Derde Bla
Zaterdag 8 Mei 1926
JEZUS CHRISTUS, ONZE
HEILIGHEID.
IV.
Het plan, dat God zich omtrent den
niensch gevormd had, heeft Hij verwezen
lijkt in Adam, den eersten man, en in Eva,
de eerste vrouw. Maar Adam deed al de
Godsgaven verloren gaan, en Hij trad van
de heiligheid in do zonde, hij met Eva en
al hunno kinderen, 't welk zijn: allo men-
sclien; ook gij, ook ik; nu zijn wij geen
kinderen Gods meer, maar kinderen van
toorn en gramschap.
De zoude sloeg Gods plan aan stukken.
Maar God is zoo goed, God is oneindig
en onbegrijpelijk goed. Hij zendt Zijnen
Zoon, dio alles zal vernieuwen: Hij hor-
geeft ons de genade, de heiligheid.
Christus wordt nu het hoofd van allen,
die vrijgekocht zijn; Christus is met God
vorcenigd, en nu zal Christus ons door
Item en met Hem en in Hem tol diezelf
de verecniging brongeu, en zoo zullen wij
clie bovennatuurlijke heiligheid bereiken,
welko God van ons vraagt.
Van die gedachte is Paulus' geest ver
vuld; die gedachte zet hij altijd op den
voorgrond.
,,In Christus heeft God ons nitver-
koreu% opdat wij heilig zouden zijn; Hij
heeft ons voorbeschikt om Zijn aangeno
men zonen to zijn door J o z u s Chr i s-
tuswij zijn aangenaam in Zijn
oogen i u Z ij n welbeminden Zoo 11"
In Zijnen Zoon Jezus Heeft God besloten:
Inslaurare omnia in Chrislo: alles terug
te brengen onder Christus, als onder een
ceuig hoofd.
IIoo geschiedt dit alles?
Et verbum caro factum csl: en liet
Woord is Ylcesch geworden.
Geheimenis! Geheimenis!
Do H. Drieënheid schept een mensch-
lieid als van ons, en vevecnigt die met
den tweeden Persoon, en deze God-
meusch is Jezus Christus.
Hij blijft God en vermindert dus niet,
als Hij menscb is geworden: Hij is slechts
één persoon. Wol is er bij die mystericuso
schepping een tweede natuur ontstaan: nl.
de menscholijke naast de goddelijke.
In dien éénen persoon is het godde
lijke leven, en dit deelt zich mede ook aan
do inonschelijko natuur, zoodat de Vader
in den mensch-gcworden Christus toch
Zijn Zoon erkent. De ineuschhoid van
Christus doelt in dc goddelijke volmaakt-
beden.
Zegt St.-Paulus niet, dat in dc ziel van
Christus zijn alle schatten van wijsheid en
wetenschap? en dat in Hem woont de
volheid der Godheid? en voegt Joannes
daar niet bij, dat do menschlieid Christi
vol is van genade en waarheid?
Daarom aanbidden wij Jezus, want Hij
is God.
Ik schrijf het, en gij leest- het, en sa
men gelooven we het'ten volle, en buigen
we onze knieën; maar wie begrijpt liet?
Mysterie, geheimenis!
Nu komi liet herstel van het door don
eersten Adam verstoorde Godsplan: het
goddelijk leven, dat is in'Jezus, moot over-
stroomen tot het mcnschdom.
In do gedachte Gods in Christus nu de
eerstgeborene onder vele broeders, welke
wij zijn; is Hij van nature Zoon Gods. wij
worden kinderen Gods door dc genade.
Door Jezus Christus ontvangen wij dc
genade, door Jezus Christus worden wij
aangenomen kinderen des Vaders.
Van Zijne volheid hebben wij allen ont
vangen: en: Hij hooft ons voorbestemd
tot aanneming van kinderen door Jezus
Christus.
Door Christu§ (och krijgen wij liet lo
ven en wel in volheid; zelf zegt Hij: „Ik
beu het levenen ik bon gekomen, op1*
dat zij het leven zouden hebben, en over
vloedig hebben.'"
Voor Jezus Christus kan alles samen
gevat worden in zijn goddelijk Zoon
schap: en zoo voor 011s in dc deelachtig
heid aan datzelfde Zoonschap door Jezus
Christus.
Dring door; ga verder; wat volgt?
Hoe meer wij deelachtig worden aan 't
goddelijk leven door de genade, die Je
zus ons mededeelt, en waarvan Hij de
volheid bezit, des (e heiliger zijn wij.
Dan is liet ook duidelijk, dat Christus is
m ij 11 heiligheid, en dat mijn heiligheid
niet bestaat dan in en door Christus.
Tu solus sauctus: Gij alleen zijt hei
lig, en alle heiligheid op aarde is Uwe
heiligheid, en ook onzo heiligheid is feite
lijk niet de onze, maar de Uwe; en toch
bezitten wij ze, maar slechts door U, Je
zus Christus.
Jezus is dus mijn alles, want mijn hei
ligheid is mijn alles, mijn leven; Hem wil
ik toebehooren. Hem alleen kennen. .Hom
alleen beminnen. Hem alleen dienen.
Jeans, geef mij daartoe de kracht!
Gr.
Het is niet waar, dat dc vorderingen
der wetenschap het geloof verstikken,
maar veeleer de onwetendheid; daardoor
komt bel, dat, waar groote onwetendheid
heerscht, ook het ongeloof grooierc ver
woestingen aanricht.
I Paus Pius X.
dio niets afslaan van hel hunne,
Toordat zij sterven, toonen, dat zij het ook
dan tiet zouden doen, zoo zij het langer
«onden behouden. Eigenlijk geven zij iets,
«at Jran reeds niet meer toebehoort.
HENRIETJE ROLAND HOLST.
„Verzonken Grenzen".
Na liet Feest der Gedachtenis komen
we weer in de sfeer der lyrische zelfbe
kentenissen, veruilwendiging van bet
innerlijk gemoedsleven. Wij ontdekten
in „De V. in h. W." de gebrokenheid, het
vertwijfelen aan do makkers, die haar
verstieten; hot toch nog willen vasthou
den aan het oude ideaal van den droom
oener gelukkige menschlieid onder aus
piciën van hel communisme. Maar do
„Verzonken Grenzen" zijn een doorloo-
pondo apologie van de stelling, dat het
innerlijk Hij H. R. H. nooit ging om so-
ciaal-democratie of feminisme, maar al
leen 0111 den droom van een gelukkige
menschlieid op een gelukkige aarde, dc
Godsstaat vau den Middeleeuwschen den
ker, maar op panlheïstischen grondslag.
In „Verzonken Grenzen" is weinig meer
over van 't oudo idedaal der „Nieuwe Ge-
boort" en „Opwaartscho Wegen". De dich
ter is zet do zclfveriiiwendiging voort,
welke in Do V. i. li. W. zulke emartcdijke
wilskrclen ontlokte. Meer en racer heeft
zij zich losgemaakt vau den toevalligen
vorm van haar maatschappelijk ideaal,
maar dieper schijnt haar mystiëk-panthe-
istischo bezinning.
Allo tijdelijke vraagstukken, welke haar
eens zoo heftig beroerden, en wo denken
hierbij aan allerlei „Nieuwe Tijd "-artike
len over oorlog, revolutie, organisatie,
enz., schijnen vergeten. Verzonken zijn de
grenzen van het tijdelijke in het eindige.
Twee mysterieuze motieven ruischen
canonisch door het menschenliart, soms in
tecro fluisteringen, soins met smartelijk
vibrato. Maar het zijn niet anders dan
echo's van twee cosmische thema's.
Liefde is het eerste thema; dood
hel tweede.
Als in een symphonic van Beethoven,
worden deze twee beurtelings aange
stemd en uitgewerkt.
Er komt een Mijmerlicd in voor, dat
men vergelijken kan met do roerende An
dante's of Adagio's waarin Beethoven de
weemoedige berusting van zijn sraart-
geteislerd hart uitzingt; er is oen finale,
die in een stormend slringendo de leven-
wekkendc dood verheerlijkt als dc vrucht
der liefde.
Wij bevinden ons, als gezegd, niet op
Christelijk terrein.
Onder de liefde verslaat de dichteres
in de eerste plaats het cosniisch-principe,
de kracht, die het universum samen
bindt, de kracht, die in Het oneindig klei
ne den wervelende dans der electvonen
gevangen houdt binnen do sferische span
ning van het atoom, en die in het onein
dig groote zonnestelsels zonder afwijking
doet voortduizclen langs hun eeuwige lia
nen. Maar deze drang lot samenhang is
meer dan een doodc werktuigelijke we
reldkracht. Zij is mystieke openbaring
van de verborgen harmonie der wereld,
zij is levende werkelijkheid, die den cos-
mos doordringt.
In den menscb komt deze kracht als
liefde tot bewustzijn. Zij wordt niet al
leen gevoeld, zij wordt ook gedacht, over
dacht
De harmonie der zielen is dezelfde als
de harmonie der wereld, maar overgezet
in do sfeer van het mensehelijk bewust
zijn. Maakt do menseh zich het wezen
der liefde duidelijk, dan weet hij, welke
plaats hem toekomt in 't cosinisch leven.
Het kennen cn vinden van deze plaats,
waardoor hij alles in proportie ziet, en
zich (ovens bewust is, gedragen te wor
den, door het groote liefdesprincipe, dat
iu eeuwige harmonie do sferen de.- he
mels met hun millioenon wentelende bol-
len in evenwicht houdt, geeft rust en vei
ligheid aan zijn ziel.
Vau deze liefde getuigt do dichteres in
liet eerste sonnet:
ik weet, dal zij des levens eerste
beginsel is, diepste wet van tiet worden,
harteklop van het eeuwige bewegen.
Wanneer zij in ons leeft hel volste en
teerste
zijn wij het tot harmonie daarmee
gestegen;
hoe zouden rust en kracht ons niet
omgorden?"
Vanaf het eerste oögcnbiik. dat haar dc
gouden pennen groeiden" en zij begon,
tiaar ziel uit te zingen, was het deze lief
de die haar doordrong (sonn. II.) Eenmaal
zullen de „zachte krachten" vau deze lief
de de wereld overwinnen (III) want:
„Liefde is de zin van 't leven der
planeten,
en menschc' en diere', Er is niets
wat kan sloren
't stijgen tot haar. Dit is het zeekre
weten
naar volmaakte Liefde stijgt alles
mee!"
O, hel liefdesmotief is nog lang niet
uitgezongen, maar evenals men iu du so
naten of symphonieën van Beethoven
soms een zwak motief hoort opkomen, dat
onmiddellijk weer verdwijnt, om straks
weer te komen en steeds praegnantcr om
eindelijk dc worsteling met liet ccr.-le te
aanvaarden, zoo hoort men in sonnet IV de
voorbereiding van het Dood-motief.
„Liefde is sterker dan de Dood"' begint
het, en het eindigt:
„liet donkrc einde wordt een nieuw
begin,
en zielen in heiende verwachting staren
naar dat doorzichtig parelachtig
zwijgen."
Wanneer dc dood ons een geliefd we
zen ontneemt en ons doet neerzitten in
diepe treurnis, dan is hel wonder der lief
de in staat ons met het verlies te ver
zoenen, want de ziel der gestorvenen „is
onvervreemdbaar bezit van binnen."
Zelf heeft de dn-hi-res op th- v wiize ..dc
wijding der tmait ontvangen" en onder
vonden: „Liefde it sterker dau de dood".
Deze liefde in ons is maar ecu zwakke
vervloeiing van hel hoogc golvoufmiisen
der liefde iu het hart van tu l universum.
Ev is vau de zijde der dichteres eigen
lijk maar één erkenning nootlig, om alles
wat zij zegt in Chrislelijken toonaard te
traftsponeeren.
Zeg gerust. dal haar pantheïstb-dio
voorstellingswijze onbevredigend is, dal zij
dwaalt in haar bespiegelingen, maar er
ken niet me de stralende schoonheid van
het volgende sonnet (VIT).
„Zooals de kleine ino- en varen
planten
in groeiwijze en in vorm hel wezen
toonen
van de rekkende woudreuze' en de
kronen
machtig zicli uitspreidend naar alle
kanten
zooals in zeckoorns niet hun getande
hartekamorljes fluistrende echo's
wonen
van de groote slem die haar monotone
sussing en lokking werpt naar alle
stranden
zoo zijn misschien de zachte wellingen
dor liefde in ons. haar leedcre
smachten
en milde strekkingen en strooiend
ruischen,
als eerste dwevggelijkc hellingen
van onmetelijk zich heffende krachten
die door d'onoindighcid stijgen en
bruisen."
Eu omdat liefde de veerkracht is, die-
alles samenbindt, die als een flauwe rim
peling, een zachte flinsteriug nog het
verat-verwijderd menschenliart bereikt,
daarom zullen hevig hongeren, zij die*
nooit liefde bezaten, nooit liefde ontvin
gen.
„Wij onvolkomen nantekind'reo wonen
elk zoo gescheiden, als in 'ongo kluis
gevange, elk in zijn eigen levenszonne,
waarin de liefde brandt met dof gesuis,
ten lage vlam. Maar eens zal sterke schoonc
drang brijzelen die scheidingen lol gruis
en -tl die vlammen zulle', een zee van tonen,
een gloed van licht, stijgen door 'I
wereld huis.
O, als openspringen al geslotenheden
en alle liefdesvlammen elkaar doordringen
en alle harte in Liefdes volheid baden,
o "I vlammensuisen en bel vlauimonzingen,
dat dan begint, d' oneind'ge heerlijkheden,
die elk zullen geworde' uit haar genade".
Aan do vreugde van deze liefde worden
nog (wee sonnetten gewijd, en dan vraagt
de dichteres in oen slotsonnet, waaruit de
„diepe zekerheden willen" waarvan zij ge
zongen Jieefl. L- het maar een leuledrang
van het iiionselionjiarl? Of ia liet oen
kracht, anders dai de andere? Kon godde
lijke vonk? S.
F, BRIEVEN VAN EEN
STEDELANBER
Waarom Le Sage ten Broek
Katholiek werd.
Een van de mannen, die in de geschie
denis van het Nederlnndschc Katholieke
volk in dankbare herinnering blijven is
Le Sago ten Broek, de rjjkbogaafdo harts
tochtelijke strijder voor de rechten der
Katholieken, he Sage ten Broek was een
bekeerling. Negen jaren na zijn bekeering,
iu 1815, heeft hij liet antwoord gegeven
op de vraag, hoe hij tot het Katholicisme
is gekomen:
Toen verscheen hol eerste werkje van
zijn hand, „De voortreffelijkheid van de
leer der Roomsch-Galholioko Kerk ge
schetst". In de bekende voorrede bij dit
werkje zegt hij tiet reeds: „Hoe is het mo
gelijk, dat een verstandig niensch van
Protestant Itooinsch wordt? Dezo
vraag is mij ontelbare malen gedaan en
voorzeker in ernst, welmeenond en te
goeder trouw". Hij gaat dan verder met
dien welgemeeuden vragers het goed recht
van de Katholieke Kerk te bewijzen, dio
zich altijd gelijk blijft, terwijl do Protes-
tantsclie leer steeds weifelend, onzeker en
veranderlijk is. Een jaar later zou bij liet
nog treffender zeggen, als bij in een open
brief op een aanval van zijn broer, Hen
drik Willem, die toentertijd predikant to
Heemstede was, antwoordt: „O Broeder, nis
ik eiken morgen in liet bijwonen der Mis
se. het bevel vau mijnen Zaligmaker, doet
dit tot Mijne gedachtenis, zie volbren
gen.... dan gevoelt miju van liefde bran
dend hart de reden en het nul van het
immer voortdurend wonder, dat Jezus
voor de eerste maal verrichtte, toen Hij,
het brood gezegend hebbende, zeide: Dit
is mijn lichaam, dan gevoel ik de zalig
heid der geesten, die gelooven en niet
zien
Gelukzalig de man, die in hef woord
van zijn mond niet faalt en wien geen leed
over een zonde kwelt.
Ecclesia sticus.
Heb een goed geweten cn gij zult oltijd
vreugde hebben. Een goed geweten kan
zeer veel verdragen en is zeer verheugd,
zelfs onder tegenspoed: uiaar een kwaad
geweten is altijd vreesachtig cn ongerust.
Thomas a Kempiss.
..De wereld zou er boter aan toe zijn, als
minder menschen zich scha 1 inden over
hun armoede en meer over hun rijkdom."
Gelezen aan den op van een Amcri-
kannsche gevangeniscourant.
Als ge de kuraktorfoutcn van een vrouw
will loeren kennen, prijs haar dan tegen
over haar vriendinnen.
Wie droomt van een kasteel is ontevre
den met een villa.
Met belang.- lelling hel» ik gelezen, line
de Leidenaars een poosje last lu-bhen ge
luid vau lagen druk op do waterleiding.
Wat zal er gemopperd zijn als de gehoor
zame kran 11 hel vertikte haar plicht Ie
doen! De Duiiiwalenuaatschnppij vond
het zelf ook vervelend en heeft ne l goe
den uilslag spoed gezel achter liet werk.
dat clou watertoevoer belommerde, terwijl
zij voornemens is dit werk - buizen ver
nieuwing hetwelk pas half klaar kwam
te doen voltooien op een tijd, waarin de
waterafnamc het geringst ploegt te wezen.
Wal worden die stedelingen toch ver
wend! Op het platteland i.- men gauwer
tevreden. Hier b.v. staat ergens een pomp,
die ongeveer 20 huishoudens van water
moet voorzien. Laatst was de slinger -luk
en met man en macht is er toen, ondanks
den vrijen Zaterdagmiddag .nagewerkt om
het ding te repavoeren. Men kon er ge
woonweg niet huilen.
En wal voor water geeft die pomp dan
nog! Het bekende l»ruine vocht, ter oor-
zake waarvan de Ommersclians niet
deugde voor cavalorio-kazerno De men
schen kunnen het huiler gebruiken om te
schrobben cn te schuren, niet eens voor
de wasch, want die zou er Anaal door be
derven.
Hoe zij zich dan van huishoud wat er
voorzien?
Daarvoor zijn drie manieren.
Vooreerst kan men dat gele vocht fil-
treereu. gelijk geschiedt in dc wnterlei-
dinginstallatie van het R. O. G. Maar dan
nog krijgen koffie on ihee, welke men er
mee zet, oen hlauwachtigen gloed. Dat
komt doordat het veonwater is. zeggen de
deskundigen.
Wie dan ook een goede kop koffie of
thee wil drinken, houdt er een ouderwet
se ho regenton op na. Wanneer men het
daarin opgevangen water reinigt door
middel van een zindelijke doek. (la 11 is 'l
prachtig te gebruiken. Ik weet (lil hij on
dervinding.
Nu heeft regenwater echter de onaan
gename eigenschap, dat liet niet altijd
valt, ja soms lang wegblijft, waardoor do
voorraad op raakt een omstandigheid,
waaraan met geen raenscholiike macht
iets te veranderen valt.
Wat dan?
Er vallen in den aardbodem onbegrij
pelijke dingen voor. want op eeuigeu af
stand van die bronwutorpomp staat
aan de overzijde van een gracht een
particuliere Norton pomp, die helder wa
ter geeft en uit deze ppnip mag de Inde
buurt voorraad komen opdoen legen beta
ling van.... een dubbeltje per weck.
Dat 's te geel. zal men zeggen, waarte
genover intussciicn staat, dat men niet
Ongelimiteerd mag gaan pompen. Kr
Wordt wel niet op een emmertje gezón.
maar tegen overdrijving wordt gewaakt,
waf trouwens ook iu 't algemeen belang
is Immers: nis die pomp eens nicl meer
piepte
„Diepte", zat menige lezer verwonderd
zeggen. l)il woord voroischl dan ook toe
lichting. Het groote gewicht, dat de pomp
ten plattolande in de samenleving nog in
neemt. deed mij denkeu aan een gediebt.
dat zeker Leidsch Hanzc-lid waarom
zijn naam niet te noemen: de heer Col la
eens met veel succes reciteerde in oen
vergadering der ontwikkelingsi lub. 't Ging
over „de pomp, die niet meer piepte" en
was zeer eoiuiseli.
Alzoo: als die weldoende pomp hier
eens niet meer piepte uit watergebrek, dan
zat toch zoo'n heclc buurt led ijk in de
penarie.
Troost 11 dus. Leidennurs. als iu 't na
jaar de Duinwalcimau! schappij weer aan
den arbeid gaal. En ook: klaagt niet al te
zeer over het wnlerlarief, want voor dat
dubbelijo in de week moeten onze water-
bnhoeftigen nog een heel eind sjouwen
ook mede oen rem tegen le veel ge
bruik terwijl gij maar een kraantje
hebt open to zotten en liet heerlijke vocht
stroomt 11 parelend tegemoet.
De eigenaar van die Norlonyomp hoeft
intu.sscheu maar een aardig melkkoetje
aan zijn installatie. Een dubbeltje iu do
week, 5.20 per jaar, eu dat van wel 2(W
gezinnen.... Een aardige rente, dunkt me.
Wie nu denkt, dat dc watcrslaehloffers
hier altijd mopperen over hun „leiding"
heeft het mis. Zij vinden den toestand na
tuurrijk niet pleiziorig, maar er zit ook
iets sportiefs in dien voortdureiiden strijd
tegen liet bruine vocht en dot houdt er don
moed in.
Op het platteland wonend begint men
intusschen pas recht te beseffen, van hoe
groote waarde de wicholroedeloopers zijn,
die in dorre streken verborgen waterade
ren weten to ontdekken. Zij mogen best
een goed honorarium rekenen, want hun
ontdekking spaart vele kosten van horen
en andersoortig zoeken uit. Nu hebhoii we
hier water genoeg, zoodat voor een ge
wone wiehclroedenaar, dio eenvoudig wa
ter aanduidt, van welke kwaliteit ook, hier
■niets te verdienen valt; maar indien er
een bestaat, dio drinkwater weet uit te
vorsclieu, laat zoo iemand hier eens ko
men. Hij zou een Overjjselsch standbeeld
kunnen verdienen! Zoover gaal de we
tenschap e» htcr noj niet.
Een merkwaardigheid is hier ook. dat
men de grensscheiding tussHum Avciv.sf
en Ommen lioorcm kan.
Neen, dat 's geen grapje, zoouls van dc
spinazie, welke men na oen maïsolie re
genbui zou kunnen hooien opschieten, t
Ls werkelijkheid.
Ieder kan zicli voordellen, hoe een kar
knarst over een weg, die met basullslog
hard is gemaakt. Avoroest heeft het basalt
niet gespaard op den weg van Balkbrug
naar Ommersclians, maar Ommen vond
dusdanige verharding niet noodig en zoo
kan men zelfs iu 't donker gewaar wor-
dau, wanneer men van de eeoe gemeente
in dc andere overgaat: precies hij de
grenspaal eindigt liet knar-en en rolt de
kar zootjes voort over een zaeiilcn maca-
damweg. Bij mooi weer is dut alleen een
verschil in geluid, doch in een rogonpcrlo-
dc zal er wel wat hij komen, da! niet
pleit in het voordeel van het /uinigo
OmitiHu.
Die „OiomersrUiii»". waarover ik liet al
ine.-rmnlen liail^ /.e duel ine aldoor (leii-
ell :t11 (le heroe» de „l.ameie N liun-"
van Leiden, waar de onsterfelijko hutspot
gevonden werd is een historisdio
iiK-i kwa. rdiglieid. Ze werd in 1028 op ho-
el der Ugenieeiie Sinten opgeworpen Ier
he i licriuing van den doortocht naar
Friesland en de Groninger Ommelanden,
Herhaaldelijk vvu- .ai hel looneal van
ij-.rumoer, in:ilsidij| iu 1787, toen do
Zwolse10 burger.- baar bij verrassing in
namen en d gaii ehe inventaris - ge
schut en andere krijg-voorraad - in
irionlf meevoerden naar hun veste. Do
versterking had toen blijkbaar haar tijd
gehad, want er werd niet veel moer aan
gedaan totdat in 1818 de Maatschappij
van Weldadigheid er een bedelaar-kolonie
vau maakte. En als zoodanig is zij thans
ook weer sinds lang verdwenen. Slechts
voor terrcinkeuner. valt nog na te speu
ren hoe een en ander vroeger geweest is.
De Oinmer.selians had als kolonie twen
kerken: een l'rotestantsclie, thans in ge
bruik «als kelk van het It. O. G.. en een
RoomscUe, sindsdien afgebroken. De
beide pastoriëu zijn thans ambti-uaar:-. wo
ningen. Het kerkhof vau de Schans is
nog in wezen, doch buiten gebruik wat
doet denken aan hot Loidsclic kerkhof,
dal nog eenigo jaren een hinderpaal moet
blijven vormen voor de vorhreeding van
den weg tusschcn Hangbrug en Lange-
grachf.
AJO.
WERKZAAMHEDEN IN DEN
GROENTENTUIN.
De werkzaamheden in den groontenluin
zijn nu iu vollen gang, lioowel sommige
tuinen met veel vroege gewassen geheel
bezet zijn. Spinazie, sla, raapstelen, enij-
sln, radijs enz. zijn in volle glorie of
reeds afgeloopen; bloemkool is uitgeplant
en zomcrwoi telen, knolrapen en uien
staan boven den grond alsook -oiniuigo
winterwortels.
Al do vroege gowasson. zooal- .-pinazie,
sla eu wortelen kunnen nog eens gezaaid
worden om ceu opeenvolgenden oogst (0
hebben. Krijgen we echter spoedig warm
weer, dan schieten spinazie 011 sla spoe
dig iu het zaad. Ook zomer-andijvio kan
gezaaid worden: dit gewas gaat echter
ook spoedig schieten als 'I warm en
droog wordt, en dan vooral, als het
nieuw zaad is. il.w.z. zaad dal verleden
jcar gewonnen is. Dit zaad mag gerust
eenigo jaren oud zijn.
Ook <le meostd peulen en doperwten
slaan hoven den grond.
De late aai (hippelen kunnen »t
warden. Men bedenke «laarbij wel, dat
ln«t niet precies hetzelfde is, hoe ze in
•den grond bomen. De meeste.zji. u:y.l.«
pelpotev; maken het gat, waarin «I" aard
appel of poter komt veel te vast. Het g.«
volg kun zijn, dat d«' poter bij veel r "U
ia hot water komt to liggen.
Sommige mcn-elien bréngen 1 «•'#-!ijk
mol het polen mest iu het gat, 'I zij kunst»
'I zij naluurinest. Dit is eer na- dan vooi»
deolig; den grond heinesten cn bewerken
vóór 't poten is voldoende.
Gebruikt men kunstmest, wal voor
aardappelen uitstekend is, dan geve men
niet le veel stikstof, (chili, zwavel urn
ammoniak, kalksalpotor)maar tamelijk
veel kali (wat trouwen- al in den grond
liehoorl le zijn gebracht).
Met een spade het pootgat maken lijkt
ons een goede manier, als er dan maar
weer geen b.i'de stukken op de poter lui
men, die het 'regelrechte doordringen vau
de kiemen verhinderen. Men gebrtiiko vin
der gezonde poters (wat op liet oog niet
altijd vvi ir (u in-nien is, hier moet men op
don leveranamr kunnen vertrouwen) en
men moet niet vergelen, dat de aardap
pelziekte sporen iu den bodem achterlaat.
Dus vi lichtwisseling.
De winterkoolsoorten, krtnnou nu ge
zaaid worden, om later op het groote-
boonenlatid of 't vroege aardappelland to
worden uitgeplant
Hiermede bedoelen we de ronde kool,
witte kool, savoye koolsoorten, spruilkool,
late bloemkool enz. Met do hoc*rekool kan
men nog wel eenigo weken wachten.
Wilt men geen last hebben van de zoo
algemeen voorkomende made van do knul-
vlieg of het nog ergere knolyoet (een
zvvarnziekte), clan dient men lift zaadbod
goed toe te bereiden, liefst zonder naluur
inest. en men moot steeds, zoowel met do
zaadbedden a 1 met de va té standplaats,
vrlichtwisseling toepassen.
Houtascli on kalk op do bedden gebrui
ken schijnt wel te helpon en ook den
grond goed vast te houden, dm trappen
na het zaaien.
Verder hebben dc koolsoorten en a micro
planten van dezelfde familie (kruisblpe-
migen) veel last van nardv'.ooien, waar
tegen roet strooien aanbevelen wordt nu
waartegen ook vochtig houden van den
bovengrond helpt.
Zware, vochtige monden zijn, zooals
bekend, zeer geschikt voor kool. terwijl
een stevige bemesting aan to hevelen i-o
cvenal; leder, in Juli b.v., een overbe
mesting met tikslof (kalksalpetcr, chili,
enz. beer gier).
Briis.-clsch witlof en srhorscncercn,
Ivvee fijne groenten-oorteu. die men zel
den in particuliere tuintjes aantreft, kun
nen nu ook op de plaat op bodden ge
zaaid worden om ze later to dunnen, of
men kan ze dicht zaaien om zo later op
rijen uit le planton.
Brusselsch witlof houdt nogal van 1 "n
kloiachligen grond, die editor toch e.o-d
los mod zijn cn schorseneeron lubben
liever een voedzamen zandigon bodem
Ieder liefhebber zouden wo verder nog
aan willen raden, eens een proef te nemen
met tomaten voor een muur of schutting
buiten. In goede zomers geven ze achitto*