Hij nadert 't onschuldige wicht, dat slaapt En buigt zich tot beni toe, bevallig-tcer, Zijn Heer! Eu fluistert iu zijn oortje een woordje. Van homclschen klank en wenkte met zijn hand, Naar h c t Vaderland. Niet trcuwen. Rechter: U bent aanwezig geweest bij dc vechtpartij lusschen dat-jonge echt paar. Welk indruk hebt u van hol voorge vallene gekregen? Getuige: Dal mcu hef bc A doet niet te trouwen. Gelukkig entkemen. 't Gevecht bij de Marne was kinder spel bij T geen ik te Verdun beleefd heb! zei een oudgediende. Mijn regiment werd gelast een dor forten te bestormen. Het werd echter door den vijand ingesloten en 'i gehecle regiment, van af den kolonel lot den laatsten tamboer werd over de kling gejaagd. Geen mensch bleef er oyer. En jij dan? O, ik? Jk was thuis met groot ver lof. Verkeerde voorstelling. Hij: Daar schrijft me mijn vriend Wji lem -Struif, dat het hem buiten zoo bevalt, alsof hij in den hemel ware. Zij: En, is zijn vrouw bij hem? Hij: Maar mensch, wat hou je er toA eeïï zonderling begrip van den op na. Goede hulp. Zeg me toch eehs, waar hen ic 't door vooruitgekomen? [■-' Door mijn vrouw's kookboek. -? Ze kookte er zoodanig uit, dat ik jQeer genegen was "om te gaan werken, dan om tc gaan eten. En zoo kreeg ik zooveel lust iu den arbeid, dat ik een gezeten man ben geworden. En spreekt: Je riep me op de weide om bij je Te spelen en Ie stoeien, lustig en blij. En vrij. Nu kom ik mijn vriendje, en noodig Om-met mij (o gaan le te spelen En deelen. je uit, De vreugde der hcmclschc weiden en tuinen, Waar bloemen van lanen on dreven heel schitterend zijn, En rein. Waar de vlinders blinken niet rijkere kleuren En boomen dragen goudene vruchten, kltmrig En fleurig. Waar donzige zangers zingen van eeuwige Lente, Vol sc-,"'oné bekoring en eeuwige jeugd Eb vreugd.'. Waar duizenden kindertjes spelen en zweven met mij In bonte reien cn zingen in wond'rë harmonie Hun melodie. Waar allen dragen kroontjes op het effmie voorhoofd: Hun hcmeische oogon stralen schieten van jolijt, Altijd. Kom dan mijn vriendje cn geef me de band: Mijn Moeder opent reeds hare gezegende armen, En zal verwarmen, In eeuwige koestering louw reine zieltje, Bij mii in miin Paradijs daar hoven, Om mee le loven Den goeden God, den Schepper van al waf er is, bjii wa« cn weven zal. Kom! geef acht! Ik wacht". Weg is do droom en toen de morgén daagde En Aurora haar goudene koels weer besteeg, Toen neeg Voor ecuwig het kindje zijn hefdie en dam- vloog Zijn ï'dno zip't'" Hem tegemoet, die sprak Daar straks. Van tuinen en gouden vruchten en engeltjes Lief en teer, dansend cm den Iro-n van God. O, heerlijk lol! De watersnood. Eenme maanden pelHen, wat leven we tnoli ving kondigden dc telegram men 'n vreeselijken storm en geweldige was der rivieren aan, welke de vreselijke re vol gen hadden van veelvuldige dijkdoor braken en angst en nood onder de bevol king. Limburg en Noord-Brabant waren wel de streken die bet meest geteisterd werden. Was bel voorheen altijd rustig in de Zuidelijke streken, geheel anders was ket nu. Immers in de I.eidsehe Cpuran'. 'n b'*d wal vrijwel alles sehriift, wat er da gelijks gebeurd, kon men daaruit iederen avond de werkeliike en ontzettende waters nood-berichten lezen. De noodklokken luid den: Vlucht allen snel. de dijken staan tot aan den rand in 't water. De grond wordt daardoor zacht, zoodat eovaar voor door braak zoor groot was. Ging dat alles zeer snel te werk, de storm deed er 't zijne bii, en smakte lie1 water legen en over de dij ken. Vlucht! Vlucht! De geweldige water- wassa die met geweld op kwam zetten, stoeg den dijk uiteen, zoodal onafzienbare streken door liet water geïsoleerd werden. Alles stond to trillen, zelfs ramen en vensters trilden. Uit alle macht werd er buiten om hulp geschreeuwd, om liet gat in den dijk te stutten, 't Vee bracht men oudendijk waar hel voovloonig werd gezet om niet te verdrinken. Men haalde booties zoover die aanwezig waren of men maakte van eenige planken een vlo! en bracht daarmee eerst de menschen en daarna de dieren in veiligheid. De Burgemeesters der bedreigde plaatsen verzochten onmid dellijk aan den Minister van Oorlog cm te mogen beschikken over pontonniers, mari niers en soldaten om het eerst hulp te bie den. Inlusschcn s'eeg het water angstwek kend steeds maar hooger, zoodat hel voor de bevolking, die r.iet wenschte van hun bezittingen te scheiden, zeer gevaarlijk uit zag. Arme menschen! alles zagen zij voor hun oogon, door T water vernield worden. Waanzinnig van schrik vluchtten zij toen weg. Weg gingen z'«j van hun goederen, huizen cn landerijen. Niets konden zij mee nemen. Allen vluchtten toen weg naar hooger gelegen plaatsen; in stallen of in r.churen. Maar soms was het le laat, daar zij van de daken niet meer af konden ko men. Daar zaten zij soms na uren. zelfs dagen gewacht te hebben, werden zij dan eindelijk verlost. Ook waren er menschen die in bun woning hadden kunnen blij ven, maar zalen dan in donker, in kou co met honger. Toen werden door soldaten of mariniers op bootjes hun brood bezorgd. Doch liter kwam liet water zóó hoogdal ook zij moesten vluchten naar scholen ól kérken. En toen het. water gezakt was gin- gen'zij naar huis terug. Maar als zij tliois waren gekomen, zagen zij niets meer van l un huisje dan een hoop puin. En hun kippen, varkens, schapen en konijnen von den zij dood. Arme menschen! Thans stian zij machteloos op de mine waar eerst hun baard, met alles wat hun dierbaar wa? stond. Gelukkig stond heel Nederland klaar om die ongelukkigen met geld te s4eu- ncn. En nog steeds komen door bemidde ling van "coroité's flinke giften binnen lm- wers H. M de Koningin paf liet voorbeeld Zij stond direct mot wöord en. daad klaar. En hoe men -ook helpt en wat men ook doel nimmer vergeet men in do over stroomde stréken, de verschrikkelijke' ufe. stige dagen van de Watersnood in 1926 Calo de Haas, I.cidcu. Te laat. Alles hadden zo over voor hun jongen, hun ccnigstc. Alle hoop was gevestigd op l.un Frits. Ze werkten hard en leefden zui nig, om wat te kunnen sparen voor hm Frits. Ze zouden graag zien, dat hij een beroemde dokter of een advocaat word. Misschien, ze durfden den wensch haast r.iet te uilen, wilde God hem wel tot pries ter hebben. Hij had de dorpsschool dooriooncn, en was op liet gymnasium in de stad. Ht was le ver onv iedéren dag naar luiis i? gaan en hij was dus in een kosthuis 7e hadden hem samen vo r ,obr n lit en aüa drie hadden ze geschreid. M ar ni lino dagen was hij weer thuis. Hij kon n;e! vennen. Ze lelden hun spaarpenningen ni en nu fietste hij eiken avond naar -huis ca eiken morgen nnir de stad llii haalde cm schit'erend cind-oxamoir. Nu ging hij nèar de Hoogescliool. In liet eerst schroef I'S dikwijls en vurig, later min Ier en kool."7c dachten dat hij geen tijd .had, de oirie menschen. Op een keer kwam er een brief van i! menschen -van 'het kosthuis, dat hij trokken was en zij niet wis'on waarli Dit was lo voel voor de oude menschel en zij wénschton nu niets liever dan l«j sterven. Hij zwierf in Amerika rond en w; droevig. Hij werklo hard om terug té r.en komen. F:ndolijk li.ul hij geld «u-mm. Hij was gelukkig aangekomen en lien naar ziin huisje. Daar zag hii de kerk.Nu was hij er haast. Was vader nie» in vin tie. Hii -ring voort. Maar va', was tbi? Waren de blinden gesloten? llii durfde ff r.iet in. Misschien waren zij wel verhuisd. Hij vroeg hel nan een doodgraver die aan 't, werk was. Deze keek hein aan cu lier kende hem. Hij bracht hem naar rieuwe graven. Dit was le veel voor Ft jongen man. Ilij wiern 7:eh op de kuift en schreide hartstóchtelijk „Te hal- mompelde do doodgraver. Alida van Dieren, Leiden Zomer. Naar buiten moet nu een ieder. -- Waar de bloempjes to bloeien staan In tuintjes cn in weiden Naar buiten meet jo nu gaan. Het vogeltje zingt weer zijn liedje Waar ieder plantje ontspruit, Nu is weer een zonneschijntje Nu allen naar builen, „vooruit!" |,j Het vee is al lang in tie weide. En loopt daar nu ruslig rond En ieder is nu weer heel vroolijk, Nu naar buiten, dat is zoo gezond! 2 Weg met de winterkleuren, Nu weg met de bout en jo wol. 't Is zomer en daarom heeft ieder, Weer dikwijls eens wat lol. Dc trekvogels komen nu weder Terug van hun verre reis; 't Is nu niet moor een getijde Van kou en van sneeuw en van ijs- Het zonnetje gaat nu weer sclujuen. Genieten kun je nu weer Van 't heerlijke mooie natuurschoon. Het is nu geen winter niecr. Ilan 't strand wordt het weer fijntjes, Je geniet van de spelende zee. En daar ga je ravotten en stoeien En allen doen met je mee. De IJsco is weer in de mode, Daar frisch je zoo lekker van op. Want dat is weer heel iets anders, Dan 't ijs waar je glijdt ook volop- Ik houd wel van den zomer En van den zonneschijn, Ik wou dat het maar altijd Een zomerweertje mocht zijn- Maar dat is nu eenmaal niet andor» Er .moet ook een winter zijn, Die is toch ook wel eens prettig Al is er geen zonneschijn. O maak dat er in uw hartje Altijd een zonnetje schijnt. Dan zijt ge altijd tevreden, Tot aan uw levenseind. Gretba-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 14