Ik haal (lil feil niet aan als iets onge hoords: liet is een foltering, welke de ban dieten dikwijls aanwenden. Ook maak teil zij gaarne gebruik van vuur; zij roosteren dan de voeten of de borst van liet slacht offer, totdat men de plaats had ontdekt, waar opium en geld verborgen waren. Deze wreedheden bereikten gewoonlijk hun doel; het slachtoffer zelf of dc familieleden,door <le bandieten dikwijls gedwongen om bij de foltering tegenwoordig te zijn, bekenden ten slotte. Zeer rijke families werden zoo in een oogenblik straatarm. In het onder havige geval echter mochten de roovers vrij dreigen en folteren, zijn bekwamen geen opium tot haar laatsten adem hield het arme oudje vol, dat zij geen opium had, en ik geloof, dat zij de waarheid sprak. De gijzelaars, mijn gezellen in het onge luk, werden dikwijls duchtig afgerost, ge brand, ópgehangen, op alle mogelijke ma niereu gekweld; men dwong ze aldus om naar hun familie te schrijven, dat het 1-oogst noodig was, om hen vrij te koopen. Als er geen gunstig antwoord kwam, be gonnen do folteringen opnieuw. Alvorens dit dorp te verlaten, dat in mijn herinnering is verbonden aan den 'doodstrijd dier arme vrouw, staken de roo vers do huizen in brand. TER BEEVAART NAAR MONT- MARTRE, door Pierre l'Ermi té. Dc Ruo Lepic, als 't u belieft, mijn heer de polilie-agent. Rue Lepic? Ja Welnu! Ga rechtsom naar den Bou levard, dan de tweede straat links en dan de straat daartegenover. Ze stond daar voor hem, ontroerd en blozend onder haar mooie, witte muts, zoodat de politieman haar welwillend aankeek. Heb je 't begrepen?.... vroeg hij vriendelijk. Ja, stamelde ze aarzelend op een wijze dio eigenlijk „neen" beduidde, rechts, dan links, dan daartegenover, is 't niet? Trouwens men moet hel vanaf beneden al kunnen zien? Wat? Hel Sacré-Coeur, Mont-Marlre. O! 't Sacré-Coeur! dat had je dan moeten zeggen?.... Ga dan hcelemaal rechtuit, onmogelijk je te vergissen. En met zijn hand wees hij haar den weg aan. Zij maakte een mooie buiging, zooals men dat daar in de streek waar ze van daan kwam doet voor Mijnheer den De ken en ging toen weer naar haar oudje, die niet gedurfd had den weg te vragen, en die ongeduldig met zijn parapluio de aarde lusschcn de slraatsleenen loswoelde. Zog Baptiste, het is recht uit, ik 'dacht hel wel! En arm in arm, heel lief samen begon nen ze te trippelen, vroolijlc als kinderen en babbelend als eksters. Men ziet hoe alles hun belangstelling en verwondering wekt, toch zijn ze een beetje angstig. Ze voelen zich verloren tusschen die cindelooze rij huizen tc mid den van die onverschillige mcnschcn, die op elk moment langs hen heengaan, hard loopend naar zaken, die hen wachten. Heero, heere, wal een meuschen, zei zachtjes liet oude vrouwtje. E11 te zeg gen, dat die allemaal van. avond onder dak moeten. Madeleine, toen ik in '46 in Parijs was inct de diligence van Laffitle en Gail- lard, waren er niet half zooveel. Maar kijk toch eens: schoenen voor 9.Ï5 francs. Ja, werkelijk. Bij ons op het dorp zou Matthieu zeker 20 frs. vragen en misschien nog wel meer. Alleen zouden ze wel zoo sterk zijn, die schoenen uit Pa rijs?.... Wil ik er een paar voor je koo pen? Neen, neen, Madeleine, als we mor gen vertrekken, kunnen we nog zien! Voorzichtig, we moeten oversteken. Angstig kijken de oudjes naar rechts en naar links.... Geen rijtuig Baptiste, vooruit. We kunnen het nu net doen. En het paar, hand in hand, vliegt als een pijl rcelit de straal over en komt aan de overkant, juist (oen een rijtuig een parte-cochéro uitreed; de koetsier vloek te als een ketterMadeleine doodver- schrikt, denkt er zelfs niet aan te ant woorden. Ach dat Parijs. Wat een'menscben toch, herneemt Baptiste; maar we hebben nu niet meer over te steken. Met moeilo klimmen ze naar boven, ver gissen zich in den weg, koeren weer een eindje terug lot ze plotseling in 't volle licht komen hoven die uitgestrekte stad, nog omsluierd door de zilverige ochtend nevels. Van alle kanten verheffen zich koepels dc Jucht iu, terwijl hel verguld der torenspitsen hel flonkert in de eer ste morgenstralen; hier en daar laten de klokken hun vroolijke of eentonige klan ken hooren en dat alles brengt een onl- roerig teweeg die slechts weinigen ont gaat. Baptiste, maak je jas goed uicht, het is hier friscb. En Baplisto laat zich geduldig inpak ken terwijl hij zonder ophouden uitroept: Hcoro, Heere! T zijn me er wat!. Madeleine, je vroeg straks waar zou toch iedereen 's nacht slapen, maar nu zie je wel, dal er geen gebrek aan huizen is Kijk, daar zijn de anderen, zeide zachtjes het oude moedertje cn ze wijst óp dorpsgenooten met wie men dc reis mor gen weer' zal teruggaan. Alleraardigst schouwspel voor den Pa- rijzenaar, die zien kan en begrijpen! Al die goede menschjes, geanimeei'd door de reis, voldaan over wat ze al volbrachten, opgevroolijkl; door dc kleine avonturen van den tocht, lijken buiten hun gewone omgeving nog zachter, nog eenvoudiger, nog meer aantrekkelijk. Al les, zelfs hun dialect, hun costuum, de traditioneele muls der vrouwen is een heerlijke variatie voor den stadsmensch, gewend aan de uniforme en altijd durende onberispelijkheid van dc Parijzcnaars. Men heeft een vurig gebed gestort in do mooie baseliek van Monl-Martre; men heeft er gezongen, allen samen zoo als men zingt, ginder in de oude kerk van het dorp: cn men is te Communie ge weest voor hen die zijn (huis gebleven. Daar do uren geteld zijn, gingen ze naar buiten do winkels overmeesteren en rond ven Iers belegeren. Moeder Madeleine heeft zich schandelijk laten afzetten; doch er zijn omstandigheden waarin niemand over zich kan verkrijgen te loven en te bieden. Zoozeer voelt men er behoefte aan voor de bloedverwanten iels mede te brengen, dat, om zoo te zeggen, aan ons geluk verbonden is geweest. Daar in de „Wijkplaats van Sint Jo zef" vinden de pelgrims zich terug en spreken ze hunne gemoedsaandoeningen uit: het is alsof een nieuwe hand tus schen hen is ontstaan en men voorziet reeds dat na lange jaren, als de oude dag zal zijn gekomen, men zich 's avonds, ge zellig gezeten rond den haard, zal toe roepen: Herinner jc je nog dat wc samen naar Monl-Martre gingen, in twee cn negentig: dat was me toen toch een hachelijke lijd voor Frankrijk!..,. Voor 't vertrok stelt de heele pelgrims tocht zich nog eens op onder het portaal met het uitzicht op Parijs. Daar discus sieert men nog eens over de verschil lende monumenten; maar vooral, men kijkt naar de groole stad, die daar beno den begint te herademen en warvan de geweldige klopping aan alle zijden van den horizon onder verschillenden vorm wordt waargenomen. Men laat haar recht wedervaren, hel ge heel is groot; 't is machtig, maar men zou er niet willen blijven, want men voelt aan wat een onbekende eenling zal moe ten te lijden hebben te midden van die vreeselijke branding van menscbelijkc le vens, die zich allen tegelijk werpen in den strijd om liet beslaan. .En met de rustige visie van 't plat teland, een klein stukje provincie eerlijk en kalm, komt hen voor den geest de her- innering aan de groote stilte der natuur; men was blij hier te komen, want men kwam voor God, voor het Sacré Coeur, en als men zal heengaan, zal men er alleen slechts spijt van hebben.... om Hem. DE SCHERMMEESTER. In de dok van Tilbury begonnen de lan taarns haar licht tc verspreiden. Pe herfst storm wierp zich niet volle kracht in dc met schuim bedekte golven van de Theems joeg ze met kletsend geluid tegen de zacht op en neer deinende lichamen der stoom- booten en rukte dan met ijzeren vinger aan de dichtgesloten vensterluiken der lage huizen. Scherp kwamen uit het nachtelijk duister de forschc lijnen van een vierhoe- kigen toren te voorschijn. Als een gloe iend oog staarde het eenigc verlichte ven ster op de zwarte, kokende wateren der rivier. Zeeroovers hadden ten tijde van Willem den veroveraar een toevlucht in dit som bere gebouw gevonden. Waarschijnlijk waven er binnen deze muren bloedige tooneelen afgespeeld, maar de stecnen waren stom en begroeven de geheimen van verloopcn eeuwen. Dc phantasie der burgers bevolkte den eenzamen toren met spookachtige ge stalten uit het giijze verleden en liet des nachts gesteun en geklaag uit de zwijgen de muren dringen. Eindelijk kwam er weer nieuw leven in Tilbury-Towex*, zooals de burgers het ge bouw noemden. Een nieuwe burger ves tigde zich binnen do muren der stad. Colin Armuri noemde hij zich en hij vertelde, dat hij uit Schotland afkomstig was. Git zwart zooals zijn haar, waven de vurige oogen en over zijn blank voorhoofd liep W bvocde littceken van een sabelhouw. Hij was schermmeester van zijn beroep en onder zijn leiding werd er in de stad een schermelub opgericht. Toen hij van zijn sagenrijken toren hoorde, 'verzocht hij ver lof om het onbewoonde gebouw - in een schermzaal te mogen veranderen. Tegen een geringe vergoeding werd hem dat var- lof verleend en weldra klonk op do ocie- ningsavonden gelach en vroolijk gebabbel vermengd met den helderen klank van tegen elkander kletterende wapenen door het hoogc vertrek. Op dezen herfstavond brandde er weer licht in den toren. Maar slechts twee hee- ren hadden 't gewaagd bij dit stormweer het huis tc verlaten en hier te komen. n.l. Coh'n Armuri, de schermmeester, en Henri Fairfa, een jonge dokter. Een helder vuur brandde in den haard en de beide mannen waren er in gemak kelijke leuningstoelen dicht bij gaan zitten Als zoo nu en dan een blok beukenhout met knappend geluid barstte, wierpen de vlammen spookachtige lichten op de blan ke sabels cn bajonnetten, die in brecdo standers langs de wanden waren geplaats. De jonge dokter liet zijn blik over do wapenen dwalen. Zijt gij nog altijd niet overtuigd, dat de bajonet een gevaarlijker wapen is dan een sabel, meneer Armuri? vroeg hij op •Jevendigen toon aan den schermmeester. Deze had droomend in de vlammen zit ten staren. Bij de woorden van den dokier hief hij langzaam het hoofd op. Neen, ik geloof het niet. In mijn veel jarige praetijk heb ik altijd de ondervin ding opgedaan, dat de sabel :t machtigste wapen is. Hij sprak met nadruk en overtuiging, alsof hij elk woord wilde onderstrcepen. Henri Faire keek hem ongeduldig aan. Ge beweert het altijd, maar het kan toch slechts bewezen worden door ccn proefneming onder ernstige omstandig heden. Eerst wanneer men in levensge vaar verkeert, ontwikkelt men al zijn vol harding en handigheid. Ik voor mij denk met ec-n bajonet zelfs een handigen tegen stander, die de sabel hanteert, in bedwang te kunnen houden. Colin Armuri liet voor een oogenblik zijn oogen op dc gestalte van den jonge dokter rusten. Ik geloof niet, dat gij het kunt! ant woordde hij kort cn stiet daarop even met den voet tegen de brandende houtblokken zoodat ze knetterend in elkaar vielen. Henri Fairla beet zich verdrietig op dc lip, maar bleef zwijgen. Na een stilzwijgen van eenige minuten stond de schermmees ter op en haalde zijn horloge voor den dag. Het ie reeds kwart voor tien, meneer Fairta. Er zullen wel geen leden komen. Hij luisterde naar liet builen van den wind en vervolgde toen: Het is een akelige avond. Gaat ge mee? De dokter schudde ontkennend het hoofd. Ik wil nog wat blijven. In onze biblio theek heb ik een uiterst spannend detec tive roman ontdekt cn dien zou ik gaarne uitlezen. Juist heden word ik hier niet ge stoord en het vuur moet toch ook niet vcor niemendal branden. Hij liep naar een smalle boekenplank en zocht daar liet gcwenschte boekdeel uit, terwijl de schermmeester zijn overjas aan trok. Nu, goeden nacht dan mr. Fairta. Blaas, als 't u belieft, bij het weggaan dc lamp uit en sluit alles dicht. Den sleutel laat ik morgen wel van uw woning balen. Na elkander even de hand te hebben ge drukt, vertrok de schermmeester en Henri Fairta was alleen in den Tilbury-Towcr. Onophoudelijk gingen de wijzers van de kleine klok in 't vond. De galmende slagen van de klok der stadskerk van Tilbury deden do gedachte van don jongen dokter weer tot de werkelijheid terugkeeven. Mis schien was hij sedert eeuwen de eerste, welke hier om middernacht vertoefde. Hij had zich weder eenige tijd in zijn roman verdiept, toen hij plotseling oen onbehaag lijk gevoel kreeg. Ofschoon hij zijn gedach ten op het voor hem liggende boek had geconcentreerd gevoelde hij duidelijk, dat men hem gadesloeg. Toen hij werktuige lijk het hoofd omdraaide, sprong hij ver schrikt op. Op den donkoren achtergrond stond een gedaante, die in een zwarte mantel ge huld was. Het gelaat was voor een deel door een half masker bedekt. De gemas kerde deed langzaam een pas vooruit en nu eerst bemerkte Fairta in de rechterhand van den schrikwekkende» bezoeker den blinkenden loop van een revolver. oogenblik overlegde de geheel verblufte wat hij moest beginnen, om zich té redden. De vreemdeling versperde den uitgang en aan een vlucht was niet te denkené Faira's oogen dwaalden naar den wand van het vertrek, waar dc wapenen hingen Om er te komen, had hij dwars door Int vertrek moeten loopen en daarin werd hij verhjnderd door dc revolver van den bru- talen indringer. Dc nachtelijke gast beval den dokter alles, wat hij van waarde bij hem had, op dc tafel te leggen? Fairfa zag in, dat hij hier ver van de bewoonde huizen, volkomen in de ïuacbt van den roover was. Zich kalm- schikken in de omstandigheden was het verstandig, sle; daarom stak hij dan ook zijn hand in den binnenzak om zijn brievcntasch voor den dag te halen, maar ccn scherpe uit. roep van den gemaskerde deed hem plot- seling de hand terugtrekken. Halt, ge zoudt een wapen in den zak kunnen hebben en ik wil onnoodig bloed- vergieten voorkomen. Geef mij uw woord van eer, dat ge geen wapen bij u hebt of tenminste niet zult beproeven er gebruik van te maken Een zonderling menseli. Hoewel zelf een cerlooze, een roover, vertrouwd hij toch nog op het woord van een ander, dacht Fairfa; en in weerwil van de onaangename posi tie, waarin hij verkeerde, kon hij toch niet verhinderen, dat er voor een oogenblijk 'n glimlach op zijn gelaat speelde. Ik geef u mijn woord, zei hij cn be. gon toen bedaard zijn zakken leeg te pak ken, terwijl hij den hemel dankte, dat liij maar een kleine som bij zich had. Do vreemdeling was thans in den lichtkring van de lamp getreden. Achteloos hield bij de revolver in de hand, maar Fairfa be- merkte toch, dat elk van zijn bewegingen nauwlettend werd gadegeslagen. Is dat alles? vroeg de indringer, toen Fairfa eindelijk de hand liet. zinken. Op een bevestigend knikje van den dok ter trok hij een stoel bij de tafel en noo- digdc Fairfa met een beweging van de hand uit, om eveneens plaats te nemen. Hij onderzocht nu don gemaakten buit. Onder meer had dc dokter ook zijn siga renkoker afgegeven. Dc gemaskerde nam er met zijn spitse vingers een sigaar uit en ïeiktc toen zijn slachtoffer den koker toe. Mag ik u een sigaar presenteeren! We kunnen al rookende beter babbelen. Weer kon Fairfa een glimlach niet on derdrukken, nn hij een van zijn eigen sigaren in ontvangst nam. De ander had zijn sigaar aangestoken ea hield nu den arts de brandende lucifer toe. Mag ik u wat vuur geven? Ge moet het mij niet kwalijk nemen, dat ik me niet aan u hebt voorgesteld, maar go zult wol inzien, dat mijn beroep mij dat verbiedt. Dat begrijp ik, zei Fairfa glimlachend De vreemdeling ging gemakkelijk in zijn stoel achterover liggen, blies volgens dn regelen der kunst eenige rookwolkjes in de lucht en liet toen ziin fonkelende oogen eenige seconden op het gelaat van den dokter rusten. Wat hebt ge hier zoo laat gedaan! vroeg hij vervolgens. Fairfa gaf hem uitvoerige inlichtingen. Hij begon inmiddels zijn avontuur van den grappige» kant tc beschouwen. Dhp roover scheen wel bijzonder voorkomend te zijn. Toch daclit hij er geen oogenblik aan, den roover voor zoo zorgeloos U houden, als hij zich voordeed. Slechts een enkele verdachte beweging en de revolver was weer cp hem gericht. Waarmede vecht gij dan? vroeg do onbekende, nadat Fairfa alles bad verteld. Met de bajonet, want ik houd die voor BESCHRIJVING DER PLAAT. r No. 400 Een japon ivaar men plezier van kan hebben, want zc is niet opvallend en kan daardoor voel gedragen worden. 'Als stof kieze men beige popelinc. Uil het voorpand van het lijfje is een lange V- vorm geknipt, waaronder later weer een front van de zelfde stof geplaatst wordt; dc halsopening heeft een revers met recht kraagje. Dt mouwen zijn vrij nauw cn hebben van onder aan dc buitenzijde spits looloopcndo ingevoegde stukken. Men be- kijke dc laillclijn: zij vormt vier grooie puntvormen, waarvan er twee, in het voorpand, liet boveneinde van oen smalle groep platte plooien opnemen. Do achter kant van hot lijfje, zoowel als van den rok, zijn recht en glad. Men kan oen roo- den of zacht-groeuen hoed en beige kou sen en schoenen bij deze japon dragen. PATRONEN NAAR MAAT fl S.00 per stuk. Kindermaten tot 12 jaar fl 0.75. Papieren patronen op maat ge- maakt, kunnen onder toezending van het bedrag besteld worden aan Paper Pattern Service. Parkstraat 79. Den Haag. De maten op tc geven volgens onderstaande teekening. Nn. 407. Wel zijn thans vele rappe vrouwenhanden in de weer aan gebloemde, vroolijke en luchtige toiletjes voor den zomer, maar loch is het goed er juist nu t-ens aan te herinneren dat in deze maan den de vrouw ook een wat meer degelijke, warmere japon noodig heeft, want maar al te vaak lijdt ons klimaat aan schijn mooiheid, zoodat hel igenlijk Ie mooi weer is voor een somber winlereostuum en Ie koud voor een robe van bedrukte voile. Bovenstaand model ondervangt de bezwaren. Het is te maken in zacht lila kasha. Uit de voorkant van het lijfje is een uitgeschulpt stuk weggeknipt en door een ondergezet front vervangen. Het front hoeft een klein split je voor den hals, mot rovers en recht kraagje oen en ander af te zetten met een tres in de zelfde kleur. Do mouwen hebben van onder inge zette geschulpte stukken en de rok heeft als eenige garneering twee stolpplooien in liet voorpand: ze worden beëindigd met een zijden pijltje. Om de taille een brecdo ceintuur van lila gelakt leer. nocd bijpas send lila of groen vilt, kousen rose en ichncnen beige of zwart lak. Nn. 408. Elegant tweedcolig costuum van wille kasha. De rok. welke rondom met platte plooien geplisseerd is, is ver bonden aan oen lijfje van kleurig ge bloemd, gedrukt linnen: ook kan inplaats van dit laatste witte voilestof met gebor duurde motieven genomen worden. Dc halsopening is ovaal, de mouwen lang en nauw sluitend, terwijl over don laillcnaad een smal loeren ceintuurtje in bijpassende kleur, gelegd kan worden. Het manteltje is zeer simpel: een lange revers met sluiting op twee parelmoeren knoopen, waarvan nog eens twee ter completeering aan de overzijde. De mouwen hebben van onder oen omslagje en (wee knoopjes. De rug is clad en recht. Men lette er op liet man teltje goed te laten sluiten om de heupen. Een hoed kan, men kieze in een lichte vroolijke lint, passend bij een kleur uit het gebloemde lijfje: kousen rose en schoe nen beige of grijs leer. No. 409. Eenvoudige japon met bolero. Voor de eerste kan men effen witte zijde linnen (toilo de soie) nemen: voor de laat ste zijde linnen met gekleurde ruilen op witte fond. De japon beeft het gewone rechte model, twee stolpplooien in het voorpand van het rokgedeelte. en oen leeren ceintuurtje in een der kleuren van de bolero. Het lijfje hoeft een split voor den hals met een omboording van de kan ten met een kleur uit dc bolero. Onder de opening wordt een met drukknoopjes aan één zijde te openen front je geplaatst. De bolero heeft een voering en revers met kraagje van de effen stof der ja pon, terwijl onderaan ter weerszijden zich een zakje bevindt. Hoed. van wit vilt of in een der kleuren van de bolero: kousen rose en schoenen grijs of beige. No. 410. Elegante zomerjapon van be7 drukte crêpe. Kleuren kan men naar eigen smaak kiezen doch liefst neme men zc op een witte fond gedrukt. Hel lijfje is van boven op een brocde schouderband ge plaatst, waarbij een geringe, even geplooi de ruimte over de borst valt. Hel 't is ingenomen door een loshangende ter breedte van 7 c.M.: liij gaat on' liet lijfje door twee* daar geniaakq^P1'" ten en hangt lot even over den tailivuaa'- De rok is met een klokkende ruimt® knipt. Twee naar elkaar gekeerd® l1'5' plooien juist in 't verlengde van strook over hol lijfje vormen van een breede stolpplooi. De mouwen hch van onder een smal, ingenaaid manchw» dat slechts 1= c.M. naar builen Hoed van stroo in bijpassende li>li: ki sen rose en schoenen beige of gvijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 10