Derde Blad.
Zaterdag 24 April 1926
GODS HEILIGHEID DE ONZE.
II.
Ik ken dus Gods plan mei mij.
Rij wil, dat ik heilig word. ovenals Hij
heilig is; daartoe heeft Hij alle menschen
dus ook mij uitgekozen.
Nu hangt alzoo van mijne heiligheid
af de verheerlijking, die Hij van ons ver
wacht; en eveneens de vreugden die wij
door God eenmaal zullen genieten.
Maar nu de groote vraag: Wat is hei
ligheid?
Om dat te begrijpen, moet ik me wenden
tot de heiligheid zelve, en deze vind ik
niet onder de menschen. maar alleen bij
God; Hij is do heiligheid.
De heiligheid is de goddelijke volmaakt
heid, zooals die in den hemel gezien
wordt.
Toen Isaias en Joannes in den hemel
schouwden tijdens hun aardsche leven,
zagen zo niets anders dan Gods heiligheid,
konden ze niets anders bezingen, dan
Gods heiligheid; „Heilig, heilig, heilig is
<Jo God der heerscharen, heel de aarde is
vol van zijne glorio."
Met woorden uitdrukken wat die hei
ligheid isik kan het niet; menschelij-
ke taal schiet te kort. Zoo blijkt weer miju
menschelijke onbeholpenheid.
Wij stamelon, als we het probeeren
te zeggen: van Gods heiligheid is verre
alles, wat maar onvolmaakt kan worden
genoemd, ja, alles, wat niet God zelf is.
Wij stamelen nog, als we zeggen, dat
God het oneindig goed wil met volmaakten
wil, terwijl Hijzelf dat oneindig goed is
on er buiten Hem geen ander goed be
staat; Hij is het absolute goecl; en
heeft Hij lief, moet Hij liefhebben; en zoo
bemint Hij Zijn eigen Wezen allervol
maaktst.
De hoogste liefde dus, waarbij aardsche
liofdo niet in vergelijking kan komen, en
de hoogste getrouwheid aan die liefde, zie
daar Gods heiligheid, gestameld ih woor
den dus onbeholpen.
Gods wijsheid kan nu niets anders doen.
dan alles richten op Gods eigen glorie, als
l\et hoogste en volmaakstc doel.
Dat dus is het voorbeeld en de bron
tevens van alle heiligheid, dus ook van de
mijne.
Duizelt het u niet bij clezo gedachte?
Duidelijk volgt echter nu. dat God niet
anders kan willen, dan dat ook ieder
schepsel, dat uit Zijn hand voortkomt,
besta slechts voor Gods glorie en slechts
handele overeenkomstig den wil van Gods
liefde.
liet is mij aldus klaar, dat mijn heilig
heid des te verhevener zal zijn. naarmate
mijn wil meer overeenkomt met dien van
God, naarmate ik Hem meer aanhang met
geheel mijn wezen;' maar dan is het mij
ook duidelijk, dat dit niet anders te be
ken is, dan door mij te onthechten aan
bel aardsche: d.w.z. mij los te maken van
alles, wat niet God is.
Hiervan voel ik, aardsche mcnsch, de
- zwaarte, want mijn menschheid trekt mij
tot do gehechtheid aan het aardsche;
maar wat doet dat er toe, als de waarheid
mij voor oogen staat? Ik moet. God im
mers wil het.
Des to meer zal ik God aanhangen,
naarmate ik Hem beter kén.
God is één, maar God is drievuldig in
personen, en de Drievuldigheid, Vader,
Zoon en H. Geest, drie in één, zijn met
elkander vereenigd in één Wezen, één Na
tuur, wat niet anders is dan een openba
-ring van Gods heiligheid, om wille van de
nauwe aanhankelijkheid dor drie perso
nen.
God is Zichzelf genoeg en heeft Zijn vol
maakte vrpugdo in Zichzelf; om gelukkig
te ziju, heeft Hij geen enkel schepsel noo
dig. Hij leeft voor Zich zelf en in Zich
zelf een volkomen volmaakt leven van hei
ligheid.
Welnu, stoffelijke menscli. 'aan dat le
ren wil God, dat ge deelachtig zult wor
den, en daarom vraagt Hij van u, dat
heilig zult ziju; Hij vraagt het van oen
ieder, man of vrouw, jongen of meisje, ge
huwd of niet, geletterd of ongeletterd,
werkgever of werknemer, in welken staat
of stand ook men zich bevindt.
Onze heiligheid zal dan bestaan in onze
aanhankelijkheid aan God, Dien we ken-
wen en dus ook beminnen, niet als groo-
ten Schepper en machtigen Vader, maar
als een Wezen, dat zichzelf kent en be
mint, en daarom bemind moet worden
als een Wezen, dat de oppersto gelukza
ligheid bezit en daarom onze liefde ver
dient.
Onze heiligheid zal zün onze vereeniging
met God, onze deelname aan Ziju inwen-
wig levên.
Maar wat noemen wij leven?
Maak een vergelijking: een steen leeft
biet, een plant en een dier leven wél, ook
een menscli leeft, en hooger dan een' dier
ï»f een plant.
Maar wat is dat leven in vergelijking
met bet leven van God, die uit Zichzelf
ibcstaat, onafhankelijk en Zichzelf genoeg;
Die noodzakelijk bestaat en daarom ecu-
M'g is, zonder begin en zonder einde?
En tocb, aan dat leven wil God ons
«eolachtig maken, dat leven wil Hij ons
ft*on; en in de deelachtigheid aan dot
„Thomas More".
III.
Margreel treedt weer binnen, de sterke,
heldhaftige vrouw, die met haar vader
Plato heeft bestudeerd en de witte glan
sen van diens idealisme in baar ziel heeft
opgevangen.
More heeft haar ingeleid in de suprème
geestessfeer, waarin steeds de cdelstcn
der menschheid hebben geademd.
Sen gesprek ontspint zich over More's
communistisch ideaal. Hij heeft de illus-
sio gekoesterd, dat een koning zijn ideaal
zou overnemen en met zijn koningsmacht
tot werkelijkheid doen worden.
„Tot in zijn sterke lijf de sterke lusten,
wulpscliheid, heerschzucht, gelddorst
uitbraken en het teer gewas, wegvraten
der beloften van zijn groene jeugd."
Toen moest hij heengaan, ziju droom op
geven, aan latere geslachten, ze overleve
rend als kostbaar ideaal.
„Lieflijke velden van Utopia,
lachende huizen tusscben groene tuinen,
lachende kindren die geen vrees kent,
blinkende scharen van mannen en
vrouwen,
edel van leden en zuiver van ziel;
eens zult go zijn! Ik weet het! Maar
wanneer?
Zwaar zullen de tijden zijn, die nu ko
men. Het doel is gemist. De baan die voert
naar 't geluk der menschheid ligt in
duister.
„Ik zie den zin van mijn eigen leven
niet meer" klaagt More. De wil des ko-
nings maakt hem tot martelaar. Zal uit
het martelbloed de vrucht der liefde rij
pen?
Margreet zoekt naar zachte woorden
van begrip en troost.
More opent haar het droef verschiet.
„Als de lente komt, zal zij ons niet
meer dwalen zien, het avondrood in
d'oogen,
langs 't sliugerpad dat do rivier
bezoomt,
en huiswaarts keeren als de vogels
zwijgen
vol vredige gedachten, arm in arm.
Wij zullen niet meer, onze hoofden
samen
aandachtig buigend over 'I oude boek,
waaruit heiige schoonheid en wijsheid
stijgen,
voele' onze harten kloppen in een
maatgang
van eerbiedige vreugd. Wij zullen niet
meer in do "ijle sfeeren der muziek
samen omzweefd, werelden op zien
deinen
on weer vergaan
Ik daal waar do lento gecu oogen heeft
en alle zachte lach en stemmen zwijgen."
„Arm kind" zegt Mare, „ik laat je al
leen; maar handhaaf wat in T leven 't
beste is, al gaat bet om hel leven zeil.
Margreet begrijpt en belooft. Dan hoort
men in de verte de stem van Meriy. die
het prachtige lied zingt van „het eiland
glanzend over den vloed".
Maar den komt het noodlot, do bode, die
Moro naar den Tower voert.
Het derde bedrijf speelt zich af in den
Tower en geeft een indruk van al de po
gingen door vrienden en vijanden aange
wend, om More van zijn onverzettelijk
besluit terug te brengen. En eindelijk de
bitterste beproeving:
Margreet, gebroken door bel lange ver
driet" nu More reeds een jaar gevangen
zit, moegestreden het dappere hart, ver
scheurd van zielsangst, roept in wanhoop:
„morgen is do dag
Laat ons niet zoo verloren achter,
vader.
Ik smeek u, doe den eed.
More:
Ook jij, Margreet
nu breekt de laatste stal waarop ik
leunde
door midden
Toch vindt More nog woorden van be
grip on troost en zich verwijderd siueekl
Margreet„Ycrgiffeuis".
Nu is het verschrikkelijke voor Mure
gekomen. Dat is niet de dood. niet de vor-
iotiging vau hel aardsche leveu, want
dit iicrblocit in hetero gewesten Maar
vóór de dood .komt de eenzaamheid, de
vervreemding van alle harten die vroeger
begrepen en minden; het wegzinken van
eiken moreelcn steun: de onlzellonde ver
latenheid van alles wat leeft; hel angst
aanjagend visioen van ondoordringbare
duisternis tusscben dc grauwe celwumlcn
Ier stilte. Ver weg en onbereikbaar zijn de
stemmen en blikken der mt-nMion als op
een andere wereld ergens Lu de onein
dige regionen van den Cosmos. Hel leven
dringt zich op als een zinnelooze leegte,
waut zelfs God schijnt Zijn hand terug te
hebben getrokken
leven, bestaat onze heiligheid. Hoe inniger
dus met God verbonden, des tc heiliger
zijn wij.
Het is mij niet mogelijk te begrijpen
dat God zoo iets heeft kunnen doen, want
ik kan geen enkele reden vinden, waarom
het God aangenaam moest zijn, mij aldus
te behandelen.
Dat God het gedaan heeft is alleen een
gevolg van Zijn liefde voor mij, een anden
uitleg is er niet; maar dit is hot juist, wat
mij zoo doet duizelen, dat die oneindig
grooto en volmaakte Godheid. Die in Zich
zelf absoluut volmaakt gelukkig is, mi
Zijn liefde geeft en mij wil doen deelen in
Zijn leven.
Bad Christus niet bij het laatste Avond
maal: O Vader, dat mijne leerlingen één
zijn in ons, gelijk Gij en Ik één zijn, opdat
zij in deze vereeniging het eindeloos ge
not vinden van onze eigen gelukzaligheid
ut habcat gaudium impletum in seme-
tipsis.
Zoo moet dus Gods heiligheid de onze
worden, do onze zijn.
Mijn God, wat sta ik nog ver er van af,
en reeds is mijn leven over de helft.
Toch wanhoop ik niet, want omdat Gij
zelf mij geroepen hebt tot die hoogo hei
ligheid, daarom zult Go mij ook ten allen
tijde de middelen geven t»m die heiligheid
te verwerven: te meer mag ik daar op ver
trouwen, omdat Gij nu eenmaal wilt, dat
ik als een heilige eenmaal in den hemel
zal verheerlijken.
Moge Gods wil tot heiligheid ook do
mijne en de uwe zijn, dan pas is het goed
en naar Gods verlangen.
3X. o».
BRIEVEN VAN EEN j~
STEDELANDER
„Kom nu, mijn laalslc vriend,
kom dood, en maak dit kranke hart
gezond
Ik kan niel meer
Miju vrienden zoeken mij te wringen in
het enge keurs van hun par tijd'
ge meening;
zij wenden zich in wrevel van mij af
omdat hun wil niet mijn kompas kan
wezen.
Voor do mijuen ben ik een steen
geworden
waaraan hun voel zich stoolMijn
liefste kind
hoort als een vreemd en onverstaan
rumoeren
het kloppen van mijn hart:
Eenzaam liel d,
ik zag ik u lang genaken:
e e nz a a m h o i d
en voor u sidderde mijn hart terug.
Ge .zijt gekomen: onder uw looden hand
krimpen mijn schouders en huivert
miju hart.
Zoovele grooten der menschheid bol ra
den liet Gethsemané der eenzaamheid en
stapielden do klacht: „Mijn ziel is be
droefd tot den dood toe".
Ze moesten de bitterste zielsbeproevin-
gen van het purgatorium kouueu, alvo
rens hun boofd zich hoog met het berus
tende: „niet mijn wil. Uw wil!"
More, de sterke, heeft behoefte aan de
zwakke band der vrouw.
„O, dat een vrouw nu komen mocht
tot mij,
die sinds lan^ van mijn gemoed alk-
paden
kende en trad tot de gronden van
mijn hart.
Maar hij weet, dat Alice Middleton na
komen zal: een menschenlevon lang heeft
zij hem niet begrepen; verder staat zij
thans van hem af dan ooit. En de groot
beid van ziel van Margreet ligt verplet
terd onder den langen, langen druk van
het lot.
„Donker dreigende dood, die voor mij
staat,
bijl, (lien ik zie zweven boy,en mijn
Jioofd
het is dc vrees voor u niet die mij
martelt
maar dat. ik eenzaam sterf
Lang, lang duurt deze foltering der
eenzaamheid. Maar eindelijk komt do on
zichtbare hand die heft en steunt en met
het herboren Ievensidealisme dat eens in
de verre toekomst zijn droom en daad
zal worden begrepen door een andere
menschheid gaat hij getroost en van hei
lige gedachten vervuld, den dood lege-
moet.
In hel vierde bedrijf wordt ons (lan In
gesprekvorm medegedeeld het laatste ver
hoor van More, zijn veroordeel in g en do
droeve tocht naar het schavot. Margreet
weet door het cordon der wachten been te
breken en werpt zich aan haar vaders
borst. Een roerend oogenblik, dat nu ook
Margreet met volle berusting weer het lot
doet dragen.
More sterft als een heilige, zonder wrok
of verwijt.
Alleen bet slot van bet werk, waarin de
trouwe nar Margreet liet hoofd van haar
vader brengt, kan ons niet bevredigen.
Dit lijkt ons eer luguber dan mcnsohelijk.
Hoe heeft Mevr. Roland Holst dat zoo
kunnen voorstellen! Ik zou het me kunnen
begrijpen van een schellinkjes-dichter,
niet van haar. Het is een grooto kunst hot
rauwe te subliraceren tot tecderlieid.
Maar dit is ten slotte een opmerking die
aan don hoofdinhoud van hot drama niets
af of toe doet. We hebben hier in hoofd
zaak te letten op-de eenzame die den een
zame begrijpt en over de eeuwen heen haar
hand reikt aan den martelaar, als wilde
zij door 't zelfde leed verplet, mot den
vnrmen adem van haar begrijpend mode-
'toogen en nog veel meer door bet samen
loon vloeien van haar zielsmclodieön met
ile zijne „de zachtgeoogde vriend (lor verre
tijden" zijn, die God hem zond opdat hij
niet met een hongerklagen in 't hart zou
scheiden van do lichte aarde.
Rome, de zetel van die grooto wereld
instelling de Roomscho Kerk. Daar mocht
men, na wat de jonge Ranke zoo geestdriftig
over de bcteckenis der overrijkc Vaticaan
sche archieven had" getuigd, ceil u n i v e r
s e e I o n kijk verwachten op onze histo
rie. Daar had men zich niet te pantseren
tegen een eenzijdigen Russischen, Pruisi-
schèn, Franschen, Engelsehen kijk op wat
hier to lande gebeurde maar mocht men
verwachten een inzicht .,sub specie
mund i".
Do nationale iostituten in dc „Citta
oterna" vinden hun middelpunt in do
welbewolkte bijcenkorvcn van de Vati-
caansche bibliotheek en het Vaticaansche
archief, door Leo XIT wijd geopend voor
ieder wetenschappelijk werker.
Prof. dr. P. J. Blok. hoogleoraar
te Leiden in zijn Afscheidsrede.
De ziel, die geen vastgevcstigd doel
heeft, verstrooit en verliest zich; nergens
zijn is hetzelfde als overal zijn.
Montaigne.
Stel u voor, dal ge met oen spoorkaartje
oor Leiden tc Rijswijk uit deu trein wordt
:eloodst met de boodschap: Hier is hot!
Ongelooflijk, nietwaar?
En toch vergaat het u ongeveer zoo als
ge met een biljet voor Dedemsvaart dit
dorp denkt te bereiken. „Dedemsvaart
staal ergens op een stationnetje en
tapt vroolijk uit, maar het dorp
ligt... minstens nog even ver weg naar
l Oosten als Rij-wijk van Leiden.
Dat 's nog wat anders dan de afstand
his.-chon Voorschoten, Lissc en Hillegom
i-ii de daarbij behporendc stations Ik zal
daar nooit meer over klagen!
Gelukkig brengt een stoomtraminelje,
langs de Dedemsvaart loopend, welwil
lend de verdere verbinding tot stand, wat
ook geschiedt door een autobus, welke
door dc stoomlrammaatsehappU wordt
geëxploiteerd.
Dit laatste is wel goed gezien, vooral
wijl de tramdirectie van deze gelegenheid
gebruik heeft kunnen maken om het aan
tal trams te verminderen. Zij zal wel zoo
wat geweten hebben op welke uren het
aantal trampasagiers best in een bus kon
en zoo waschte zij met haar eeno hand de
andere* schoon, tevens concurrenten den
pas afsnijdend.
We zijn hier waarlijk zoo achterlijk nog
niet.
Dat trammetje is erg gemoedelijk. Ik
wed, dat dc conducteur met genoegen even
stopt als je hoed is afgewaaid, terwijl geen
der modepassagiers daar boos om zal kij
ken. Men hoeft hier den tijd.
Midden tusscben „Dedemsvaart S.S."
en het werkelijke Dedemsvaart ligt Balk
brug, waar de weg van Mcppel naar Om
men de Dc-deins vaart snijdt, waardoor een
viersprong ontstond, welke in beteekenis
het oude dorpje Avereest dat wear f>
K.M. verder ligt, maar niet aan den
Stoomtram overvleugelde.
Die Balkln-ug is een ijzeren druni-ge-
vaarl, dus geheel balkloos; ze ontleent
baar naam aan liet b it. (Lit daar voor
heen een balk op den bodem der vaart
lag, waartegen de vaartuigen, meest turf
schepen, stuitten als zij te diep geladen
waren. Er moest dan zooveel van de li
Ring gelost worden tot zij over de hinder
nis konden heenglijden, welke maatregel
nood ig was wegens de ondiepte van do De
demsvaart verderop. .Sinds deze vaart
uitgediept verdween do balk, maar do
naam der brug bewaart de heugenis ei
aan.
Wie zoo'n balkbeweging ouderwetse!
mocht vindon ga eens zien naar dc Wagon-
In-ug in Den Haag. waar oen ijzeren stel
lage boven water schepen tegenhoudt, wel
ke te hoog voor do brug zijn. Die stellage
van den jongkien tijd, maar de balk hier
is-al lang verdwenen. Van achterlijk ge
sproken!
De gemeente Avereest (Balkbrug en De
demsvaart omvattend) i.s zeer uitgestrekt,
wat o.m. ten gevolge heeft, dat (lank zij
de vele onderhoudskosten on de betrekke
lijk geringe bevolking de belastingen
hier minstens oven hoog zijn als te Lei
den, zoo niet hooger. Dit moge do bcwo
nors der Sleutelstad vast lot berusting
stemmen
Op fi minuten afstands van do Balk
brug ligt (1e grens tusscben Avereest
Ommen en spoedig is men (lan bij de voor
malige „Ommorst hans", voorheen toen
het nog een landlooperakolonie w
ook wel ,,'s Lands krententuin" geheelcn.
Toon in 't begin dezer eeuw de Omine
schans als verbanningsoord voor ongo-
wenschte elementen werd opgchoven, I
men getracht er een cavallerie-kazerne
te maken; dc doorvoering van dit pleyu
stuitte nadat vele verbouw ingskoston
waren gemaakt 'af op dc onbruikbaar
beid van het drinkwater, inzonderheid
voor de paarden. Zoo zegt meu ten minst»
Nu is het waar, dat hel pompwatc
bier zeer onsmakelijk bruin ziet, zoodat
men liet Rijksopvoedingsgesticht, hetwelk
dc „Ornmerschans" binnen dc- grenzen van
zijn uitgestrekt gebied heeft, van een eigen
water installatie heeft voorzien, waai Int
bodemwater behoorlijk gefilterd wordt.
Ook bestaan er sinds jaar en dag plannen
om een waterleiding voor dit deel van
Overijssel aan te loggen, maar de meeste
gemeenteraden voelen er niet veel voor om
in do kosten bij te dragen zoodat het hij
de plannen blijft. Men is hier aan dat
bruine water gewoon en de magen staan
er blijkbaar naar!
Die „Ornmerschans", waar men nu do
bouwhoeve en de zuivclhoovo van het R.
O. G, vindt, heeft een prachtige natuur:
bosch- en waterpartijen. Trouwens, heel
do omtrek is hier voor natuurliefhebbers
do moeite waard, wat men 's zomers aan
de talrijke logo's merken kan. 's Winters
blijven zo liever weg.
De kerk van het R. O. G., halverwege
tusscben het gesticht en „de Schans" aan
den rnooien straatweg gelegen, is nog dto
van de voormalige kolonie, liet is oen
vriendelijk bedehuis „a double usage":
voor Roomsehen en Protestanten. Aan do
eeno korte zijde staat het altaar met pre
dikstoel, aan den tegenovergcstolden kant
de protestantsehe kansel; naar gelang
van den dienst, welke gehouden wordt,
wordt een dier zijdon door een gordijn aan
't oog onttrokken. Het orgel mot kleine
koorruimte staat in 't midden van een (lei-
lange wanden en kan dus voor beide gods
dienstoefeningen dienen.
Do bewoners van de buurt -hap Balk
brug grootendeels een ambtenaarskolo
nie kunnen ook van de gestichtskerk
gebruik maken, wat speciaal voor do ka
tholieken e*n groote uitkomst is, want
do naastbijzijnde Roomsche kerk. die van
Dedemsvaart, ligt op een afstand van 20
minuten fietsen. De protestanten kunnen
óf naar Avereest gaan een half uurtje
loopen of „aan de Balk" de Gerefor
meerde kerk bezoeken. De Kath. vinden
hier ook geen school voor hun kinderen
hun aantal is te gering dio daarom óf
naar Dedemsvaart moeten óf naar kost
scholen. Wel bestaan hier een openbare
on oon Chrlstelüko school, hetgeon aan"
toont, dat dc bevolking dor buurtschap
overwegend nie-l-katholiek is. De l«eirekke-
lijk weinige Room se hen zijn nog meest
ainbtonnron of beambten va* lie; R. O. G.
Dit geslicht, „Veldzicht" gehe*len, be-
t ongevoer 260 verploogden, verdeeld
over tweo gehouwen: de vakafdeeling en
do laudbouwafdeoling. Begrijpelijkerwijze
is daarvoor een groot aantal ambtenaren
n beambten noodig, meerendeel» gohuis-
t in Rijkswoningen. Schrik maar niet,
belastingbetalers: dio woningen brengen
allemaal oen behoorlijke huur op. zoodat
het erin gestoken kapitaal waarschijnlijk
meer rente oplevert dan dat, hetwelk ingo-
ilgc de Woningwet aan zoo tallooze wo-
ningbouwvereonigingeu ten koste is gelo-d.
Maar nu kom ik op een terrein, dat
hoelemaal buiten m'n Stedelandersblik
valt. AJO.
GAAT TOT HEM!
Naar Pierre l'E r m i t e.
Ter eere van 't mooie weer gestoken in
een nieuwen demie-saison. die hem onbe
rispelijk kleedde, zijn groene da9 keurig
gestrikt door do hand eijuer vrouw, lich
telijk geparfumeerd, daalde togen acht uur
mijnheer Guilhem do trap af van zijn flat.
Heel langzaam slechts, want een nare
drukknoop, die van zijn rechterhand-
schoon wilde nooit dan na grooto moeite
sluiten, en als mijnheer Guilhem op 't por
taal is aangeland bemerkt hü daar zijp
buurman van 't tweede flat. mijnheer
Mirtey, dio blijkbaar op iemand staat te
wachten.
Op iemand?.Misschien wel op hom!..
Waarschijnlijk zelfswant bijna P-do
en dag loopen do beido mannen samen
do Avenue af, voeren een kort gesprek
als zakenmensehen die geen tijd hebben
te verliezen; dan op Ponla Alma schorl n
zij zich: M. Guilhem begeeft zich naar zijn
bank en M Mirtey naar 'l ministerie van
Biiinenlandsc-he Zaken, waar hü refcren-
daris is.
Goeden morgen, buurman!....
Goeden morgen!....
Gaan we weer samen?....
Neon, vandaag niet, ik wacht het
bezoek van c-en dor kapelaans uit do pa
rochie.
Een priester!....
Ja.
Is uw vader dan erger?
Integendeel hij gaat gelukkig voel
beter.
Maar hoe dan?....
Daar hij vooreerst uog wel niet al
mogen uitgaan, hoeft hü besloten heden
morgen zyn Paschon to houden.
Zün Paschon 1
M. Guilhem deed dien uitroep met zulk
een uitdrukking van verwondering, dat
M. Mirtey niet kon nalaten even to glim
lachen.
Dat spreekt toch van zelf.
Ja, dal weet ik niet,... aan dia
dingen bon ik zoo niet gewend..
Oh neon. dat werkt op me in.
Plotseling onderbreekt M. Mirloy 't ge
sprek met een beweging:
Pardon... daar komt do kapelaan
aan
En werkelijk, (laar kwam een priester
naar boven:
Schijnbaar onderscheidde hom nh la
van eon anderen priester; maar als meu
bom me! aandacht gade sloeg, bomer:;!®
men dat er groote ingetogenheid over hein
lag.
Hij beantwoordde don groet niel tan
zyn gastheer die hem, met den hoed in do
hand voorging op dqp trap.
Curious!.... mompelde M. Guilh m,
ik zou bijna lust krijgen om de uitnoodi-
ging aan te nemen.... Dal moet toch wel
een vreemd schouwspel zün! Neen!..
Jul.
Na een oogenblik van aarzeling, doch
als 't ware er heen gedreven, gaat ook Je
bankier mee terug naar boven.
de deur van 1 flat staal opsil Overal
bloemen en mooie voorja&raplanten le
vijf kinderen, drie jongens en twee s-
jes, de nog jonge moeder de grootmama,
do beide dienstboden wachten geknh- i
aan weerszijden van den g ing: dan staan
ze op on volgen den priester.
M. Guilhem voegt zich hü hom, d.iur
treedt ook lig de kamer van den grootva
der binnen.
Maar het is slechts met moeite dat hij
(leze herkont, zoo heeft ze heelemaal -en
feestelijk aanzien gekregen. Ilooge i
op de vensterbanken, allo kaarsen aange
stoken; grootpapa's >chrijfbureau hei. -
pen in eon heel wit altaar, waarop ia
morgenzon de bloemen warmer doet lin
ten. Want alles stoat vol bloemen. .R-ts
i.s or mooi genoeg geweest voor Onzen
hieven Heer.
Dit intieme milieu uit do XXo eouw is
als 'n herleving van den Palm-Zondag;
en in Bethanië hebben ongetwijfeld Maria
en Martha op dergelijke wijze de komst
van den Heer afgewacht, met bloemen in
de bandon....
Tegenover het altaar ligt de grootpapa,
keurig geschoren, er zeer gelukkig uit
ziende fn liet witte bed. waarover zijn
kleindochtertje een conununiedwaal sprei-
de, door haar zelf geborduurd.
Dc priester op zijn gemak in dit gezin,
w ui rin li ij zich thuis voelde, officieert
met groote kalmte, -en van do jongens
antwoordt in 'l Latijn op do liturgischs
gebeden En al hij Ons Heer opheft bo
ven liet kleine gouden kelkje, valt er een
fijne lijn van zonlicht op do blftnko Hoslio
als om Hem le verheerlijken "u krijgt
men den indruk, dat er op ill die ZOO de
voot gebogen hoofden een zegen neerdaalt,
zeer intiem, zeer innig, de zogen van den
Vriend der vrienden
Eo.ee Agnus Dei!....
Hei is afgeloopan; iedereen -laat op om
grootpapa den tijd to gunnen zijn groots
en zijn kleine lielangon aan don Lieve»
Heer aan to bevelen. Men gaat hc-in zijn
thee klaarmaken lekker warm voor atrake
ala hij schellen zal..—