Vreqs. Tiet meisje. nis haar aanbidder voor het eerst een -lochlje met haar maakt in een taxi: Cia hier zitten, lieveling; dau kun jo de taximeter niet zien! Jantje lacht en Jantje huilt. M'n broertje heeft vanmorgen ge huild van hot lachen. JToe kan (lal nou? Vader sneed zich bij het schoren. En m'n broertje lachte. -Maar vader zag heil En toon huilde die! Zijn eerste cliënt. Advocaat Vermeer, die z'u eersten cliënt op zijn kantoor ontvangt, grijpt, om indruk te maken, naar de telefoon, welke nog niet aangesloten is en zegt: Jawel, zeker, maar ik weet niet of ik lijd heb, uw zaak te bepleiten, maar zal het probeeren. Ilij richt zich daarna tot z'n cliënt en vraagt: Wat kan ik voor u doen? Cliënt: Ik ben van do gemeente-tele foon en kom uw toestel aansluiten op het net. Hei restaurant. Waar is de gerant, dan zal ik 'm eens wat vertellen..*., riep do vertoornde gast dio bedorven vleesch gekregen had. Dio is uit, meneer! zei do kellner. Zoo, en waar kan ik 'm vinden? Aan den overkant meneer, daar luncht hij gewoonlijk! Haar critiek. Jo toast gisteren aan 't diner herin nerde me aan don tijd toen jo me nog het Jiof maakte. TToe zoo? Ik dacht dat je nooit tot 't einde zou komen. Iets anders. Zij: Ik heb iets, waar ik je over s. ken wou, George. IIijO, ik was bang, dat ie spreken wou over iets dat jo nog niet hebt. Niet zóó dcof. Uw vrouw hoort niet goed. is 't wel? Neen; maar. ze weet altijd als de buren iets kwaads van me verteld hebben. Baas boven baas. Een predikant had reeds een paar ach tereenvolgende Zondagen bemerkt, dat eon oudo lieer gedurende de preek zat te sla pen. Dit begon hem te hinderen en na af loop van den dienst riep, hij den jongen> die den slaper naar de kerk vergezelde, in het portaal. Wie is dio oude lieer.' dien jij naar de kerk vergezelt? Grootpapa. Nou, indien je hom gedurende mijn predikatie wakker houdt, krijg jo elke week een stuiver van me. De twee volgende Zondagen was de oude heer vol aandacht voor do preek, doch op den derden Zondag zag de predi kant hem weer indutten. De verontwaar digde predikant liet direct den jongen roepen. Ik dacht, dat je je grootpapa wakker zoudt houden, als ik je elko week een stuiver gaf? Ja, maar nu geeft opa me een dub beltje als ik hem niet stoor, luidde liet antwoord. Dom bij locyal. Zij: O, je behoeft niet te denken, dat jo zoo bewonderenswaardig bent. Op den avond, dat jo aan mij werd voorgesteld zag je er heel dom uit. Ilij; Een coïncidentie. De waarheid is, dat ik toen heel dom was. Een malie vraag. Een oud heertje stond verbaasd to kij ken naar de hoopen sneeuw, welke de straatvegers legen den trottoirkant veeg den. En wal doe je nu met "al die hoopen, vroeg liet heertje. Die verbranden wc, was het ant woord. Vraag en wedervraag. "Was uw vader niet kruidenier! vroeg de adellijke jonge man aan den dichter, mot wien hij aan tafel zat, en dien hij een hatelijkheid wilde toevoegen. -Ja, antwoordde do ander. Waarom maakto hij dat ook niet van u? hernam de windbuil. Dat zal ik u zeggen, zei do dichter. Maar eerst een vraag: was uw vader een heer? Natuurlijk! Nu.... waarom maakte hij dat ook riiet van u? Brutale vraag. Vader: Toen ik een jongen was, sprak ik nooit een leugen. en meenden, dat Oom cn Tante hij de band waren, om verder te vertellen van dat groole land van over de zee. En 't was een teleurstelling voor hen, dat ze geen van heide op vonden! krijgen we toch zeker een kerst boom, hé Moeder? Ja Piet, dat zou ik wel denken. Oh, ik weet het wel zeker; anders vraag ik hem aan Peetoom en dan zal hij mij dien niet weigeren. Hij is rijk, heel lijk en geeft mij alles wat ik vraag. Zou je denken Piet. Zeker Moedor! Oom Piel en Tante Annv zijn heel braaf. Wat lonk, hé moe der, dat ze precies vóór Kerstmis komen! Dat zal me een feest worden! Eon feest, zooals we nog nooit gehad hebben. En heeft Oom cu Tante ook wat voor ons mcegebracht moedertje? Dat weet ik niet Piet. Ik denk van niet, maar weer daar maar gerust op hoor! Oom heeft ons reeds heel goed bo- dacht cn nu zal vodr mijn lioven Pieter haasje wel een kleinigheidje aan don kerst boom komen te hangen. Schrijven jullie maar alien eens op, wat jullie hartje be geert. Als het niet te hoog-in de'papieren loopt, dan zal Oompje wel zorgen, dat morgen alles present is. Heeft dat Oompje gezégd Moeder! Dan weet ik er alles van. Oom is "rijk en kijkt niet op (wee kwartjes meer of minder. Wal geeft hij 0111 oen'gulden! Een rijks daalder is nog mag een kleinigheid voor hem. Zoo rijk is hij. En toen gingen de kinderen hun verlan- gingslijsljes maken, wat heel wat voeten in de aarde had. Ze wisten immers niet, of liet oom niet te duur was en of zo wel zooveel mochten vragen. Eindelijk wartm de lijstjes klaar en in een enveloppe Lij dbaar netjes aan het adres bezorgd van Oom, die wel verder zorgen zóu, dat elk der kinderen, van den grootste lot den kleinste tevreden zou ziin. (Wordt vervolgd). Ongehoorzaamheid gestraft. Jantje zat altijd vol van roovers en moor- dcnaarsgeschiedenisscu. Nu wilde hij daar ook wel eens. wat meer van vreten en wou ook graag wel eens een avontuurtje bele ven, maar ze mochten hem natuurlijk niet doodmaken. Op een Woensdagmiddag had hij zijn kameraad opgestookt, dat hij eens naar dat oude gebouw zou gaan dat even buiten hun dorp stond. Nu Kareltje vond het goed. Ze zeiden natuurlijk niets tegen wie dan ook, en gingen welgemoed op stap Jantje en Kareltje hadden heiden liun bo terhammen. meegenomen dio ze van de meid gekregen hadden en gezegd dat zij wat in bot bosch gingen spelen. Nu dat deden ze wel meer en kregen dan altijd een paar boterhammen mede. Maar hun doel was nu het oude gebouw. Vol moed maar toch een beetje bevreesd, was Jantje wel, want, hij wist dat hij iels deed wat Vader en Moeder nooit 'zouden toeslaan. Niet dat Vader of Moeder voor dat oude gebouw bevreesd waren, al werd er dik wijls verteld, dat het daar spookte. Maar zo wilden ook niet dat hun kinderen onge hoorzaam waren daar Vader hun al eens gezegd had daar nooit iu te gaan, daar soms in oude huizen dc sloten erg verroest zijn, cn zij dan soms niet meer open gaan. Maar ja, wat zij niet mogen, is dikwijls voor lmn juist iets om het toch eens te onderzoeken en Jantje dacht heelemaal niet moer aan wat Vader gezegd had en hij was niet alleen. Zijn vriendje had cr l-.eelemaal geen erg in. Zoo zijn zo iu het huis gegaan en zouden het ook eens goed onderzoeken of er geen roovers of moor denaars in waren. Jantje ging voorop en was zijn- vrees heelemaal vergeten. Eerst eens heneden en dan naar hoven, zei hij. Beneden was alles gauw nagezien. Een heelo boel oudo rommel, ook wel van men schen die er geslapen hadden cn misschien nog zouden komen slapen, zooals zwervers die geen huis hadden. Toen naar boven. Maar van roovers of moordenaars was niets te zien. Nu zegt Jan, wij zullen zelf eens roovortje spelen, nu ga jij slapen en ik haal alles weg en doe dit masker voor. Maar jij moet niet schreeuwen, anders zouden soms menschen ons hooren. Karel tje ging slapen en Jantje haalde alles weg en bracht het beneden. Toen wachtte hij tot Kareltje naar beneden kwam en ging zoo lang op de vodden liggen. Nu waren beiden erg vermoeid en zo vielen in slaap. Karel tje boven en Jantje beneden. Hoo lang zij geslapen hadden, wisten zij zelf niet, Zoontje: Wanneer beul u er dan mee begonnen, vader? Van kwaad tci erger. Wat een leelijk meisje is dat daar aan de overzijde van de tafel, sprak hij tot zijn buurdame. Dat is mijn zuster, mijnheer, ant woordde do dame beleedigd. Natuurlijk, natuurlijk, hernam hij beschaamd; „hoo dom van me, dat ik de gelijkenis niet dadelijk heb opgemerktl Ongescbooln. Iloe is Richard in zijn engagements tijd? Hij is nog tamelijk ongeschoold, maar hij leert aardig aan. Gepaste opmerking. Hebt gij nog iets te zeggen voordat ik het vonnis uitspreek? vroeg de politie- rechter. - Alleen dit. EdclAchlb dat ik met weinig al zéér tevreden hen! Zou het waar zijn? Waarom dragon de schepen toch altijd vrouwennamen papa? Omdat de op takeling zooveel geld kost, mijn jongen! De schoonmaak. Meester: Waarom zie jo er de laat ste weken (och zoo verwaarloosd en on- gewasschen uit, jongen? maar toen Kareltje wakker werd was het donker. Hij riep zijn vriendje, die toen ook naar hoven kwam cn zei maar gauw onze boterham op eten en dan naar huis. Zij zaten te eten, maar wat hoorden zij hene den. Nu is cr toch echt een roever of moor denaar. Zij hooren loopeu, razen en nog een tweede persoon. Nu denkt Jantje, ik doe de deur dicht 011 dan kunnen zi.i toch tenminste niet hoven komen en de sleutel draai ik 0111 en Jantje en Kareltje zijii nu muisstil. Daar komt er oen de tr-ip op, vred- selijk, maar deze staat voor de deur, om dat deze op slot is, begint de kerel te ra zen terwijl Jantje en Kareltje van angst boven en O. L. I-I. om hulp vragen.. Hij gaat naar beneden, maar even later hoor den zij aan den buitenkant een bons tegen het raam, dat aan scherven valt. Er was een steen naar binnen gevlogen, verschrikt en bevend over alle ledematen beginnen onze helden te huilen cn denken dat hun laatste uur geslagen is. Beneden heeft men hun huilen gehoord en weten niet wal er boven aan de hand is. Nu wordt een lad der aan den buitenkant ge^ct dat zien do jongens. Jantje zegt, Kareltje wat zal ons nu, overkomen? Laten wij nou maar aan Onzen Lieven Heer vergiffenis vrsA'i voor al 't kwaad wat wij gedaan hebben, ook dat wc zoo ongehoorzaam zijn geweest. Nu beginnen zij hardop te hidden en daarbij rolden de tranen hij tuilen. Dc man huilen vroeg: „wat moet dat hier? hoc komen jul lie hier?" Oeli meneer de rooVer, zei Ka reltje, wij zullen het niet meer doen, mogen wij aslublicft naar onze Moeder loc. O, lieve meheertje alle dagen zullen wij voor u bidden. Als jo ons niet dood maakt, maar do man.was erg boos, omdat zij hot goed beneden gebracht hadden cn de deur op slot gedaan hadden. Win-zal de ruit beta len die ik stuk moest gooien. Dio steen had jullie ook wol kunnen treffen. Wat moeien jullie hier doen? daar zijn jullie niet af. O meheer ik zal die ruit wel uit mijn spaarpot betalen. Als ik maar naar huis raag. Niks hoog! zegt de man, maar r.a lang hidden en smeeken nam de man hun voorzichtig op do ladder mee naar be neden. De deur was met geen mogelijkheid open te maken. Ook bracht dio hun thuis en kreeg de verzekering dat Jantjes vader dc ruit en liet slot uit Jantjes spaarpot zou laten maken. Nu Jantje was al veel te blij, dat hij cr nog zoo góed was afgekomen Wat hadden de Moeders en Vaders onder wijl een angst uitgestaan! Het was al ne gen uur eer onze jongens thuis waren. Zoo gaat het met kinderen, dio niet gehoorza men. Jozef Kieft. De Wolf en het Lammetje. Een wit lainracrfje had zijn stal verla ten, en daar hot zeer dorstig was. dronk het uit een heldere heek Een wolf. die dien morgen nog niets gegoten had, kwam -cr toevallig voorbij. Toen hij hot vette lam metje bemerkte, zoido hij tot zich zelf: „Nu hel» ik mijn ontbijt gevonden". Daarna wendde hij zich tot hol arme lammetje cn zeido: „Wie heeft ie toegestaan, uit mi.,11 beek te drinken? Jo maakt het water hee lemaal troebel." „Mijnheer do wolf", nril- wordde het anno dier, „ik maak het water heelemaal niet troebel". „Wel je map kt het wel troebel, en bovendien heb jc verleden jaar ook iets kwaads over mij verteld". „Dat is onmogelijk, want ik ben pas oen half jaar oud." „Als gij liet niet waart, dan was het zeker je broer, of een ander uit je familie. Maar vandaag wil ik mij over deze beleediging wreken." Bij deze woorden sleepte hij het arme dier in liet midihm vnn het woud. ou ver scheurde het onmiddellijk. Dora Becker. 'k Ken een jongetje. Ik ken een jongetje dat altijd maar pruilt, En om elk klein dingetje maai? huilt. Ik ken oen jongetje dat alles hebben wil, En als hij liet niet krijgt dan maar gilt. Ik ken een jongetje dut 's avonds nooit naar bed wil gaan. En 's ochtends nooit op tijd op wil staan. Ik ken een jongetje, dat altijd alles beter weet, Ei raad eens nu boe dat jongetje heet? Weet ge het nti? Ik zeg het lekker niet. Anders is broertje kwaad, gelijk go ziet. Dora Becker. Schooljongen: Omdat ze (huls aai de grooto schoonmaak bezig #ijn, meester Poëzie en proza. Operazanger in zijn bravour-aria? Wie ademt niet als ik de zoete rozom geuren Man in de engelenbak: Kom daj maar 's bier zitten, dan zal je wel ander» redeneeren. Veel „geheugen". Je chirft nog te ontkennen? T-.yc« personen bobben je immers gezien! 11c zou cr tienduizend hier kunnen laten komen, die hefc niet gezien hebben, Niet goed begrepen. Heb jc goede getuigen, vroeg Getuigen? herhaalde het meisje, dat zich op de advertentie had aangemeld. Moet u getuigen van mij hebben? Natuurlijk, sprak mevrouw. Er stond in de advertentie: van goodo getuigen voorzien. O ja, zei do ander. Dat heb ik wel gelezen, maar ik dacht, dat dat op u sloeg. De pientere agent, De chaffour van een taxi is dezer dogen bekeurd, omdat hij dronken was. Een verkeersagent vatte argwaan, om. dat de man abnormaal veel- consideratie aan den dag legde voor fietsen en voet gangers. St. Willibrord. Toen eenmaal de heilige Willibrord, Die heel, heel heilig was De menschen leerde en onderwees En 'tEvangelie las, Toen waren de menschen heidenen nog. 't Was Zomer on heel heet, De goeie Sin te Willibrord En praatte zich in 'l zweet. Toon kreeg bij eens een ergen doist,t 'En water was er niet, Het land was droog en enkel zand, Geen vogel zong een lied. De heilige Sinto "Willibrord, Hij was éen heilig, heilig man. Die deed (oen heel bijzonder iets, Wat 'n lieiiige doen slechts kan. Hij knielde neer: hij had heel lang En toondaar springt 'n. Straaltje water uit den grond, Dat klaar als zilver blinkt. O, dank TT, dank U Lieven Heer, Zegt de heilige, zeer ontdaan, Ik wist wel, dat Gij uw dienaar thans, Niet onverhoord liet gaan. Hij drinkt nu en 'f water spuit al voorl, En 't straaltje wordt een bron: En dio bron zou velen 'brengen nog,. .3 Tot Jcstis Liefdèszon. Nog altijd vlooit do wond'e bron, Gelijk ze al Cu wen doet. Laaf dit 'zoo blijven Lieve Keer. Tot Iioil van Neérlandsch 'bloed. Wim Driessen. Dc Engelbewaarder. Daar spreekt iets in mijn hartje, Zoo ernstig en zoo stil, O. 't spreek! daar toch zoo treurig, Als ik niet luisteren wil! Dan dreigt hot -en vermaant het En maakt mii (och zoo bang, 1 En vlug komt er een kleurtje, Gevlogen op mijn wang. Maar ben ik braaf, dan fluistert Het stemmetje ook snel: „Zoo is het goed. mijn lieve, 1 „Zoo doet mijn kindje wel." Zog. moeke, wat in 't liarljo, Dan toch wel wezen mag? ..Hot is, mijn kind, uw Engel, Die al!?s hoorde en zag!" Hrfn. Groei moeders breikous. „Grootmoedertje, grootmoedertje zog,- J.og nu eens oven die breikous weg! Grootmoedertje bed even, dat go kunt luisteren, 'k Zal jo eens stil in 't cor wat fluisteren» -Dat jo moot zwijgen voor ieder, zacht'. .J Stil gaal de breikous neer, Grootmoeder wacht. Grootmoedor, 0 't is zoo groot mijn geheim, 't Bosch was zoo mooi en zoo wit ca zoo ruim. IJs was zoo heerlijk, om over te zweven, En daar schreef hij mijn naam, Grootmoedertje, had u zoo iets ooit gedacht? Stil ligt de breikous, Grootmoeder lacht. .Grootmoedertje, 0 mijn geheim is zoo groot, 't Bosch leek to gloeien in avondrood, 't Scheen wel een wereld van sprookjes cn droonicn Tom schreef hij mijn naam weer in de hoornen! Grootmoedertje nu, wat lacht u zoo zacht-, Stil blijft de breikous of grootmoedertje dacIiE „Kindje, och wacht jij ook evenhieq. 'o-J. Dat ik een heel kleine vraag aan jou doe» En vraag maar, kindje. Maar jo moet luist ren, 'k Zal die heel stil in 't oog ïc fluisteren:. „Schreef hij zijn naam in je hartje, zoo zacht- Op gaal d? breikous weer! Kindje goe nacl)1 Oiska. CORRESPONDENTIE. Dora Becker, Leiden.— Om jou een ploiziertjo te doen, laat ik dat rijmpje plaatsen. Maar, maak nu eens een versje met meer zorg, ik wed dat liet lukt En het verhaaltje? Dat is niet zelf gedacht Boortje! Ik heb dit sprookje reeds eerder gelezen. Dag Dora! Groet je ouders van me! Wim D r i e s s c n, Oudo Vest, L e i- d e n. Ik heb jo bijdragen in dank ont vangen Neefje en ik zal het versje nu al vast plaatsen. Als jo veel versjes maakt. lian.».ja dan zal ik eens zien of nog niet een mooi boekje van do plank valt. Woet jo wat je nu eens moest doen; maak eens een mooi en goed doordacht versje voor den volgenden wedstrijd, die a.s. Za terdag begint. Zie je, dun heb je twee kau- scn en dan!.... Dag Wim! Kijk vandaag eens. Grot h a, T, e i d e n. Flink zon! Heb ik het niet gezegd? Ik hen overtuigd Cro- iha, dat uit jouw dichterlijke pen nog vele versjes zulten vloeien, die een plaatsje waard zijn. Ik houd me voor moer aanbe volen. Dag Gretha! Kijk de volgende week cons. G i s k a Schimmel, Leiden. Maar Giska, dat is geen bloempje zelf ge kweekt en geplant in eigen tuin. Toch vind ik het versje boel, heel mooi en ik zal het laten plaatsen om jou aan te zetten tot het maken van een eigen versje, wiens eigen dom jo niemand betwisten kan. Dag Giska! Zie ik je do volgende week ook! Honk Loos, O u d - A d e. Dus cle Engelbewaarder is van llenki zelf. Na tuurlijk hoeft pa een beetje geholpen, maar dat is heelemaal niet erg. Je bent een flink manneke en ik zie je zeker terug hé, dan weer met oen versje, waar ik mijn hoedje voor zal afnemen. Dag Honk! Maak jo je dichterlijken Pa ook mijn groeten! Hoor cons wat Hein schrijft! en lees dan eens zijn versje! Lieve Oom Wim, Een antwoord op uw vraag, Dat doe ik zelf heel graag. Daar ik altijd de versjes lees, Was ik allang van plan geweest Om ook eens mee te -doen In eenvoud en fatsoen. Zoo kwam met hulp van pa „De Engelbewaarder" dra Klaar op oen vel papier, Tot ons allergrootst pleizier. Het is ontstaan uit eigen brein Eu ik ik heet kleine llein. Dag Oom Wim, Hein! De volgende week ga ik door mot het be antwoorden der vragen voor zoover ruimte 's altijd en.let wel op.dan ko tven de prijsraadsels. Tot Zaterdag dus! Jullie Oom Wim. DE AVONTUREN VAN MIES EN MAX door Oom Wim. Avontuur VI. Een week later! Twee schooljongens met do sehooltas- schen op den rug gaan op stap. Ze hebben nog tijd: kunnen bost nog een spelletje doen. Zoo wordt besloten. De tasscben worden achter een boom neergegooid Een der tas scben is open. Het pakje met boterham men kijkt er uit. Mies 011 Max zijn in do buurt. Max ruikt wat! Mies ook. Max heeft hongorl Mies lust ook wel ■tfat. Blijf hier slaan Maxi Ik ga op inspec tie uit. Ik ruik ham! Heerlijk Mies! Ga en inspecteer! Eer lijk deelen, hopr! Altijd eerlijk Max! Mies gaat en.... komt terug met een pakje brood in d'r hek. Beide verdwijnen onder een lagen struik en peuzelen brood en ham netjes op. Dan gaan ze vergenoegd verder! Eindelijk staken de jongens het spel; grijpen hun t'asschen en loopen zoo hard, ze kunnen. Het slaat 9 uur. En 's middags! Een der twee jongens vindt geen boter hammen meer. Zeker verloren, zegt ie en.... doelt met zijn kameraad de boterhammen, die deze wel in zijn taschjo vond. TWEE BROEDERS door Oom Wim. VIL Nog zijn de-blinden in het huisje van Jan niet dicht en kan men van de straatzij best zien, wat er zooal gedaan werd en wie zich in do kamer bevindt c-n-wie aan dachtig toeluisterde kon het gesprek zelf hooren der vier huisgenooton, die thans stom van verbazing om. de tafel geschaard zitten eu opgewonden redeneoren over die beurs met geld, waarvan de herkomst maar niet was aan Ie wijzen. Nceu, dat geld boort ons niet tnc. Hoe het hier kwam, zal nog wel opgelost worden, ofschoon ik er met mijn verstand r.ict bij kan. Hoe liet ook zij: we zullen de beurs naar de politie brengen en.... zullen we d'r nader van hooren. Ja man, zoo zullen we doen! Eerlijk heid is een deugd, die men ons niet, zal kunnen onlnemen. Als de bedoeling is, dat die hours voor ons bestemd is, dan zullen we ze toch wel ontvangen. Maar ons iets tooëigeneri, wat niet het onze is, dat zou diefstal zijn en daaraan zou ik me niet willen schuldig maken, al had ik geen stuk droog brood in liuis. Zoo denk ik er ook over vrouw En zoo deuken wij er ook over, spreekt de heer, die ongemerkt binnentrad, op den voet gevolgd door een dame in bont mantel gehuld.... Van schrik springen allen recht, die daar om de tafel geschaard waren. Een donderslag bij helderen hemel kon niet meer ontsteltenis hebben teweeggebracht, dan de plotselinge verschijning van Piot en zijn vrouw, temidden dier brave men schen, die hot maar niet eens konden worden over de groole vraag: hoe komt dat geld daar op tafel en aan wien behoort het. -— Zoo denken wij er ook over lieve Men schen: eerlijkheid gaat boven alles, maar dat geld behoort U loc, dat zeg ik. Wie is U en wie is deze dame, dio ons de eer aandoet, hier in ons midden te ko men en naar U zegt ons te komen verblij den met een beurs vol goudgeld, waarmee wij werkelijk verlegen zijn. Wie wij zijn? Wel, ik zal mijn hoed eens afzetten en mijn overjas uittrekken, wellicht dat Piet uit Amerika dan heter herkend wordt en.... deze dame is, je schoonzuster mijn broeder en nu geen ver dere complimenten meer. Dat was een vragen heen en weer tot laat in don nacht. „Wie had dat nu ooit gedacht en dat vóór Kerstmis zoo samen te zijn", had Jan wel voor don tienden 1 keer uitgeroepen, met iels in de stom, waar uit aandoening sprak en innerlijke blijd schap beide. Wat zat dat stelletje daar knusjes bij elkaar. Het spreekt dat Oome Pie,t liet middel- runt was van liet gesprek. En is het te verwonderen, dat ook de kleintjes, die ieeds te bed lagen, wakker werden en eventjes, heel eventjes maar Oom en Tan.'e uit Amerika de hand mochten komen druk ken? Vooral Piet, die het zoo dikwijls had over zijn rijken oom in Amerika, kwam niet uitgekeken en was ineens klaar wak ker en 't had moeder heel wat moeite ge kost, eer ze ham weer naar bed kreeg. Dien nacht sliepen de kinderen van lou ter pret en pleizier zeer onrustig en voor dag en dauw waren ze reeds uit de veer en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 12