Tweede Blad.
Vrijdag 28 Mei 1926
jTATEM-GEMERftAL
EERSTE KAMER.
Vergadering van gisteren.
Begroeting van Waterstaat.
tail de orde is de voortzetting van do
bespreking over de begrooting van Water-
S'1p0 heer S m e e n g e (V.B.") bespreekt
den aanleg van het ontworpen kanaal Gro-
lóngen-Lemmer, welke volgens spr. drin
gend uoodig is, ook voor ons verkeer mot
Dnilschland.
In do tweede plaats bespreekt spr. bet
in 1800 gesloten convenant tusscben
friesland en de Drenlsche vcengenooten.
Sin dringt wijders aan op een kanaal
lèlfzijl-TwentD en liet Twente-Rünkanaal.
Ten slotte vraagt bij den minister steun
voor verbetering van het waterschap Vol-
lenhoven.
De heer Moltmaker (S.D.A.P.) be
spreekt het beleid van de Ned. Spoorwegen
iu do rechtspositie van het Ned. tram
wegpersoneel.
Hoe heeft de Ned. Spoor wegraad over
de tariefsverlaging geoordeeld? Een be
langrijke tariefsverlaging is onvermijde
lijk, ook zal ze in de eerste jaren verlies
opleveren.
Spr. vraagt ook meer vervoer op Zon
dag. Onder het personeel is afkeer van
Zondagsdienst, doch uitbreiding van het
vervoer behoeft geen verzwaring van
dienst tengevolge te hebben. Men denke er
aan, dat het autobusverkeer juist op Zon
dag intenser wordt. Men make dan liever
een Zondagswet, welke alle verkeersmidde
len treft.
Wijders bespreekt bij de rechtspositie
van het personeel. Die i3 vrij goed gere
geld, maar de directie is te kras in baar
optreden tegen treindiefstallen. al zijn ze
nog zoo onbeduidend, gelijk te Roozen-
daal. De directie ontslaat onbarmhartig
ook bij het kleinste vergrijp tegen den
eigendom, terwijl het scheidsgerecht meent
dat een kleine disciplinaire straf voldoen
de is.
Hij hoopt, dat de minister ernstig zal
everwegen de voorstellen inzake dienst
en rusttijd, welke de gezamenlijke organi
saties bij den minister hebben ingediend.
Ten slotte de positie van het tramweg
personeel. Spr. stelt den minister eenige
vragen, waarbij bij er op wijst, dat ver
schillende tramwegen zich niet geheel
aan de wet houden.
"De Voorzitter schorst hierop deze
beraadslaging tot Vrijdag elf uur, daar de
minister van "Waterstaat in de Tweede
Kamer moet zijn, en schorst hierop de
.vergadering voor een half uur.
Na de pauze is aan de orde de bespre
king van de
Begrooting van Arbeid.
De heer Van der Lande (R.K.) be
spreekt de internationale arbeid sconferen-
ties en speciaal de Gonventië van Wash
ington van 1919.
Spr. is voorstander van den 8-urigen
werkdag, maar wij mogen niet vergeten,
dat wij moeten concurreeren met landen,
die er niet aan denken dien korten werk
dag in te voeren, zooals Amerika. Spr.
raadt dus voorzichtigheid aan bij de in
voering van sociale mataregelen en hoopt,
dat do minister zich niet zal laten voort-
dringen tot den 8-uren-dag.
Mgr. Nolens is nu benoemd tot voorzit
ter van de conferentie te Genève. en men
hoopt, dat onder zijn leiding -positieve
uitkomsten zullen worden bereikt, doch
spr. is daaromtrent zeer sceptisch.
De heer W i b a u t (S.D.A.P.) bespreekt
de regeeringsvoorschotten voor woning
bouw.
Spr. erkent, dat 1/5 of 1/6 van het in
komen door den werkman vóór woning-
huur moet worden betaald, maar hooger
mag men toch werkelijk niet gaan. In
ieder geval zal het loon dan zeker ten
miuste 25 per week moeten bedragen
«n dat is bij zeer velen niet het geval.
Wat betreft de woningwetvoorschotten
▼raagt spr. wat hindert het voorschotten
te verleenen, wanneer de exploiatie zoo
danig is, dat deze de kosten van aflossing,
en rente dekt. Maar men dient daarbij
I-iet te blijven beneden de marge, die voor
den bouw van een behoorlijke woning on
misbaar is.
be heer D a n z (S.D.A.P.) bespreekt
▼?oreerst de werkeloosheid en dringt aan
op werkverruiming en werkverschaffing.
Ook dringt hij aan op betere wettelijke
regeling van de werkeloosheidsverzeke-
r'ög. Hoe onrechtvaardig de huidige rege
ling werkt, licht spr. met een paar voor
welden toe.
Wijders stelt spr. enkele vragen over de
plannen der regeering ter zake van wette
lijke bedrijfsorganisatie en medezeggen
schap. De regeering wil daar niet aan,
doch spr. berust daar niet in en dringt er
°P aan, dat de Tegeering de zaak ter hand
zal nomen, gelijk ook reeds in het buiten
land is geschied.
Mat betreft de uitbreiding der toepas-
van de Arbeidswet dringt do heer
aaz -aan op een volledige toepassing dier
iJe aarzelende houding des Mitfis-
yTi sPr* onbegrijpelijk en vooral voor
erl|ioctnd personeel en resiaurantperso-
^f' cc-? behoorlijke regeling van den
•"kind dringend noodig. Ook met de po-
der over werk vergunningen. is spr.
j vrede».
j pleit spr. voor ratificatie van de
1 'va der conferentie van Washington.
unificatie der sociale verzekering
beeft spr. geen bezwaar. Doch hoe denkt
de minister zich die unificatie? In ieder
geval dient invoering der Ziekteverzeke
ring daaraan vooraf te gaan.
Jammer dat geen vertegenwoordiger
dor vakbeweging is opgenomen in de com
missie, die den minister over de unificatie
zal voorlichten.
Do heer de Vries (A.R.) vraagt den
Minister bij de regeling van de werktijden
in gestichten, voorlichting te vragen bij
het bestuur der Vereeniging van verple
gend en in krankzinnigengestichten.
De lieer W i 11 e r t van Hoogland
(R.K.) bespreekt de arbeidersverzekering.
Spr. had te dezen van het vorig kabinet
goede verwachtingen, ook omdat dit invoe
ring der Ziektewet beloofde te zullen in
voeren. Maar in de plaats daarvan komt
nu minister Slotemaker de Bruine met de
nietszeggende belofte van unificatie der
verzekering, een werk waarop minister
Aalberse zeven jaar zich heeft afgesloofd.
Aan deze Kamer heeft de minister beloofd
de invoering der ziekteverzekering daar
aan vooraf te laten gaan. Echter moest hij
eerst zekerheid omtrent do lasten en kos
ten hebben. Dat verschuift de zaak weer
ad kalendas graecas en spr. betreurt die
houding des ministers ten zeerste.
Spr. herinnert er aan, hoe de Minister,
toen hij nog deel uitmaakte van deze Ka
mer, voel vooruitstrevender van aard was
en op dadelijke invoering der Ziektever
zekering aandrong. Spr. geeft inlusschen
nog niet de hoop op, dat de Minister door
tastender zal worden, maar hij waar
schuwt hem, dat unificatie een- zaak van
veel tijdverlies en beslommering zal zijn.
Spr. maakt hierna eenige opmerkingen
over het stelsel der Ziekteverzekeringswet
en de toekomstige toepassing èr van.
Do Minister van Arbeid. Handel en
Nijverheid, de heer Slotemaker do
Bruine, de sprekers beantwoordend,
behandelt eerst bedrijfsorganisatie en me
dezeggenschap en betoogt, dat do denk
beelden hiervan nog niet rijpelijk overwo
gen zijn. Men beweert, dat ze sturen in de
richting van het socialisme, doch spr. ont
kent dit en is voorstander van bedrijfsor
ganisatie. Medezeggenschap is nog steeds
niet een vaststaand omschreven begrip,
maar spr. zou niet gaarne willen, dat
medezeggenschap zou heteekenen recht
van den arbeider om mede te beslissen.
Wat ten dezen in het buitenland is gere
geld, beteekent nog niet veel. Ten onzent
moeten we beginnen rïiet decollectieve
contracten.
Voor wat betreft de geheele invoering
van de Arbeidswet, de zaak is buitenge
woon moeilijk, omdat er sterk gespeciali
seerd moet worden. Spr. wil en moet daar
om bijzonder voorzichtig zijn.
Het Bureau International du Travail te
Genève is spr. zéér sympathiek en hij
heeft eerbied voor het werk van 'mgr. No-
lens en waar mogelijk wil hij gaarne ra-
tificeeren wat internationaal is overeen
gekomen. Maar dat kan alleen geschieden
nadat de nationale wetgeving den weg
heeft geëffend. En men verlieze 'niet uit
liet oog, dat ratificatie uiterst langzaam
in haar werk gaat, daar er voor gewaakt
moet worden, dat wij niet zelf het kind
van de rekening zijn.
Wat betreft de invoering der Ziektewet
is spr. den lieer Wittert dankbaar voor
zijn wenken, maar hij blijft het wensche-
lijk achten een economisch onderzoek aan
de invoering vooraf te laten gaan.
Ten slotte de woningkwestie. Spr. be
antwoordt ontkennend de vraag van den
heer Wibaut of de regeering beredd is bij
slag te geven in de huur van woningen
aan valide arbeiders, die de economische
huur niet kunnen betalen. Want uit de
combinatie blijkt, dat de arbeider niet vol-
doendo wordt betaald. En waarom alleen
voor huur en niet andere behoeften bij
slag verleend? Waarom alleen aan den
arbeider? En wat zijn behoeften? Het
probleem is een loonkwestie en die is niet
onmiddellijk op te lossen.
Wat betreft de circulaire van 17 Maart
omtrent voorschotten voor woningbouw,
zegt spr., dat daarin nadrukkelijk do re-
geering verklaart zich te moeten beperken
en spr. vindt dit volkomen juist; het be
schikbare geld voor krotwoningen moet
zoo economisch mogelijk worden besteed.
En laten we nu aan het werk gaan om
ons volk zoo goed mogelijk te helpen aan
woningen, al zijn die niet voldoende in
aantal. Dat is in ieder geval beter dan
praten.
De besprekingen over de begrooting van
Arbeid zijn hiermede geëindigd en do
vergadering wordt tot heden" verdaagd.
TWEEDE KAMER.
Avondzitting van Woensdag.
Interpellatie-Oud.
Do avondzitting begon met een interpel
latie van den heer 'Oud (V.D.) naar aan
leiding van de ramp met den loodschoe-
ner „Terschelling II" op 25 November '25
De vragen van interpellandt waren do
volgende:
I. Is vanwege de Scheepvaartinspectie
op grond van art. 70 der Schepenwet een
onderzoek naar de ramp ingesteld?
Zoo ja, waarom is dit niet door een
onderzoek van den Raad voor de Scheep
vaart gevolgd?
Zoo neen, waarom is het onderzoek
door de Scheepvaartinspectie achterwege
gebleven?
II. Welke waarborgen zijn aanwezig,
dat het onderzoek der thans ingesteldo
commissie even deugdelijk zal kunnen
zijn als een onderzoek door den Raad
voor de Scheepvaart.
III. Is de minister bereid de bij het
loodswezen nog in gebruik zijnde zeilsche
pen door stoomschepen te vervangen?
IV. Is de minister bereid om een wijzi
ging te bevorderen van art. 43 van het Al
gen en Reglement op den ioodsdienst,
waardoor do woorden „tenzij door hoogen
nood gedwongen" worden vervangen door
de woorden „tenzij de weersomstandighe
den dit naar het oordeel van den schipper
na overleg met de bemanning, noodzake
lijk maken".
De vierde vraag had betrekking op de
beslissing, of' de loodsschoener bij slecht
weer al of niet uit zee zal terugkeeren
Er is naar aanleiding van deze inter
pellatie heel wat gepraat.
Wij willen hier aan het „Ctr." een sa
menvatting van de discussies ontleer.en.
De eerste vraag werd beantwoord door
Minister van der Vügte.
De M-'nister van Waterstaat deelde me
de, dat de Scheepvaartinspectie geen on
derzoek instelde en dat dus de zaak niet
voor den Raad voor de Scheepvaart is ge
bracht, omdat de Inspectie uit een voor-
.loopig onderzoek den vasten indruk kreeg,
dat do ramp niet op de Nederlandsc.be
kust plaats greep. De stukken werden naar
Marine gezonden met het verzoek een
Commissie ad hoc in te stellen. Marino
meende, dat de Raad voor de Scheepvaart
het onderzoek behoorde te leiden. Daar
over werd gecorrespondeerd. En ten slotte
is de commissie toch ingesteld.
Tot zoover Minister van der Vegte.
De andere vragen werden beantwoord
door Minister Lambooy.
Z.Exc. stelde voorop, dat er volledige
openbaarheid zal zijn. Die openbaarheid
en do samenstelling der commissie, waar
in o.a. een schipper van een zeilloods-
schoener zitting heeft, zijn waarborgen
voor oen grondig en onpartijdig onder
zoek.
Stoomloodsschoeners zijn duur. En de
zeilschoeners zijn nog niet zoo slecht. In
lusschen is deze kwestie ia onderzoek bij
de commissiG-Visberger. En aan den uit
slag van dat onderzoek wil de Minister
zijn mcening nader toetsen.
Op de laatste vraag antwoordde Z Exc.
ontkennend. De schippers hebben voldoen
de bevoegdheid om bij slecht weer terug
te keeren. En overleg met de bemanning
op critieke momenten zou toch niet doen
lijk zijn.
Ons leek het antwoord der Regoering
nog niet zoo onbevredigend.
De heer Oud was evenwel totaal onvol
daan. Hij gaf zelfs te verslaan, dat het de
Regeering geen ernst zou zijn met haar'
voornemen om alles te doen teneinde ram
pen als deze te voorkomen.
Inzake de vervanging der zeilschepen
door stoomschepen kreeg hij intusaclien
steun van den kant der heeren Snoeck
Henckemans, Van de Bilt, Krijger en Bijlo
veld, die ook niet veel vertrouwen hebben
in de zeilschoeners en in ieder geval de
stoomscbocnors veel secuurder vinden.
Maar er werd geen motie ingediend.
Oorlogsbegrooting.
Aan de orde is de bespreking ov r de
Oorlogsbegrooting.
De hoer K. Te r L a a n (S. D.) hoopt,
dat do Memorie van Antwoord inzake liet
ontwapeningsvoorstel der S. D. A. P.-
fractio in Juni de Kamer zal bereiken en
dat dan spoedig de Kamer hierover zal
kunnen beraadslagen.
Spr. stelt deu minister verschillende
vragen.
Do heer Deckers (R.-K.) is voorstan
der van internationale ontwapening en
daarom hoopt hij, dat de andere Staten
Nederland zullen volgen, hetgeen ons land
reeds voor vermindering van bewapening
hooft gedaan.
Waar deze Minister de Memorie van
Antwoord niet heeft onderteekend en
evenmin betrokken is geweest bij do re-
geeringsverklaring, acht spr. bet thans
niet de juiste tijdstip, om met dezen Mi
nister van gedachten te wisselen over de
organisatie van het leger enz Toch zal
spr. gaarne het standpunt van den Minis-,
ter vernemen, h v. ten aanzien van het
vestingstelsel.
Ook het vraagstuk der- bewapening volgt
spr met aandacht en wanneer blijkt, dal
men do manschappen, die men jaarlijks
opïoept, niet behoorlijk kan uitrusten, zou
spr. zijn voor vermindering yan het jaar
lijks contingent.
Gaarne zou spr. voorts zien, dal de Mi
nister zou overgaan tot reorganisatie der
genie, waarbij dan tevens de bevorderings-
kansen zouden kunneu worden verbeterd.
Wat betreft het vooroefening"instituut,
acht spr. het zeer betreurenswaardig, dat
het aantal uitgereikte bewijzen van voorge-
c-efendhe'd is verminderd.
In één jaar tijd is dit aantal met onge
veer 1/3 verminderd tot 2107. Ook no'
aantal deelnemers daalt sterk
Wanneer we een goed leger willen heb
ben dan moet dit leger komen doe* de
sympathie uit bet volk en daarvoor 1 eb
ben we noodig linf vooroefenlngsinstituut,
da', dan echter ook goed moet zijn.
Vervolgens merkt spr. :.p, dat het kazer
neeringsreglemont vers.billende bepalin
gen bevat, welke niet meer van dezen tijd
zijn.
De zitting wordt verdaagd tot Vrijdag
1 uur.
Vergadering van gisteren.
Invaiiditeits- en Ouderdomswet.
Aan de orde zijn de wetsontwerpen Wij
ziging van artikel 20 der Invaliditeitswet;
uitvoering van artikel 4, eerste lid, der
Ouderdomswet 1919.
De beer Van D ij k (R.-K.) heeft be
zwaar tegen do door de Regeering voorge-
steldo wijzigingen in de annuiteiten en hij
wenscht deze te laten gelijk ze over 1924
en 1925 waren, n.l. 1.8 millioen. Dit is in
die jaren geschied zonder dat de annuitei
ten in de war zijn geloopen.
De Minister van Financiën, de heer D o
Geer, zegt, dat de Regeering door de wet
gemachtigd is, om 'sjaars 211 millioen
gulden in het fonds te storten. Wanneer
dit ontwerp niet wordt aangenomen, blijft
die machtiging; dit onwerp wijzigt deze
en legt het bedrag vast.
Bij art. 1 licht de beer Van D ij k (R.-
K.i zijn amendementen toe om het bedrag
voqr 1926 en volgende jaren te laten op
hetzelfde als voor 1924 enl925 gold, n.l.
1.8 millioen. De vorming van een fonds
legt een veel to zwaren druk op het thans
levend geslacht, dat er zelf maar weinig
van zal profiteeren.
De heer Van Vuuren (R.-K.) acht
het fondsstelsel ook niet zoo gelukkig,
maar het heeft met dit voorstel niets te
maken. De wet schrijf di stelsel voor, en
he is nu alleen de vraag, hoeveel onver
mijdelijk gestort moet worden. Voor 1926
zou nog volstaan kunnen worden met 1.8
millioen, maar dan is het ook uit en zou
het bedrag veel hooger moeten zijn. Het
cijfer van den heer Van Dijk is willekeu
rig. want die 1.8 millioen zijn oorspron
kelijk bedoeld als administratiekosten.
Van storting was dus geen sprake. Spr.
wijst hot amendement af.
De heer Van Rijckevorsel (R.-K.)
acht de discussie wel belangrijk maar on
voorbereid. Hij hoopt dat spoedig de ge
legenheid zal komen om de zaak grondig
te behandelen.
Verschillende sprekers voeren nog het
woord.
Do Minister van Financiën, de heer Do
Geer, vindt dat het debat een noodeloo-
zen omvang heeft aangenomen. Het ont
werp heeft met het principe van het fonds
stolsel niets te maken. De wet hoeft dit
aanvaard en de gevolgen daarvan moeten
nu worden nagekomen. Mot dit wetje
wordt niets geprejudiceerd op latere be
slissingen over het beginsel. Het nmen-
dement-Vau Dijk gaat eigenlijk ook bui
ten de zaak om. Do wet geeft aan oen ver
plichting tot storting van 21 millioen, en
do Rogeerlng stelt voor dit te verlagen,
nadat de storting twee jaar was stopgezet
Hij ontraadt zeer stellig de aanneming.
De heer Van D ij k (R.-K.) trekt hot
amendement in.
Het wetsontwerp wordt goedkgekourd.
Middelen van vervoer.
Aan de orde is het wetsontwerp tot wij
ziging van de wet van 23 April 1880 be
treffende de openbare middelen van ver
voer met uitzondering der spoorwegdien
sten (autobussen-wel).
De heer Van Aal ten (V.D.) ziet
meer een poging tot beperking dan tot re
geling van het autobus-verkeer, in dit
wetje. Als een tram geduchte concurren
tie zou gaan ondervinden, wil men do bus
tegenhouden. Het is dus niet een verkccrs
belang maar een financieel belang dat
hier vóóropgesteld wordt.
De bevoegdheden van de verschillende
autoriteiten loopen in elkaar, zoodat spr.
een verwarring vreest. De gemeente bou
de hej recht, om autobussen op haar ge
bied toe te laten naast het recht van Ge
deputeerde Staten om concessies te geven
■Spr. gevoelt niet veel voor dit ontwerp.
De heer Y^a n Braambeek (S.D.)
acht oplossing van het verkeersvraagstuk
gewenscht omdat er een chaos pleegt te
ontstaan. Het komt voor dat een autobus
het vervoor van een tram overneemt maar
niet het goederenvervoer. Dat maakt den
toestand an do tram onhoudbaar. Spr.
verheugt zich dus over een regeling van
hel verkeer, maar het wetje staat hem niet
aan, omdat het maar oen deel der materie
omvat, o.a. het vrachtautoverkeer onge
moeid laat.
In het ontwerp ontbreken bepalingen
omtrent schadeverzekering, arbeidsvoor
waarden van het personeel. De Kroon
liuuclt zich .de bepaling daarvan voor. Do
keuring van liet materieel wordt aan de
provincies overgelaten, waardoor dus geen
uniformiteit zal ontslaan. Reeds nu ont
breekt die uniformiteit al.
Met dit wetje is liet vraagstuk niet uit
geput en spr. hoopt dat de Minister
zijn aandacht daaraan zal blijven
wijden en vooral zal streven naar instel
ling van centraal toezicht en centrale keu
ring.
De heer Krijger (C.-H.) acht dit onl
werp een eerste stap in de goede richting,
wijl het busterkeer nooit geheel tram en
tram zal kuimed vervangen. Het is dus
noodig een regeling te treffen en spr. acht
dit ontwerp dus juist. Verschillende in
lichtingen vraagt spr. nog ten aanzien van
de te nemen maatregelen.
Do heer Mar chant (V.D.) vraagt den
minister in de wet op te nemen dat do
gemeenten de bevoegdheid houden liet
eindpunt van een intercommunale buslijn
aan den rand der gemeente te laten, ook
al geven Gedep. Staten een concessie. Op
dit punt wensclit hij de bevoegdheid der
gemeente veilig te stellen.
De heer Duymaer van Twist (A.-
R.) wijst er op, dat op de smalle wegen de
autobussen dikwijls driekwart van den
weg in beslag nemen. Zal Jiet, vraagt hij,
mogelijk zijn bepalingen te stellen om
trent de breedte van de bussen?
De heer Van der Waarden (S.D.)
citeert uit liet EngcLsche rapport over de
bussen-kwestie, waaruit blijkt dat men
daar ook regelingen treft om de chaos te
voorkomen. Goede besteding van kapitalen
i.s noodzakelijk en het gaat dus niet aan
elke wilde concurrentie too to laten. Alle
voorwaarden, die aan dc tram gesteld zijn,
moeten ook aan do bussen gesteld worden.
Inzake het toelaten van intercommunale
lijnen is spr. voor verplichting van ge
meenten om deze toe to laten.
Do lieer Schaper (S.D.) wenscht vei
ligheidsmaatregelen voor het vorkeer, zoo
wol als voor do passagiers. Hij wenscht
niet te veel macht voor de gemeenten om
intercommunale lijnen onmogelijk te ma
ken door zo niet verder toe te laten dan
tot den rand der gemeente.
Do Minister van Waterstaat, do heer
v. d. V o g t o, meent dat do bus oen be
langrijke plaats in het openbare leven
hooft veroverd. Ze heeft een plaats en
moet die houden, maar zij moet niet met
groole verkcer.sbclangcn in botsing komen
llen concesMestelseJ. is noodig. omdat
ieder een autobusdienst kan beginnen.
Het provincie-gewijzo verleening behoeft
niet tot gemis van uniformiteit te leidon.
Spr. zal gaarne algemecne voorschriften
geven.
Gedeputeerde Staten geven vergunning
voor do autobus. Dat is het uitgangspunt
van do wet De gemeentebesturen houden
hun autonomie om bepalingen te maken
die zij noodig achten. Zijn die bepalingen
in strijd met het algemeene belang dan
kunnen v\ door het hoogor gezag worden
vernietigd. Een internationale lijn moet
aansluiten bij een communale lijn en als
dit Diet het geval-i3, acht spr. dat in strijd
met het gemeentebelang.
Hef is voor het goederenvervoer per
auto nog niet mogelijk oen r geling
treffen. Misschien blijkt dit later noodig
en mogelijk. Bepalingen omtrent schade
verzekering ware wellicht gewenscht,
maar spr. heeft het ontwerp zóó vonden
en wil het niet wijzigen. Keuringskosten
zullen niet hoog worden, want hot moet
niet do bedoeling blijk n dat men do bus
sen wil tegenwerken.
Bij art. Ibis vraagt de heer Van
Voorst tot Voorst (R.-K waarom
in do wet geen voorwaarden voor het in
werking brengen van een aulobusdienst
zijn opgenomen. Do concurrentie b.v. vor
dert het snel rijden en veroorzaakt ongo-
lukken. De autobussen zijn een zegen voor
het land.
De Minister gelooft dal hij aanvra
gen in de practijk nooit moeilijkheden
zijn voortgekomen;
Bjj art. 4 verdedigt do heer Van
Braambeek (S.D.) het door hem hier
op ingediende amendement. dat beoogt
meerdere veiligheid voor de passagiers, o
in. door arbeidsbescherming der chauf
feurs.
Do heer S a s s o v. IJ s s c 11 (R.-K.)
juicht het amendement-toe; strenge oiseheu
voor do chauffeurs zijn wel gewenscht.
Spr. zou eon redactiewijziging willen aan
bevelen.
De Minister heeft geen pi-incipieclo
bezwaren; spr. kan de amendementen niet
ontraden. Komen zo tot stand, dan zal in
derdaad ren redactiewijziging gewenscht
zijn.
De heer v. B r a a m b e e k gaal hierin
met den Minister mede.
Het amendement wordt z. h. st. aange
nomen.
Een redactiewijziging van art. 5, diens
volgens door don Minister voorgesteld,
wordt z. h. st. aangenomen: oveneens de
invoeging van een nieuw artikel Hbis.
Bij art. 6 verdedigt de heer Van
Braambeek een amendement, nader
regelende het toezicht op de autobussen,
door mede ambtenaren van spooi'- en
verkeersinspci'tie daartoe aau te wijzen.
De lieer v. S a s s e v. IJ solt (R.-K.)
ontwikkelt zijn bezwaren togen dit amen
dement.
De Minister kan zich met hot amen
dement vereenigen.
De heer v. Braamhoek voegt er aan
toe, de provinciale inspectie tevens in to
lasschen. ter tegemoetkoming' aan do be
zwaren van den lieer v. Sasse v IJsselt.
Het amendement wordt z.h. sl. aange
nomen.
Nadat, op voorstel van don In-r Van
Aal ten en don -di nister nog eenige
redactiewijzigingen zijn aangebracht en
z. h. s'. aangenomen, wordt liet m i worp
z. h. st. aangenomen.
Luchtvaartwet.
De algemeene beraadslagingen worden
geopend en gesloten.
Do Voorzitter schorst te 0 u. do
vergadering tot des avond half n-g n.
<T
VOETBAL.
DIOC. HAARL BONI)
Dc Extra-Compc'.itin.
Do aanvankelijk \aslgesteldc .ijl
Leiden I—Toijlingen 1 kan geen Iirung
vindon omdat Toijlingen nog i' compcii-
lir wedstrijd moot spelen tegen Aihancc L
te Haarlem. Daarom is de wedstrijd Ü.J.C.
I—Leiden l hiervoor in de plaats \:islge-
sleid. Scheidsrechter is <lc beer II. do
Bueger uit Den Haag.
Do Com politieleider.
LAWNTENNIS.
De Interacademiale Wedstrijden.
Gisteren werden de iuleracudeniinlo
tenniswedstrijden op Klarénbeek te Arn
hem voortgezet. Er i-. nu meer teekening
in den strijd gekomen; het gaat in hoofd
zaak tussehen 'Hlrecht »on Leiden. Do
Utrechtenaren hebben tot dusv vn 10, do
I.cidsche studenten li partijen tc /onn-n.
Verder noteerden Amsterdam 8, W'agoniu-
gen 5, Delft en Rotterdam elk 4 gowm nou
partijen. t
De uilslagen zijn:
AmsterdamDelft, enkel, pel: Gallon
(Amsterdam) slaat Hubrecbt (Deli;. 0- 1,
61; Brouwers (Amsterdam) blaat Duy-
vis (Delft) 6—1, 6—Dubbelap.l: Van
Povel en Van Iltersum A'dain- shun Ka
pitein en Lnman Trip Delfti 3 0, 0 -4,
10—8.
Rotterdam—Delft, enkelspel: Hubrocht
(Delftslaat Weber (Rotterdam) 0- 2, 7
9, 6—2.
Rotterdam Utrecht, enkels]) d; Vinkeu-
borg (Utrecht), slaat* Wiirfbnin (Rotter
dam) 0 -2, 6—0. Dubbelspel: London en
Van Riemsdijk (Utrecht)- slaan Meyer cn
Bijvoet (Rotterdam) li -3, (>- 3; Hcync-
ker en Van l.oeben S'Is (Utivlil; slaan
Nienhuis Mulder"en Jfcmsing (Rotter
dam) 0—2, 6 -0.
Utrecht—Leiden, enkelspel: Heldring
(Leiden) slaat Van Karnebeek (Utrecht)
3—6, 8—6, 6—3. Dubbelspel: Harsten., en
Kroeze (Leiden) slaan Heyneker en Van
Loeben .Seis (Utrecht) 97, 75; Muntz
en Pels Ryekcn (Leiden) slaan It-yneknr
cn Van Loeben Sel.s 'Utrecht) 75, 1—6.
0—i. a.t|«CT
Wageningen Leiden, enkei pel: Lind
ner (Leiden) slaat Daniels èW'ug.) 30,
0—3, 6—1.
Wageningen Amsterdam, dubbelspel:
Pamcyer en Schouten (Wag.) slaan Po-
vel en Van Itersum (A'dam) 46, 64,
6—2.
UtrechtWageningen, enkelspel: J.
Bryon (Utrecht) slaat Sluya (Wag.) 61,
60. Dubbelspel: Loudon en Van Riems
dijk (Utrecht) slaan Dekker en Schcll
(Wageningen) 6—4, 6—3.
UtrechtAmsterdam, enkelspel: J.
Bryon (Utrecht) slaat Jannink (Amster-»
dam) G1, 60. Dubbelspel: Loudon en
Van Riemsdijk (Utrecht) slaan Twiss cn
Reerink (Amsterdam) 63, 60; Hcyne-<
ker en Van Loeben Seis (Utrecht) slaan