Nel, zooals U wilt.
lfi-l spijl me, mevrouw, zei de klerk
de dame, die om haar pas kwam ra
ven, maar er is oen fout gemaakt. "Wij heb-
n geschreven zwart haar inplaats van
Mond!
Niet erg. zei de d ime; wilt u het ver
anderen of zal ik het doen?
Geen tijd.
De minnaar: Denk je niet, dat je me
z*.li kunnen loeren beminnen.
Zij: O, noen! Ik lieh al genoeg to doen
mot; tennissen en korfballen lo loeren.
Het restaurant.
Waar is de gerantdan zal ik 'm eens
v.il vertollen.... riep de vertoornde gast
<!ie bedorven vlee.seh gekregen had.
Die is uit, meneer! zei rL> kellner.
Zoo, on waar kan ik 'in vinden?
Aan den overkant meneer, daar luncht
hij gewoonlijk!
Haar critiek.
Je toast gisteren aan 't diner herin
nerde me aan den tijd (oen.je me nog het
hof maakte.
Hoe zoo?
Ik dacht dat je nooit tut 't einde zou
komen.
In de tram.
Buitenman stapt rookend in do elec-
trischo trom Delft—Den Haag.
Binnen mag niet gerookt worden, wilt
daaraan denken? zegt de conducteur.
Boertje gaat kalm zitten en dampt er
op los, alsof hij niets gehoord heeft.
Conducteur wijst verontwaardigd oVcr
zooveel brutaliteit ojhet bekende bordje
„verboden te rooken" en zegt
Zeg, kun je niet lezen wat daar staat?
Zeker, daar staat: Niet rooken!
Waarom doo je het dan?
Boertje-nu ook verontwaardigd:
Wel man, daar staat zooveul'in de
tram! Maar (en hij wijst op andere op
schriften in de tram) doe jij dan ajles wat
daar staat? Pruim jij B.Z.K. van Dobbel-
man? Stook jij Bruinkoolbriketten B in
een driehoek? Gebruik jij Molenaars kin
dermeel? Rook jij Van Nellc's tabak?
't Gir.g niet gemakkelijk.
Meester: Daar zie ik je al voor de
derde maal op je biuirmahs papier kijken.
Jan: Ja, meneer. Hij schrijft ook zoo
slecht.
VRAGENBPUS
V raag 100: Sedert wanneer dafee-
Ton tic klokken? Mijn vader gelooft wel,
dal ze. in do 12de eeuw al klokken hadden.
- A ii t w o o rd Dal is een heel moeilijke
vraag, mijn jongen. Wat ik er over las en
gevonden heb, is, dat de oudst bekende
klok dateert van het jaar G00. Deze klok
hangt in den toren der parochiekerk van
Yillalago in do Ahruzzon. (Waar is dal?)
Waar en wanneer de klok is uitgevon
den kan men niet met zekerheid zeggen.
leeds vroegtijdig was zij bij de Chineez.en
l ekend. Ook in Imlië. Assyrië en Egypte
nas zij als muziek- of als signaalinstru
ment in gebruik en evenzeer treft men
haar bi' de Oriekcn en Romeinen aan.
Evenmin als van de klokken is liet met
zeerheid te zeggen, wie de uitvinder van
liet klokkenspel is geweest.
Nu wo toch over klokken spreken, zal
il je nog eens wat anders vertellen, waar
je in de. verste verte nié't van gedroomd
iieht en.... waarvan zelfs vader heel
waarschijnlijk evenmin ooit iets van
hoorde,
Weet je wel, dal in Geneve horloges ge
maakt worden, waarvan de wijzers omge
keerd draaien en dus in tegengestelde dich
ting zich voortbewegen als de onze? En
lorli is dit zoo!
Die klokken dienen voor de markten van
Turkije, Syrië en andere Oos'ersche lan
den, waar men in omgekeerde richting
leest.
Y ra a g 1 0. lie las in edit boek, dat vo-
gels niet wegvliegen als zo plotseling een
•slang voor zich zien en zich door een slang
gemakkelijk laten vangen. Is dat wel zoo?
Antwoord Maar Theo, hoe heb ik
het nu met je! Zul je mij dan eerder geloo-
ven, als do schrijver van dal bewuste boek.
En toch. heeft die schrijver de waarheid
verteld. Luister eens, dan zal ik je 'dat
feit eens nader verklaren. Plotselinge
schrik verlam» den mensch en maakt hem
onbekwaam oin een beweging te maken,
een geluid voort Ie brengen. Maar dat is
niet alleen bij mcnsclion het geval, de die
ren ondervinden datzclfdo verlammende
gevoel door vrees. Het is hekend dat kleine
vogeltjes, bij het plotseling te voorschijn
komen van een slang, geheel bewegingloos
blijven zitten, zonder zich te willen of le
kunnen verzetten.
Zoodra dat verlammende gevoel
ophoudt, begint do (ogeiislmd. Een kik-
vorsch kan men soms uren lang onbeweeg
lijk maken. Pak den kikker ruw aan: leg
hem op zijn rug: .^trjjk hem over den buik
en.... hij blijft cenigen tijd rustig liggen,
niet in slaat overeind te krabbelen.
Een ander voorbeeld.
Weet je hoe ze in hel N. Oosten van
IJsland het aanleggen om zwanen te
vangen?
l)e jonge zwanen verlaten in den herfst
liet binnenland en verschijnen in grooten
getale aan liet strand der zee. Wat doet
■ui de bevolking, om die zwanen gemakke
lijk te vangen. Ze komt met allerlei mu
ziekinstrumenten en zij fluit, schreeuwt,
tiert en slaat op blikken voorwerpen, in
één woord de bevolking maakt een kabaal
van je welsle'en dan.... gebeurt, wat jo
T.iel zoudt verwachten. Van angst en vrees
en schrik, vallen do jonge zwanen op den
grond en worden zoo, zonder ecnigo moeite
gevangen.
Zie jo mijn vriend, dat hel boek geen on
waarheid bevatte. Wees voorlaan niet
meer zoo'n ongeloovige Thomas.
ONZE PRIJSRAADSELS.
Tal van brieven zijn binnen! Mooie vers
jes, leuke verhaaltjes en aardige avonluur-
»jes ontving ik reeds, klaar.... nog ver
vacht ik er meer. Waar blijven de ande
ren? Nog drie dagen en de lijsten worden
gesloten. Oom W i m.
TWEE BROEDERS
door Oom Wim.
IV. (Slot).
En'dan? Ik zal bij belasten met de op
voeding der kinderen. Ik zou mij al heel
<-'rg moeten vergissen, of in Piet zit mijn
tookomstigen opvolger.
Laat eens zien, hij is nu acht jaar. Laat
hem nog eens acht jaar sludeeren dan....
is hij zestien en als hij zestien is, dan....
en daar ben ik van overtuigd, dan kan hij
Lij mij in de zaak komen en.... dan volgt
de rest wel van zelf.
Geloof me Jan! Dat is geen leven hier!
Hier is geen toekomst voor je kinderen. Je
verdient hier precies genoeg om te leven
f-n te veel om te sterven en jouw handwerk
j goed voor menschen zonder energie.
Blijf je hier tobben, dan gaat het je nel
als vader onjo kinderen zullen de
dupe worden van jouw getob.
Daar hen ik het volmaakt mee eens
Piet. Het is tobben en zwoegen van den
vroegen morgen tol den laten avond en het
resultaat? Zie rond om jo heen! Alles ge
tuigt van te weinig verdiensten. Nu is hel
wel waar: de kinderen zijn zoo groot en
weldra kunnen ze ook al wat verdienen,
daar had ik mijn hoop op gevestigd, maar
toch wil ik het niet verhelen: met een bang
hart zag ik do toekomst in. Hoe kon bet
ook anders! klaar nu? voel ik me als een
prins te moede. Sedert jij hier bent en als
een reddendo, engel bij ons bent komen
binnenvallen, sedert hecrscht hier een an
dore geest.
Hoor dat kleine volkje daar ginds eens
juichen? en. vroeger, het was alsof ze
bang waren hun vlerkjes uit te slaau en de
melodietjes te zingen, die opwelden uit
hun onschuldige hartjes,
Sedert jullie hier heul, is.er kleur geko
men op hun anders bleeko wangen en lijkt
hel me tce alsof liet zonnetje anders schijnt
en of er ook nog eens welvaart mij ten deel
zal vallen.
En daarom mijn broeder, heb ik geen
dagen tijds noodig om een besluit te ne
men; ik stem toe in alles wat jo mij belieft
voor le stollen. En al? ik dit zeg, dan ben
ilc er zeker van, dat mijn vrouw eender
denkt on.... wat de "kinderen betreft, zij
zullen het leuk vinden nice lo gaan over
cl ie groote zoo en zoo zou het toch nog
kunnen gejiouren, dal do kleine Piet de
waarheid sprak, toen Iii.i voor ecnigo we
ken, uilrien: „nis óoöi Piet uit Amerika
komt, ga ik mee".
- Zoo Jan, zoi do kleine baas dal? Dat
vind ik flink van hem en dan heb ik me
niet in hem vergist. Maar kom, laten we
oven aan do familie zoggen, wat wij be
sproken hebben, dan kunnen we meteen
eens zien, of ons voorslel in goede aarde
valt.
En dat voorstel viel in goede aarde en
werd met gejuich en gejubel begroet.
En do kleine Piet klanle in de banden
en vlijde zich lef,en zijn Peetoom aan. als
of hij zeggen wilde: wij li noren bij elkaar
Oompje en ik ga mee, al bleven ook de
anderen thuis.
Maar <L. anderen bleven niet thuis en
gingen ook mee.
AVio twee maanden na Nieuwjaar voor
bij het huis van Jan den schoenmaker
ware gekomen, had de blinden dichlgevon-
rien en hot huis leeg en de bewoners tever
geefs gezicht. De bewoners waren vertrok
ken; de meubels en verderen inboedel ver
kocht en de buren waren eindelijk uitge
praat over dat huisgezin, dat in stilte was
vertrokken en.dank zij den rijken Oom
ie Amerika, een schitterende toekomst te
gemoet ging.
En middelerwijl naderde de stoomboot
al meer en meer Amerika en zien we de
heele familie verlangend uitzien naar de
kust, die zooveel beloften voor hun allen
inhouden zou.
En zal Oom Piel aan cl... boot zijn, als
we aankomen, vader?
Wat dacht jo dan Piet? Zou hij ons
alleen <fysn weg laten zoeken. Dan geloof
jk, dal we verdwalen zouden in die reuze-
Siad, met huizenblokken, waarin moer
menschen wonen dan in ons heele dorp.
Ik ben zelf benie uwd, oni die wolken
krabbers te zien.
Ik ook vader! Maar nog meer ben ik
benieuwd, of Oom mot zijn auto er is. Hij
beefy ja, een auto, hó vader!
Wel zeker Pielerbaas! Wie hoeft nou
Lier in Amerika goon eigen auto? Dal
hoort er zoo hij en wie dan ook zich reke
nen kan lol den burgerstand, heeft zoon
a ervoérmiddel.
Maar kunnen wc allemaal in één
auto?
Nu vraag je me nicer dan ik weet.
laten we geduldig afwachten en.als ik
me niet vergis, kijk eens in de richting
>an mijn vinger Piet. dan zie ik de vage
omtrekken van New-York en....
Ik ziet liet vader; ik zie het ook!
En nu keek elk toe en zweeg. Zelfs Piet
had niets meer te beweren, tot (le boot zoo
dicht aan wal lag, dat hij Oom Piot, zijn
Peetoom, aan do haven zag slaan en nu
kwamen de tongen los en hei vragen heen
en weer scheen maar geen einde te nemen,
tot ze goed en wel dien eersten nacht op
aroemden grond, verre van hun dorpje,
waar zo zooveel jaren met elkaar lief en
leed gedeeld hadden, in den slaap verga
ten de hevige emoties van die verre, verre
reis.
Hier dan vonden do broeders elkander
weer. tot beider geluk en tot geluk der hun
nen.
DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX
door Oom Wim.
A v.o n I u u r Y 1 11.
Een week later!
Mies pn Max vindon een kluwen garen.
Mooi, zegt Max, daar knnnen wc
niooi mee spelen.
JLoezoo!
Wel, wij rollen dat kluwen af. Ik bind
jou liet begindraadjo aau den staart cu
dan loop je weg. Ik zet het kluwen vast en
Iaat het om dat spillet jo afloopen. Dat is
een fijn spel.
Heerlijk! Bind maar gauw vast. Dc
kelderdeur staat los. Daar loop ik in. kem
dan weer hier Zoo wordt de draad al lan
ger. Wat zal de vrouw boos zijn?
Daar gaat Mies heen. Rrrrr! Hoe har
der Mies loopt, hoe vlugger het kluwen
wentelt cn hoe langer de draad wordt. Mies
komt weer terug.
Nu de deur uil. den tuin in! Al door
wordt de draad langer. Max staat vol ver-,
bazin g toe (e aien.
Halt Mies! Staart op! Ik zal de draad
strak spannen, dan hebben we een draad,
waar ik kan overspringen. Maar oh wee.
Daar is de vrouw!
Weg Mies! Max bijt de draad door en
vlucht met Mies de wei in.
Dc vrouw boos. Hei duurde wel een half
uur. eer het kluwen weer opgerold was.
Zoo'n stouterds!
HET KIND EN CE KLEINE JESUS
(vrij naar 't Fransch)
deer Wilhclmina.
Ecu kindje speelt in het frissche 'dal,
zoo blij,
En zijn gouden lokken zwieren op den
adem van den winti
Rond en vrij.
Het volgt builen adem, den echo van zijn*
zilveren stem,
Ver weg.' Gevederde zangers zingen in
veelstemmig koor
Ei, hoor!
Eensklaps slaat daar voor hem een
marmeren beeld:
Maria met haar goddelijk Kind, een
kind als hij.
Zoo blij!
Misschien? Het glimlacht in verrukking
Jesus loe
En het spreekt Hem aan in kinderlijk taal
En toon:
„Vriendje, kom hij mij spelen cn loopen
hier in de wei!
Ziet Ge deze mooie bloemen? Ik pluk
ze voor jou
Wees blij!
Hoor je in gindschc boschjc liet mees.io
sjilpen,
En hel vinkje fluiten? Ik wil ze vangen
meteen
Voor Jou alleen.
Kom, ik zal de veelkleurige vlinders
vinden,
En de groene juffertjes, die vliegen op
't land,
Ze drukken jou tor handt
Zco spreekt het door en belooft liet
Kindje veel:
Maar antwoord blijft al uit en toen?.
loopt het heen,
En spoelt alleen.
Tot d' avond valt en do nacht lot slapen
dwingt
Zoo zacht, als zij die rein en onschuldig
zijn.
Als T kindje klein,
Dat pp zijn knietjes neerligt on '1
avond gebedje doet
En zijn zieltje aanbeveelt aan God,
den Heer,
lederen avond weer
Daar slaapt het nu; oen glimlach speelt
en zweeft,
Cm zijn mondje; hei rust nu uit, van
't spelen moe,
Zijn oogjes toe.
Het droomt! Heel zacht, onmerkbaar
haast
Gaat een gordijn op zij en voor zijn
blik staat een gezicht
In hemelsei) licht.
Een Kind, van eigen leeftijd.
schitterend, mooi,
Waar het zonnelicht zelfs niets bij is,
Gewis.
Hij nadert zachtkens, als de Dageraad,
Goudsprankelend over d' aard, die nog
rust,
Onbewust.
Hij nadert 't onschuldige wicht, dat slaapt
En buigt zich tot beni toe, bevallig-tcer,
Zijn Heer!
Eu fluistert iu zijn oortje een woordje.
Van homclschen klank en wenkte met
zijn hand,
Naar h c t Vaderland.
Niet trcuwen.
Rechter: U bent aanwezig geweest bij
dc vechtpartij lusschen dat-jonge echt
paar. Welk indruk hebt u van hol voorge
vallene gekregen?
Getuige: Dal mcu hef bc A doet niet te
trouwen.
Gelukkig entkemen.
't Gevecht bij de Marne was kinder
spel bij T geen ik te Verdun beleefd heb!
zei een oudgediende. Mijn regiment werd
gelast een dor forten te bestormen. Het
werd echter door den vijand ingesloten en
'i gehecle regiment, van af den kolonel lot
den laatsten tamboer werd over de kling
gejaagd. Geen mensch bleef er oyer.
En jij dan?
O, ik? Jk was thuis met groot ver
lof.
Verkeerde voorstelling.
Hij: Daar schrijft me mijn vriend Wji
lem -Struif, dat het hem buiten zoo
bevalt, alsof hij in den hemel ware.
Zij: En, is zijn vrouw bij hem?
Hij: Maar mensch, wat hou je er toA
eeïï zonderling begrip van den
op na.
Goede hulp.
Zeg me toch eehs, waar hen ic 't
door vooruitgekomen? [■-'
Door mijn vrouw's kookboek.
-?
Ze kookte er zoodanig uit, dat ik jQeer
genegen was "om te gaan werken, dan om
tc gaan eten. En zoo kreeg ik zooveel
lust iu den arbeid, dat ik een gezeten
man ben geworden.
En spreekt: Je riep me op de weide
om bij je
Te spelen en Ie stoeien, lustig en blij.
En vrij.
Nu kom ik mijn vriendje, en noodig
Om-met mij (o gaan le te spelen
En deelen.
je uit,
De vreugde der hcmclschc weiden en
tuinen,
Waar bloemen van lanen on dreven heel
schitterend zijn,
En rein.
Waar de vlinders blinken niet rijkere
kleuren
En boomen dragen goudene vruchten,
kltmrig
En fleurig.
Waar donzige zangers zingen van
eeuwige Lente,
Vol sc-,"'oné bekoring en eeuwige jeugd
Eb vreugd.'.
Waar duizenden kindertjes spelen en
zweven met mij
In bonte reien cn zingen in wond'rë
harmonie
Hun melodie.
Waar allen dragen kroontjes op het effmie
voorhoofd:
Hun hcmeische oogon stralen schieten
van jolijt,
Altijd.
Kom dan mijn vriendje cn geef me de
band:
Mijn Moeder opent reeds hare gezegende
armen,
En zal verwarmen,
In eeuwige koestering louw reine zieltje,
Bij mii in miin Paradijs daar hoven,
Om mee le loven
Den goeden God, den Schepper van al
waf er is,
bjii wa« cn weven zal. Kom! geef acht!
Ik wacht".
Weg is do droom en toen de morgén
daagde
En Aurora haar goudene koels weer
besteeg,
Toen neeg
Voor ecuwig het kindje zijn hefdie en
dam- vloog
Zijn ï'dno zip't'" Hem tegemoet, die sprak
Daar straks.
Van tuinen en gouden vruchten en
engeltjes
Lief en teer, dansend cm den Iro-n
van God.
O, heerlijk lol!
De watersnood.
Eenme maanden pelHen, wat leven
we tnoli ving kondigden dc telegram
men 'n vreeselijken storm en geweldige
was der rivieren aan, welke de vreselijke
re vol gen hadden van veelvuldige dijkdoor
braken en angst en nood onder de bevol
king. Limburg en Noord-Brabant waren
wel de streken die bet meest geteisterd
werden. Was bel voorheen altijd rustig in
de Zuidelijke streken, geheel anders was
ket nu. Immers in de I.eidsehe Cpuran'. 'n
b'*d wal vrijwel alles sehriift, wat er da
gelijks gebeurd, kon men daaruit iederen
avond de werkeliike en ontzettende waters
nood-berichten lezen. De noodklokken luid
den: Vlucht allen snel. de dijken staan tot
aan den rand in 't water. De grond wordt
daardoor zacht, zoodat eovaar voor door
braak zoor groot was. Ging dat alles zeer
snel te werk, de storm deed er 't zijne bii,
en smakte lie1 water legen en over de dij
ken. Vlucht! Vlucht! De geweldige water-
wassa die met geweld op kwam zetten,
stoeg den dijk uiteen, zoodal onafzienbare
streken door liet water geïsoleerd werden.
Alles stond to trillen, zelfs ramen en
vensters trilden. Uit alle macht werd er
buiten om hulp geschreeuwd, om liet gat
in den dijk te stutten, 't Vee bracht men
oudendijk waar hel voovloonig werd gezet
om niet te verdrinken. Men haalde booties
zoover die aanwezig waren of men maakte
van eenige planken een vlo! en bracht
daarmee eerst de menschen en daarna de
dieren in veiligheid. De Burgemeesters
der bedreigde plaatsen verzochten onmid
dellijk aan den Minister van Oorlog cm te
mogen beschikken over pontonniers, mari
niers en soldaten om het eerst hulp te bie
den. Inlusschcn s'eeg het water angstwek
kend steeds maar hooger, zoodat hel voor
de bevolking, die r.iet wenschte van hun
bezittingen te scheiden, zeer gevaarlijk uit
zag. Arme menschen! alles zagen zij voor
hun oogon, door T water vernield worden.
Waanzinnig van schrik vluchtten zij toen
weg. Weg gingen z'«j van hun goederen,
huizen cn landerijen. Niets konden zij mee
nemen. Allen vluchtten toen weg naar
hooger gelegen plaatsen; in stallen of in
r.churen. Maar soms was het le laat, daar
zij van de daken niet meer af konden ko
men. Daar zaten zij soms na uren. zelfs
dagen gewacht te hebben, werden zij dan
eindelijk verlost. Ook waren er menschen
die in bun woning hadden kunnen blij
ven, maar zalen dan in donker, in kou co
met honger. Toen werden door soldaten of
mariniers op bootjes hun brood bezorgd.
Doch liter kwam liet water zóó hoogdal
ook zij moesten vluchten naar scholen ól
kérken. En toen het. water gezakt was gin-
gen'zij naar huis terug. Maar als zij tliois
waren gekomen, zagen zij niets meer van
l un huisje dan een hoop puin. En hun
kippen, varkens, schapen en konijnen von
den zij dood. Arme menschen! Thans stian
zij machteloos op de mine waar eerst hun
baard, met alles wat hun dierbaar wa?
stond. Gelukkig stond heel Nederland
klaar om die ongelukkigen met geld te s4eu-
ncn. En nog steeds komen door bemidde
ling van "coroité's flinke giften binnen lm-
wers H. M de Koningin paf liet voorbeeld
Zij stond direct mot wöord en. daad klaar.
En hoe men -ook helpt en wat men ook
doel nimmer vergeet men in do over
stroomde stréken, de verschrikkelijke' ufe.
stige dagen van de Watersnood in 1926
Calo de Haas, I.cidcu.
Te laat.
Alles hadden zo over voor hun jongen,
hun ccnigstc. Alle hoop was gevestigd op
l.un Frits. Ze werkten hard en leefden zui
nig, om wat te kunnen sparen voor hm
Frits. Ze zouden graag zien, dat hij een
beroemde dokter of een advocaat word.
Misschien, ze durfden den wensch haast
r.iet te uilen, wilde God hem wel tot pries
ter hebben.
Hij had de dorpsschool dooriooncn, en
was op liet gymnasium in de stad. Ht
was le ver onv iedéren dag naar luiis i?
gaan en hij was dus in een kosthuis 7e
hadden hem samen vo r ,obr n lit en aüa
drie hadden ze geschreid. M ar ni lino
dagen was hij weer thuis. Hij kon n;e!
vennen. Ze lelden hun spaarpenningen ni
en nu fietste hij eiken avond naar -huis ca
eiken morgen nnir de stad llii haalde cm
schit'erend cind-oxamoir. Nu ging hij nèar
de Hoogescliool. In liet eerst schroef I'S
dikwijls en vurig, later min Ier en kool."7c
dachten dat hij geen tijd .had, de oirie
menschen.
Op een keer kwam er een brief van i!
menschen -van 'het kosthuis, dat hij
trokken was en zij niet wis'on waarli
Dit was lo voel voor de oude menschel
en zij wénschton nu niets liever dan l«j
sterven.
Hij zwierf in Amerika rond en w;
droevig. Hij werklo hard om terug té
r.en komen. F:ndolijk li.ul hij geld «u-mm.
Hij was gelukkig aangekomen en lien
naar ziin huisje. Daar zag hii de kerk.Nu
was hij er haast. Was vader nie» in
vin tie. Hii -ring voort. Maar va', was tbi?
Waren de blinden gesloten? llii durfde ff
r.iet in. Misschien waren zij wel verhuisd.
Hij vroeg hel nan een doodgraver die aan
't, werk was. Deze keek hein aan cu lier
kende hem. Hij bracht hem naar
rieuwe graven. Dit was le veel voor Ft
jongen man. Ilij wiern 7:eh op de kuift
en schreide hartstóchtelijk „Te hal-
mompelde do doodgraver.
Alida van Dieren, Leiden
Zomer.
Naar buiten moet nu een ieder. --
Waar de bloempjes to bloeien staan
In tuintjes cn in weiden
Naar buiten meet jo nu gaan.
Het vogeltje zingt weer zijn liedje
Waar ieder plantje ontspruit,
Nu is weer een zonneschijntje
Nu allen naar builen, „vooruit!" |,j
Het vee is al lang in tie weide.
En loopt daar nu ruslig rond
En ieder is nu weer heel vroolijk,
Nu naar buiten, dat is zoo gezond! 2
Weg met de winterkleuren,
Nu weg met de bout en jo wol.
't Is zomer en daarom heeft ieder,
Weer dikwijls eens wat lol.
Dc trekvogels komen nu weder
Terug van hun verre reis;
't Is nu niet moor een getijde
Van kou en van sneeuw en van ijs-
Het zonnetje gaat nu weer sclujuen.
Genieten kun je nu weer
Van 't heerlijke mooie natuurschoon.
Het is nu geen winter niecr.
Ilan 't strand wordt het weer fijntjes,
Je geniet van de spelende zee.
En daar ga je ravotten en stoeien
En allen doen met je mee.
De IJsco is weer in de mode,
Daar frisch je zoo lekker van op.
Want dat is weer heel iets anders,
Dan 't ijs waar je glijdt ook volop-
Ik houd wel van den zomer
En van den zonneschijn,
Ik wou dat het maar altijd
Een zomerweertje mocht zijn-
Maar dat is nu eenmaal niet andor»
Er .moet ook een winter zijn,
Die is toch ook wel eens prettig
Al is er geen zonneschijn.
O maak dat er in uw hartje
Altijd een zonnetje schijnt.
Dan zijt ge altijd tevreden,
Tot aan uw levenseind.
Gretba-