Scherp. Dichter: 't Is mij gegaan als de zigou- v rkihderen, wion men een paard of een \'Ool toont, om ze een beroep te laten kie zen. Ik heb in mijn jeugd altijd een voor liefde gehad voor wit papier. Criticus: Zoo, maar waaroirt bederf J liet dan altijd? Onduidelijke vraag. Zoo kerel, wat scheelt er aan? Man, ik verga van do kiespijn. Heb je er zoo'n last van? Heb jij ooit iemand gezien, die er plcizier van had? Het lastige Hollandsch! Ten jongen in Ned.-Indië, zoon van een TiJandsch bestuursambtenaar, had op hooi hot bekende lesjo der synoniemen eleerd en was zoodoende ,,aan de weet" u komon. dat „dekraaieninarscli blazen" bcteekent: doodgaan. Men had hem echter i ioj verteld, onder welke omstandigheden en door wie do eerste uitdrukking gewoon lijk wordt gebruikt. Daardoor kreeg men het eigenaardig •/..•val, dat, toen op een dag de vader van dm leerling stierf, do jongstojZoon als volgt bericht gaf aau zijn broeder: Hooggeëerde broer. Mits dezen brief doet bet mij leed U ervan to verwittigen, dat ons beider vader ir. den afgeloopen nacht de kraaieninarscli geblazen heeft. Uw liefhebbende broeder, enz. Deze brief berust op hot bureau van den Onderwijsraad, als een typeerend' voor beeld van de gevolgen ocnor verkoordo methode van woordjes leeren. Dat had hij nog nooit gezien! Vóór Frigge te Groningen stopte dezer dagen oen Citroentje. Met voel gewicht stapten er vier opscheppers uit. Een oud-manneke, dat (lezo vertooning gadesloeg, schoot onbedaarde!ijk in den lach. Hel werd bepaald pijnlijk voor dc automobilisten. Zeg, zeg. zeg. wal valt er hier te lachen? (De oude lieer gaf geen antwoord, maar lachte nog harder). Zi'g, oude gek, vaart een der anderen uit, lach je om je zelf? Neon. nee. stottert het manneke Maar zoo iels heb ik nog nooit gezien. Wat niet? Dal er., uil één citroen vier kwas ten komen. Een vergissing. Dc hotelgast ging naar den schouwburg en vroeg don kelner een glas whisky op zijn slaapkamer te zetten, om te gebrui ken, als hij naar bed ging. Den volgenden dug klopte dc kelner aan en vroeg, of meneer het glas gevonden had o ja, do whisky zul wel goed geweest zijn, maar <1 ic fles'cli spuitwater, die syphon, die deugde niet! Toen ik die gebruikte, bruis te hij zoo, dat al de whisky uit hot glas gespoten werd en dc lieelc kamer zoo wat geruineerd werd. Syphon, meneer? riep de kelner uit, ik heb geen syphon neergezet. U heeft zeker het Jiandbltischapparaat .gebruikt! Duidelijk! Hermanns viel niet erg bij zijn rijken oom in den smaalc. Tevergeefs tracht te bij een gunstigen indruk te maken. Op ccn avond zei hij tegen oom: Oom, zou u het niet dwaas vinden, als ik ccn meisje zon trouwen, dat verstande lijk mijn mindere zou zijn? Erger dan dwaas, Herman, zei oom, CTgcr dan dwaas! Onmogelijk, dat zou het zijn. Verschil van inzicht. Een klein jongetje zat naast zijn moe der aan ccn feestmaal en probeerde ecu enorm stuk pudding naar binnen tc wer ken. Op eens voelde hij den blik van zijn moeder op zich ruston en hij liet met een schuldig gezicht zijn lepel zakken. O, Henkie, ik was zoo bang dat dat allemaal naar binnen zou gaan, zei ze. „Nou mammie, en ik was juist zoo bang van niet, was het antwoord. Mooi bedacht. F.en pas beginnend reporter was door do redactie uitgezonden om bijzonderhe den omtrent oen rijk koopman, die in zijn kantoor vermoord was. Hij schreef aan het. slot van zijn artikel: Gelukkig voor den overledene had hij juist al zijn geld bij de bank gebracht, zoodat hij daardoor niet anders dan z'n leven verloor. Een koopman. Twee jochies bew onderen een opgezet ten vogel in een étalage. ..Dien zou ik best willen hebben", zegt Pietje. ,,Hij kost vijftig gulden, dat is toch veel te duur." „Nou ja, maar reken eens uit-, hoeveel je aan vogeltjeszaad en slablaadjes uit spaart Hij was welkom. Aarzelend trad de jonge man de kamer binnen van „haar" vader. Na een kleine, zenuwachtige inleiding begon hij: Ik ben hier gekomen, 0111 u te vragen of u mij uwe dochter Gertrude tot vrouw wilt geven. Natuurlijk, antwoordde de vader zonder er over na tc denkeu, terwijl hij een kistje sigaren opende, en daar je nu toch ongeveer tot de familie behoort, iffag ik je wel in vertrouwen nemen? Zeker, mijnheer, stamelde de geluk kige. Nu dan, beste jongen, zei de toekom stige schoonvader, als'je weer bij je vrien den bent. tracht die dan eens voor mijn dochters Greta, Dorothea, Bella en Fanny te interesseeren 1 Gevat. Een student was onder speeltijd in den tuin van den Beetor verzeild. Dc pruimen stonden te blozen en tc lachen, omdat ze bijna aan de bloemen kenden, die langs dc paden stonden tc geuren. De bekoriug was te groot. Onze student bezweek; iedereen dic.de gelegenheid^ opzoekt, bezw ijkt onder do bekoring, niet? Jjj Vlak voor hem boog ccn zwaar beladen tak. vol heerlijke als cicren-zoo-grootc- I pruimen. Oirzc klant was ccn oolijkerd. Hij nam do schoonste pruim, hief ze in de hoogte en zei plechtig: Zijn voornemens ccn huwelijk aan to gaan Janus fruitdief en juffrouw Pruim. Alwie eenig wettig beletsel weet, moet dit onverwijld kenbaar maken. En zoo hadden er verscheidene roepen plaats. De Hector stond achter dc haag, en hoorde en zag alles. Hij vond echter de scène te mooi, om ze te onderbreken; maai- hij maakte toch hel plan, om Janus ook eens tc hebben. Daar gaal de bel. Janus haast zich omzichtig naar de klas. f j Dc Rector verschijnt op den katheder met een fermen rutelaar in dc hand. Adomlooze stilte. Zijn voornemens in het huwelijk te treden dezo stok en de rug van een stu dent. AI wie eenig beletsel weet, is gehou den dit ni verwijld kenbaar tc maken. Ecu oogeüblik hoorbare stilte. Dan verlegen een stem: Ik ken een beletsel. *t was de slem van Janus. Welk beletsel? De partijen zijn het- niet eens, mijn heer de vector. Dal .was raak. Hel huwelijk kon niet doorgaan!.. CORRESPONDENTIE. .Toscphina v. d. Tuin, Leiden. Welkom in ons midden! Een nichtje van Jacob wordt zeker met open afmen ont vangen en vooral, daar zij ons direct ver gast op oen mooi verhaaltje, dat wel een jduatsje waard is; al is hel nu ook niet beclemaal zelf verzonnen. Dag Fientje! Jacques Ou werker k, Leiden. Precies Jacques, daar heb jo groot ge lijk in. Do meesle voldoening geeft dat werk, dat men zelf maakt. Blijf maar goed j« best doen Jacobus en maak wederkee- rig ook mijn groeten aan Pa en Moe. Zul je? Zoodra wo wat meer ruimte hebben, laat ik jouw verhaaltje plaatsen. Het is wel een beetje kort! Probeer eens ecu ver- i aaltje te maken van drie bladzijden. M a r i e t j e van V e 1 z e n, Zoeter- w o 11 d e. Wel Mnrietje, bel» jij dat op stelletje zelf gemaakt? „Als do lente terug- kiert"! lijkt mij toe, dat je een mooi versje hebt omgewerkt tot een opstelleje. Heb ik liet mis en is dit zelf verzonnen, dan ben jij een flink kind, dat nog veel mooie" din getjes voor ons maken zal. Dag Martel Maak eens wat moois voor (len aanstaan den „Raadselwedstrijd". Zul je? G a 10 do Haas, Leid n. „Nbg al niet!" hoor ik Calo mompolen, telkens als zij des Zaterdags tevergeefs naar haar mooi opstelletje uitziet. E11 toch zal „De Watersnood" een plaatsje vinden en zie ik in gedachte het gezichtje van Cato opkla- rdn, als na het vertrek van Sinterklaas, clio een mooie surprise voor Cutootjo achter liet. Ileb ik het niet bij bet ware end Nicht je! Kijk de volgende week eens! Jan R h r e y, Leiden. Beide alleraardigste versjes" worden geplaatst Jan. Het bundeltje wordt al dikker hé! Je bewaart zo toch zeker wel. Later zul je van deze versjes plcizier hebben. En moe der? Ik wed, dat ze alle dichterlijke bloera- jjos netjes in één vaasje gerangschikt heeft. Ik kom eens kijken, of ik geen go- bik heb. Dag Jan, groet moeder van mei Begin weer aau iets nieuws! E m i 1 0 Duym, L 0 i d c n. Wordt je tijd zóó in beslag genomen, dat je geen enkel oogenblikjc meer hebt, om voor ons een aardig verhaaltje te maken? Het zou nn: spijten voor jou Emile. Weet wel, dat dit een uitstekende taaloefening is, en (lat J ren schrijven, oen kwestie is van doen, veel doen. Too Emile, maak weer eens wat f ben je soms bezig aan een verhaaltje van cenigc „vervolgen". Ik wacht afl Henk Loos, O u d- A d e. En beeft n ijn goed Neefje uit Oud-Ado (lat mooie versje nu zelf gemaakt Als dat waar is, laat ik „Do Engelbewaarder" plaatsen. At aar?Toe Henkie, schrijf mij eens precies, hoe dat versje ontstaan is. Tot zoo hun? zal ik het bewaren. Dag Henk! Veel y motjes aan je ouders! Margaret ha en Lena Koek, Zoo- 1 rroudc. Ik vind jullie beide ver i uiltjes heel aardig en zal ze bewaren Mior later. Ik kan zoo aan alles merken, vooral dat verhaalte van Grctha, dat jullie hot zelf gemaakt hebt en voor het grootste rdeelte zelf verzonnen ook! Dag kinder- •li -s! Zie ik jullie ook weer Bij don wed- t i ij'l, die we op liet eind dezer maand gaan houden 1} Ik zal eons goed zien! Dora Hydra, Niouwvee n. J Hoort je, dat is een leuk verhaalt jo van <1: a bruinen beer 011 dien loozen vos. En dat bruintje woedend was, nu hij met zoo «en kort staartje voortaan door het leven moest dansen, kan ik mo best begrijpen. Dag Dora! Groet je ouders van me. Dc colgende week ga ik door het het be antwoorden der brieven en vragen. Oom Wim. TWEE BROEDERS door Oom Wim. VI. De koffers pakken; orde op zaken stol len; dc plaatsen op do booten besprekon en alle andere formaliteiten vervullen, die rioodig en nuttig zijn voor het vertrek naar hel vaderland, is voor Piet een werk, dat met de uiterste zorg wordt voorbereid en afgemaakt en.zoo zien we op een mor gen op het dek van een der gioolo passa giersbooten, die naar Holland uitvaart, Plet met zijn vrouwtje vol belangstelling blikken naar do kust, die al meer en meer verdwijnt aan don horizon. Ziezoo Vrouwtje, nu ben ik toch in nerlijk blij, dat\ve voor eenigo weken, mis schien maanden, Amerika vaarwel gaan zeggen en ons goeie Vaderland weerom zullen terugzien en mijn geboortegrond, waaraan zooveel herin neringen verbonden zijn. Benieuwd hen ik mijn broer en de overi ge familie te zien; verlangend mijn ouden leermeester tc spreken - als hij nog in 't 'lanil dor levenden is altijd en misschien tref ik dan ook nog wel deze of gene van mijn oude schoolmakkers. Jongen nog toe, wat leven we toch ver bazend snel; het lijkt ipe toe, dat ik nog pas vertrokken ben en toch is al sedert ons vertrek heel wat tot-stand gebracht. Ja Piot, zoo gaat het altijd, als men met hart en ziel bij de zaak is. Het is ook mij te moede alsof wc vijf maanden gele den uit ons land vertrokken, in plaats van vijf volle jaren. Wat zal Jan opkijken, als hij zoo ineens ons voor zich ziet! Dat zal hij! Ilij zal niet welen, wat hij ziet; en dan ik ben vooral verlangend to hooren hoe hij er finantieel voor staat. Het zou me erg verwonderen, of hij hoeft het niet te breed. Wat is een schoenma kerszaakje zonder winkel om een huisge zin met 5 kindoren te onderhouden? Maar kom: laten we nog een paar weken geduid hebben. Dan kunnen we ons overtuigen, hoe zijn zaken staan. Deze en dergelijke gedachten waren hot, die Piot en zijn cclitgenoote bezighielden, godurendo clc. lange reis naar het vaderland. Eindelijk p-ecie zooala Piet uitgere kend had twee dagen voor Kerstmis iiet de stoomboot liet anker voor Amster dam vallen en was do voorspoedige zeereis ten einde. Van hier tot liet dorpje, waar Piet hel eerste levenslicht aans-houwd had, was een ritje van een uur of twee en vóór den avond valt van dienzelfden dag, stijgen een hoer cn dame uit een auto, dio stil houdt voor oen der grootste hotels van het kleine plaatsje, waar dc broer van Piet woonach tig was. Hier in dit hotel bestelt Piet voorloopig voor veertig dagen zijn kame'.s. Het duurt Piet haast Ie lang, oer hij zijn koffers uitgepakt en gesoupeerd heeft, had hij gekund en ware dit dc afspraak ge weest, zoo ware hij onmiddellijk naar Piel zijn huis gereden, cn zich op do hoogte ge steld van zijn doen en Ja\en, nu moet hij zijn nieuwsgierigheid bedwingen en wach ten, tot hij ongezien en onbemerkt lft?t huis kan naderen, om het plan uit te voeren, dat zo saampjes op do boot beraamden. Hij wacht. Overal in het (lorp zijn de lampen opgestoken en van lieverlede is er rust gakomen in de straten on thans is het oogenblik gekomen, dat Piet zijn broer zal gaan verrassen. Hij kent den weg nog en weet het huis te liggen. Voorzichtig treedt hij nader. Daar ligt het huis, waar zijn broer woont. De blinden zijn nog niet dicht; de lamp is aangestoken en de wile glasgordijnen laten voldoende licht door, om van de straatzijde een blik te kunnen werpen in de huiskamer. Piet treedt nader en ziel toe. Een tref fend schouwspel vertoont zich aan zijn oog en doet zi;n hart sneller slaan. Daar liggen drie kinderen geknield naast de moe der. Zij doen hun avondgebed en zullen dadelijk to ruste gaan. Het zijn de drie jongslen. Dc kleinste is Piel; een jongetje.van acht jaar, die we reeds hoorden spreken van den rijken oom uit Amerika, de andere twee zijn meisjes van negen en elf jaar: flink van stuk, „maar naar het uiterlijk te oordeelen lij ken ze allen een beetje zwak en tenger", concludeert,Piel daarbuiten, die geen oog afslaat, van dat'aardig groepje, dat thans, opspringt en met moeder naar boven te slapen gein-acht wordt. E11 aan 't interieur daar binnen; én aan '1 uiterlijk der kinderen, èn aan do Moeren, had Piet aanstonds gezien, hoe zijn broer o\ voorstond en.... nauwelijks had dan ook de moeder met haar kinderen de ka mer verlaten, of Piet stiet heel voorzichtig liet raam open. dal gelukkig nog niet op slot was, en wierp een beurs met goud geld op tafel, waarna hij het raam weer dichttrok eu in do duisternis verdween, 111 de richting van het hotel, waar zijn vrouw hem met spoiling verbeidde. E11 is ons plannetje gelukt? Volkomen vrouw. Eu toen vertelde Piet alles wat wij Toeds weten en toen sloeg Mevrouw haar bont mantel om 011 slak zich Mijnheer in rijn clikken duffel en zoo gingen ze samen naar broor Jau, zoonis dal vooraf was bepaald. (Wordt vervolgd). DE AVONTUREN VAN Pd!ES EN MAX door Oom Wim. Avontuur III. Een week later! Max moet weer voor dokter spelen. Mies weet wat! Zij hoeft zin in een lek ker muschje. Het nest zit op het dak, «>n- der een opgeschoven pan. Afax blijft beneden en staat op post. Mies loopt naai1 boven, de zolder op, hot dakraam uit en is zoo bij het nest. De oudjes vliegen angstig om Mies heen. maar durven Mies niet aan. Mies steekt haar pootje door de opening en (oen daar schuift dc pan naar bene den en poes zit gevangen. Een klagelijk miapw treft Afax' oor. Hij springt op, vliegt de trappen op: kruipt het zolderraam uit en snelt Alios ter hulp: grijpt poes bij den staart en.... trekt! Oh wee! Daar bijt hij oen stukje van Mi esjes staart, tuimelt achterover en rolt langs hot dak, over de goot naar he neden. Bons! daar ligt ie. Krabbelt weer overeind, hinkt naar boven; wurmpt zich door het dakraam en gaat langzaam en behoedzaam naar Mies toe; schuift heel voorzichtig de dakpan, waartusschen Mies- jos poot gekneld zit naar boven en nu is AJios vrij! Kom mee Mies! Kom inee! Ik zal wear de dokter zijn en jouw staartjo genezen In de kelder staat meel Meel geneest, Mies! Daar gaan ze heen. Afax draait poesjes staart door liet meel. Het bloeden houdt op en do pijn is zoo ovei'l Dank je Max! Dank jo! Beide gaan heen en verzinnen andere avonturen, waarbij geen dokter te pas moet komen. De Winterslapers. Nauwelijks heeft de Wintervorst zijn komst aangekondigd door nachtvorsten en scherpe Noordenwinden, of liet klein ge dierte verdwijnt als op eóu wenk van 's winlertooverstaf; dan kruipen (le slak ken in haar huisje om er te blijven tot het h-ntozonnetje ze wekt; dan volgen de amphibian en zelfs een aantal vissehen verdwijnen in de diepte terwijl inmiddels, ccn reeks van zoogdieren zich opmaken 0111 don winterslaap in te gaan, vóór zo den scherpen prikkel van den honger of do felle koude voelen. En daar gaan ze de vleermuizen, de egels, de marmotten, de mormeldieren, de beren en de dassen en vlijen zich neer in liunne uitgezochte siaapholen en donnrelen in en soezen voort in absolute rust soms maanden lang. Waarom doen sommige dieren zoo, on andere niet? Waarom de mol en de spits muis niet en de vleermuis en de egel wel? waarom de boren en de dassen wel en an dere groote dieren van hun soort niet? Al is nog niet heelemaal precies le zeggen, waarom deze winterslapers zoo doen. toch zijn hot dc geleerden hierover eens, (lat de winterslaap bij deze dieren niet voortspruit uit de* invloed van do koude maar in de dierenwereld voortkomt als gevolg van voedselgebrek iu den winter. Het is dan ook bewezen, dat de winter slapers vooraf zich vetmesten dat wil zeg gen, in den zomer on het najaar zoovel vet vergaren als ze maar kunnen. En dit overgespaarde vet, wordt verbruikt in den winter, terwijl ze stil voortslepen. Vandaar dat al (loze dieren, die rolrond van „welgedaanheid" don winterslaap ingingen, hiuoduiaker ontwaken. Ze lu-l>- ben dus van luiu eigen vet geleefd. Dat \ét wercl geleidelijk omgezet in warmte. Hoe dit gebeurt, dat is weer oen ouopge* iost raadsel. Ook hier staan wc weer voor een der vele raadselen in de natuur, die weer eens voor de zooveelste keer bewijst. I.'oe oneindig wijs den alm u-hligon God is. Die elk dier zijn levenswijze gaf en zijn aard. Dat hel nielt do koude is, (lie do dieren doet inslapen, maar het voedselge brek. wordt gesteund door In t bewijs, dal ei in de tropische gewesten dieren voorko men, die een zomerslaap houden, "wat zeer zeker heel. vreemd klinken zal. De hitte daar, kan soms dezelfde uit werking hebben als de koude hier nl. dat z<- voedselgebrek veroorzaakt, doordat zo alles laat verdrogen'. Verschillende dieren als vissehen on amphibian berusten daar in Zij geven don strijd om het bestaan op on wachten op betere tijden, terwijl ze in middels wegkruipen in slijk en modder. Maar andere dieren, zoeken stille, don kere holen en plaatsen op eri slapen in lol do nattq moes011 weer aanbreekt. Dan ontwaken ze en komen tc voorschijn even mager en uitgeteerd als onze wintersla pers dat zijn, als de Lento ze weer te voor- «chijn roept. Zoo hebben we op Madagascar (waar is dat?) een zopierslapertjo bij uitnemend heid. Hot is een klein egeltje Tanrek ge- hcelen, dat (len hcelen zomer door ver slaapt terwijl de neerplassende regens van den natten moesson (najaar) liet diertje wekken. Niet alle dieven slapen even lang en even vast. Er zijn er, die np en dan in dc winter maanden een oogje open doen en eens gaan kijken, hoe het er mee staat en of nog niet liaast iets te hikken valt. andere .slapen vast 011 diep en alleen aan den bloedsomloop, die uiterst traag eu lang zaam werkt en aan liét hart, dat uiterst langzaam klopt, bemerkt uien, dat zij rog in leven zijn. E11 juist omdat het bloed zoo traag door de adcrch vloeit en het hart zwakker en zwakker slaat, ver mindert de lichaamstemperatuur naar mate de temperatuur van de lucht daalt. Vandaar dan ook, dat in he' hooge Noor den, in de Poollanden, de dieren onmoge lijk een winterslaap zouden kunnen 'hou den. Ze zouden er gewoonweg doodvrie- zen. Nog een speciaal woord wil ik hieraan toevoegen over deri winterslaap der vis sehen. Vissehen kunnen slechts binnen zeer beperkte temperatuuvsgrenzen leven. Geringe plotselinge verschillen kan aau de vissehen het leven kosten. Wordt bet ech ter plotseling veel kouder, dan verminde ren do levensfuncties der vissc-hen geleide lijk, wat ten laatste in ons klimaat tot den winterslaap voert. Karpers on witvisschen vervallen dikwijls daarin bij een watertem peratuur van 4fl gr. G.. nadat ze zich zoo dicht tegen elkaar hebben "aangedron gen als waren liet pekelharingen in het vat. Gedurende dien slaap teert het lichaam van hel tevoren verzamelde vet-net als bij de zoogdieren, zoo lang tol do voorjaars- warmlo do slapende vissehen tot meer leven wekt, als het tenminste niet al le kond is geweest eu ze voor altijd zivn in geslapen. Afet karpers echter schijnt dit i-iet zoo gauw te .gebeuren, want toen men deze vissehen eens vond, ingevroren in oen ijsblok, bleken zij, na oen bekoeling van 15 ot 20 graden onder nul, bij voor zichtig ontdooien weer gezond en spring levend. Het art. over „Spaar do Vogels" komt de volgende* week. Nu hebben we geen ruimte meer. Oom Wim. Karei V en de Boer. Bijna vier eeuwen is de volkslievende kei zer reeds dood eu zijne gedachtenis leeft in de harten tier Belgen voort alsof hij gisteren gestorven ware. Karel's grootste vermaak was, alleen, onbekend uit tc gaan en zoo viel hem menig kluchtig avontuur te beurt. Eens, dat hij vóór het krieken van den dag te paard en in het grootste geheim de stadspoorten van Gent uitgereden was, deed hij een inorgonritje in do velden der Leie en ontmoette er een boertjo dat flink voort stapte. ..Vriend, sprak hem de keizer aan, gij zi.it zoo vroeg-uit dc pluimen en ziet er zoo haa.siig uil.'' Ik dacht hetzelfde van u, Siguor, lmewel er tusöcheu u c-n mij een groot veysehil is. Zoo, zoo, mag ik dal verschil dan weten? Gij ziet er als een" heerschap uil; ik hen maar een arme boer, die op de harde plui men (slroo) zijn beenon mag uitsliekk-n: gij zit hoog eu droog ik moot met de telenk ir (de twee boenen) naar Gent rijden. Ha, ha, gij gaat naar Gent; ik rijd er ook henen, willen wij samen de reis doen? 'I Is van geen rcfuus signor, maar gij vergeet slechts één zaak, dat ik geen hardlooper hen en u niet volgen zal. Bah, is 't anders niet? spring dan achter op mijn. paard 011 houdt u aan mijn kleed vast om er niet af (e tuimelen. Gij zilt een braven man, daar ga ik mee aceoord. Du. keizer reikte lieui den hand en de boer wipte op den achterrug van den draver. H. van Polanen. (Wordt vervolgd.) Na don Regen, Een maïsolie, Mcie. regen, Laaft za-chlkéus d' aarde weer. En fluks ontkiemt 't zaadje, Al is het zwak en loer. Dra schiet het uit de aarde En steekt zijn kop omhoog, En weeft dan wonderbaard ik *11 Kleed, 'n kist voor oog, Alel bloemen, rijk van kleuren, In tintelende pracht Tusscbeu 't. groen daar ze prijken In wondervolle kracht. E11 trekken zoo de bijtjes. Die vliegen sneurend rond, Om straks zich te vermeien. Waar 't 'lekkers zich bevond De knormen sprurnen open En snreiden schatten uit Vin blad en groen en l 'oeir/n, Als voor een jonge Bruid E11 mensch en dipr en plaplen, Ademen nu vrijer weer. En danken voor dien regen Thans Onzen Limcn Hoor. O 0 m W i m Koningin Lenfs. Weg met den winter, De Lent' is in zicht! Weg dan gij koude Aarde zoo naakt! O, bloei weer gij bloempjes, En boomen ontwaakt! E11 daar komt getreden, Op muiltjes hooi zacht, De Koningin Lente, Met zonnieeu lach. E11 waar zij haar tred Ook zet in het woud, Wordt groen weer het mos E11 ontgroent weer *t hout. En ooi zwaai met 't stokje, Zoo blij als oen kind, Jaagt weg zij de koude En zacht wordt de wind. Zij wenkt dan do zomrn, O. schijn toch met kracht. En kleur toch de aarde In feestelijke pracht. En langzaam gaaf henen, De winter hooi stil, Hij buigt voor de schoonheid Der Lente Vorstin En langzaam, vol gratie Bestijgt zij haar troon. En alles wordt levend, De natuur wordt hooi schoon Hel knopje zwelt open, Het groen bot weer uit, De vogelen zij zingen. En vliegen weer uit. Een bijheid in 't leven, Heerscht overal, Van hoog op de bergen, Tot laag in 't dal. Ik breng Ti mijn buide, Vorstin van den tijd, Voor al dezo gaven, Die gij mij bereidt. Voor 't ontkiemende leven, Wat natuur ons weer gaf. Voor bloempjes die bloeien Op 't eenzame graf. Jan Rülirey.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 16