6 "Mijnheer kapelaan, mogen we u Iels aanbieden?. Och neen, ik heb hol 1c druk! l)e priester drukt hartelijk do hand aan ieilor en keert naar dc kerk terug. Achter hem dalen twee mannen den trap af. Die kleine plechtigheid is roer ont roerend zcidc (ïuühom terwijl hij zijn overjas dichtknoopte. Vindt u niet?. Ik verbeeldde me, dal zulks slechts gebeurde als de zieke op steryen lag. Wat een idee!.... Kr zijn zieken die dikwijls thuis te communie gaan.... Toen ik verleden jaar ziek was heb ik ook thuis Pasclien gehouden. Ifoezool lioudt gij uw Pa a hen? Waarom niet? Dat is vreemd'. Waarom vind jij dat vreemd?.... Er zijn heel veel mcnschcn die 't niet doen. Wal een argument voor een verstan dige man als gij zijl!. Kr zijn trouwens ook heel veel mensehen die we! hun Pa schen houden; de kerken zijn stampvol, men belegert dc biechtstoelen!.... En Al. Guilhem glimlachte gedwongen. Het is wel dertigwel .vijf en dertig jaar geleden.... JLk heb altijd gemeend dal u Roomsch waart. Zeker!.... gedoopt!.... mijn Eerste H Communie gedaan!gevormd!.... getrouwd! Maar, nu begrijp ik er niets van. Je zoudl toch niet willen dal ik ging biechten!. "Waarom niet?.... Ik ken h-den van de Academic, ingenieurs, grootc geleerden, die gaan biechten zelfs alle maanden! Ja zie je, als je sterven gaal. En weel je, wanneer dal zal wezen? Neen. Maar wal zijl gc dan onlogisch. Gij, die een zakenman zijt! Gij noemt u Roomsch, en gij voldoet niet aan dc aller hoogste verplichting van uw geloof, om Paschen te houden; gij lijkt wel een ar chitect, die beweert een kerk te willen houwen en het altaar zou weglaten! Maar wo zijn reeds aan de Pont de l'Almc. Ge lukkig voor u!.... Want ik zou u nog heel veel kunnen zeggen!.... Zeg het maar.... dat zou ine mis schien nog goed kunnen doen. Zij wilden zich als naar gewoonte dc hand drukken toen de bankier, die van zijn buurman, in de zijne houdend, zeide: We zullen deze conversatie nog eens hervatten, is 'l niet? Zooals u verkiest! In gedachten verdiept vervolgde Al. Guilhem zijn weg. klaar tc midden van het drukke verkeer van nienschen .wagens en autobussen, le midden van al de proza van dc straat leek liet hem, aan hem die zware verantwoor delijkheid moest dragen of er in zijn be smeurd geweten verre echo's werden wak ker geroepen en steeds zag li ij voor zich ho,f, beeld van oen grijsaard stralend van stil geluk bij 't zien van een blanke Hostie, die de priester hield hoven een kleinen gouden kelk. Ecce Agnus Doil BESCHRIJVING DER PLAAT. No 385. Zoo langzaam aan komt do lente in hot land en kan de vrouw zich veroorloven zicli dien overeenkomstig in wat „zonniger" klecdiug te stoken. Wat zoudt gij daarom denken, lezeres, van deze eenvoudige robe van licht groene crêpe, met grooto bloemmotieven? Haar sober maaksel mankt de japon geschikt voor dagplijksch gebruik. Hel lijfje is van voor en achter glad; de rok heeft een groote ruimte gekregen door godets, wel ke in de zijnaden gevoegd zijn. De mouw, Welke overigens glad en nauw is, heeft onder den pols een plotsellngen verwij ding doordat er een ruime punt in ge zet is. Nog een goedfc raad: draag bij oen ja pon, welke als deze geen enkele gar neering heeft, altijd een of ander hals sieraad, ketting, parelsnoer enz Pa troon f 1.35. No. 38G. Een smaakvolle wandeljapon, waarvoor wij als stof effen en geruit, grijsblauw, kaska aanbevelen, liet lijfje van de effen stof beeft voor den hals een split met 2 knoopjes als sluiting Een strook der geruite slof wordt er on der geplaatst en dient tevens om tegen <lcn buitenkant van bet kraagje gezet to worden. De mouwen licbbeu vanonder een verwijding in do geruite stof en ein digen op een heel smal polsbandje. Do boogvormige strookjes op de naad der twee sloffen zijn opgestikt evenals die, welke men onder aan het lijfje over dc taille ziet. De lok wordt rondom geplis- seerd in smalle platte plooitjes en "is ge heel van dc geruite stof Hoed en bijpas send blauw vilt. Kousen beige en schoe nen donker bruin of zwart. Pair. f 1.35. No. 387 Charmant wandelcostuum Stof: grijs groene rips Het is een z.g.n „deux pieces"'. De rok, gcplisscerd van voren met stolpplooien, wordt aan een dun katoenen of japan-zijden lijfje ge naaid. De blouse heeft een kraagje en inge zet front van gebloemde zijde; de split voor den hals wordt van boven met een knoopje gesloten. Op elke schouder wor den vier plooitjes gelegd oil vastgoslikl, zoodat een kleine ruimte naar heneden ontslaat. Op de heupen aan weerskanten een zakje, welks opening gegarneerd wordt met een strookje der gebloemde zijde. De mouwen zijn echt, hebben van «nder een kleine ruimte en eindigen in DE GOUDFAZANTEN VAN DEN RECHTER Op medisch advies ondernam mijn heer van Orippcnkoven, de kantonrechter van Oud bonsden, iodcvon middag cene versterkende en spijsverteringbevorderen- de wandeling door de landerijen, die zijnen ...zetel" omringden. Zoo gebeurde het dal hij op zekeren dag, in eon void, grenzende aan zijnen wandelweg oenen hoer zag, die druk bezig was mei knollen wieden. Hij stond stil en haastte zich zelf eerst te groeten, want hij stelde er hoogen prijs op steeds voorko mend en gemoedelijk te schijnen, dc stille hoon koesterend, dal hem door den volks mond den glorieuscn titel van „goeden rechter" zou toebedeeld worden, titel dien' hij haast oven vurig begeerde als oen lintje van ecu of andere orde. „Goeden middag Pluim!" riep hij den hoer vriendelijk too, „hoe gaat liet in uw knollentuin?" „Och, och, mijnheer van Grippenkoven", zuchtte Pluim, den kantonrechter herken nende, terwijl hij eventjes tegen den rand van zijn goor-grauwen vïlthoed likte en op zijn schoffel bleef leunen, „wat zal ik er van zoggen, hel mocht heel wal beter. Do aanhoudende droogte doet nog al veel kwaad. Mijn Eigenheimers hebben dc ziek !c tc pakken, dat wordt niks meer, mijn frambozen en mijn zwarte bessen hebben op de veiling ook niet opgebracht wat ik er van verwachtte; hel hooi dal belooft puik te worden. Maar het hooi alleen kan al 't overige niet goed maken, hé, en als hel zoo doorgaat zal schraalhans keuken piet zijn van den winter, reken er op. Bo vendien kan ik dc schade niet verhalen op de rogge of de haver of de tarwe, want die heb ik niet gezaaid." Mijnheer van Grippenkoven glimlachte twijfelend. „Halia! Jullie boeren klagen altijd, van den grootste» vetweider of hcerboer tot het nietigste keuterboertje toe, maar gij zult U wel weten tc redden, (laar ben ik niet Itezorgd over." ,,'t Is mogelijk dal ik cr door kom, maar dan zal het me moeite kosten, mijnheer van Grippenkoven. Dc grond is le schraal, hij brengt niet genoeg op, ten minste niet naar evenredigheid van de moeiten en zorgen die er aan besleed worden; ieder jaar is bot 't zelfde deuntje: hoopen mest vermorsen en toch nog magere oogst." „Kom, kom, niet overdrijven, voorloo- pig zult gij geen droog brood eten. Ach ter uw huis strekt zich immers nog een flinke, welvoorziene provisiekamer uit van maar eventjes veertig hectaren." Bij deze woorden richtte Pluim, veront rust, op den rechter een wantrouwenden vragende» Wik, doch mijnheer van Grip penkoven knipperde met de oogen als een medeplichtige ten einde tc kennen lo ge ven dat hij niet als magistraat maar als eenvoudige burger sprak. „Tusschen ons gezegd en gezwegen, laat den oogst waf schraal wezen, hel wild is toch niet altijd schaarsch in dc bos- selien, wablicf, Pluim?" De voorzichtige Pluim deed alsof hij de toespeling niet snapte. Uren in den om trek stond hij berucht als een driest en hartstochtelijk stroopcr, maar zulks kon li ij toch zoo maar niet op stel en sprong bekennen aan den man, die juist uit hoofde van zijn ambt, opdracht had ont- 0» rl een omgeslagen mancliotte van gebloem de zijde. Hoed van stroo in helroodc lint of grijs-groen; kousen rose en schoenen bruin. Patroon f 1.35. No. 388. Zwart is een kleur die zelfs in den zomer gedragen wordt, mits opge luisterd mei een andere stof. Bovenstaan de robe, van zwarte alpaga, heeft oen in gezette voorbaan met stolpplooi in den rok. Do ceintuur is van zwart lak, met nikkelen of zilveren gesp. nol lijfje heeft een ondergezet front van bleu crêpe de chine: het midden hier van wordt ingenomen door een breedc strook met knoopsluiling; do onderste punt dezer strook hangt los over de zwarte stuf. De mouwen hebben vanon der een manchclle van bleu crêpe de chine. Hoed zwart of bleu: kousen rose en schoenen .zwart lak. Pair. f 1.35. No. 389. Ten slotte deze chique cape van bois de rose fluweel. De zoomen zijn vangen de wet op h« grondgebied van Ondlieusden te doen eerbiedigen. Neen, zoo stom was Pluim niet. Mijnheer van Grippenkoven was er ech ter niet dc man naar om zoo maar van zijn onderwerp af te stappen, te meer daar hij voldoende roden bad om met Pluim over wild een hartelijk woordje to wisselen, sterker nog, met dat doel- alleen had hij zijne wandeling in die richting on dernomen. Hij haastte zich goedig loc to voegen: „Ho, lio! ik maak er U geen verwijt van Pluim, wees daaromtrent gerust. Gc waart wel stapel gek man, indien ge geen nut zocht te trekken uil de kansen, die U zoo grif geboden worden om je aau een sma kelijk sappig stuk wilbrand te helpen, en kom, voor die misdaad wordt gc niet ge hangen. Trouwens om het je le bewijzen roep ik zelf do hulp in van je jagersta lenten. Volgende week Dinsdag geef ik na melijk een groot diner en bij die gelegen heid zou ik dolgraag een paar malschc goudfazantcn op mijnen diseh zien prij ken. Kunt gc mij die verschaffen?" „Maar mijnheer, hoe durft U mij zoo iels vragen? U weet toch net zoo goed als ik dat de jacht thans gesloten is!" „Mijn beste man, ik vraag U niet of de jacht gesloten is of geopend, ik vraag U alleen of ge me twee goudfazanten kunt bezorgen voor aanstaanden Dinsdag!" De opdracht was uitdrukkelijk genoeg. Pluim aarzelde een seconde omdat het de kantonrechter was en antwoordde daarna kortweg: „Aceoord, mijnheer!" Dit schiedde op Woensdag. Welnu, den volgenden Zaterdag, drie dagen na dit onderhoud, on drie dagen vóór het groote gala-diner aangekondigd door mijnheen van Grippenkoven, werd Pluim gedag vaard om te verschijnen voor het gerecht van Oudheusden en plaats te nemeir op het zondaarsbankje, beschuldigd van slroonerij gedurende liet tijdperk waarop do jacht gesloten was. De onhandige stroopcr had zich op hee- (erdaad laten snorren door een jachtop ziener juist op het oogenbük waarop hij ten bate van den kantonrechter „werk zaam" was. Dit nu was een verzachtende omstandigheid, meende hij» omstandig heid, die hij echter openlijk niet mocht doen golden, want het was net zooveel als oen onschendbaar ambtsgeheim. Maar in zijn binnenste was hij er heilig van over tuigd, dal de rechter genadiglijk uit eigen beweging er rekening mee zou hou den, zonder dat bij zelf hfm er aan be hoefde te herinneren. De bonding van Pluim was dan ook ge rust en kalm. Wet de uitspraak van het vonnis betrof het Jood geen twijfel, zon der verderen vorm van proces zou hij vrijgesproken worden. Mijnheer van Grip penkoven, een slimme vogel, zou direct in zijn mars het middel gevonden hebben om zi'ii leverancier van alle vervolging te ont slaan. Trouwens, had zelf niet ge zegd: „Voor die misdaad wordt geniet ge hangen!" En Pluim had deze woorden ter dege in zijn ooren geknoopt. Maar mijn heer van Grippenkoven, statig en onge naakbaar, lief. over den geschuldigc oen uiterst gosfvengon blik nederdalen en ver waardigde zicli niel diens glimlach le be antwoorden. Gehuld in zijn deftige rech terlijke toga, gescheiden van -de overige stervelingen, veel minder door de houten balustraden dan door de geduchte macht tot punten geknipt en voorzien van een dunne soutache op eeuigen afstand van den kant. Dc groote rolkraag is in bel midden op een smal strookje geplooid en aan z'n liukercinde voorzien van een groote bloem in goud en rose. Voering der cape in wil of licht beige satijn; duurdere modellen hebben goudweefsel als voering. Pair. f 1.50. Het innerlijk leven onzer kinderen Hoovele ouders, die werkelijk veel van hun kinderen houden, zich van harte gaarne do grootste opofferingen voor hen getroosten, kennen liet eigenlijke, het in nerlijke leven hunner kinderen, niet. Zij kennen en beoordeelcn liet kind meestal naar do uiterlijkheden, die hun oog kan waarnemen, maar verdiepen zich volstrekt niet in liet gedaehtenlcven van het kind. Het jonge kind vooral, dal nog niet de (voorden vinden kan om zijn innerlijko ontroeringen mede te doelen, moest ons medegevoel ten volle hebben. welke van zijn heerschappij uitstraalde, verschanst achter de sinistere toonbank waarop de onverbiddelijke Themis onze meest onschuldige handelingen wikt en weegt, tronend op zijnen zettel gelijk Ju piter, die bliksemschichten in zijne han den drilt en do volkeren doet sidderen al leen door het fronsen van zijn Olympische wenkbrauwen, was mijnheer Grippenko ven geen gewoon menseh meer: hij was de vertegenwoordiger van het Recht. Beklagenswaardige Pluim! Hii had wel dra in de gaten, dat die rechter niets ge meen had, met den gcmoedelijken wande laar, die hem zonder plichtplegingen een paar fazanten had besteld. Hij begreep, dat een ambtenaar, die in het veld wat rondslentert, volstrekt niet vergeleken moet worden Dij den ambtenaar, die zijn beroep uitoefent. Alles goed en wel, maar inlusschcn kreeg Dij harde woorden tc verduren: „Gij zoo donderde de magistraat hem toe, „een van die schurken, die niet aarzelen misdadige baantjes na le jagen door lafhartig bet wild in onze bosschen to vermoorden, en in uw krankzinnige zucht naar verwoesting, dom en bloeddor stig, spaart ge zelfs niet het jonge broed sel, de hoop der toekomst. Elk uwpr da gen is gemerkt met ontelbare moorden waarvan de barbaarschhcid slechts door do wreedheid wordt geëvenaard. Om kort te gaan,-ge zijt dc plaag onzer jachtvel den. Zwijg, Pluim, ge hebt geen veront schuldiging in te brengen! Wanneer do moord op weerloozo dieren wordt bedre ven zonder wettelijke toestemming, dat wil zeggen op verboden lijden of zonder jachtacle, dan brengt bij de menschheid in opstand en verdient een voorbeeldige straf. Dies, en dos te slechter voor U, zult ge voor zondebok dienen en zult ge voor al de schurken van uw slag boe ten!" Met een gloeiende welsprekendheid voer mijnheer van Grippenkoven gedurende drie kwartier uit tegen de ellendelingen, die zonder er een cent voor te betalen, het nationale wild dooden. Daarna, trots het warme pleidooi van den aan Pluim toege- vocgden advocaat, die op clementie aan drong, werd legen don stroopcr de hoog ste straf geëischl: Zes maanden gevange nisstraf, subsidiair honderd gulden boete. Toen Pluim deze onverwachte straf hoorde eischen, stikte hij bijna als iemand die een zwaren bloempot op zijn hersens krijgt. En (och, ondanks deze snoode ondank baarheid, loonde hij zich grootmoedig, en terwijl hij zich vermande en zijn zinnen bijeenraapte, riep hij vroolijk uit: „liet doet er niets toe, mijnheer de rechter, Dinsdagmorgen krijgt ge tocli uw twee goudfazanten. Uit den grijsbemosten toren Dringt der klokken bel geluid: Komt, bel noodt u allen uit, Mengt uw stemmen in die koren; Komt en legt liet aardsche kruis Neder in .des Heoron huis. Heije. 't Is gemakkelijk eigen tekortkomingen te vergelen door die van anderen streng te veroordeelen. Iemand kan veel welen en toch niets ijn In de kinderoogen zijn de gebeurtenis sen, die wij in onze „gewichtigheid"' en „verstandigheid" niet meer telleD, dingen van ontzettend-grootc beteekenis, die soms zelfs ziele-drama's kunnen zijn, welke verwoestingen aanrichten voor later ja ren Een kind dat b.v. in donker bang is, zal om zijn angst, in het bijzijn zelfs van anderen, uitgelachen worden. Nu zal de angst van bel kind inplaats van te ver minderen, nog vermeerderd worden, door de vrees voortaan zijn angst niet meer uit te mogen spreken, daar bij op nieuw uitgelachen zal worden. De moe der vooral kan zoo kalmeerend en rustig op het nerveuse gedachten-leven van haar kind wcrV?n. Haar rustige rt- c. haar vertrouwelijkheid, haar open i zal in slaat zijn elke angst-gcdacl het kind op de alucht te doen ja.. Maar wij zijn te veel met ons zig en schijnen alle verdrietjes uit kinderlij»] te zijn vergelen, te e*, u naar dc halve aandacht, waarmede wij DE TWEE HENGELAARS. Zooveel is zeker, Lamarmotte zette een dwaas gezicht, toen Dij Béqucux, den blikslager, op den morgen, dat de vis- scherij geopend werd, juist op dezelfde pleg zag zitten die hij reeds acht dagen lang van aas voorzag. Lamarmotte voelde zijn hart zwellen van toorn. Hij kwam nader met zijn hengels op den schouder. En onmiddellijk viel hij mei de deur in huis. Zeg eens Béqucux, hou je mij voor den gek? De blikslager, neergehurkt, had La- marmotte wel van terzijde zien aanko men, maar hij had zich niet omgekeerd. Bij deze woorden deed hij het evenmin: zonder de oogen af te wenden van het water, zei hij: Ben je dronken? en dat op zoo'n uiterst kalmen toon, dat de arme Lamar motte er een oogenblik geheel door uit het veld geslagen was. Maar hij hersteldo zich spoedig en terwijl hij achter Béqueux stond en met zijn magere gestalte een Deel eind hoven hom uitstak antwoordde Ij ij: Ik hen niel dronken, neen. Maar jij- ik zal je eens zeggen wat jij bent. Ga je gang. Je bent een dief; je hebt mijn plaats gestolen. Ik begrijp je niet zei Béquex. terwijl hij zijn hoofd al meer en meer liet wegzinken tusschen zijn schouders. Hou je maar niet zoo dom. Je be grijpt me best. Je bebt goed gezien, dat ik deze plek hier van aas heb voorzien en jij bent hier gaan zitten. Dat is geen manier van doen. Je ziet toch van wcL Een oogenblik pauze. -"Waar moet ik nu gaau zitten? vroeg Lamarmotte eindelijk. De rivier is lang antwoordde Bé queux als een echte philosoof. Lamarmotte ging heen; hij kwam weer; terug, verwijderde zich weer. Eindelijk j besloot hij zicli le installeeren op eenigo meters afstand van den blikslager de ri vier af, dan kon hij tenminste nog eenig voordeel hebben van het aas dal hij in de rivier had gestrooid, ingeval de stroom het misschien medegevoerd had. Toen zag hij zorgvuldig zijn vischluig na. Hij zou al heel ongelukkig zijn als hij niets ving. En Dij zou er heel wat voor geven, die arme Lamarmotte, als hij wat ving, en; nog meer verzeker ik je, als die dief de Béqueux niets vind. "Want ge moet niet denken dat zijn boosheid bekoeld was; verre van dal! Trouwens een gevoel van afkeer vervulde hem reeds lang tegen dien mededinger, die altijd veel gelukki ger was dan hij. Zijn reine hengelaars- ziel dorstte naar wraak. O., hem le kun nen verpletteren door een prachtig succes!. In dc stad terugieeren achter hem aan, terwijl Dij met leege handen met schaam rood gelaat langs de huizen sloop; welk een heerlijke droom! Intusschon had hij nog steeds niet heet Maar, dat Béqueux ook niets ving, kou hel hem niet zoo heel-veel schelen. Tegen zoven uur begonnen de dobbers wat te bewegen. Lamarmotte ving oen vorentje, Béqueux ving bijna op hetzelfde oogen- a ln-asejn; om hem te vangen moest PATRONEN NAAR MAAT. Papieren patronen *p maat ge maakt,kunnen besteld worden onder toezending of bijvoeging van het be paalde bedrag plus 15 cent porto, aan het Comptoir des Patrons, Molen straat 48 J>, Den Haag. De maten op te geven volgens onderstaande tec- kening. naar het kind luisteren. Zijn vreugd en zijn verdriet echter beteekent voor hem „de heele wereld". Zijn vreugd is voor hem de éénig bestaande vreugd en zijn smart is de gróótste smart. Hij kent nog geen ander leed en zijn jonge hersens en zijn teêre hartje zouden dat groote leed ook niet kunnen bevatten. Het teergevoelige kinderzieltje door leeft vele stormachtige gebeurtenissen, waarvan het dageu-laug vervuld kan zijn.v Wij staan daar dikwijls geheel vreemd tegenover en als het kind ons door zijn woord-gestamel in zijn gedachten-leven wil leiden, worden wij ongeduldig en is een paar minuten ons al tc veel. Wie werkelijk zijn kind wil kennen, moet teruggaan naar do jaren «der jeugd en zich de gevoelens en gedachten van tóén trachten binnen le brengen, om het kind tegemoet te kunnen komen en tc

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 10