Tweede Blad. Vrijdag 28 Mei 1926 jTATEM-GEMERftAL EERSTE KAMER. Vergadering van gisteren. Begroeting van Waterstaat. tail de orde is de voortzetting van do bespreking over de begrooting van Water- S'1p0 heer S m e e n g e (V.B.") bespreekt den aanleg van het ontworpen kanaal Gro- lóngen-Lemmer, welke volgens spr. drin gend uoodig is, ook voor ons verkeer mot Dnilschland. In do tweede plaats bespreekt spr. bet in 1800 gesloten convenant tusscben friesland en de Drenlsche vcengenooten. Sin dringt wijders aan op een kanaal lèlfzijl-TwentD en liet Twente-Rünkanaal. Ten slotte vraagt bij den minister steun voor verbetering van het waterschap Vol- lenhoven. De heer Moltmaker (S.D.A.P.) be spreekt het beleid van de Ned. Spoorwegen iu do rechtspositie van het Ned. tram wegpersoneel. Hoe heeft de Ned. Spoor wegraad over de tariefsverlaging geoordeeld? Een be langrijke tariefsverlaging is onvermijde lijk, ook zal ze in de eerste jaren verlies opleveren. Spr. vraagt ook meer vervoer op Zon dag. Onder het personeel is afkeer van Zondagsdienst, doch uitbreiding van het vervoer behoeft geen verzwaring van dienst tengevolge te hebben. Men denke er aan, dat het autobusverkeer juist op Zon dag intenser wordt. Men make dan liever een Zondagswet, welke alle verkeersmidde len treft. Wijders bespreekt bij de rechtspositie van het personeel. Die i3 vrij goed gere geld, maar de directie is te kras in baar optreden tegen treindiefstallen. al zijn ze nog zoo onbeduidend, gelijk te Roozen- daal. De directie ontslaat onbarmhartig ook bij het kleinste vergrijp tegen den eigendom, terwijl het scheidsgerecht meent dat een kleine disciplinaire straf voldoen de is. Hij hoopt, dat de minister ernstig zal everwegen de voorstellen inzake dienst en rusttijd, welke de gezamenlijke organi saties bij den minister hebben ingediend. Ten slotte de positie van het tramweg personeel. Spr. stelt den minister eenige vragen, waarbij bij er op wijst, dat ver schillende tramwegen zich niet geheel aan de wet houden. "De Voorzitter schorst hierop deze beraadslaging tot Vrijdag elf uur, daar de minister van "Waterstaat in de Tweede Kamer moet zijn, en schorst hierop de .vergadering voor een half uur. Na de pauze is aan de orde de bespre king van de Begrooting van Arbeid. De heer Van der Lande (R.K.) be spreekt de internationale arbeid sconferen- ties en speciaal de Gonventië van Wash ington van 1919. Spr. is voorstander van den 8-urigen werkdag, maar wij mogen niet vergeten, dat wij moeten concurreeren met landen, die er niet aan denken dien korten werk dag in te voeren, zooals Amerika. Spr. raadt dus voorzichtigheid aan bij de in voering van sociale mataregelen en hoopt, dat do minister zich niet zal laten voort- dringen tot den 8-uren-dag. Mgr. Nolens is nu benoemd tot voorzit ter van de conferentie te Genève. en men hoopt, dat onder zijn leiding -positieve uitkomsten zullen worden bereikt, doch spr. is daaromtrent zeer sceptisch. De heer W i b a u t (S.D.A.P.) bespreekt de regeeringsvoorschotten voor woning bouw. Spr. erkent, dat 1/5 of 1/6 van het in komen door den werkman vóór woning- huur moet worden betaald, maar hooger mag men toch werkelijk niet gaan. In ieder geval zal het loon dan zeker ten miuste 25 per week moeten bedragen «n dat is bij zeer velen niet het geval. Wat betreft de woningwetvoorschotten ▼raagt spr. wat hindert het voorschotten te verleenen, wanneer de exploiatie zoo danig is, dat deze de kosten van aflossing, en rente dekt. Maar men dient daarbij I-iet te blijven beneden de marge, die voor den bouw van een behoorlijke woning on misbaar is. be heer D a n z (S.D.A.P.) bespreekt ▼?oreerst de werkeloosheid en dringt aan op werkverruiming en werkverschaffing. Ook dringt hij aan op betere wettelijke regeling van de werkeloosheidsverzeke- r'ög. Hoe onrechtvaardig de huidige rege ling werkt, licht spr. met een paar voor welden toe. Wijders stelt spr. enkele vragen over de plannen der regeering ter zake van wette lijke bedrijfsorganisatie en medezeggen schap. De regeering wil daar niet aan, doch spr. berust daar niet in en dringt er °P aan, dat de Tegeering de zaak ter hand zal nomen, gelijk ook reeds in het buiten land is geschied. Mat betreft de uitbreiding der toepas- van de Arbeidswet dringt do heer aaz -aan op een volledige toepassing dier iJe aarzelende houding des Mitfis- yTi sPr* onbegrijpelijk en vooral voor erl|ioctnd personeel en resiaurantperso- ^f' cc-? behoorlijke regeling van den •"kind dringend noodig. Ook met de po- der over werk vergunningen. is spr. j vrede». j pleit spr. voor ratificatie van de 1 'va der conferentie van Washington. unificatie der sociale verzekering beeft spr. geen bezwaar. Doch hoe denkt de minister zich die unificatie? In ieder geval dient invoering der Ziekteverzeke ring daaraan vooraf te gaan. Jammer dat geen vertegenwoordiger dor vakbeweging is opgenomen in de com missie, die den minister over de unificatie zal voorlichten. Do heer de Vries (A.R.) vraagt den Minister bij de regeling van de werktijden in gestichten, voorlichting te vragen bij het bestuur der Vereeniging van verple gend en in krankzinnigengestichten. De lieer W i 11 e r t van Hoogland (R.K.) bespreekt de arbeidersverzekering. Spr. had te dezen van het vorig kabinet goede verwachtingen, ook omdat dit invoe ring der Ziektewet beloofde te zullen in voeren. Maar in de plaats daarvan komt nu minister Slotemaker de Bruine met de nietszeggende belofte van unificatie der verzekering, een werk waarop minister Aalberse zeven jaar zich heeft afgesloofd. Aan deze Kamer heeft de minister beloofd de invoering der ziekteverzekering daar aan vooraf te laten gaan. Echter moest hij eerst zekerheid omtrent do lasten en kos ten hebben. Dat verschuift de zaak weer ad kalendas graecas en spr. betreurt die houding des ministers ten zeerste. Spr. herinnert er aan, hoe de Minister, toen hij nog deel uitmaakte van deze Ka mer, voel vooruitstrevender van aard was en op dadelijke invoering der Ziektever zekering aandrong. Spr. geeft inlusschen nog niet de hoop op, dat de Minister door tastender zal worden, maar hij waar schuwt hem, dat unificatie een- zaak van veel tijdverlies en beslommering zal zijn. Spr. maakt hierna eenige opmerkingen over het stelsel der Ziekteverzekeringswet en de toekomstige toepassing èr van. Do Minister van Arbeid. Handel en Nijverheid, de heer Slotemaker do Bruine, de sprekers beantwoordend, behandelt eerst bedrijfsorganisatie en me dezeggenschap en betoogt, dat do denk beelden hiervan nog niet rijpelijk overwo gen zijn. Men beweert, dat ze sturen in de richting van het socialisme, doch spr. ont kent dit en is voorstander van bedrijfsor ganisatie. Medezeggenschap is nog steeds niet een vaststaand omschreven begrip, maar spr. zou niet gaarne willen, dat medezeggenschap zou heteekenen recht van den arbeider om mede te beslissen. Wat ten dezen in het buitenland is gere geld, beteekent nog niet veel. Ten onzent moeten we beginnen rïiet decollectieve contracten. Voor wat betreft de geheele invoering van de Arbeidswet, de zaak is buitenge woon moeilijk, omdat er sterk gespeciali seerd moet worden. Spr. wil en moet daar om bijzonder voorzichtig zijn. Het Bureau International du Travail te Genève is spr. zéér sympathiek en hij heeft eerbied voor het werk van 'mgr. No- lens en waar mogelijk wil hij gaarne ra- tificeeren wat internationaal is overeen gekomen. Maar dat kan alleen geschieden nadat de nationale wetgeving den weg heeft geëffend. En men verlieze 'niet uit liet oog, dat ratificatie uiterst langzaam in haar werk gaat, daar er voor gewaakt moet worden, dat wij niet zelf het kind van de rekening zijn. Wat betreft de invoering der Ziektewet is spr. den lieer Wittert dankbaar voor zijn wenken, maar hij blijft het wensche- lijk achten een economisch onderzoek aan de invoering vooraf te laten gaan. Ten slotte de woningkwestie. Spr. be antwoordt ontkennend de vraag van den heer Wibaut of de regeering beredd is bij slag te geven in de huur van woningen aan valide arbeiders, die de economische huur niet kunnen betalen. Want uit de combinatie blijkt, dat de arbeider niet vol- doendo wordt betaald. En waarom alleen voor huur en niet andere behoeften bij slag verleend? Waarom alleen aan den arbeider? En wat zijn behoeften? Het probleem is een loonkwestie en die is niet onmiddellijk op te lossen. Wat betreft de circulaire van 17 Maart omtrent voorschotten voor woningbouw, zegt spr., dat daarin nadrukkelijk do re- geering verklaart zich te moeten beperken en spr. vindt dit volkomen juist; het be schikbare geld voor krotwoningen moet zoo economisch mogelijk worden besteed. En laten we nu aan het werk gaan om ons volk zoo goed mogelijk te helpen aan woningen, al zijn die niet voldoende in aantal. Dat is in ieder geval beter dan praten. De besprekingen over de begrooting van Arbeid zijn hiermede geëindigd en do vergadering wordt tot heden" verdaagd. TWEEDE KAMER. Avondzitting van Woensdag. Interpellatie-Oud. Do avondzitting begon met een interpel latie van den heer 'Oud (V.D.) naar aan leiding van de ramp met den loodschoe- ner „Terschelling II" op 25 November '25 De vragen van interpellandt waren do volgende: I. Is vanwege de Scheepvaartinspectie op grond van art. 70 der Schepenwet een onderzoek naar de ramp ingesteld? Zoo ja, waarom is dit niet door een onderzoek van den Raad voor de Scheep vaart gevolgd? Zoo neen, waarom is het onderzoek door de Scheepvaartinspectie achterwege gebleven? II. Welke waarborgen zijn aanwezig, dat het onderzoek der thans ingesteldo commissie even deugdelijk zal kunnen zijn als een onderzoek door den Raad voor de Scheepvaart. III. Is de minister bereid de bij het loodswezen nog in gebruik zijnde zeilsche pen door stoomschepen te vervangen? IV. Is de minister bereid om een wijzi ging te bevorderen van art. 43 van het Al gen en Reglement op den ioodsdienst, waardoor do woorden „tenzij door hoogen nood gedwongen" worden vervangen door de woorden „tenzij de weersomstandighe den dit naar het oordeel van den schipper na overleg met de bemanning, noodzake lijk maken". De vierde vraag had betrekking op de beslissing, of' de loodsschoener bij slecht weer al of niet uit zee zal terugkeeren Er is naar aanleiding van deze inter pellatie heel wat gepraat. Wij willen hier aan het „Ctr." een sa menvatting van de discussies ontleer.en. De eerste vraag werd beantwoord door Minister van der Vügte. De M-'nister van Waterstaat deelde me de, dat de Scheepvaartinspectie geen on derzoek instelde en dat dus de zaak niet voor den Raad voor de Scheepvaart is ge bracht, omdat de Inspectie uit een voor- .loopig onderzoek den vasten indruk kreeg, dat do ramp niet op de Nederlandsc.be kust plaats greep. De stukken werden naar Marine gezonden met het verzoek een Commissie ad hoc in te stellen. Marino meende, dat de Raad voor de Scheepvaart het onderzoek behoorde te leiden. Daar over werd gecorrespondeerd. En ten slotte is de commissie toch ingesteld. Tot zoover Minister van der Vegte. De andere vragen werden beantwoord door Minister Lambooy. Z.Exc. stelde voorop, dat er volledige openbaarheid zal zijn. Die openbaarheid en do samenstelling der commissie, waar in o.a. een schipper van een zeilloods- schoener zitting heeft, zijn waarborgen voor oen grondig en onpartijdig onder zoek. Stoomloodsschoeners zijn duur. En de zeilschoeners zijn nog niet zoo slecht. In lusschen is deze kwestie ia onderzoek bij de commissiG-Visberger. En aan den uit slag van dat onderzoek wil de Minister zijn mcening nader toetsen. Op de laatste vraag antwoordde Z Exc. ontkennend. De schippers hebben voldoen de bevoegdheid om bij slecht weer terug te keeren. En overleg met de bemanning op critieke momenten zou toch niet doen lijk zijn. Ons leek het antwoord der Regoering nog niet zoo onbevredigend. De heer Oud was evenwel totaal onvol daan. Hij gaf zelfs te verslaan, dat het de Regeering geen ernst zou zijn met haar' voornemen om alles te doen teneinde ram pen als deze te voorkomen. Inzake de vervanging der zeilschepen door stoomschepen kreeg hij intusaclien steun van den kant der heeren Snoeck Henckemans, Van de Bilt, Krijger en Bijlo veld, die ook niet veel vertrouwen hebben in de zeilschoeners en in ieder geval de stoomscbocnors veel secuurder vinden. Maar er werd geen motie ingediend. Oorlogsbegrooting. Aan de orde is de bespreking ov r de Oorlogsbegrooting. De hoer K. Te r L a a n (S. D.) hoopt, dat do Memorie van Antwoord inzake liet ontwapeningsvoorstel der S. D. A. P.- fractio in Juni de Kamer zal bereiken en dat dan spoedig de Kamer hierover zal kunnen beraadslagen. Spr. stelt deu minister verschillende vragen. Do heer Deckers (R.-K.) is voorstan der van internationale ontwapening en daarom hoopt hij, dat de andere Staten Nederland zullen volgen, hetgeen ons land reeds voor vermindering van bewapening hooft gedaan. Waar deze Minister de Memorie van Antwoord niet heeft onderteekend en evenmin betrokken is geweest bij do re- geeringsverklaring, acht spr. bet thans niet de juiste tijdstip, om met dezen Mi nister van gedachten te wisselen over de organisatie van het leger enz Toch zal spr. gaarne het standpunt van den Minis-, ter vernemen, h v. ten aanzien van het vestingstelsel. Ook het vraagstuk der- bewapening volgt spr met aandacht en wanneer blijkt, dal men do manschappen, die men jaarlijks opïoept, niet behoorlijk kan uitrusten, zou spr. zijn voor vermindering yan het jaar lijks contingent. Gaarne zou spr. voorts zien, dal de Mi nister zou overgaan tot reorganisatie der genie, waarbij dan tevens de bevorderings- kansen zouden kunneu worden verbeterd. Wat betreft het vooroefening"instituut, acht spr. het zeer betreurenswaardig, dat het aantal uitgereikte bewijzen van voorge- c-efendhe'd is verminderd. In één jaar tijd is dit aantal met onge veer 1/3 verminderd tot 2107. Ook no' aantal deelnemers daalt sterk Wanneer we een goed leger willen heb ben dan moet dit leger komen doe* de sympathie uit bet volk en daarvoor 1 eb ben we noodig linf vooroefenlngsinstituut, da', dan echter ook goed moet zijn. Vervolgens merkt spr. :.p, dat het kazer neeringsreglemont vers.billende bepalin gen bevat, welke niet meer van dezen tijd zijn. De zitting wordt verdaagd tot Vrijdag 1 uur. Vergadering van gisteren. Invaiiditeits- en Ouderdomswet. Aan de orde zijn de wetsontwerpen Wij ziging van artikel 20 der Invaliditeitswet; uitvoering van artikel 4, eerste lid, der Ouderdomswet 1919. De beer Van D ij k (R.-K.) heeft be zwaar tegen do door de Regeering voorge- steldo wijzigingen in de annuiteiten en hij wenscht deze te laten gelijk ze over 1924 en 1925 waren, n.l. 1.8 millioen. Dit is in die jaren geschied zonder dat de annuitei ten in de war zijn geloopen. De Minister van Financiën, de heer D o Geer, zegt, dat de Regeering door de wet gemachtigd is, om 'sjaars 211 millioen gulden in het fonds te storten. Wanneer dit ontwerp niet wordt aangenomen, blijft die machtiging; dit onwerp wijzigt deze en legt het bedrag vast. Bij art. 1 licht de beer Van D ij k (R.- K.i zijn amendementen toe om het bedrag voqr 1926 en volgende jaren te laten op hetzelfde als voor 1924 enl925 gold, n.l. 1.8 millioen. De vorming van een fonds legt een veel to zwaren druk op het thans levend geslacht, dat er zelf maar weinig van zal profiteeren. De heer Van Vuuren (R.-K.) acht het fondsstelsel ook niet zoo gelukkig, maar het heeft met dit voorstel niets te maken. De wet schrijf di stelsel voor, en he is nu alleen de vraag, hoeveel onver mijdelijk gestort moet worden. Voor 1926 zou nog volstaan kunnen worden met 1.8 millioen, maar dan is het ook uit en zou het bedrag veel hooger moeten zijn. Het cijfer van den heer Van Dijk is willekeu rig. want die 1.8 millioen zijn oorspron kelijk bedoeld als administratiekosten. Van storting was dus geen sprake. Spr. wijst hot amendement af. De heer Van Rijckevorsel (R.-K.) acht de discussie wel belangrijk maar on voorbereid. Hij hoopt dat spoedig de ge legenheid zal komen om de zaak grondig te behandelen. Verschillende sprekers voeren nog het woord. Do Minister van Financiën, de heer Do Geer, vindt dat het debat een noodeloo- zen omvang heeft aangenomen. Het ont werp heeft met het principe van het fonds stolsel niets te maken. De wet hoeft dit aanvaard en de gevolgen daarvan moeten nu worden nagekomen. Mot dit wetje wordt niets geprejudiceerd op latere be slissingen over het beginsel. Het nmen- dement-Vau Dijk gaat eigenlijk ook bui ten de zaak om. Do wet geeft aan oen ver plichting tot storting van 21 millioen, en do Rogeerlng stelt voor dit te verlagen, nadat de storting twee jaar was stopgezet Hij ontraadt zeer stellig de aanneming. De heer Van D ij k (R.-K.) trekt hot amendement in. Het wetsontwerp wordt goedkgekourd. Middelen van vervoer. Aan de orde is het wetsontwerp tot wij ziging van de wet van 23 April 1880 be treffende de openbare middelen van ver voer met uitzondering der spoorwegdien sten (autobussen-wel). De heer Van Aal ten (V.D.) ziet meer een poging tot beperking dan tot re geling van het autobus-verkeer, in dit wetje. Als een tram geduchte concurren tie zou gaan ondervinden, wil men do bus tegenhouden. Het is dus niet een verkccrs belang maar een financieel belang dat hier vóóropgesteld wordt. De bevoegdheden van de verschillende autoriteiten loopen in elkaar, zoodat spr. een verwarring vreest. De gemeente bou de hej recht, om autobussen op haar ge bied toe te laten naast het recht van Ge deputeerde Staten om concessies te geven ■Spr. gevoelt niet veel voor dit ontwerp. De heer Y^a n Braambeek (S.D.) acht oplossing van het verkeersvraagstuk gewenscht omdat er een chaos pleegt te ontstaan. Het komt voor dat een autobus het vervoor van een tram overneemt maar niet het goederenvervoer. Dat maakt den toestand an do tram onhoudbaar. Spr. verheugt zich dus over een regeling van hel verkeer, maar het wetje staat hem niet aan, omdat het maar oen deel der materie omvat, o.a. het vrachtautoverkeer onge moeid laat. In het ontwerp ontbreken bepalingen omtrent schadeverzekering, arbeidsvoor waarden van het personeel. De Kroon liuuclt zich .de bepaling daarvan voor. Do keuring van liet materieel wordt aan de provincies overgelaten, waardoor dus geen uniformiteit zal ontslaan. Reeds nu ont breekt die uniformiteit al. Met dit wetje is liet vraagstuk niet uit geput en spr. hoopt dat de Minister zijn aandacht daaraan zal blijven wijden en vooral zal streven naar instel ling van centraal toezicht en centrale keu ring. De heer Krijger (C.-H.) acht dit onl werp een eerste stap in de goede richting, wijl het busterkeer nooit geheel tram en tram zal kuimed vervangen. Het is dus noodig een regeling te treffen en spr. acht dit ontwerp dus juist. Verschillende in lichtingen vraagt spr. nog ten aanzien van de te nemen maatregelen. Do heer Mar chant (V.D.) vraagt den minister in de wet op te nemen dat do gemeenten de bevoegdheid houden liet eindpunt van een intercommunale buslijn aan den rand der gemeente te laten, ook al geven Gedep. Staten een concessie. Op dit punt wensclit hij de bevoegdheid der gemeente veilig te stellen. De heer Duymaer van Twist (A.- R.) wijst er op, dat op de smalle wegen de autobussen dikwijls driekwart van den weg in beslag nemen. Zal Jiet, vraagt hij, mogelijk zijn bepalingen te stellen om trent de breedte van de bussen? De heer Van der Waarden (S.D.) citeert uit liet EngcLsche rapport over de bussen-kwestie, waaruit blijkt dat men daar ook regelingen treft om de chaos te voorkomen. Goede besteding van kapitalen i.s noodzakelijk en het gaat dus niet aan elke wilde concurrentie too to laten. Alle voorwaarden, die aan dc tram gesteld zijn, moeten ook aan do bussen gesteld worden. Inzake het toelaten van intercommunale lijnen is spr. voor verplichting van ge meenten om deze toe to laten. Do lieer Schaper (S.D.) wenscht vei ligheidsmaatregelen voor het vorkeer, zoo wol als voor do passagiers. Hij wenscht niet te veel macht voor de gemeenten om intercommunale lijnen onmogelijk te ma ken door zo niet verder toe te laten dan tot den rand der gemeente. Do Minister van Waterstaat, do heer v. d. V o g t o, meent dat do bus oen be langrijke plaats in het openbare leven hooft veroverd. Ze heeft een plaats en moet die houden, maar zij moet niet met groole verkcer.sbclangcn in botsing komen llen concesMestelseJ. is noodig. omdat ieder een autobusdienst kan beginnen. Het provincie-gewijzo verleening behoeft niet tot gemis van uniformiteit te leidon. Spr. zal gaarne algemecne voorschriften geven. Gedeputeerde Staten geven vergunning voor do autobus. Dat is het uitgangspunt van do wet De gemeentebesturen houden hun autonomie om bepalingen te maken die zij noodig achten. Zijn die bepalingen in strijd met het algemeene belang dan kunnen v\ door het hoogor gezag worden vernietigd. Een internationale lijn moet aansluiten bij een communale lijn en als dit Diet het geval-i3, acht spr. dat in strijd met het gemeentebelang. Hef is voor het goederenvervoer per auto nog niet mogelijk oen r geling treffen. Misschien blijkt dit later noodig en mogelijk. Bepalingen omtrent schade verzekering ware wellicht gewenscht, maar spr. heeft het ontwerp zóó vonden en wil het niet wijzigen. Keuringskosten zullen niet hoog worden, want hot moet niet do bedoeling blijk n dat men do bus sen wil tegenwerken. Bij art. Ibis vraagt de heer Van Voorst tot Voorst (R.-K waarom in do wet geen voorwaarden voor het in werking brengen van een aulobusdienst zijn opgenomen. Do concurrentie b.v. vor dert het snel rijden en veroorzaakt ongo- lukken. De autobussen zijn een zegen voor het land. De Minister gelooft dal hij aanvra gen in de practijk nooit moeilijkheden zijn voortgekomen; Bjj art. 4 verdedigt do heer Van Braambeek (S.D.) het door hem hier op ingediende amendement. dat beoogt meerdere veiligheid voor de passagiers, o in. door arbeidsbescherming der chauf feurs. Do heer S a s s o v. IJ s s c 11 (R.-K.) juicht het amendement-toe; strenge oiseheu voor do chauffeurs zijn wel gewenscht. Spr. zou eon redactiewijziging willen aan bevelen. De Minister heeft geen pi-incipieclo bezwaren; spr. kan de amendementen niet ontraden. Komen zo tot stand, dan zal in derdaad ren redactiewijziging gewenscht zijn. De heer v. B r a a m b e e k gaal hierin met den Minister mede. Het amendement wordt z. h. st. aange nomen. Een redactiewijziging van art. 5, diens volgens door don Minister voorgesteld, wordt z. h. st. aangenomen: oveneens de invoeging van een nieuw artikel Hbis. Bij art. 6 verdedigt de heer Van Braambeek een amendement, nader regelende het toezicht op de autobussen, door mede ambtenaren van spooi'- en verkeersinspci'tie daartoe aau te wijzen. De lieer v. S a s s e v. IJ solt (R.-K.) ontwikkelt zijn bezwaren togen dit amen dement. De Minister kan zich met hot amen dement vereenigen. De heer v. Braamhoek voegt er aan toe, de provinciale inspectie tevens in to lasschen. ter tegemoetkoming' aan do be zwaren van den lieer v. Sasse v IJsselt. Het amendement wordt z.h. sl. aange nomen. Nadat, op voorstel van don In-r Van Aal ten en don -di nister nog eenige redactiewijzigingen zijn aangebracht en z. h. s'. aangenomen, wordt liet m i worp z. h. st. aangenomen. Luchtvaartwet. De algemeene beraadslagingen worden geopend en gesloten. Do Voorzitter schorst te 0 u. do vergadering tot des avond half n-g n. <T VOETBAL. DIOC. HAARL BONI) Dc Extra-Compc'.itin. Do aanvankelijk \aslgesteldc .ijl Leiden I—Toijlingen 1 kan geen Iirung vindon omdat Toijlingen nog i' compcii- lir wedstrijd moot spelen tegen Aihancc L te Haarlem. Daarom is de wedstrijd Ü.J.C. I—Leiden l hiervoor in de plaats \:islge- sleid. Scheidsrechter is <lc beer II. do Bueger uit Den Haag. Do Com politieleider. LAWNTENNIS. De Interacademiale Wedstrijden. Gisteren werden de iuleracudeniinlo tenniswedstrijden op Klarénbeek te Arn hem voortgezet. Er i-. nu meer teekening in den strijd gekomen; het gaat in hoofd zaak tussehen 'Hlrecht »on Leiden. Do Utrechtenaren hebben tot dusv vn 10, do I.cidsche studenten li partijen tc /onn-n. Verder noteerden Amsterdam 8, W'agoniu- gen 5, Delft en Rotterdam elk 4 gowm nou partijen. t De uilslagen zijn: AmsterdamDelft, enkel, pel: Gallon (Amsterdam) slaat Hubrecbt (Deli;. 0- 1, 61; Brouwers (Amsterdam) blaat Duy- vis (Delft) 6—1, 6—Dubbelap.l: Van Povel en Van Iltersum A'dain- shun Ka pitein en Lnman Trip Delfti 3 0, 0 -4, 10—8. Rotterdam—Delft, enkelspel: Hubrocht (Delftslaat Weber (Rotterdam) 0- 2, 7 9, 6—2. Rotterdam Utrecht, enkels]) d; Vinkeu- borg (Utrecht), slaat* Wiirfbnin (Rotter dam) 0 -2, 6—0. Dubbelspel: London en Van Riemsdijk (Utrecht)- slaan Meyer cn Bijvoet (Rotterdam) li -3, (>- 3; Hcync- ker en Van l.oeben S'Is (Utivlil; slaan Nienhuis Mulder"en Jfcmsing (Rotter dam) 0—2, 6 -0. Utrecht—Leiden, enkelspel: Heldring (Leiden) slaat Van Karnebeek (Utrecht) 3—6, 8—6, 6—3. Dubbelspel: Harsten., en Kroeze (Leiden) slaan Heyneker en Van Loeben .Seis (Utrecht) 97, 75; Muntz en Pels Ryekcn (Leiden) slaan It-yneknr cn Van Loeben Sel.s 'Utrecht) 75, 1—6. 0—i. a.t|«CT Wageningen Leiden, enkei pel: Lind ner (Leiden) slaat Daniels èW'ug.) 30, 0—3, 6—1. Wageningen Amsterdam, dubbelspel: Pamcyer en Schouten (Wag.) slaan Po- vel en Van Itersum (A'dam) 46, 64, 6—2. UtrechtWageningen, enkelspel: J. Bryon (Utrecht) slaat Sluya (Wag.) 61, 60. Dubbelspel: Loudon en Van Riems dijk (Utrecht) slaan Dekker en Schcll (Wageningen) 6—4, 6—3. UtrechtAmsterdam, enkelspel: J. Bryon (Utrecht) slaat Jannink (Amster-» dam) G1, 60. Dubbelspel: Loudon en Van Riemsdijk (Utrecht) slaan Twiss cn Reerink (Amsterdam) 63, 60; Hcyne-< ker en Van Loeben Seis (Utrecht) slaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 3