Scherp.
Dichter: 't Is mij gegaan als de zigou-
v rkihderen, wion men een paard of een
\'Ool toont, om ze een beroep te laten kie
zen. Ik heb in mijn jeugd altijd een voor
liefde gehad voor wit papier.
Criticus: Zoo, maar waaroirt bederf
J liet dan altijd?
Onduidelijke vraag.
Zoo kerel, wat scheelt er aan?
Man, ik verga van do kiespijn.
Heb je er zoo'n last van?
Heb jij ooit iemand gezien, die er
plcizier van had?
Het lastige Hollandsch!
Ten jongen in Ned.-Indië, zoon van een
TiJandsch bestuursambtenaar, had op
hooi hot bekende lesjo der synoniemen
eleerd en was zoodoende ,,aan de weet"
u komon. dat „dekraaieninarscli blazen"
bcteekent: doodgaan. Men had hem echter
i ioj verteld, onder welke omstandigheden
en door wie do eerste uitdrukking gewoon
lijk wordt gebruikt.
Daardoor kreeg men het eigenaardig
•/..•val, dat, toen op een dag de vader van
dm leerling stierf, do jongstojZoon als
volgt bericht gaf aau zijn broeder:
Hooggeëerde broer.
Mits dezen brief doet bet mij leed U
ervan to verwittigen, dat ons beider vader
ir. den afgeloopen nacht de kraaieninarscli
geblazen heeft.
Uw liefhebbende broeder, enz.
Deze brief berust op hot bureau van den
Onderwijsraad, als een typeerend' voor
beeld van de gevolgen ocnor verkoordo
methode van woordjes leeren.
Dat had hij nog nooit gezien!
Vóór Frigge te Groningen stopte dezer
dagen oen Citroentje. Met voel gewicht
stapten er vier opscheppers uit.
Een oud-manneke, dat (lezo vertooning
gadesloeg, schoot onbedaarde!ijk in den
lach. Hel werd bepaald pijnlijk voor dc
automobilisten.
Zeg, zeg. zeg. wal valt er hier te
lachen?
(De oude lieer gaf geen antwoord, maar
lachte nog harder).
Zi'g, oude gek, vaart een der anderen
uit, lach je om je zelf?
Neon. nee. stottert het manneke
Maar zoo iels heb ik nog nooit gezien.
Wat niet?
Dal er., uil één citroen vier kwas
ten komen.
Een vergissing.
Dc hotelgast ging naar den schouwburg
en vroeg don kelner een glas whisky op
zijn slaapkamer te zetten, om te gebrui
ken, als hij naar bed ging. Den volgenden
dug klopte dc kelner aan en vroeg, of
meneer het glas gevonden had o ja, do
whisky zul wel goed geweest zijn, maar
<1 ic fles'cli spuitwater, die syphon, die
deugde niet! Toen ik die gebruikte, bruis
te hij zoo, dat al de whisky uit hot glas
gespoten werd en dc lieelc kamer zoo wat
geruineerd werd.
Syphon, meneer? riep de kelner uit, ik
heb geen syphon neergezet. U heeft zeker
het Jiandbltischapparaat .gebruikt!
Duidelijk!
Hermanns viel niet erg bij zijn rijken
oom in den smaalc. Tevergeefs tracht
te bij een gunstigen indruk te maken.
Op ccn avond zei hij tegen oom:
Oom, zou u het niet dwaas vinden, als
ik ccn meisje zon trouwen, dat verstande
lijk mijn mindere zou zijn?
Erger dan dwaas, Herman, zei oom,
CTgcr dan dwaas! Onmogelijk, dat zou
het zijn.
Verschil van inzicht.
Een klein jongetje zat naast zijn moe
der aan ccn feestmaal en probeerde ecu
enorm stuk pudding naar binnen tc wer
ken. Op eens voelde hij den blik van zijn
moeder op zich ruston en hij liet met een
schuldig gezicht zijn lepel zakken.
O, Henkie, ik was zoo bang dat dat
allemaal naar binnen zou gaan, zei ze.
„Nou mammie, en ik was juist zoo bang
van niet, was het antwoord.
Mooi bedacht.
F.en pas beginnend reporter was door
do redactie uitgezonden om bijzonderhe
den omtrent oen rijk koopman, die in zijn
kantoor vermoord was.
Hij schreef aan het. slot van zijn artikel:
Gelukkig voor den overledene had hij juist
al zijn geld bij de bank gebracht, zoodat
hij daardoor niet anders dan z'n leven
verloor.
Een koopman.
Twee jochies bew onderen een opgezet ten
vogel in een étalage.
..Dien zou ik best willen hebben", zegt
Pietje.
,,Hij kost vijftig gulden, dat is toch veel
te duur."
„Nou ja, maar reken eens uit-, hoeveel
je aan vogeltjeszaad en slablaadjes uit
spaart
Hij was welkom.
Aarzelend trad de jonge man de kamer
binnen van „haar" vader. Na een kleine,
zenuwachtige inleiding begon hij:
Ik ben hier gekomen, 0111 u te vragen
of u mij uwe dochter Gertrude tot vrouw
wilt geven.
Natuurlijk, antwoordde de vader
zonder er over na tc denkeu, terwijl hij
een kistje sigaren opende, en daar je nu
toch ongeveer tot de familie behoort, iffag
ik je wel in vertrouwen nemen?
Zeker, mijnheer, stamelde de geluk
kige.
Nu dan, beste jongen, zei de toekom
stige schoonvader, als'je weer bij je vrien
den bent. tracht die dan eens voor mijn
dochters Greta, Dorothea, Bella en Fanny
te interesseeren 1
Gevat.
Een student was onder speeltijd in den
tuin van den Beetor verzeild. Dc pruimen
stonden te blozen en tc lachen, omdat ze
bijna aan de bloemen kenden, die langs
dc paden stonden tc geuren.
De bekoriug was te groot.
Onze student bezweek; iedereen dic.de
gelegenheid^ opzoekt, bezw ijkt onder do
bekoring, niet? Jjj
Vlak voor hem boog ccn zwaar beladen
tak. vol heerlijke als cicren-zoo-grootc- I
pruimen.
Oirzc klant was ccn oolijkerd. Hij nam
do schoonste pruim, hief ze in de hoogte
en zei plechtig:
Zijn voornemens ccn huwelijk aan to
gaan Janus fruitdief en juffrouw Pruim.
Alwie eenig wettig beletsel weet, moet dit
onverwijld kenbaar maken.
En zoo hadden er verscheidene roepen
plaats.
De Hector stond achter dc haag, en
hoorde en zag alles. Hij vond echter de
scène te mooi, om ze te onderbreken;
maai- hij maakte toch hel plan, om Janus
ook eens tc hebben.
Daar gaal de bel.
Janus haast zich omzichtig naar de
klas. f j
Dc Rector verschijnt op den katheder
met een fermen rutelaar in dc hand.
Adomlooze stilte.
Zijn voornemens in het huwelijk te
treden dezo stok en de rug van een stu
dent. AI wie eenig beletsel weet, is gehou
den dit ni verwijld kenbaar tc maken.
Ecu oogeüblik hoorbare stilte.
Dan verlegen een stem:
Ik ken een beletsel.
*t was de slem van Janus.
Welk beletsel?
De partijen zijn het- niet eens, mijn
heer de vector.
Dal .was raak. Hel huwelijk kon niet
doorgaan!..
CORRESPONDENTIE.
.Toscphina v. d. Tuin, Leiden.
Welkom in ons midden! Een nichtje van
Jacob wordt zeker met open afmen ont
vangen en vooral, daar zij ons direct ver
gast op oen mooi verhaaltje, dat wel een
jduatsje waard is; al is hel nu ook niet
beclemaal zelf verzonnen. Dag Fientje!
Jacques Ou werker k, Leiden.
Precies Jacques, daar heb jo groot ge
lijk in. Do meesle voldoening geeft dat
werk, dat men zelf maakt. Blijf maar goed
j« best doen Jacobus en maak wederkee-
rig ook mijn groeten aan Pa en Moe. Zul
je? Zoodra wo wat meer ruimte hebben,
laat ik jouw verhaaltje plaatsen. Het is
wel een beetje kort! Probeer eens ecu ver-
i aaltje te maken van drie bladzijden.
M a r i e t j e van V e 1 z e n, Zoeter-
w o 11 d e. Wel Mnrietje, bel» jij dat op
stelletje zelf gemaakt? „Als do lente terug-
kiert"! lijkt mij toe, dat je een mooi versje
hebt omgewerkt tot een opstelleje. Heb ik
liet mis en is dit zelf verzonnen, dan ben
jij een flink kind, dat nog veel mooie" din
getjes voor ons maken zal. Dag Martel
Maak eens wat moois voor (len aanstaan
den „Raadselwedstrijd". Zul je?
G a 10 do Haas, Leid n. „Nbg al
niet!" hoor ik Calo mompolen, telkens als
zij des Zaterdags tevergeefs naar haar
mooi opstelletje uitziet. E11 toch zal „De
Watersnood" een plaatsje vinden en zie ik
in gedachte het gezichtje van Cato opkla-
rdn, als na het vertrek van Sinterklaas, clio
een mooie surprise voor Cutootjo achter
liet. Ileb ik het niet bij bet ware end Nicht
je! Kijk de volgende week eens!
Jan R h r e y, Leiden. Beide
alleraardigste versjes" worden geplaatst
Jan. Het bundeltje wordt al dikker hé! Je
bewaart zo toch zeker wel. Later zul je
van deze versjes plcizier hebben. En moe
der? Ik wed, dat ze alle dichterlijke bloera-
jjos netjes in één vaasje gerangschikt
heeft. Ik kom eens kijken, of ik geen go-
bik heb. Dag Jan, groet moeder van mei
Begin weer aau iets nieuws!
E m i 1 0 Duym, L 0 i d c n. Wordt je
tijd zóó in beslag genomen, dat je geen
enkel oogenblikjc meer hebt, om voor ons
een aardig verhaaltje te maken? Het zou
nn: spijten voor jou Emile. Weet wel, dat
dit een uitstekende taaloefening is, en (lat
J ren schrijven, oen kwestie is van doen,
veel doen. Too Emile, maak weer eens wat
f ben je soms bezig aan een verhaaltje
van cenigc „vervolgen". Ik wacht afl
Henk Loos, O u d- A d e. En beeft
n ijn goed Neefje uit Oud-Ado (lat mooie
versje nu zelf gemaakt Als dat waar is,
laat ik „Do Engelbewaarder" plaatsen.
At aar?Toe Henkie, schrijf mij eens
precies, hoe dat versje ontstaan is. Tot zoo
hun? zal ik het bewaren. Dag Henk! Veel
y motjes aan je ouders!
Margaret ha en Lena Koek, Zoo-
1 rroudc. Ik vind jullie beide ver
i uiltjes heel aardig en zal ze bewaren
Mior later. Ik kan zoo aan alles merken,
vooral dat verhaalte van Grctha, dat jullie
hot zelf gemaakt hebt en voor het grootste
rdeelte zelf verzonnen ook! Dag kinder-
•li -s! Zie ik jullie ook weer Bij don wed-
t i ij'l, die we op liet eind dezer maand
gaan houden 1} Ik zal eons goed zien!
Dora Hydra, Niouwvee n.
J Hoort je, dat is een leuk verhaalt jo van
<1: a bruinen beer 011 dien loozen vos. En
dat bruintje woedend was, nu hij met zoo
«en kort staartje voortaan door het leven
moest dansen, kan ik mo best begrijpen.
Dag Dora! Groet je ouders van me.
Dc colgende week ga ik door het het be
antwoorden der brieven en vragen.
Oom Wim.
TWEE BROEDERS
door Oom Wim.
VI.
De koffers pakken; orde op zaken stol
len; dc plaatsen op do booten besprekon
en alle andere formaliteiten vervullen, die
rioodig en nuttig zijn voor het vertrek naar
hel vaderland, is voor Piet een werk, dat
met de uiterste zorg wordt voorbereid en
afgemaakt en.zoo zien we op een mor
gen op het dek van een der gioolo passa
giersbooten, die naar Holland uitvaart,
Plet met zijn vrouwtje vol belangstelling
blikken naar do kust, die al meer en meer
verdwijnt aan don horizon.
Ziezoo Vrouwtje, nu ben ik toch in
nerlijk blij, dat\ve voor eenigo weken, mis
schien maanden, Amerika vaarwel gaan
zeggen en ons goeie Vaderland weerom
zullen terugzien en mijn geboortegrond,
waaraan zooveel herin neringen verbonden
zijn.
Benieuwd hen ik mijn broer en de overi
ge familie te zien; verlangend mijn ouden
leermeester tc spreken - als hij nog in 't
'lanil dor levenden is altijd en misschien
tref ik dan ook nog wel deze of gene van
mijn oude schoolmakkers.
Jongen nog toe, wat leven we toch ver
bazend snel; het lijkt ipe toe, dat ik nog
pas vertrokken ben en toch is al sedert ons
vertrek heel wat tot-stand gebracht.
Ja Piot, zoo gaat het altijd, als men
met hart en ziel bij de zaak is. Het is ook
mij te moede alsof wc vijf maanden gele
den uit ons land vertrokken, in plaats van
vijf volle jaren. Wat zal Jan opkijken, als
hij zoo ineens ons voor zich ziet!
Dat zal hij! Ilij zal niet welen, wat hij
ziet; en dan ik ben vooral verlangend
to hooren hoe hij er finantieel voor staat.
Het zou me erg verwonderen, of hij hoeft
het niet te breed. Wat is een schoenma
kerszaakje zonder winkel om een huisge
zin met 5 kindoren te onderhouden? Maar
kom: laten we nog een paar weken geduid
hebben. Dan kunnen we ons overtuigen,
hoe zijn zaken staan. Deze en dergelijke
gedachten waren hot, die Piot en zijn
cclitgenoote bezighielden, godurendo clc.
lange reis naar het vaderland.
Eindelijk p-ecie zooala Piet uitgere
kend had twee dagen voor Kerstmis
iiet de stoomboot liet anker voor Amster
dam vallen en was do voorspoedige zeereis
ten einde.
Van hier tot liet dorpje, waar Piet hel
eerste levenslicht aans-houwd had, was
een ritje van een uur of twee en vóór den
avond valt van dienzelfden dag, stijgen een
hoer cn dame uit een auto, dio stil houdt
voor oen der grootste hotels van het kleine
plaatsje, waar dc broer van Piet woonach
tig was.
Hier in dit hotel bestelt Piet voorloopig
voor veertig dagen zijn kame'.s.
Het duurt Piet haast Ie lang, oer hij zijn
koffers uitgepakt en gesoupeerd heeft, had
hij gekund en ware dit dc afspraak ge
weest, zoo ware hij onmiddellijk naar Piel
zijn huis gereden, cn zich op do hoogte ge
steld van zijn doen en Ja\en, nu moet hij
zijn nieuwsgierigheid bedwingen en wach
ten, tot hij ongezien en onbemerkt lft?t huis
kan naderen, om het plan uit te voeren,
dat zo saampjes op do boot beraamden.
Hij wacht. Overal in het (lorp zijn de
lampen opgestoken en van lieverlede is er
rust gakomen in de straten on thans is
het oogenblik gekomen, dat Piet zijn broer
zal gaan verrassen. Hij kent den weg nog
en weet het huis te liggen.
Voorzichtig treedt hij nader.
Daar ligt het huis, waar zijn broer
woont.
De blinden zijn nog niet dicht; de lamp
is aangestoken en de wile glasgordijnen
laten voldoende licht door, om van de
straatzijde een blik te kunnen werpen in
de huiskamer.
Piet treedt nader en ziel toe. Een tref
fend schouwspel vertoont zich aan zijn
oog en doet zi;n hart sneller slaan. Daar
liggen drie kinderen geknield naast de moe
der. Zij doen hun avondgebed en zullen
dadelijk to ruste gaan.
Het zijn de drie jongslen. Dc kleinste is
Piel; een jongetje.van acht jaar, die we
reeds hoorden spreken van den rijken oom
uit Amerika, de andere twee zijn meisjes
van negen en elf jaar: flink van stuk,
„maar naar het uiterlijk te oordeelen lij
ken ze allen een beetje zwak en tenger",
concludeert,Piel daarbuiten, die geen oog
afslaat, van dat'aardig groepje, dat thans,
opspringt en met moeder naar boven te
slapen gein-acht wordt.
E11 aan 't interieur daar binnen; én aan
'1 uiterlijk der kinderen, èn aan do Moeren,
had Piet aanstonds gezien, hoe zijn broer
o\ voorstond en.... nauwelijks had dan
ook de moeder met haar kinderen de ka
mer verlaten, of Piet stiet heel voorzichtig
liet raam open. dal gelukkig nog niet op
slot was, en wierp een beurs met goud
geld op tafel, waarna hij het raam weer
dichttrok eu in do duisternis verdween, 111
de richting van het hotel, waar zijn vrouw
hem met spoiling verbeidde.
E11 is ons plannetje gelukt?
Volkomen vrouw.
Eu toen vertelde Piet alles wat wij Toeds
weten en toen sloeg Mevrouw haar bont
mantel om 011 slak zich Mijnheer in rijn
clikken duffel en zoo gingen ze samen naar
broor Jau, zoonis dal vooraf was bepaald.
(Wordt vervolgd).
DE AVONTUREN VAN Pd!ES EN MAX
door Oom Wim.
Avontuur III.
Een week later!
Max moet weer voor dokter spelen.
Mies weet wat! Zij hoeft zin in een lek
ker muschje. Het nest zit op het dak, «>n-
der een opgeschoven pan.
Afax blijft beneden en staat op post.
Mies loopt naai1 boven, de zolder op,
hot dakraam uit en is zoo bij het nest.
De oudjes vliegen angstig om Mies heen.
maar durven Mies niet aan.
Mies steekt haar pootje door de opening
en (oen daar schuift dc pan naar bene
den en poes zit gevangen.
Een klagelijk miapw treft Afax' oor.
Hij springt op, vliegt de trappen op:
kruipt het zolderraam uit en snelt Alios
ter hulp: grijpt poes bij den staart en....
trekt! Oh wee! Daar bijt hij oen stukje
van Mi esjes staart, tuimelt achterover en
rolt langs hot dak, over de goot naar he
neden. Bons! daar ligt ie. Krabbelt weer
overeind, hinkt naar boven; wurmpt zich
door het dakraam en gaat langzaam en
behoedzaam naar Mies toe; schuift heel
voorzichtig de dakpan, waartusschen Mies-
jos poot gekneld zit naar boven en nu is
AJios vrij!
Kom mee Mies! Kom inee!
Ik zal wear de dokter zijn en jouw
staartjo genezen In de kelder staat meel
Meel geneest, Mies!
Daar gaan ze heen. Afax draait poesjes
staart door liet meel. Het bloeden houdt
op en do pijn is zoo ovei'l
Dank je Max! Dank jo!
Beide gaan heen en verzinnen andere
avonturen, waarbij geen dokter te pas moet
komen.
De Winterslapers.
Nauwelijks heeft de Wintervorst zijn
komst aangekondigd door nachtvorsten en
scherpe Noordenwinden, of liet klein ge
dierte verdwijnt als op eóu wenk van
's winlertooverstaf; dan kruipen (le slak
ken in haar huisje om er te blijven tot het
h-ntozonnetje ze wekt; dan volgen de
amphibian en zelfs een aantal vissehen
verdwijnen in de diepte terwijl inmiddels,
ccn reeks van zoogdieren zich opmaken
0111 don winterslaap in te gaan, vóór zo
den scherpen prikkel van den honger of
do felle koude voelen. En daar gaan ze de
vleermuizen, de egels, de marmotten, de
mormeldieren, de beren en de dassen en
vlijen zich neer in liunne uitgezochte
siaapholen en donnrelen in en soezen
voort in absolute rust soms maanden lang.
Waarom doen sommige dieren zoo, on
andere niet? Waarom de mol en de spits
muis niet en de vleermuis en de egel wel?
waarom de boren en de dassen wel en an
dere groote dieren van hun soort niet? Al
is nog niet heelemaal precies le zeggen,
waarom deze winterslapers zoo doen. toch
zijn hot dc geleerden hierover eens, (lat de
winterslaap bij deze dieren niet voortspruit
uit de* invloed van do koude maar in de
dierenwereld voortkomt als gevolg van
voedselgebrek iu den winter.
Het is dan ook bewezen, dat de winter
slapers vooraf zich vetmesten dat wil zeg
gen, in den zomer on het najaar zoovel
vet vergaren als ze maar kunnen. En
dit overgespaarde vet, wordt verbruikt in
den winter, terwijl ze stil voortslepen.
Vandaar dat al (loze dieren, die rolrond
van „welgedaanheid" don winterslaap
ingingen, hiuoduiaker ontwaken. Ze lu-l>-
ben dus van luiu eigen vet geleefd. Dat
\ét wercl geleidelijk omgezet in warmte.
Hoe dit gebeurt, dat is weer oen ouopge*
iost raadsel. Ook hier staan wc weer voor
een der vele raadselen in de natuur, die
weer eens voor de zooveelste keer bewijst.
I.'oe oneindig wijs den alm u-hligon God is.
Die elk dier zijn levenswijze gaf en zijn
aard. Dat hel nielt do koude is, (lie do
dieren doet inslapen, maar het voedselge
brek. wordt gesteund door In t bewijs, dal
ei in de tropische gewesten dieren voorko
men, die een zomerslaap houden, "wat zeer
zeker heel. vreemd klinken zal.
De hitte daar, kan soms dezelfde uit
werking hebben als de koude hier nl. dat
z<- voedselgebrek veroorzaakt, doordat zo
alles laat verdrogen'. Verschillende dieren
als vissehen on amphibian berusten daar
in Zij geven don strijd om het bestaan op
on wachten op betere tijden, terwijl ze in
middels wegkruipen in slijk en modder.
Maar andere dieren, zoeken stille, don
kere holen en plaatsen op eri slapen in
lol do nattq moes011 weer aanbreekt. Dan
ontwaken ze en komen tc voorschijn even
mager en uitgeteerd als onze wintersla
pers dat zijn, als de Lento ze weer te voor-
«chijn roept.
Zoo hebben we op Madagascar (waar
is dat?) een zopierslapertjo bij uitnemend
heid. Hot is een klein egeltje Tanrek ge-
hcelen, dat (len hcelen zomer door ver
slaapt terwijl de neerplassende regens van
den natten moesson (najaar) liet diertje
wekken.
Niet alle dieven slapen even lang en
even vast.
Er zijn er, die np en dan in dc winter
maanden een oogje open doen en eens
gaan kijken, hoe het er mee staat en of
nog niet liaast iets te hikken valt. andere
.slapen vast 011 diep en alleen aan den
bloedsomloop, die uiterst traag eu lang
zaam werkt en aan liét hart, dat uiterst
langzaam klopt, bemerkt uien, dat zij
rog in leven zijn. E11 juist omdat het
bloed zoo traag door de adcrch vloeit en
het hart zwakker en zwakker slaat, ver
mindert de lichaamstemperatuur naar
mate de temperatuur van de lucht daalt.
Vandaar dan ook, dat in he' hooge Noor
den, in de Poollanden, de dieren onmoge
lijk een winterslaap zouden kunnen 'hou
den. Ze zouden er gewoonweg doodvrie-
zen.
Nog een speciaal woord wil ik hieraan
toevoegen over deri winterslaap der vis
sehen. Vissehen kunnen slechts binnen
zeer beperkte temperatuuvsgrenzen leven.
Geringe plotselinge verschillen kan aau de
vissehen het leven kosten. Wordt bet ech
ter plotseling veel kouder, dan verminde
ren do levensfuncties der vissc-hen geleide
lijk, wat ten laatste in ons klimaat tot den
winterslaap voert. Karpers on witvisschen
vervallen dikwijls daarin bij een watertem
peratuur van 4fl gr. G.. nadat ze zich
zoo dicht tegen elkaar hebben "aangedron
gen als waren liet pekelharingen in het
vat.
Gedurende dien slaap teert het lichaam
van hel tevoren verzamelde vet-net als bij
de zoogdieren, zoo lang tol do voorjaars-
warmlo do slapende vissehen tot meer
leven wekt, als het tenminste niet al le
kond is geweest eu ze voor altijd zivn in
geslapen. Afet karpers echter schijnt dit
i-iet zoo gauw te .gebeuren, want toen men
deze vissehen eens vond, ingevroren in
oen ijsblok, bleken zij, na oen bekoeling
van 15 ot 20 graden onder nul, bij voor
zichtig ontdooien weer gezond en spring
levend.
Het art. over „Spaar do Vogels" komt de
volgende* week. Nu hebben we geen ruimte
meer. Oom Wim.
Karei V en de Boer.
Bijna vier eeuwen is de volkslievende kei
zer reeds dood eu zijne gedachtenis leeft
in de harten tier Belgen voort alsof hij
gisteren gestorven ware. Karel's grootste
vermaak was, alleen, onbekend uit tc gaan
en zoo viel hem menig kluchtig avontuur
te beurt.
Eens, dat hij vóór het krieken van den
dag te paard en in het grootste geheim de
stadspoorten van Gent uitgereden was, deed
hij een inorgonritje in do velden der Leie
en ontmoette er een boertjo dat flink voort
stapte.
..Vriend, sprak hem de keizer aan, gij
zi.it zoo vroeg-uit dc pluimen en ziet er zoo
haa.siig uil.''
Ik dacht hetzelfde van u, Siguor, lmewel
er tusöcheu u c-n mij een groot veysehil is.
Zoo, zoo, mag ik dal verschil dan
weten?
Gij ziet er als een" heerschap uil; ik hen
maar een arme boer, die op de harde plui
men (slroo) zijn beenon mag uitsliekk-n:
gij zit hoog eu droog ik moot met de
telenk ir (de twee boenen) naar Gent rijden.
Ha, ha, gij gaat naar Gent; ik rijd er
ook henen, willen wij samen de reis doen?
'I Is van geen rcfuus signor, maar
gij vergeet slechts één zaak, dat ik geen
hardlooper hen en u niet volgen zal.
Bah, is 't anders niet? spring dan
achter op mijn. paard 011 houdt u aan mijn
kleed vast om er niet af (e tuimelen.
Gij zilt een braven man, daar ga ik
mee aceoord.
Du. keizer reikte lieui den hand en de
boer wipte op den achterrug van den
draver. H. van Polanen.
(Wordt vervolgd.)
Na don Regen,
Een maïsolie, Mcie. regen,
Laaft za-chlkéus d' aarde weer.
En fluks ontkiemt 't zaadje,
Al is het zwak en loer.
Dra schiet het uit de aarde
En steekt zijn kop omhoog,
En weeft dan wonderbaard ik
*11 Kleed, 'n kist voor oog,
Alel bloemen, rijk van kleuren,
In tintelende pracht
Tusscbeu 't. groen daar ze prijken
In wondervolle kracht.
E11 trekken zoo de bijtjes.
Die vliegen sneurend rond,
Om straks zich te vermeien.
Waar 't 'lekkers zich bevond
De knormen sprurnen open
En snreiden schatten uit
Vin blad en groen en l 'oeir/n,
Als voor een jonge Bruid
E11 mensch en dipr en plaplen,
Ademen nu vrijer weer.
En danken voor dien regen
Thans Onzen Limcn Hoor.
O 0 m W i m
Koningin Lenfs.
Weg met den winter,
De Lent' is in zicht!
Weg dan gij koude
Aarde zoo naakt!
O, bloei weer gij bloempjes,
En boomen ontwaakt!
E11 daar komt getreden,
Op muiltjes hooi zacht,
De Koningin Lente,
Met zonnieeu lach.
E11 waar zij haar tred
Ook zet in het woud,
Wordt groen weer het mos
E11 ontgroent weer *t hout.
En ooi zwaai met 't stokje,
Zoo blij als oen kind,
Jaagt weg zij de koude
En zacht wordt de wind.
Zij wenkt dan do zomrn,
O. schijn toch met kracht.
En kleur toch de aarde
In feestelijke pracht.
En langzaam gaaf henen,
De winter hooi stil,
Hij buigt voor de schoonheid
Der Lente Vorstin
En langzaam, vol gratie
Bestijgt zij haar troon.
En alles wordt levend,
De natuur wordt hooi schoon
Hel knopje zwelt open,
Het groen bot weer uit,
De vogelen zij zingen.
En vliegen weer uit.
Een bijheid in 't leven,
Heerscht overal,
Van hoog op de bergen,
Tot laag in 't dal.
Ik breng Ti mijn buide,
Vorstin van den tijd,
Voor al dezo gaven,
Die gij mij bereidt.
Voor 't ontkiemende leven,
Wat natuur ons weer gaf.
Voor bloempjes die bloeien
Op 't eenzame graf.
Jan Rülirey.