Derde Blad.
Zaterdag 15 Mei 1926
GIJ MAAKT GEEN UITZONDERING.
V.
Laat toch niemand, onder ons, gedoop-
'teiï wie hij ook zij, de gedachte hij zic h dra
gen, uitgesloten te zijn van do heiligheid,
welke Jezus Christus is. Niemand der ge-
doopten staat buiten dien kring, welke ge
rijen is rondom ons, toen Avij binnentra
den in de Kerk van Christus. Dat loch
moors, die heiligheid, is ons leven; en
p| werd mij verworven, en ook u, en allen
[door den dood van Christus. „Voor allen
i; Christus gestorven, zegt Paulus (2 Cor.
151: en door Zijn dood, werd Hij do
eerstgeborene onder vele broeders"
(Bom. 8:29)
Waar beeft God gezeed, dal Christus
alléén zou blijven staan? Waar, (lat Hij
slechts een gedeelte der monschen tot h t
l.von zou brengen? Het is integendeel juist
Ziin roem. aan liet hoofd (o staan van
allen: ..Tot lof van do glorie zijner gena-
(Tubes 1:0).
Het is Gods plan met u en mij en al
Suze medebewoners dezer aar'l dat wij
aüen Christus erkennen zullen als ons
Hoofd: zoo zeil Paulus (Tnh. '1:20281
.God heeft Christus doen zitten aan Zijne
lppliferh""d in den hemel, boven alle Over
bid en Macht en Kracht en Heerschappij
gt. alter naam. die genoemd wordt niet
lleen in deze wereld, maar ook in de toe
komend» En alles beeft Hii aan 7'hie voo-
ondevworpeu en bom beeft Hij tot
E^ryfH n-esipld over de gansoho Kerk, welke
ziin fmvs(iek) lichaam is"
11e geheele Kerk de gebeele vereeni-
pu)» van eedoopten. dus wii allen is aan
(p.riütns onderworpen, en Hü heeft haar
zich verworven, opdat „wii zouden wezen
...Inr'Wol en zonder vlek of rimpel of iets
üpj'wpliiii-q, maar opdat zij heilig en onbe-
Ie'*f zii."
TM is die Kerk. waarin wij leven, waar-
jtnr wii de eenaden ontvangen: die Kerk
zal ons vastbonden zoo hopen we tot
en Inafsfon levensdag, om ons dan te
deen overgaan naar de nauwere vereeni-
ping met do Godheid, in de eeuwige aan-
Bohonwing van aanschijn lot aanschün met
God lot welk rrrootsch doel wij nietige
ongob'ps geschapen zijn door dienzelf-
•n God. Die Zijn plan omtrent ons zal
dineren.
Wanneer ik dit zoo schrijf, overvalt mij
de gedachte weer. dat er (och zoo weini-
ziin. die beoriinon de bon"» uitverkie-
z'.r™. waartoe wij geroepen zün.
Feoff hij den oen de zonde een rauwe
->r.d rrr.cln"en, dio nog steeds niet heelde?
Heeft bij d<yi ander de malerieele levens-
hndifbpid een sclmrm doen valled
■■hen God en hem? Er ziin er, die niet
[jöyé^werren de roeping hunner ziel.
En toch. gij menscb van vandaag, vrouw
of men. waar f*o ook vertoeft, en wat ge
>V held beleefd of misdaan eii staat niet
l<n:»en den ring, want eii ziil eedoont. Gii
valt niet buiten bet eroolo plan van God.
want eii ziif zon sebopsel: eii behoort hii
de Kerk, die Christus verloste door ziin
deed- p-jj 7Üt bestemd veev de heiligheid.
Vraag dan: boe kan dat?
Ja. Imp kan dat:.... geroepen tot de
W'-hojd.
Er is maar één uitleg, en er is maar één
Wenrd dat heel de uitleg van dat onhpr»rij-
pehi'-e is, en dat émie woord is: de liefde.
G'-l bemint u. Neen schudt niet met bet
hoofd en glimlach niet als om iets absurds,
iet- dwaas.
God bemint u, en God wil u deelachtig
maken aan Zijne gelukzaligheid.
zegt Joannes, de IT of d cap os tol,
„ziet, welk eep liefde Vader ons hoeft ge
geven, dat wij kinderen Gods genoemd
worden en zijn". Ct Joes. 8:1).
En in zijn preek op 't Geboortefeest van
Christus, zegt do H. Leo: „De gave, welko
alle gaven overtreft, is, dat God den
tnonscli zijn kind noemt en dat de mensch
God zijnen Vader noemt
Zoo kan iedereen in volle waarheid tQt
zichzelf zeggen (aldus D. Goïumba Mar-
inion): ,,'t Is door een bijzondere daad van
liefde en goedwilligheid, dat God mij beeft
geschapen en. door het Doopsel, mij heef'
govoenen tot de goddelijke aanneming:
want in zijn volheid en oneindigen rijk
dom, heeft God geen enkel schepsel noo-
dig: V r ij willig toch heeft Hij ons
voortgebracht door het woord der waar
heid (Jac 1 18); door een bijzondere
unad van liefde en welbehagen, heeft God
mij uitverkoren, om oneindig verre boven
mijn natuurlijken staat verhoven te wor
den, om eeuwiglijk zijn eigen gelukzalig
heid te genieten, om één zijner goddelijke
gedachten to verwezenlijken, om een stom
t0 zijn in het concert der uitverkorenen,
om een dezer broeders te wezen, die aan
Zat pe'lj'k on die zonder ophouden
zen hemelsche erfenis deelachtig zijn."
Die liefde heeft God geopenbaard door
t zenden van zijn zoon: „zoo heeft God
«o wereld liefgehad" (Joes. 3 16).
Zoo staat Gods plan ons voor oogen: Hij
ons heilig, doch het kan slechts door
Wi; C2U.? Christus. In Hem zijn we
lie him W.° z5jn ,10t uiol; eeu andere hei-
J'Kheid beslaat niet.
Kunnen we hel begrijpen? Neen!
«ebben we het verdiend? Neen!
beiiiXjj! gonade zijt gij gezaligd en ge-
krarhtan °F f0* 1,11 ni('1 ^oor uw oigen
toe" FP »r i "iemand op zich zelf roe-
"Jc W Tun. 10).
En heel dit. plan Gods heeft als hoofd
doel de glorie van Jezus Christus cn Zijn
Vader is de eenheid des Gees les.
Daarom zegt Paulus na de beschrijving
van het plan, dat het is ..lot lof van de
glorie zijner genade."
Zijn 'er nog onder "do gedóopten, die de
liefde Gods niet waardeeren?
't Is schande, dat die vraag bevestigend
beantwoord moet worden.
Moesten niet alle katholieken door en
door doordrongen zijn van die verheven
gedachtr. ik moet heilig zijn?
Ja, dat brengt moe het zich losmaken
van de wereld en al het weréldsche Zoo-
velen kunnen dat niet. zeggen ze. maar ik
antwoord hun: zij'willen niet, omdat zo
niet durven! Het menschelijk opzicht houdt
hen terug.
Moeten we dan allo wcreldsche dingen
laten varen?
Woest consequent. Als go werkelijk een
kind Gods wilt zijn, een broeder van Chris
tus. in wion God terugziet de gelaatstrek
ken van Zijn ecnigen Zoon, ja, dan zult
ge d i o dingen, die u ons de heiligheid
aftrekken (maar ook alleen Hie), moeten
verlaten. Kost u dat te veel? Zegt dan niet,
dat ge inderdaad een k'nd Gods wilt ziin,
maar zoet dan tot u zelf, d it ge de liefde
Gods niet waardeert, zooals het den ge-
doontpn Christen past.
En de liefde Gods niet waardeeren. is de
grootste onredelijkheid, welke een Christen
ban bedrijven.
Als go het met me eens zijl, handel dan
overeenkomstig het gezegde on gee lef aan
God. Gr
HENR1ËTÏE ROLAND HOLST.
„Verzonken Grenzen."
II.
Het tweede thema dezer symphonic me
diteert over den dood. Deze mijmeringen
zijn volkomen agnosticistisch. m. a. w. de
kernvraag: „Wat is de dood?" wordt
steeds weer beantwoord met: „Wij weten
het niet en zullen liet niet weten."
Do dichteres laat alle mogelijkheden
open. Ook tegenover de voorstcllingswij.-.e
van liet Christelijk geloof neemt zij geen
volstrekt afwijzende houding aan.
Alles is voor haar een open vraag:
maar steeds voelt men deze vraag rijzen
in een sfeer van hunkerend verlangen.
Op zien zelf beschouwd is dit reeds een
vooruitgang, lu haar vroegere zelfbeken
tenissen schrikte zij voor het probleem
van den dood terug. Als deze voor den
mensch het absolute einde van alles be-
teekent, dan zal zijn zucht naar zelfhand
having hem duingen het einde niet to
willen zien. Er is een pantheïsme, dat
alle leven beschouwt als een tijdel ijken
verschijningsvorm van cosmisch leven en
de ziel niet anders beschouwt dan als
een functie van het levende lichaam, een
functie welke met het lichaam sterlt.
Thans erkent de dichteres, dat zij de
natuur der ziel niet kent en. er dus geen
recht op heeft over het lot der ziel te
oordeelfin.
Alle levende werkelijkheden, in deze
wereld zijn aan verandering, aan trans
formatie onderworpen. Maar de ziel?
Wanneer zij zich ernstig deze vraag stelt,
spréékt het van zelf, dat de Christelijke
voorstellingswijze haar niet meer totaal
verwerpelijk hard voorkomen. Haar ag
nosticisme weigert om tot bepaalde erken
ning to komen; maar evenzeer hunkert
haar gevoel naar het rijke bezit van een
levend geloof.
Eén ding evenwel beschouwt ze als
zeker. De dood moge de begrenzing des
levens zijn, hij moge ons levens ontrooven,
die ons dierbaar zijn de dood her-
eenigt, op welk standpunt men moge
staan.
Geeft de Liefde aan liet leven waarde
en zin, de dood kan do liefdo niet breken,
want wal geestelijk het eigendom van den
nieosch is kan geen dood hem outrooven.
En ten slotte k a n do dood. die alles
weer vercenigt, morgenrood zijn van beter
toekomst.
Nu volgt een reeks sonnetten onder den
titel „Met nieuwe oogen", waarin zij het
verloop van haar leven reageert onder
het licht van den uitkomst der vooraf
gegane overpeinzingen. liet zou ons te
ver voeren van don gedachtengang dezer
sonnetten ook maar een korte schels te
geven. Zij wijst ten slotte op den strijd
voor de innerlijke vernieuwing der
mcnschheid, waartoe de Liefde het mach
tigste wapen zal zijn, terwijl de smart
onontbeerlijk is om de zielen te louteren.
Dan komen we tot het „Mijincrlied".
Mochten de voorafgaande sonnetten nog
wat didactisch zijn, hier hebben we niet
anders dan heel fijne lyriek, dio op ge
heel andere wijze een poëtische terugblik
geeft op haar levensloop.
Men beluistere den aanvang:
„De oude, deinende wijze,
stem van bewogen peizen
die lag in mijn hart lang stom
komt op de deining waarom.
Deining wekt mijmerij,
voert van wat ging voorhij
herinnering weer omhoog
waar haar grijpt hot geestesoog.
Zij schudt in don slaponden akker
de toekomst-zaden wakker:
deining doet alles vervloeien
en tot elkander groeien."
"Wat voorbij is, overdenkt ze na eenigen
tijd, komt niet terug, tenzij op andere
wijze, onder andere belichting. Allerlei
verhoudingen cn omstandigheden in het
leven des monschen wisselen en onmerk
baar verandert degeestelijke beschou
wingswijze do dingen in den mensch. De
geest overwint het beperkte en het eindige
en do horizonten verwijden zich.
„Gij ziet de dingen slaan
In het licht der eeuwigheid,v
Gij kunt niet langer ingaan
Tot dc wisselglans van den tijd."
Maar het is moeilijk, zich op dat stand
punt- te handhaven. Telkens dringt zich de
vreugde of het verlangen of de smartelijke
realiteit van het aardsclm leven weer op
en wordt de ziel weer bij tijdelijkheden
en eindigheden opgehouden. En dan weer
werpt ze aarzelingen en weifelingen van
zich af om te stijgen tot geestelijke schou
wing. Ten slotte eindigt zij het „Mijmer-
Iiecl" met de volgende mooie ontboeze
ming.
„Ruisch voort, mijn leven ruisch voort:
zoek van aceoord tot ace-oord
naar do eindlijko harmonie
die moet liggen gedoken, die
moet lmnge' in den levensboom
verschok- als een wcnsc-li ineen droom.
En schrik niet als oen snerpen krijt:
iedere wanklank verglijdt
ten leste in uw ruischen: Oneindigheid."
In verzen van innige schoonheid, sa
mengevat onder den titel ,,In liet wilde
licht" herdenkt zij haar, dio haar tiet lief-
sto was .van alle monschen. Hier wordt
het verstandelijk scepticisme toch wol
zee.r sterk aangetast door de behoeft en
van het hart.
Bernard Verhoeven zegt teekenend:
„Een gevoelsargument; het verlangen
naar. een horcenigmg na den dood met du
ziel van den doode, stoort zidh weinig
aan do onzekere doodshoschouwing en
loopt de voorwaardelijke wijs finaal on
der den voet."
..Ik weet dat zeker, zoo de dood niet is
vernietiging, maar overgang, aleer
ik verder strove in wijder sfeer
mijn hart zicli laven zal van lang -gemis
en voelen 't blij hervinden na do scheiding
en de vertrouwdheid on de koestoring
en daarom-is voor mij - üjoht-nevuling
om liet uur van de donkre 'óverglijding."
Het is duidelijk, dat de beperking „Zoo
de dood niet is vernietiging" "niets meer is
dan een krachteloozc formule, wijd en
breed overwonnen door gevoolslogica. En
zoo komt de dood ,,iu het milde Licht" te
staan.
Het is geen wonder, dat het oiulo pro
bleem van Droom en «Daad ook nog eens
te voorschijn komt, waarin aan 't slot
deze lekkenende verzen:
„De offervaardigheid is gelijk een droom
schoon
en heeft van don droom liet hoogo stille
wezen,
Zij staat uit eigen krachten opgerezen
en rust in zich- en is zich zelf haar loon."
In (le „Vredige Dood" zitten we weer
geheel midden in kei pantheïsme. Niet
dat wc dit geheel verlieten, maar er kwam
een argumentatie, een «cdai-hten^nng,
waarin slechts oen vonk behoefde le Slaan
om alles le doen opgaan in Christelijk
idealisme en de rest té doen vortoereb.
Zoo ver evenwel is do dichteres nog
niet gekomen. Voortdurend zien we iu
haar een grensgeval en het wil oiis toe
schijnen. dat zij zelf haar plaats nog niet
bepaald heeft, en deze ook nog niet be
palen kan.
Er zijn zoovele levensvragen, die brui
sen aan de kusten van haar levonseiland.
Hét bezweren dezer vragen vraagt in dit
geval een ïpenschenloeftijrl tenzij een plot
seling ingrijpen van die wondere kracht,
dio wij genade noemen, haar eensklaps
met wijd begrijpende oogen wereld en
leven doet aanzien.
Maar overigens: met het raadsel vin
den dood is zij tot een zekere verzoening
gekomen; zóó zelfs, dat de finale van
haar symphonic opgaat in con verheerlij
king van „De Stralende Dood". Ondanks
de gloed dor verzen kan de Christelijke
beschouwing zich met den pautheïsli-
st-hen gcdachlenigang niet voreenigen.
Maar. als we lezen, dat „de offerdood de
moeder van het leven is, dat opwaarts
stijgt", dan denken we aan dcy grooten
Offeraar, Die Zich zelf offiWde. om liet
loven der mcnschon opwaarts te doen
stijgen, en we wenschen de dichteres toe,
het plan van dezen Offeraar met Zijn on
eindigen liefdedrang nog eens te over
wegen. S.
BRIEVEN VAN EEN ,=j
STEDELANOER
De eenheid der Katholieke Kerk.
„Dat in de Roomsche Kerk. zooals ze
in de verschillende lauden zich openbaart,
verschil van inzicht omtrent dozen oorlog
wordt gevonden; dal de Eransche geeste
lijkheid liet voqr do Entente, en do Duit-
sclio hot voor do Gentraio Mogendheden
opneemt: cn dat dit zelfs tot oen vrij hef
tige polemiek onderling aanleiding heeft
gegeven spreekt wel vanzelf, en kon ook
r.iet anders verwacht worden. Maar de
Roomsche Kerk als geheel, en daarop
doelen wij, heeft zich slipt huiten dezen
strijd gehouden. Als wereldkerk staat zo
boven deze nationale verschillen. Ze is
soepel genoeg om dit verschil in sympa
thie tusschen haar leden te dragon, en de
eenheid barer Kérk wjng daardoor, geen
oogenblik le looi-. -En daarom kon do
Paus als hoofd en vertegenwoordiger
dezer Kerk het woord van vrede tot alle
volkeren richten eit verwachten zelfs niét
weinigen run hem, dat hij dc vredeamid-
delaar zal zijn.
Het baat niets als Protestanten do bc-
teckcnis van dit feit te willen verkleinen
of wegdoezelen. Struisvogelpolitiek was
altoos een slechte politiek. Het feit is er
nu eenmaal, dat, terwijl dezo oorlog alle
internationale banden op het gebied van
hot socialo leven, van do wetenschap 'en
van de kunst, verbroken heeft, de Room
sche Kerk alleen haar internationale een
heid heeft bewaard en daardoor een
schitterende proeve Ie meer lieeft afgelegd
van de vastheid cn hechtheid van haar
organisatie."
Dr. A. Kuyper destijds In een
zijner „Heraut"-artikc!en.
Hoewel van geboorte een stedeling, heb
ik toch al in mijn jongensjaren zien mel
ken.
En nog wel midden in de stad.
Er liepen toen nJL in clo stad mijnor
inwoning dagelijks ezelinnen rond, dio
vóór de huizen der klanten gemolken wer
den. Ilaar edel aftapsel was bestemd voor
jonggeborenen, dio om gezondheidsrede-
non de licht verteerbare czelinnenineik
behoefden.
't Was oen typisch gezicht, die czclin-
nenscliaar!
De „ezelhoer" ging natuurlijk niet met
een enkel beestje rond, want dan zou hij
telkens weer naar den stal moeten om
een ander exemplaar te buien. Hij nam
op zijn tocht door de straten zijn ganschc
voorraad molk mede en wijl deze versch
moest afgeleverd worden, bond hij al zijn
ezelinnen aan een lijn en sjokte er mee
zijn klanten langs.
Ik zie hem nog gaan met zijn 8 a 10
vrouwelijke lungooren, die in smalle stra
ten schier geen ruimte lieten voor liet
-overige verhoer. Ieder wist, welke nuttige
taak die phalanx lungooren te verrichten
had en respecteerde de nooit haast heb
bende diertjes. Hun Imas was een erken
de specialiteit.
Stel u tegenwoordig met al die trams en
auto's zoo'n straat versperring voor, welko
niet alleen iu volle breedte rustig voort-
-bi-ijdt, maar ook hier en daar kalm
blijft staan totdat weer een kannetje "melk
ia matig tempo zoo iets k a n niet
haastig gebeuren! is afgeleverd.
'l Zou gewoonweg niet meer gaan eiv
gebeurt dan ook niet meer. De wetenschap
heeft geleerd vraag maar aan „Nu-
tricja" hoe zwakke kindermagen op
andere wijze tevreden te stellen eu zoo
zijn de ezelinnen-karavanen verdwenen.
Met dat al zal 't u duidelijk wezeiT, hoe
vroeger ook een stedeling al heel gauw
verstand van melken kon hebben. Dat 's
tegenwoordig anders,' niet alleen doordal
de goedige ezelinnen haar opwachting'
niet meer komen maken, maar ook door
dien de stadsuitbreidingen de koeien steeds
verder *t land in drijven. Ik maak ine
sterk, dat menige groo te-stadsbewoner
nog nooit een melker en melkster aan "t
werk heeft gezien. Eu komt hij per fiets
of auto af eens in de huurt van zoo'n
toch hoogst nuttig lid der maatschappij,
dan zijn snelheid en aantal kilometers in
den regel van te groot belang om aan
zoo iels als melken veel aandacht te
schenken.
Ifoe 't zij, ik was al vroeg op de hoogte
en nu ik stedelandei- beu geworden, is
mijn jeugdbelangslelling weer opgeleefd.
Zoo hen ik er dezer dagen terstond op
af gegaan toen ik hoorde, dat hier iu de
buurt een electrisehc molkorij was.
Dat moest ik zien!
Het werktuiglijk melken is wel niet erg
nieuw, maar toch ook nog vrij van alge
meen, ja zelfs den tijd van onderzoek al
lerminst voorbij, want do landbouwer, hij
wion ik hel sysleom zag toegepast ont
ving nog dl'/.or dagen een verzoek om in
lichtingen over zijn bevindingen. Dit ver
zoek was gehectografeerd en werd dus
blijkbaar in hreedeu kring verzonden.
Mijn gastheer was zeer te vredeu over
do inrichting en, naar il; kon constatee-
ren: zijn koeien ook!
Dit laatste.is stellig een factor van
groote hetoekenis.
Bij T met de hand melken zag ik tot
difsverre steeds een touw binden om dc
nchterpootcii van do koe ten einde to ver
hinderen, dat liet dier do emmer met melk
omschopt.
Bij 't machinaal melken is zoo iels klaar
blijkelijk niet noodig. Geen enkele koe
ze stonden er bijeen word gebonden.
Slechts één er van zag ik onder melken
haar pootei: verzetten, waarop ik ter
stond nieuwHi'ierig werd: wat zou dio nu
gaan doen? Maar 't werd niets. Het dier
was er eenvoudig wat meer op zijn gemak
bij gaan staan, ovenals al zijn collega's
reeds deden.
Hoe dat electriscli melken clan gaat?
Ja, .hier kom ik op een moeilijk terrein.
Dc hoer heeft het mij zeer technisch uit
gelegd, beginnend hij den motor ergens
in (ten stal on verder tv ijzend 'langs de
zuig- <Mi persleidingen, aangebracht zoo
wel boven langs de plaatsen, waar do
koeien "s winters staan, als aan de bui
tenzijde van den stal, waar 's zomers het
melken plaats vindt. Bij dit systeem doei
de plek in de weide, waar de heesten zich
tegen melktijd pjegen te verzamelen, geen
dienst meer, want zij moeten bij de leiding
komen, waarheen zij dan natuurlijk gedre
ven worden. Zij zijn daar al heel gauw
aan gewoon.
Zooals gezegd: de hoer legde mij de in
richting- duidelijk uit, waarbij al die tech
nische termen in zoo'n landelijke omge
ving eigenaardig aandeden. Zet ik 1
stelsel hier nu minder juist deen en
leest hij hij ongeluk mijn onstel, dan heeft
hij recht te mopperen: „ik heb 't dien ste-
delander zoo precies verteld en wat maakt
hij er nu van!"
Toch moet ik het probeeren.
De hoofdzaak is natuurlek liet zuigloe-
stel, dat om do vier tepels wordt gescho
ven. Voor iedere tepel is een aluminium
huls bestemd, inwendig bekleed inot gutta
percha, hetwelk door do zuig- en persbe
weging van eeu kleine, door den electri-
schen motor gedreven machine dusdanige
uitzettingen en inkrimpingen ondergaat,
dat de bewegingen van een melkende
hand worden nagebootst.
Ieder stel van 4 hulzen, welke met korte
slangen aan een aluminium huis bevestigd
zijn, staat door langere guttapercha .slan
gen in verbinding met een hermetisch ge
sloten melkemmer, waarin men door een
korte glazen buis do weggezogen melk
kan zien vloeien.
Do melker heeft nu niets anders to doen,
dan het zuigtoestel en den emmer in con
tact le stellen met de zuig- en persleidin
gen (waarvoor wederom lange guttaper
cha slangen dienen), dc hulzen om de te
pels te .schuiven, 'u kruunfje om le draaien
en.... liet melken vangt nan tot blijkbaar
innig genoegen der koeien, die - gelijk
gezegd in alle kalmte, de behandeling
o)id(Tgnan.
Het vierledige zuigtoestel blijft ten go-
volgo van het iu tien melkemmer opge
wekte lucht ledige en do daarmede gnpnaYtf
gaande drukking van de buitenlucht aan
de tepels hangen .Slechts wordt het lei-
meerdere zekerheid onderstop lid door een
dun touw, dat-óm hot lijf der koe wordt
geslagen.
Dc hoer had 3 melkemmers met ieder
een zuigtoestel, waarmede - gaande van
de eene koe naar de andere, want de lan
ge. dubbele leiding bevat meerdere pun
ten, waar de slangen kunnen worden lw-
ve.stigd binnen "t uur do 21 diereu door
hem gemolken waren. Door één melk
knecht werden de beesten nog even met
de lmnd nagemolken, want de InnMe
druppels zuigt hot toestel niet weg. Van
de 21 koeien werd op die wijze echter
nog goim halve emmer melk met do oude
handbeweging verkregen. En do hoeveel
heid. die ik aldus zag vergaderen, was
moer dan anders, wijl de kooien pas iu
de wei waren en 't nogal koud hadden im -
lnul, wat van invloed was op 'l „loslaten"
der melk. ('k Hoop speciaal, dal ik dit
«goed gesnapt heb).
De voordeden van hot systeem ziin.
dat noch de koe, noch de boor afhanke
lijk zijn van het hunuttr der melkers
wie is altijd condor gestemd? - cn dut
waar moeilijk voldoende krachten' zijn te
krijgen of te houden toch het bedrijf op
gang kail blijven. Ook is machinaal ind-
ken in tusschen slechts hij groot be
drijf toe to passen, want voor een paar
koeien de installatie to kostbaar zui
delijker dan volgens do oude method'-
'l Zal me benieuwen, of hot machinale
stelsel vorderingen zal maken, of hel de
haviflkraeht meer en moor zal verdringen.
'Als "t in de uraelijk goed blijft bevallen,
zal aan de boeren niet liggen, want die
zijn minder ufkcerig van nieuwe diiceu
dan stedelin-en wel believen denken
Ze gaan echter niét over ijs van één nacht
en daar gaf ik hen als Medelander groot
gelijk in. A .TO.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
2e helft Mei.
De stal is nu rehee! ontruimd en
kr ijgt ccn .3 c li oo nma a k b o u r t. Al
le1 wordt gereinigd; niet enkel do vloer
en de muur, welke laatste één of tweema
len gewit worden, maar ook do ligplaats*
als deze verhard is, do drempels langs de
ligplaats on do slaanpalou. Eerst wordt
alles van mest doelen gezuiverd, daarna
volgt een bewerking incl horstel er ecu
iTeuline-oplossing. Alle deeltjes vat n u
stal, alle hoekjes moeten aan do gr<
schoonmaak worden onderworpen. IHvft
men nog oen ouderwetsclion potstal, ver
zuim dan niet (lo reiniging der grondlion-
ten en van do onderste inuurgedeellcn. 'iu
ook niet de ontsmetting van den atalbo-
dem zelf! Want geschiedt dio ontsmet
ting niet, dau krijgt men allicht een
vsarlijke besmettingshaard, een broeinest
van verschillende ziekten, als: mond- en
klauwzeer, besmettelijk verwerpen ca. Ra
dicaal gaat men te werk als allo m
wordt uitgehaald, do bodem wat wor 't
losgemaakt, met genoemde ontsmetten Ui
oplossing wordt behandeld, eu daarna
bestrooid met zuiver wit zand Zoo'n werk
je geeft genoegen en voldoening.
Varkenshouders moeten er nu w er pp
bedacht zijn hun varkens te laten i u e n-
toiii Dit dient tijdig to geschieden, liet
is namelijk ul eens gehuurd, dat er mo
menteel niet voldoende scrum ter be
schikking was. Het verdient aanbeveling,
dat de landbouwers in oen plaats iu dezo
samenwerken, d.vv.z. zich opgovcn v< nr
een gelijktijdige en collectieve inenting Pit
is'voordeeliger. Wij geven dit aan besturen
van plaatselijke vereenigingen in overwe
ging, zij kunnen daartoe in overleg tred' a
met den betrokken veearts. Deze wijze v;m
handelen wordt reeds hier on daar h v in
Groningen cn Drente, toegepast
Vooruitzien is voor ieder gewenseht,
niet het minst voor den landbouwer.
Voorzorg is voor hein van groot belang.
Heelt hij een rustig uur, een vrijen halve
da,",, dan laat hij zijn gedachten gaan. wat
in dc komende dagen en weken dimt te
gebeuren en wat alzoo daarvoor nood'g
zal zijn. En zoo denkt hij nu reeds aan
den komenden hooi- en ooqsttijd, en dra
ge zorg, dat voor dien de gereedschap-
pon, dc wagens en arren en tuigen, enz.
worden gein-pi opgeknapt, v"'~.
nicuwd, zoo mxxlig. vervangen. Men
dan straks klaar, heeft geen oponthoud en
voorkomt zooveel mogulijk ongevallen
In den tuin: Zie nu geregeld uw
por gebed den na. als ge die hebt,
ken dag. Do kwoeker-lmndelaar doel ii -t
dagelijks minstens tweemaal, omdat dn
asperges, als zo maar kort aan het licht
zijn blootgesteld, blauw worden: do k'. p
is er af, en de handelswaarde is d n
minder.
In uw ine loc n- en komkom nier-
bak kon zijn al jonge vruchten; waar
vroeg in gewerkt werd, zijn zo al -vrij
groot: Daar kan het „innijpen" go-.HP •-
den, wal men doet op een paar bladen
boven de vruobt Door deze bewerking
wordt aan de vrucht meer voedstd toege
voerd. Wie in zijn bakken de combinatie-
tocU van s I a, w o r t o I o u en b I n m-
kool heeft toegepast, zal nu do blo. m-
kool wel kunnen snijden en de wortels
.zoetjes aan kunnen opruimen oni uan do
bakken een andere bestemming te geven.
In den kouden grond gaat men voort met
boon tj os poten; het gevaar voor nacht
vorsten is nu vrijwel geweken; hpo w.n-
mer het weer, dee to roorepoe^tsor ie jlo
groei on hoe minder last men van „kwa
de harten" zal hebben. Gok voor let
zaaien van postelein i-> het nu, al.»
het weer mild P. dc beste tijd. Men I: 'Ie
don grond voch'ig of be ebaduwc hel L -1.
Zaai vrij dik, ander; krijgt ge dikb- Mi-
gele. Het onkruid groeit nu natuurlijk