Derde Blad. Zaterdag 24 April 1926 GODS HEILIGHEID DE ONZE. II. Ik ken dus Gods plan mei mij. Rij wil, dat ik heilig word. ovenals Hij heilig is; daartoe heeft Hij alle menschen dus ook mij uitgekozen. Nu hangt alzoo van mijne heiligheid af de verheerlijking, die Hij van ons ver wacht; en eveneens de vreugden die wij door God eenmaal zullen genieten. Maar nu de groote vraag: Wat is hei ligheid? Om dat te begrijpen, moet ik me wenden tot de heiligheid zelve, en deze vind ik niet onder de menschen. maar alleen bij God; Hij is do heiligheid. De heiligheid is de goddelijke volmaakt heid, zooals die in den hemel gezien wordt. Toen Isaias en Joannes in den hemel schouwden tijdens hun aardsche leven, zagen zo niets anders dan Gods heiligheid, konden ze niets anders bezingen, dan Gods heiligheid; „Heilig, heilig, heilig is <Jo God der heerscharen, heel de aarde is vol van zijne glorio." Met woorden uitdrukken wat die hei ligheid isik kan het niet; menschelij- ke taal schiet te kort. Zoo blijkt weer miju menschelijke onbeholpenheid. Wij stamelon, als we het probeeren te zeggen: van Gods heiligheid is verre alles, wat maar onvolmaakt kan worden genoemd, ja, alles, wat niet God zelf is. Wij stamelen nog, als we zeggen, dat God het oneindig goed wil met volmaakten wil, terwijl Hijzelf dat oneindig goed is on er buiten Hem geen ander goed be staat; Hij is het absolute goecl; en heeft Hij lief, moet Hij liefhebben; en zoo bemint Hij Zijn eigen Wezen allervol maaktst. De hoogste liefde dus, waarbij aardsche liofdo niet in vergelijking kan komen, en de hoogste getrouwheid aan die liefde, zie daar Gods heiligheid, gestameld ih woor den dus onbeholpen. Gods wijsheid kan nu niets anders doen. dan alles richten op Gods eigen glorie, als l\et hoogste en volmaakstc doel. Dat dus is het voorbeeld en de bron tevens van alle heiligheid, dus ook van de mijne. Duizelt het u niet bij clezo gedachte? Duidelijk volgt echter nu. dat God niet anders kan willen, dan dat ook ieder schepsel, dat uit Zijn hand voortkomt, besta slechts voor Gods glorie en slechts handele overeenkomstig den wil van Gods liefde. liet is mij aldus klaar, dat mijn heilig heid des te verhevener zal zijn. naarmate mijn wil meer overeenkomt met dien van God, naarmate ik Hem meer aanhang met geheel mijn wezen;' maar dan is het mij ook duidelijk, dat dit niet anders te be ken is, dan door mij te onthechten aan bel aardsche: d.w.z. mij los te maken van alles, wat niet God is. Hiervan voel ik, aardsche mcnsch, de - zwaarte, want mijn menschheid trekt mij tot do gehechtheid aan het aardsche; maar wat doet dat er toe, als de waarheid mij voor oogen staat? Ik moet. God im mers wil het. Des to meer zal ik God aanhangen, naarmate ik Hem beter kén. God is één, maar God is drievuldig in personen, en de Drievuldigheid, Vader, Zoon en H. Geest, drie in één, zijn met elkander vereenigd in één Wezen, één Na tuur, wat niet anders is dan een openba -ring van Gods heiligheid, om wille van de nauwe aanhankelijkheid dor drie perso nen. God is Zichzelf genoeg en heeft Zijn vol maakte vrpugdo in Zichzelf; om gelukkig te ziju, heeft Hij geen enkel schepsel noo dig. Hij leeft voor Zich zelf en in Zich zelf een volkomen volmaakt leven van hei ligheid. Welnu, stoffelijke menscli. 'aan dat le ren wil God, dat ge deelachtig zult wor den, en daarom vraagt Hij van u, dat heilig zult ziju; Hij vraagt het van oen ieder, man of vrouw, jongen of meisje, ge huwd of niet, geletterd of ongeletterd, werkgever of werknemer, in welken staat of stand ook men zich bevindt. Onze heiligheid zal dan bestaan in onze aanhankelijkheid aan God, Dien we ken- wen en dus ook beminnen, niet als groo- ten Schepper en machtigen Vader, maar als een Wezen, dat zichzelf kent en be mint, en daarom bemind moet worden als een Wezen, dat de oppersto gelukza ligheid bezit en daarom onze liefde ver dient. Onze heiligheid zal zün onze vereeniging met God, onze deelname aan Ziju inwen- wig levên. Maar wat noemen wij leven? Maak een vergelijking: een steen leeft biet, een plant en een dier leven wél, ook een menscli leeft, en hooger dan een' dier ï»f een plant. Maar wat is dat leven in vergelijking met bet leven van God, die uit Zichzelf ibcstaat, onafhankelijk en Zichzelf genoeg; Die noodzakelijk bestaat en daarom ecu- M'g is, zonder begin en zonder einde? En tocb, aan dat leven wil God ons «eolachtig maken, dat leven wil Hij ons ft*on; en in de deelachtigheid aan dot „Thomas More". III. Margreel treedt weer binnen, de sterke, heldhaftige vrouw, die met haar vader Plato heeft bestudeerd en de witte glan sen van diens idealisme in baar ziel heeft opgevangen. More heeft haar ingeleid in de suprème geestessfeer, waarin steeds de cdelstcn der menschheid hebben geademd. Sen gesprek ontspint zich over More's communistisch ideaal. Hij heeft de illus- sio gekoesterd, dat een koning zijn ideaal zou overnemen en met zijn koningsmacht tot werkelijkheid doen worden. „Tot in zijn sterke lijf de sterke lusten, wulpscliheid, heerschzucht, gelddorst uitbraken en het teer gewas, wegvraten der beloften van zijn groene jeugd." Toen moest hij heengaan, ziju droom op geven, aan latere geslachten, ze overleve rend als kostbaar ideaal. „Lieflijke velden van Utopia, lachende huizen tusscben groene tuinen, lachende kindren die geen vrees kent, blinkende scharen van mannen en vrouwen, edel van leden en zuiver van ziel; eens zult go zijn! Ik weet het! Maar wanneer? Zwaar zullen de tijden zijn, die nu ko men. Het doel is gemist. De baan die voert naar 't geluk der menschheid ligt in duister. „Ik zie den zin van mijn eigen leven niet meer" klaagt More. De wil des ko- nings maakt hem tot martelaar. Zal uit het martelbloed de vrucht der liefde rij pen? Margreet zoekt naar zachte woorden van begrip en troost. More opent haar het droef verschiet. „Als de lente komt, zal zij ons niet meer dwalen zien, het avondrood in d'oogen, langs 't sliugerpad dat do rivier bezoomt, en huiswaarts keeren als de vogels zwijgen vol vredige gedachten, arm in arm. Wij zullen niet meer, onze hoofden samen aandachtig buigend over 'I oude boek, waaruit heiige schoonheid en wijsheid stijgen, voele' onze harten kloppen in een maatgang van eerbiedige vreugd. Wij zullen niet meer in do "ijle sfeeren der muziek samen omzweefd, werelden op zien deinen on weer vergaan Ik daal waar do lento gecu oogen heeft en alle zachte lach en stemmen zwijgen." „Arm kind" zegt Mare, „ik laat je al leen; maar handhaaf wat in T leven 't beste is, al gaat bet om hel leven zeil. Margreet begrijpt en belooft. Dan hoort men in de verte de stem van Meriy. die het prachtige lied zingt van „het eiland glanzend over den vloed". Maar den komt het noodlot, do bode, die Moro naar den Tower voert. Het derde bedrijf speelt zich af in den Tower en geeft een indruk van al de po gingen door vrienden en vijanden aange wend, om More van zijn onverzettelijk besluit terug te brengen. En eindelijk de bitterste beproeving: Margreet, gebroken door bel lange ver driet" nu More reeds een jaar gevangen zit, moegestreden het dappere hart, ver scheurd van zielsangst, roept in wanhoop: „morgen is do dag Laat ons niet zoo verloren achter, vader. Ik smeek u, doe den eed. More: Ook jij, Margreet nu breekt de laatste stal waarop ik leunde door midden Toch vindt More nog woorden van be grip on troost en zich verwijderd siueekl Margreet„Ycrgiffeuis". Nu is het verschrikkelijke voor Mure gekomen. Dat is niet de dood. niet de vor- iotiging vau hel aardsche leveu, want dit iicrblocit in hetero gewesten Maar vóór de dood .komt de eenzaamheid, de vervreemding van alle harten die vroeger begrepen en minden; het wegzinken van eiken moreelcn steun: de onlzellonde ver latenheid van alles wat leeft; hel angst aanjagend visioen van ondoordringbare duisternis tusscben dc grauwe celwumlcn Ier stilte. Ver weg en onbereikbaar zijn de stemmen en blikken der mt-nMion als op een andere wereld ergens Lu de onein dige regionen van den Cosmos. Hel leven dringt zich op als een zinnelooze leegte, waut zelfs God schijnt Zijn hand terug te hebben getrokken leven, bestaat onze heiligheid. Hoe inniger dus met God verbonden, des tc heiliger zijn wij. Het is mij niet mogelijk te begrijpen dat God zoo iets heeft kunnen doen, want ik kan geen enkele reden vinden, waarom het God aangenaam moest zijn, mij aldus te behandelen. Dat God het gedaan heeft is alleen een gevolg van Zijn liefde voor mij, een anden uitleg is er niet; maar dit is hot juist, wat mij zoo doet duizelen, dat die oneindig grooto en volmaakte Godheid. Die in Zich zelf absoluut volmaakt gelukkig is, mi Zijn liefde geeft en mij wil doen deelen in Zijn leven. Bad Christus niet bij het laatste Avond maal: O Vader, dat mijne leerlingen één zijn in ons, gelijk Gij en Ik één zijn, opdat zij in deze vereeniging het eindeloos ge not vinden van onze eigen gelukzaligheid ut habcat gaudium impletum in seme- tipsis. Zoo moet dus Gods heiligheid de onze worden, do onze zijn. Mijn God, wat sta ik nog ver er van af, en reeds is mijn leven over de helft. Toch wanhoop ik niet, want omdat Gij zelf mij geroepen hebt tot die hoogo hei ligheid, daarom zult Go mij ook ten allen tijde de middelen geven t»m die heiligheid te verwerven: te meer mag ik daar op ver trouwen, omdat Gij nu eenmaal wilt, dat ik als een heilige eenmaal in den hemel zal verheerlijken. Moge Gods wil tot heiligheid ook do mijne en de uwe zijn, dan pas is het goed en naar Gods verlangen. 3X. o». BRIEVEN VAN EEN j~ STEDELANDER „Kom nu, mijn laalslc vriend, kom dood, en maak dit kranke hart gezond Ik kan niel meer Miju vrienden zoeken mij te wringen in het enge keurs van hun par tijd' ge meening; zij wenden zich in wrevel van mij af omdat hun wil niet mijn kompas kan wezen. Voor do mijuen ben ik een steen geworden waaraan hun voel zich stoolMijn liefste kind hoort als een vreemd en onverstaan rumoeren het kloppen van mijn hart: Eenzaam liel d, ik zag ik u lang genaken: e e nz a a m h o i d en voor u sidderde mijn hart terug. Ge .zijt gekomen: onder uw looden hand krimpen mijn schouders en huivert miju hart. Zoovele grooten der menschheid bol ra den liet Gethsemané der eenzaamheid en stapielden do klacht: „Mijn ziel is be droefd tot den dood toe". Ze moesten de bitterste zielsbeproevin- gen van het purgatorium kouueu, alvo rens hun boofd zich hoog met het berus tende: „niet mijn wil. Uw wil!" More, de sterke, heeft behoefte aan de zwakke band der vrouw. „O, dat een vrouw nu komen mocht tot mij, die sinds lan^ van mijn gemoed alk- paden kende en trad tot de gronden van mijn hart. Maar hij weet, dat Alice Middleton na komen zal: een menschenlevon lang heeft zij hem niet begrepen; verder staat zij thans van hem af dan ooit. En de groot beid van ziel van Margreet ligt verplet terd onder den langen, langen druk van het lot. „Donker dreigende dood, die voor mij staat, bijl, (lien ik zie zweven boy,en mijn Jioofd het is dc vrees voor u niet die mij martelt maar dat. ik eenzaam sterf Lang, lang duurt deze foltering der eenzaamheid. Maar eindelijk komt do on zichtbare hand die heft en steunt en met het herboren Ievensidealisme dat eens in de verre toekomst zijn droom en daad zal worden begrepen door een andere menschheid gaat hij getroost en van hei lige gedachten vervuld, den dood lege- moet. In hel vierde bedrijf wordt ons (lan In gesprekvorm medegedeeld het laatste ver hoor van More, zijn veroordeel in g en do droeve tocht naar het schavot. Margreet weet door het cordon der wachten been te breken en werpt zich aan haar vaders borst. Een roerend oogenblik, dat nu ook Margreet met volle berusting weer het lot doet dragen. More sterft als een heilige, zonder wrok of verwijt. Alleen bet slot van bet werk, waarin de trouwe nar Margreet liet hoofd van haar vader brengt, kan ons niet bevredigen. Dit lijkt ons eer luguber dan mcnsohelijk. Hoe heeft Mevr. Roland Holst dat zoo kunnen voorstellen! Ik zou het me kunnen begrijpen van een schellinkjes-dichter, niet van haar. Het is een grooto kunst hot rauwe te subliraceren tot tecderlieid. Maar dit is ten slotte een opmerking die aan don hoofdinhoud van hot drama niets af of toe doet. We hebben hier in hoofd zaak te letten op-de eenzame die den een zame begrijpt en over de eeuwen heen haar hand reikt aan den martelaar, als wilde zij door 't zelfde leed verplet, mot den vnrmen adem van haar begrijpend mode- 'toogen en nog veel meer door bet samen loon vloeien van haar zielsmclodieön met ile zijne „de zachtgeoogde vriend (lor verre tijden" zijn, die God hem zond opdat hij niet met een hongerklagen in 't hart zou scheiden van do lichte aarde. Rome, de zetel van die grooto wereld instelling de Roomscho Kerk. Daar mocht men, na wat de jonge Ranke zoo geestdriftig over de bcteckenis der overrijkc Vaticaan sche archieven had" getuigd, ceil u n i v e r s e e I o n kijk verwachten op onze histo rie. Daar had men zich niet te pantseren tegen een eenzijdigen Russischen, Pruisi- schèn, Franschen, Engelsehen kijk op wat hier to lande gebeurde maar mocht men verwachten een inzicht .,sub specie mund i". Do nationale iostituten in dc „Citta oterna" vinden hun middelpunt in do welbewolkte bijcenkorvcn van de Vati- caansche bibliotheek en het Vaticaansche archief, door Leo XIT wijd geopend voor ieder wetenschappelijk werker. Prof. dr. P. J. Blok. hoogleoraar te Leiden in zijn Afscheidsrede. De ziel, die geen vastgevcstigd doel heeft, verstrooit en verliest zich; nergens zijn is hetzelfde als overal zijn. Montaigne. Stel u voor, dal ge met oen spoorkaartje oor Leiden tc Rijswijk uit deu trein wordt :eloodst met de boodschap: Hier is hot! Ongelooflijk, nietwaar? En toch vergaat het u ongeveer zoo als ge met een biljet voor Dedemsvaart dit dorp denkt te bereiken. „Dedemsvaart staal ergens op een stationnetje en tapt vroolijk uit, maar het dorp ligt... minstens nog even ver weg naar l Oosten als Rij-wijk van Leiden. Dat 's nog wat anders dan de afstand his.-chon Voorschoten, Lissc en Hillegom i-ii de daarbij behporendc stations Ik zal daar nooit meer over klagen! Gelukkig brengt een stoomtraminelje, langs de Dedemsvaart loopend, welwil lend de verdere verbinding tot stand, wat ook geschiedt door een autobus, welke door dc stoomlrammaatsehappU wordt geëxploiteerd. Dit laatste is wel goed gezien, vooral wijl de tramdirectie van deze gelegenheid gebruik heeft kunnen maken om het aan tal trams te verminderen. Zij zal wel zoo wat geweten hebben op welke uren het aantal trampasagiers best in een bus kon en zoo waschte zij met haar eeno hand de andere* schoon, tevens concurrenten den pas afsnijdend. We zijn hier waarlijk zoo achterlijk nog niet. Dat trammetje is erg gemoedelijk. Ik wed, dat dc conducteur met genoegen even stopt als je hoed is afgewaaid, terwijl geen der modepassagiers daar boos om zal kij ken. Men hoeft hier den tijd. Midden tusscben „Dedemsvaart S.S." en het werkelijke Dedemsvaart ligt Balk brug, waar de weg van Mcppel naar Om men de Dc-deins vaart snijdt, waardoor een viersprong ontstond, welke in beteekenis het oude dorpje Avereest dat wear f> K.M. verder ligt, maar niet aan den Stoomtram overvleugelde. Die Balkln-ug is een ijzeren druni-ge- vaarl, dus geheel balkloos; ze ontleent baar naam aan liet b it. (Lit daar voor heen een balk op den bodem der vaart lag, waartegen de vaartuigen, meest turf schepen, stuitten als zij te diep geladen waren. Er moest dan zooveel van de li Ring gelost worden tot zij over de hinder nis konden heenglijden, welke maatregel nood ig was wegens de ondiepte van do De demsvaart verderop. .Sinds deze vaart uitgediept verdween do balk, maar do naam der brug bewaart de heugenis ei aan. Wie zoo'n balkbeweging ouderwetse! mocht vindon ga eens zien naar dc Wagon- In-ug in Den Haag. waar oen ijzeren stel lage boven water schepen tegenhoudt, wel ke te hoog voor do brug zijn. Die stellage van den jongkien tijd, maar de balk hier is-al lang verdwenen. Van achterlijk ge sproken! De gemeente Avereest (Balkbrug en De demsvaart omvattend) i.s zeer uitgestrekt, wat o.m. ten gevolge heeft, dat (lank zij de vele onderhoudskosten on de betrekke lijk geringe bevolking de belastingen hier minstens oven hoog zijn als te Lei den, zoo niet hooger. Dit moge do bcwo nors der Sleutelstad vast lot berusting stemmen Op fi minuten afstands van do Balk brug ligt (1e grens tusscben Avereest Ommen en spoedig is men (lan bij de voor malige „Ommorst hans", voorheen toen het nog een landlooperakolonie w ook wel ,,'s Lands krententuin" geheelcn. Toon in 't begin dezer eeuw de Omine schans als verbanningsoord voor ongo- wenschte elementen werd opgchoven, I men getracht er een cavallerie-kazerne te maken; dc doorvoering van dit pleyu stuitte nadat vele verbouw ingskoston waren gemaakt 'af op dc onbruikbaar beid van het drinkwater, inzonderheid voor de paarden. Zoo zegt meu ten minst» Nu is het waar, dat hel pompwatc bier zeer onsmakelijk bruin ziet, zoodat men liet Rijksopvoedingsgesticht, hetwelk dc „Ornmerschans" binnen dc- grenzen van zijn uitgestrekt gebied heeft, van een eigen water installatie heeft voorzien, waai Int bodemwater behoorlijk gefilterd wordt. Ook bestaan er sinds jaar en dag plannen om een waterleiding voor dit deel van Overijssel aan te loggen, maar de meeste gemeenteraden voelen er niet veel voor om in do kosten bij te dragen zoodat het hij de plannen blijft. Men is hier aan dat bruine water gewoon en de magen staan er blijkbaar naar! Die „Ornmerschans", waar men nu do bouwhoeve en de zuivclhoovo van het R. O. G, vindt, heeft een prachtige natuur: bosch- en waterpartijen. Trouwens, heel do omtrek is hier voor natuurliefhebbers do moeite waard, wat men 's zomers aan de talrijke logo's merken kan. 's Winters blijven zo liever weg. De kerk van het R. O. G., halverwege tusscben het gesticht en „de Schans" aan den rnooien straatweg gelegen, is nog dto van de voormalige kolonie, liet is oen vriendelijk bedehuis „a double usage": voor Roomsehen en Protestanten. Aan do eeno korte zijde staat het altaar met pre dikstoel, aan den tegenovergcstolden kant de protestantsehe kansel; naar gelang van den dienst, welke gehouden wordt, wordt een dier zijdon door een gordijn aan 't oog onttrokken. Het orgel mot kleine koorruimte staat in 't midden van een (lei- lange wanden en kan dus voor beide gods dienstoefeningen dienen. Do bewoners van de buurt -hap Balk brug grootendeels een ambtenaarskolo nie kunnen ook van de gestichtskerk gebruik maken, wat speciaal voor do ka tholieken e*n groote uitkomst is, want do naastbijzijnde Roomsche kerk. die van Dedemsvaart, ligt op een afstand van 20 minuten fietsen. De protestanten kunnen óf naar Avereest gaan een half uurtje loopen of „aan de Balk" de Gerefor meerde kerk bezoeken. De Kath. vinden hier ook geen school voor hun kinderen hun aantal is te gering dio daarom óf naar Dedemsvaart moeten óf naar kost scholen. Wel bestaan hier een openbare on oon Chrlstelüko school, hetgeon aan" toont, dat dc bevolking dor buurtschap overwegend nie-l-katholiek is. De l«eirekke- lijk weinige Room se hen zijn nog meest ainbtonnron of beambten va* lie; R. O. G. Dit geslicht, „Veldzicht" gehe*len, be- t ongevoer 260 verploogden, verdeeld over tweo gehouwen: de vakafdeeling en do laudbouwafdeoling. Begrijpelijkerwijze is daarvoor een groot aantal ambtenaren n beambten noodig, meerendeel» gohuis- t in Rijkswoningen. Schrik maar niet, belastingbetalers: dio woningen brengen allemaal oen behoorlijke huur op. zoodat het erin gestoken kapitaal waarschijnlijk meer rente oplevert dan dat, hetwelk ingo- ilgc de Woningwet aan zoo tallooze wo- ningbouwvereonigingeu ten koste is gelo-d. Maar nu kom ik op een terrein, dat hoelemaal buiten m'n Stedelandersblik valt. AJO. GAAT TOT HEM! Naar Pierre l'E r m i t e. Ter eere van 't mooie weer gestoken in een nieuwen demie-saison. die hem onbe rispelijk kleedde, zijn groene da9 keurig gestrikt door do hand eijuer vrouw, lich telijk geparfumeerd, daalde togen acht uur mijnheer Guilhem do trap af van zijn flat. Heel langzaam slechts, want een nare drukknoop, die van zijn rechterhand- schoon wilde nooit dan na grooto moeite sluiten, en als mijnheer Guilhem op 't por taal is aangeland bemerkt hü daar zijp buurman van 't tweede flat. mijnheer Mirtey, dio blijkbaar op iemand staat te wachten. Op iemand?.Misschien wel op hom!.. Waarschijnlijk zelfswant bijna P-do en dag loopen do beido mannen samen do Avenue af, voeren een kort gesprek als zakenmensehen die geen tijd hebben te verliezen; dan op Ponla Alma schorl n zij zich: M. Guilhem begeeft zich naar zijn bank en M Mirtey naar 'l ministerie van Biiinenlandsc-he Zaken, waar hü refcren- daris is. Goeden morgen, buurman!.... Goeden morgen!.... Gaan we weer samen?.... Neon, vandaag niet, ik wacht het bezoek van c-en dor kapelaans uit do pa rochie. Een priester!.... Ja. Is uw vader dan erger? Integendeel hij gaat gelukkig voel beter. Maar hoe dan?.... Daar hij vooreerst uog wel niet al mogen uitgaan, hoeft hü besloten heden morgen zyn Paschon to houden. Zün Paschon 1 M. Guilhem deed dien uitroep met zulk een uitdrukking van verwondering, dat M. Mirtey niet kon nalaten even to glim lachen. Dat spreekt toch van zelf. Ja, dal weet ik niet,... aan dia dingen bon ik zoo niet gewend.. Oh neon. dat werkt op me in. Plotseling onderbreekt M. Mirloy 't ge sprek met een beweging: Pardon... daar komt do kapelaan aan En werkelijk, (laar kwam een priester naar boven: Schijnbaar onderscheidde hom nh la van eon anderen priester; maar als meu bom me! aandacht gade sloeg, bomer:;!® men dat er groote ingetogenheid over hein lag. Hij beantwoordde don groet niel tan zyn gastheer die hem, met den hoed in do hand voorging op dqp trap. Curious!.... mompelde M. Guilh m, ik zou bijna lust krijgen om de uitnoodi- ging aan te nemen.... Dal moet toch wel een vreemd schouwspel zün! Neen!.. Jul. Na een oogenblik van aarzeling, doch als 't ware er heen gedreven, gaat ook Je bankier mee terug naar boven. de deur van 1 flat staal opsil Overal bloemen en mooie voorja&raplanten le vijf kinderen, drie jongens en twee s- jes, de nog jonge moeder de grootmama, do beide dienstboden wachten geknh- i aan weerszijden van den g ing: dan staan ze op on volgen den priester. M. Guilhem voegt zich hü hom, d.iur treedt ook lig de kamer van den grootva der binnen. Maar het is slechts met moeite dat hij (leze herkont, zoo heeft ze heelemaal -en feestelijk aanzien gekregen. Ilooge i op de vensterbanken, allo kaarsen aange stoken; grootpapa's >chrijfbureau hei. - pen in eon heel wit altaar, waarop ia morgenzon de bloemen warmer doet lin ten. Want alles stoat vol bloemen. .R-ts i.s or mooi genoeg geweest voor Onzen hieven Heer. Dit intieme milieu uit do XXo eouw is als 'n herleving van den Palm-Zondag; en in Bethanië hebben ongetwijfeld Maria en Martha op dergelijke wijze de komst van den Heer afgewacht, met bloemen in de bandon.... Tegenover het altaar ligt de grootpapa, keurig geschoren, er zeer gelukkig uit ziende fn liet witte bed. waarover zijn kleindochtertje een conununiedwaal sprei- de, door haar zelf geborduurd. Dc priester op zijn gemak in dit gezin, w ui rin li ij zich thuis voelde, officieert met groote kalmte, -en van do jongens antwoordt in 'l Latijn op do liturgischs gebeden En al hij Ons Heer opheft bo ven liet kleine gouden kelkje, valt er een fijne lijn van zonlicht op do blftnko Hoslio als om Hem le verheerlijken "u krijgt men den indruk, dat er op ill die ZOO de voot gebogen hoofden een zegen neerdaalt, zeer intiem, zeer innig, de zogen van den Vriend der vrienden Eo.ee Agnus Dei!.... Hei is afgeloopan; iedereen -laat op om grootpapa den tijd to gunnen zijn groots en zijn kleine lielangon aan don Lieve» Heer aan to bevelen. Men gaat hc-in zijn thee klaarmaken lekker warm voor atrake ala hij schellen zal..—

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9