II Derde Blad. Zaterdag 17 April 1926 F, BRIEVEN VAN EEN fj STEDELANDER GODS PLAN. I. Wilt mij volgen, gij, die dit leest, naai- do .erhoven hoogte, waar de Godheid woont je Zijno onbeschrijfelijke eeuwige heerlijk- beid. Versterk eerst uw geloof God bestaat; wij nemen liet aan, omdat ons verstand bewijzen kan, dat Hij er is en _r zijn moet: een eerste oorzaak van al wat bestaat en leven heeft; een, dio niet ver oorzaakt uit zichzelf is. God. Loonei- van liet goed en Straffer van liet kwaad. Wij danken ons bestaan aan Hem alleen; wij zijn dus afhankelijk van Hem, en heb ben alzoo plichten" jegens llem. Het verstand begrijpt dat; het is hef uiterlijke: do verhouding; maar niets ach terhaalt mijn verstand uit zich zelf om trent liet inwendige, hot leven zelf van dit Allerhoogste Leven. Dat Loven is in het ongenaakbaar licht; dal Wezen is voor het nschenverstand te groot, te verheven om te omvatten. Wie is het, (lie zoo hoogli gezeten, Zoo diep in 't grondeloozo licht. Van tijt noch eeuwigheit gemeten, Noch zonden, zonder tegenwicht, Bij zich bestaet, geen steun van buiten Ontleent, maar op zich zeiven rust. (J. v. d. Vondel) Wat ik er van weet, weet ik uit do open baring, welke het Goddelijk Wezen zelf t gegeven, cn ook alleen geven kau Die Openharing leerde mij, dat God een Vader is; ontstellende waarheidGod vader.... blijdschap voor de ziel: God is lader. Van alle eeuwigheid is Hij vader, en iaii alle eeuwigheid werkt dat vaderschap en brengt voort eenen Zoon, die één met Hem in Wezen is, en geheel aan Hem go- lijk, in Zijn Loven deelend van eeuwigheid. Eenig is die Zoon, unigenitus (ééngebo- aon); en uit do ééne machtige en zelfstan dige liefdesomhelzmg met den Vader, komt voort van Vader en Zoon te samen dorde Persoon, die genoemd wordt met dien geheimzinnigen naam: Tloiligo Geest. Dat is de gelukzaligheid dor Godheid: let volle en vruchtbaro leven der Drie in Féu. Volmaakt is dat leven; er behoeft niets Ie worden bijgevoegd, geen ander leven meer. Toch. onverplicht, en niet noodzakelijk, doet de Dricëenheid ander leven ontstaan, •m van zijn loven mee (o deelen aan het schepsel, om Zijn heerlijkheid ten toon Ie spreiden; Hij verheft dal schepsel boven diéns natuur door bet te bestemmen voor de zaligheid. Kind zal hei schepsel, het redelijke, zijn; tot God in de verhouding laan van kind tot vader. Slechts één k;nd heeft do Vader van i' at ure, vele zal Hij er hebben door de go- fiade der bovennatuurlijke aanneming. Adam verschijnt; na korten tijd is hot jplan Gods bedorven; althans do kortzich tige mensch denkt het. God echter zal Zijn plan doorzetten Een nieuwo Adam verschijnt; de Zoon Gods, God blijvend, neemt de menschelijko natuur aan, maakt zich gelijk aan den inensch. Hij, Christus, dio de nieuwe Adam herstelt wat de eerste Adam bedierf, om opnieuw in do redelijke schepselen to storten het loven, dat er volgens Gods plan in zou zijn Slechts zij zullen dit leven heb ben. dio het ontvangen door den Zoon;' slechts zij, dio den Zoon aannemen. Het leven van den Vader gaat in den 'Zoon van eeuwigheid, en komt slechts door mm Zoon in de schepselen. Hij. de Zoon, voort hen terug tot den Vader als Diens kinderen, onder wie Hij de Eerstgeborene is van het herstelde leven, cn de éénigc Zoon van eeuwigheid. O, dat wonderbare loven van don Dieusch! En tocu, als wo dit leven niet begrijpen, b het zoo dor eu onverkwikkelijk, en me nigmaal zoo somber en zoo zwaar. In hel ontvangen en vooral in het bewa* Km van dit leven, door Christus verwor ven, door onzen eenigen Middelaar raeego- •eid, bestaat do heiligheid. Hoe nauwer met Christus dus vereenigd, hoe heiliger bet Christen leven. Naar dat God wil, kan Hij uitdeelen van öil leven, waarvan Hij de Heer is, meer of luiuder aan verschillende schepselen, lot- liud op hun tank en voorbestemming. Christus dus is het leveu der ziel. In de Kerk wordt dat loven uitgedeeld tii dit zal voortduren tot op don dag, dio In Gods raadsbesluit, ons onbekend, vast Maat; daarna is dit leven in Christus de taligheid zelve, het leven in God Dat is Gods plan met U en mij. Ik kniel ter in stille aanbidding, over .zóóveel poofschheid kan geen taal zich naar waar- p uiten. Wat moet God mij liefhebben, dat Hij, liettegenstaande alles, dat tot plan heefi esteld: mijne heiligheid zal er zijn door Zijn Leven! Ik prijs Gods goedheid en liefde en tootheid; ik wil Hem met wederliefde beantwoorden en met dank. mijn God, wie is aan U gelijk? Gr. -x- HENRIËTTE ROLAND HOLST. „Thomas More." H. Het eerste bedrijf speelt op het torras van Morc's landhuis te Chelsea, waar More gezeten is in don kring zijner fami lie: drie dochters uit zijn eerste, zeer ge lukkig huwelijk, en zijn tweede vrouw, die de hoogheid van zijn geest niet kan be grijpen. Met een Fransch edelman. Gryuaeus, pas teruggekeerd uit Bazel voert More oen levendig gesprek over zijn vriend Erasmus en over hun beider verhouding tegenover do Hervorming in Duitschland en het Engelsch© schisma. Als More zich een tijdlang verwijdert, omdat hij bezoek krijgt van een drietal Anglicaansche bisschoppen, onthullen zijn dochters aan Grynaeus hun bekommer nissen en vooral Margreet, die den fijnen geest ran haar vader geërfd heeft, voelt hoe vooral door de intrigues van Anna Boleijn een valstrik voor haar vader wordt gelegd. Eindelijk komt More terug en vertelt, dat men hem had willen omkoopen, aan den feestelijken intocht van de nieuwe koningin deel te nemen, hetgeen Hij standvastig weigerde. Er is een donkere spanning in het ge zelschap gekomen. More wil die spanning breken en zegt tol Grynaeus: Kom zet u tusschen ons, gelijk in d'oude dagen: doe verhalend 't zacht azuur en de edelgcwelfdo lijnen der bergen van het schoone land Italië voor ons opstaanen de klare gestalten gaande daarin. Wij luistren toe.... Grynaeus. 'k Vond in Verona.... Vreemd, dingen dio nog gist ren glans den aan den boom herinnering als gouden Vruchten, liggen nu eigens, waar 'k ze niet kan vinden, bestorven, in een uithoek van het brein 'I ls nf als Schouwde ik iu een droom Italië en voel, ontwaakt, den droom nu ver on verder weggaan van mij.... Wi 11 i am. :t Komt door do lieele broeiing der lucht: die maakt den zin zoo loom, M a r g r e e t. De lentel»ossch©n op de heuvelen donk'ren violet tegen den loodon kiin; zij schijnen wonderlijk nabij; 'I zijn teeknen dat onweer kond.... I) a nee. Zie de zwaluwen schoren over liet water, dal als oio- schijnt, zoo traag en dik. More y. Men hoort (le schippers roepen over den stroom. M ai-gree t. Hen antwoorden do knapen van do moerlanden aan do overzij., alle geluiden klinken hoog en fijn door de gespannen stilte. More y. Huivert ge, Margreet? Margreet. Het was of onzichtbare vlerken klapten tegen mijn hoofd. Voelt gij ze niet M o r e. Komt, kind ren, wie uwer weet een lied dat d'onrust van deze broeiende stilte weer effent door ons bloed? Gij Mercy? More y. Ik kan nu niet zingen, va der I 9 More. JDancc, gij dan? Wij zijn het onzon lieven gaM. verplicht: Hij mag niet denken, dat wij 't zingen ontlcerden. Dunce. "'Mij valt niets in dan dc klagende wijze van dc moeder, die den kr. i> Vrede zoekt. Al o r e. Dan zullen we onrust met on.u-t ver jagen, mijn kind, want wat opwolkl in zoele tonen bezwaart niet langer 't hart. D a n c c. (zingt) Edele hceren on schoone vrouwen Kwam hier voorbij een blonde knaap? Tot ik mijn armen om zijn leest kan vouwen vindt mijn hart geen rust en mijn oog geen slaap. Ik schrijd en ik selirüd over heuvels, langs dalen, door zandige vlakten en wild foreest, om den lieflijken knaap te achterhalen wiens adeni mijn kranke hart genoost. Zijn slem is zacht als do zander baren zijn lach als de lach van den dage raad, de geur die stroomt uit zijn blonde haren alle geuren der lente te boven gaal. Ik schrijd en ik schrijd, mijn voeten bloeden, mijn adem hijgt, maar ik merk hel nauw tot ik kom aan wijde glanzende vloeden of waar bergen rijzen in 't koepclciul blauw. Dan zit ik on ween, want het spoor is 0 Vei lorcil en ik moet terug, en ik we t niet waar ik den knaap met don lach van morgen- gloren zal zoeken en 't lentegenrig haar. Maar ik ga, en aan zingende monschen weder vraag ik: „kwam hier niet een knaap voorbij? Vrede is zijn naam en zijn oog is teeder als lente en als vogelzangen blij." En sommigen schudden het hoofd en spreken gedempt: „Wij hebben hem niet ge zien; wij droomen van hem uit die droo- men breken dan liederen uit droomt ge ook misschien?" En anderen zien wij vreemd aan en wijzen omhoog; „Daar woont do knaap dien ge meent." on ze ziugen weer, naar een andre wijze dan waar mijn verlangend hart naar woont. Want ik weet dat hij leeft op deze aarde on geen droom is: ik droeg hem iu dezen schout, ik was 't dio hem droeg, ik was 't die hem baarde, ik was 't die hem baarde, ik kweekte hem groot. Maar hij ontvlood om hem weder te vindon Zoek ik do worekl, do wereld door, want hij is mijn eigen, mijn meest be minde en mijn hart vond geen rust, sinds ik hem verloor. Edelo hoeren en schoone vrouwen kwam hier niet voorbij mijn blonde kind? Ziju gelaat is een bloera om te aan schouwen en ziju adem geurende lentewind. Al e r c y. Armo moedor, hoe lang nog zult go jagen om vrede door de groote wore!®? Wie vindt den weg weer tot het verloren kind der menschheid? M a r g r e e t. Eenmaal zullen wij hem vinden, zoo we zoeken, allen te samen i.s het, niet vader? In het mooie li -<l van den knaap Vrede glanst het heimwee na ir Utopia, maar het zou zoo schoon niet ziju. indien dc dichteres niet zelf zoekt om den verloren vrede, dien zij mee gerendon te heb ben. Het is al weer d- I;j.v.'»!io klacht van haar eigen zie!, die wij m l ontroe ring beluisteren. Iu hot tweede bed rijf zijn we getuige, hoe de hertog van Norfolk cn bisschop Oraiuuer. eerst onder \riuii;t.sch«i»pelijko pogingen Alore trachten te bewegen, tien eed van suprematie ic zweren. En More antwoordt: „Miinhecren, ik dank u voor de vriend 1 ijke gezindheid die u doet pogen, de wijzers van mijn zin te richten «nar dc slag van den koninklijken wil. Maar zij zijn te stroef om den sprong te maken dien gij verlangt. Ik kan de gunst des konings niet koopen tol den prijs dien hij mij vraagt: do rust van mijn geweien." De heeren houden aan; vleien, dt-igen, het helpt niets. Zullen duizend anderen den eed zweren: „Gewetens zijn niet gelijk aren, buigend naar ééne zijde voor den win-l." ,.Dan wacht U de Tower -- en de dood!" „Goed, goed, alles goed! De dood is de oceaan waarin vroeg of laat alle levens pitmanden. God geeft kracht!" De 1 ïoercn vertrekken. S. Ik ben nu geen stedeling meer, want ik woon op het platteland. Maar een platte lander mag ik mij ook niet noemen, want mijn oogon en gedachten zijn vooralsnog (He van een stedeling. Tot do stadsmensen zal zijn opgegaan in den dorpsmensch, zweef ik tusschen beiden in, hen ik een stedojander. Vandaar het opschrift mijner brieven Ik beu zelf nieuwsgierig, hoelang of hoe kort dat overgangsproces zal duren.Er zijn meuschcn, bij wien de hang naar de stad nooit overgaat, wat ik heel beklagens waardige wezens vind, indien zij ten min ste aan hun verlangen naar het stadsleven geen gevolg kunnen geven. Zij loopen groot gevaar, de eigenaardige bekoorlijk heden van het buitenleven nooit to loeren inzien, omdat zij met stadsoogen en stads- gedachton blijvon kijken en piekeren. Ik hoop het anders te doen. Wat drom mel, het behoort toch niet tot 's mensch cn levensgeluk, dat hij om dn haverklap ge vaar loopt onderstboven gereden te wor den of des avonds kans heeft een ver keerd huis binnen to slappen omdat sleu tels en gevels allemaal eender zijn Ook is hel hoelemaal niet noodzakelijk, bij het ontbijt reeds liet ochtendblad te vinden Met de middagpost is het nieuws even interessant. En zeg eens eerlijk: al woont ge in een stad met honderdduizend in woners, met hoevol van l\en gaat gij zoo danig om, dat uw leven erdoor verrijkt wordt? Allen hij elkaar vormen die vrien den en kennissen' nog geen dorp en de overigen kent ge ternauwernood. Dit is buiten alvast heel anders. Niemand loopt u onverschillig voorbij en van den weeromstuit stelt ge ook in iedereen be lang, vooral den eersten tijd. En doordat ge vaak dezelfde monschen ziet, komt ge alras tot een schifting on krijgt ge net zoo'n dorpje van goede bekenden als ge iu een stad ook hij elkander hadl. 't Is bovendien merkwaardig zooals het hevigste nieuws op een afstand in bet eek e- nis. vermindert. Wat let me b.v. hier een brand in Botterdam, ook al wordt (lie voor de jsooveelste maal uitgebuit in 't belang der vorming van een boroepsb rand weer? De vraag,, hoeveel biggen mijn buurman krijgt, in veel interessanter. En wat maal ik om een reuzen magazijn in Den Haag als ik hier toch eigenlijk ook alles koopen kau. Het koopen is hier voorts veel gezelliger. Ik haal m'n sigaren hij den kruidenier, die me ook precies weet te vertellen, hoe veel de bouwgrond in de buurt waard is en met genoegen een boodschap wil over brengen aan een kennis ran me, van wien ik weet, dat hij straks ui denzclfden win kel zal binnenstappen Kom daar eens om in 'n warenhuis of zelfs in 'n goed beklan te stadszaak. Wat weten ze daar van m'n kennissen! Alles is verder toch maar betrekkelijk in deze wereld. Mijn geachte stedelijke le zers het ga hen allen goed, hoor! halen misschien hun geachte neuzen op voor zoo'n plaatsje als waar ik nu woon, maar hoe zullen b.v. de bewoners van een of andere wereldstad weer denken over het wonen in een provinciestad. Wereld- stedelingen verbeelden zich, dat men niet gelukkig kan wezen zonder schitterende lichtreclames en reuzen-bioscopen, maar iu kleine plaatsen gaat het zonder dio •overdrijving ook best, Vvijl immers do huiselijke gezelligheid toch door niets wordt geëvenaard. En waar vindt men hiervan «neer dan buiten? Alen is daar op elkander aangewezen en zoo blijft er het ouderwetsche gezinsleven nog het best be waard. Zeker, de fiets en de voetbal tennis sen zag ik nog niet rukken ook hier wel aan do gezinsbanden, maar de afstan den weerhouden van overdrijving op dat gebied. Men zou hier geen kans zien, iede re week een voetbalmatch voor elkaar le Vrij "en, terwijl de fiets nog alleen des Zondags voor tochtjes gebruikt wordt: op werkdagen uitstapjes te maken is veel te tijdroovend. 'i Ls dan veel gezelliger, dielit bij honk te blijven. En wat zijn de kooplui aan do deur hier gezellige lui. In de steden rukken iederen dag andere loopknechts do bel uit do deur en heeft men maar werk om zoo'n gedien stige voor zoover hij gedienstig is telkens opnieuw uit le leggen wat inon be geert Hief echter komt jaar en dag het zelfde gezicht door de achterdeur kijken en een half woord verduidelijkt dan meel de bestelling dan een lioele redeneering in de sl.i'l. En haast hebben die luidjes zel den. Moeten ze al eens verder aleer het ge sprek uil is, zij onthouden er genoeg van om morgen verder te gaan. Ja, nu overdrijf ik toch wél een beetje. Tk doe net of de winkeliers hier ook iederen dag laten „hooren" en vandaar dat woordje morgen. De tusschenpoozen zijn natuurlijk grooter, ook al doordien de monschen er meer op zijn ingericht, voor raden in huis te nemen. Eon vleesehuia- gnzüntjo aan de halkeu, waar vindt men dat b.v. in de stad? Afaar dat do bezorgers gezellige fccuvelaars Zijn, blijft waar. Zij staan net zoo rustig tegen de post van de deur to praten als achter de toonbank, zoodat aan een plaatselijk orgaan geen behoefte bestaat. Het nieuws wordt hier van mond tot mond overgeleverd. Of het dan niet vaak van gedaante ver andert? Wel neen, want daarvoor ia de herkomst veel te gemakkelijk te achter halen. terwijl do veelvuldigheid der ver tellers als vanzelf eon goede controle op levert. En al blijkt zoo'n mondeling overgele verd bericht nu eens onjuist, is dat zoo erg? Moeten niet de kranten ook vaak iets ror-tific-ooren? Hot Nod. Gorrespóndontio- bureau voor Dagbladen levert bijna iedero week een of andere tegenspraak. Geen minachting dus voor mijn nieuwsrondba- zuiners. Meent intussehen niet, dat ik al onver- sehilig ben voor het wereldnieuws Ik «pel iederen dag „De Leldsche Courant" - ik neem er den tijd voor! en las b.v. met groote belangstelling het verslae der in wijding van de nieuwe kloosterkerk ran den Ibtagweg. Van het stadsnieuws sla ik geen letter over. Al die bekende namen en dingen brengen je weer eens oren in de gezellige sfeer van do goede SleutoM.id. Laaf ik echter niet gaan piekeren. 'I Zonnetje schijnt hier ook! AJO. WAT ELKE MAANO TE DOEN GEEFT. (2de helft April). Wij willen er nu even op wijzen, dat een veelzijdig werkend Iwslrüdingsiniddel tegen plantenziekten is: Gcrmisan. 't Ge bruik wordt warm aanbevolen door ver schillende deskundigen op landbouwge bied, en zoowel ter behandeling van d.j graansoorten als van het suiker- en voo- derboctenzaad. Zoo werkhuirt de* Dijk land bouwconsulent Ir Deckers te Den Bosch: Door een goede behandeling niet Genui- san kan de wnrtelhrnnd Hij bieten afdoen de worden bestreden. Op verschillende proefvelden in mijn ambtsgebied is dit voorjaar duidelijk te zien u -woest, dat het ontsmetten van mangel wortelzaad groote voordcelen geeft Op de perceeltjes met ontsmet zaad stonden veel rneer planten, dan op die, waarop niet behandeld zaad gebruikt was. Het is de tijd van aard- appelpoten Welke poters te gebruiken? De grootste knollen geven Hij gelijke poot- wijdte de grootste opbrengst: zij bevatl>-n hef meeste rescrve-voedscl en vormen ook inéér spruiten dan kleinere poters. Maar daarom is bet nog niet aan to bevelen al leen de allergrootste poters te gebruiken. Wij zouden ts veel pootgoed noodig heb ben.» en ook: hel gewas schiet vaak to veel iu het loof, er vormen zich wel een groot aantal knollen, maar deze blijven over *t algemeen to klein. Aldus dedeu. proeven \an den Hodongatn Aïarlsson zien. Andere proeven van dezen onder zoeker toonden aan: dat kleinere polcrs evenveel opbrengen nis groote en zoor groote, mits uien do pootwijdto vermin dert, naarmate dc poters klciuor zijn. Al leen zeer kleine poters blijven ook dan nog in ophrongls ten achter. In praclisch opzicht zal middensoort pootgoed het beste voldoen: pootgoed van 4050 m.M. doorsnede. In deze en de volgoodo we ken worden heel wat jongo hoenders ge boren. 'Men neme daarom do volgende wenken iu acht: Zet nooit een kip te broe den in een legnesi. want dan krijgt do broedheii le veel las! van het ongedierte, terwijl de kuikens al direct vol ongedier te zitten en slecht groeien. Zorg dus voor een zindelijk nest, dat niet te droog is, want vocht is zeer bevorderlijk voor het uitkomen der eieren. Ook moet do broed- hen hot nest verlaten. Zet daarom geen voedsel vlak bij het nest. Broedkippen kau men goed met muis voeren. De legkippeu dienen ander voer te hebben, want een vette kip legt niet graag. Voer dus aan losloopeude kippen 's morgens aange mengd meel, wat spoedig verteert. Voer op geregelde tijden, dan gaan do beesten boter van huis. Tegen den avond dienen ze genoeg liardvoor to hebben. In den tuin: Nauw verheugt inen zich in de eerste plantjes (radijs, raapstelen, kool- pldnten) of de aardvlop vertoont zich in massa on doet haar vernielend werk. Wat or tegen te doen? Zie hier: Tegen do aard- vlooien of juister: kevertjes, kan men bitterkers tusschen de te beschermen plant jes zaaien, dit houdt ze op een afstand. Sommigen strooien op de bedden een laag je (van 1 c.M.) fijne zwarte gracht modder, goed doorgevroren; men kan ook een grootere hoeveelheid met do tuinaarde dooreenmengen. Op dezelfde wijze kan men met succes ook kardgedroogdo hoen der- en hondonmets aanwenden. Paarden- mest, d.w.z. alleen paardenvijgen, zonder lang strooisel, goed met paardonurine door trokken, en fijn verdeeld over do bedden, moot ook uitstekend voldoen. In 't alge meen is een goed middel: door krach li ge bemesting en overbemesting den groei der planten bespoedigen. Ilebt ge nog »-<-u plaatsje in uw hof over? Zaai daar dan eens, bij wijze van proef, zeekool, een hier te weinig bekende groente. Ze vraagt n goede verzorging on eon voedzainon bo- dorn. Dit jaar kunt ge er niet moer ven eten, eerst het volgende voorjaar. Hel is dus een overblijvende plant. Vóór het gebruik moet zo eerst wit gemankt wor den. Zij zal u waarschijnlijk wel voldoen. Men kan nu zaaien, 't zij in den. vrij u grond of in oen kouden hak. Ook legt e n wel zaden in potjes om liter de planlen mot den potkluit te verzetten Al, o- koolplanteu (of andere) optrekt :m .e to verplanten, begiet dan eerst hef planten- bed. Doe liet plukken vlug, and-ia v. - den de planten slap. Log direct in »-< n mand, niet eerst op den grond Plantjes, waar wnt aan mankeert, worden niet ge bruikt. Spoel voor het uitpntou de planlen met zuiver water af Maak met schop of hol pootijzer een gat. na de droge boven aarde te hebben weggekrabt. Op nieuw land, waar men „gevrect" vree.-.l, lost men als middel daartegen wat super in het spoelwater op Staal uw selderij, in do hakken gezaaid, er goed op? Laat ze dan toch nog wal doorgroeienstraks verplant gij iu koudon bak; door dit ver. n wordt het wortelgestel krachtiger. Vooral bij knol .elderij werkt dut gunstig op do kuohorming. Voor de huisvrouw: houd uw kanarie niet in een koperen kooi. t Koper gaat, als 't vochtig wordt, roesl'-u en het koper-oxyde is voor 't vogelde le vensgevaarlijk. ALLEEN OP DE WERELD. Buiten de kom van het dorp, to mid den van een frauieu boomgaard taberna kel de Jan sedert enkele jaren moedor i"l alleen. In ziju krachtjaron had hij hard gesjouwd eu gezwoegd als molenslijper en betrekkelijk hoogo ioonon opgestreken. Veel geld had hij bijeengepot in dit ip-iis huisje, waar niets dan de pluimende rook door d»n crauwen schoorsteen verloren ging. Mo! de lui hi**ld hij zich zoo weinig in.lijk bezig. Hij hield iu züu ouden dog enkel van good Oten, drinken en gezellige lectuur. Nauwe bloedverwanten had hij niet En kel leefde jii hel dorp een ver nichtje» waanto d,, hij niet te best over do haan kon. Alle j.u-eu teelde Jan voor eigen gebruik eon V'-l varken in den laten herfst, waar aan hij zich vérder hot gunscho jaar to pood deed lu de eerste dagen na do slachting, moest hij zich telkens weren om de lever- en bloedworsten en andere goede dingen, die zich niet te best li -ten inouton, luckier to worden Ook nu weer leek Hij zich overeten to hebben, want hij had een knechtje uau den natuurdokter ,,'t Manneke van Genk" gestuurd, die bij ieder geval raad wist voor mensch en dier-. Deze wijdvermaarde dieren- on ineii~'-!|.,i)urU» bad Jan bezocht en tovens bevuilden na veel vragen ori bevragen, dat de lijder »en ontsteking in do ingewanden kon hebben van het vele vd dat hij <ie laafde dagen verorberd had. En wijl d' zo wonderarts meer voor dieren dan voor mctw.-lion geraadpleegd werd. had hij M.«eds dc gewoonte sterke medicijnen voor te schrijven- „er onder of er boven" waa zijn lijfleuzc. Jan nam sedert een paar dagen regel matig eenige lepels uit do voorgeschreven fl« -<■!». En telkens als hij een tijdje het geneesmiddel opgr lurpt had. deed hij ziju bed akelig kraken. Inwendige pijnen deden hem soins luidop schreeuwen. En wcdor wentelde en keerde hij zich in ziju bed, totdat de pijn opnieuw wat slildo. Hij had vertrouwen in den boerondokfer en in zijn medicijn, 't Uitwerksel moest zijn tijd hebben. Als de pijn haar toppunt bereikte, meende hij soms dat zijn laatste uur geslagen was; maar kalmeerdo ze iet-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9