II
Derde Blad.
Zaterdag 17 April 1926
F, BRIEVEN VAN EEN fj
STEDELANDER
GODS PLAN.
I.
Wilt mij volgen, gij, die dit leest, naai- do
.erhoven hoogte, waar de Godheid woont
je Zijno onbeschrijfelijke eeuwige heerlijk-
beid.
Versterk eerst uw geloof
God bestaat; wij nemen liet aan, omdat
ons verstand bewijzen kan, dat Hij er is en
_r zijn moet: een eerste oorzaak van al wat
bestaat en leven heeft; een, dio niet ver
oorzaakt uit zichzelf is. God. Loonei- van
liet goed en Straffer van liet kwaad.
Wij danken ons bestaan aan Hem alleen;
wij zijn dus afhankelijk van Hem, en heb
ben alzoo plichten" jegens llem.
Het verstand begrijpt dat; het is hef
uiterlijke: do verhouding; maar niets ach
terhaalt mijn verstand uit zich zelf om
trent liet inwendige, hot leven zelf van dit
Allerhoogste Leven. Dat Loven is in het
ongenaakbaar licht; dal Wezen is voor het
nschenverstand te groot, te verheven om
te omvatten.
Wie is het, (lie zoo hoogli gezeten,
Zoo diep in 't grondeloozo licht.
Van tijt noch eeuwigheit gemeten,
Noch zonden, zonder tegenwicht,
Bij zich bestaet, geen steun van buiten
Ontleent, maar op zich zeiven rust.
(J. v. d. Vondel)
Wat ik er van weet, weet ik uit do open
baring, welke het Goddelijk Wezen zelf
t gegeven, cn ook alleen geven kau
Die Openharing leerde mij, dat God een
Vader is; ontstellende waarheidGod
vader.... blijdschap voor de ziel: God is
lader.
Van alle eeuwigheid is Hij vader, en
iaii alle eeuwigheid werkt dat vaderschap
en brengt voort eenen Zoon, die één met
Hem in Wezen is, en geheel aan Hem go-
lijk, in Zijn Loven deelend van eeuwigheid.
Eenig is die Zoon, unigenitus (ééngebo-
aon); en uit do ééne machtige en zelfstan
dige liefdesomhelzmg met den Vader,
komt voort van Vader en Zoon te samen
dorde Persoon, die genoemd wordt met
dien geheimzinnigen naam: Tloiligo Geest.
Dat is de gelukzaligheid dor Godheid:
let volle en vruchtbaro leven der Drie in
Féu.
Volmaakt is dat leven; er behoeft niets
Ie worden bijgevoegd, geen ander leven
meer.
Toch. onverplicht, en niet noodzakelijk,
doet de Dricëenheid ander leven ontstaan,
•m van zijn loven mee (o deelen aan het
schepsel, om Zijn heerlijkheid ten toon
Ie spreiden; Hij verheft dal schepsel boven
diéns natuur door bet te bestemmen voor
de zaligheid. Kind zal hei schepsel, het
redelijke, zijn; tot God in de verhouding
laan van kind tot vader.
Slechts één k;nd heeft do Vader van
i' at ure, vele zal Hij er hebben door de go-
fiade der bovennatuurlijke aanneming.
Adam verschijnt; na korten tijd is hot
jplan Gods bedorven; althans do kortzich
tige mensch denkt het.
God echter zal Zijn plan doorzetten
Een nieuwo Adam verschijnt; de Zoon
Gods, God blijvend, neemt de menschelijko
natuur aan, maakt zich gelijk aan den
inensch. Hij, Christus, dio de nieuwe Adam
herstelt wat de eerste Adam bedierf,
om opnieuw in do redelijke schepselen to
storten het loven, dat er volgens Gods plan
in zou zijn Slechts zij zullen dit leven heb
ben. dio het ontvangen door den Zoon;'
slechts zij, dio den Zoon aannemen.
Het leven van den Vader gaat in den
'Zoon van eeuwigheid, en komt slechts door
mm Zoon in de schepselen. Hij. de Zoon,
voort hen terug tot den Vader als Diens
kinderen, onder wie Hij de Eerstgeborene
is van het herstelde leven, cn de éénigc
Zoon van eeuwigheid.
O, dat wonderbare loven van don
Dieusch!
En tocu, als wo dit leven niet begrijpen,
b het zoo dor eu onverkwikkelijk, en me
nigmaal zoo somber en zoo zwaar.
In hel ontvangen en vooral in het bewa*
Km van dit leven, door Christus verwor
ven, door onzen eenigen Middelaar raeego-
•eid, bestaat do heiligheid. Hoe nauwer
met Christus dus vereenigd, hoe heiliger
bet Christen leven.
Naar dat God wil, kan Hij uitdeelen van
öil leven, waarvan Hij de Heer is, meer of
luiuder aan verschillende schepselen, lot-
liud op hun tank en voorbestemming.
Christus dus is het leveu der ziel.
In de Kerk wordt dat loven uitgedeeld
tii dit zal voortduren tot op don dag, dio
In Gods raadsbesluit, ons onbekend, vast
Maat; daarna is dit leven in Christus de
taligheid zelve, het leven in God
Dat is Gods plan met U en mij. Ik kniel
ter in stille aanbidding, over .zóóveel
poofschheid kan geen taal zich naar waar-
p uiten.
Wat moet God mij liefhebben, dat Hij,
liettegenstaande alles, dat tot plan heefi
esteld: mijne heiligheid zal er zijn door
Zijn Leven!
Ik prijs Gods goedheid en liefde en
tootheid; ik wil Hem met wederliefde
beantwoorden en met dank.
mijn God, wie is aan U gelijk?
Gr.
-x-
HENRIËTTE ROLAND HOLST.
„Thomas More."
H.
Het eerste bedrijf speelt op het torras
van Morc's landhuis te Chelsea, waar
More gezeten is in don kring zijner fami
lie: drie dochters uit zijn eerste, zeer ge
lukkig huwelijk, en zijn tweede vrouw, die
de hoogheid van zijn geest niet kan be
grijpen.
Met een Fransch edelman. Gryuaeus,
pas teruggekeerd uit Bazel voert More
oen levendig gesprek over zijn vriend
Erasmus en over hun beider verhouding
tegenover do Hervorming in Duitschland
en het Engelsch© schisma.
Als More zich een tijdlang verwijdert,
omdat hij bezoek krijgt van een drietal
Anglicaansche bisschoppen, onthullen zijn
dochters aan Grynaeus hun bekommer
nissen en vooral Margreet, die den fijnen
geest ran haar vader geërfd heeft, voelt
hoe vooral door de intrigues van Anna
Boleijn een valstrik voor haar vader
wordt gelegd.
Eindelijk komt More terug en vertelt,
dat men hem had willen omkoopen, aan
den feestelijken intocht van de nieuwe
koningin deel te nemen, hetgeen Hij
standvastig weigerde.
Er is een donkere spanning in het ge
zelschap gekomen.
More wil die spanning breken en zegt
tol Grynaeus:
Kom zet u tusschen ons, gelijk
in d'oude dagen: doe verhalend 't zacht
azuur en de edelgcwelfdo lijnen
der bergen van het schoone land Italië
voor ons opstaanen de klare gestalten
gaande daarin. Wij luistren toe....
Grynaeus.
'k Vond in Verona....
Vreemd, dingen dio nog gist ren glans
den aan
den boom herinnering als gouden
Vruchten,
liggen nu eigens, waar 'k ze niet kan
vinden,
bestorven, in een uithoek van het
brein
'I ls nf als Schouwde ik iu een droom
Italië
en voel, ontwaakt, den droom nu ver
on verder
weggaan van mij....
Wi 11 i am.
:t Komt door do lieele broeiing
der lucht: die maakt den zin zoo loom,
M a r g r e e t.
De lentel»ossch©n op de heuvelen
donk'ren violet tegen den loodon kiin;
zij schijnen wonderlijk nabij; 'I zijn
teeknen
dat onweer kond....
I) a nee.
Zie de zwaluwen schoren
over liet water, dal als oio- schijnt,
zoo traag en dik.
More y.
Men hoort (le schippers roepen
over den stroom.
M ai-gree t.
Hen antwoorden do knapen
van do moerlanden aan do overzij.,
alle geluiden klinken hoog en fijn
door de gespannen stilte.
More y.
Huivert ge, Margreet?
Margreet.
Het was of onzichtbare vlerken
klapten tegen mijn hoofd. Voelt gij
ze niet
M o r e.
Komt, kind ren, wie uwer weet een lied
dat d'onrust van deze broeiende stilte
weer effent door ons bloed? Gij
Mercy?
More y.
Ik kan nu niet zingen, va der I 9
More.
JDancc, gij dan?
Wij zijn het onzon lieven gaM. verplicht:
Hij mag niet denken, dat wij 't zingen
ontlcerden.
Dunce.
"'Mij valt niets in dan dc klagende wijze
van dc moeder, die den kr. i> Vrede
zoekt.
Al o r e.
Dan zullen we onrust met on.u-t ver
jagen,
mijn kind, want wat opwolkl in zoele
tonen
bezwaart niet langer 't hart.
D a n c c. (zingt)
Edele hceren on schoone vrouwen
Kwam hier voorbij een blonde knaap?
Tot ik mijn armen om zijn leest kan
vouwen
vindt mijn hart geen rust en mijn
oog geen slaap.
Ik schrijd en ik selirüd over heuvels,
langs dalen,
door zandige vlakten en wild foreest,
om den lieflijken knaap te achterhalen
wiens adeni mijn kranke hart genoost.
Zijn slem is zacht als do zander baren
zijn lach als de lach van den dage
raad,
de geur die stroomt uit zijn blonde
haren
alle geuren der lente te boven gaal.
Ik schrijd en ik schrijd, mijn voeten
bloeden,
mijn adem hijgt, maar ik merk hel
nauw
tot ik kom aan wijde glanzende vloeden
of waar bergen rijzen in 't koepclciul
blauw.
Dan zit ik on ween, want het spoor is
0 Vei lorcil
en ik moet terug, en ik we t niet waar
ik den knaap met don lach van morgen-
gloren
zal zoeken en 't lentegenrig haar.
Maar ik ga, en aan zingende monschen
weder
vraag ik: „kwam hier niet een knaap
voorbij?
Vrede is zijn naam en zijn oog is teeder
als lente en als vogelzangen blij."
En sommigen schudden het hoofd en
spreken
gedempt: „Wij hebben hem niet ge
zien;
wij droomen van hem uit die droo-
men breken
dan liederen uit droomt ge ook
misschien?"
En anderen zien wij vreemd aan en
wijzen
omhoog; „Daar woont do knaap dien
ge meent."
on ze ziugen weer, naar een andre
wijze
dan waar mijn verlangend hart naar
woont.
Want ik weet dat hij leeft op deze
aarde
on geen droom is: ik droeg hem iu
dezen schout,
ik was 't dio hem droeg, ik was 't die
hem baarde,
ik was 't die hem baarde, ik kweekte
hem groot.
Maar hij ontvlood om hem weder te
vindon
Zoek ik do worekl, do wereld door,
want hij is mijn eigen, mijn meest be
minde
en mijn hart vond geen rust, sinds ik
hem verloor.
Edelo hoeren en schoone vrouwen
kwam hier niet voorbij mijn blonde
kind?
Ziju gelaat is een bloera om te aan
schouwen
en ziju adem geurende lentewind.
Al e r c y.
Armo moedor, hoe lang nog zult go
jagen
om vrede door de groote wore!®? Wie
vindt den weg weer tot het verloren
kind
der menschheid?
M a r g r e e t.
Eenmaal zullen wij hem vinden,
zoo we zoeken, allen te samen
i.s het, niet vader?
In het mooie li -<l van den knaap Vrede
glanst het heimwee na ir Utopia, maar
het zou zoo schoon niet ziju. indien dc
dichteres niet zelf zoekt om den verloren
vrede, dien zij mee gerendon te heb
ben. Het is al weer d- I;j.v.'»!io klacht
van haar eigen zie!, die wij m l ontroe
ring beluisteren.
Iu hot tweede bed rijf zijn we getuige,
hoe de hertog van Norfolk cn bisschop
Oraiuuer. eerst onder \riuii;t.sch«i»pelijko
pogingen Alore trachten te bewegen, tien
eed van suprematie ic zweren.
En More antwoordt:
„Miinhecren, ik dank u voor
de vriend 1 ijke gezindheid die u doet
pogen, de wijzers van mijn zin te
richten
«nar dc slag van den koninklijken
wil.
Maar zij zijn te stroef om den sprong
te maken
dien gij verlangt. Ik kan de gunst des
konings
niet koopen tol den prijs dien hij mij
vraagt:
do rust van mijn geweien."
De heeren houden aan; vleien, dt-igen,
het helpt niets. Zullen duizend anderen
den eed zweren:
„Gewetens zijn niet gelijk aren, buigend
naar ééne zijde voor den win-l."
,.Dan wacht U de Tower -- en de dood!"
„Goed, goed, alles goed! De dood is de
oceaan waarin vroeg of laat alle levens
pitmanden.
God geeft kracht!"
De 1 ïoercn vertrekken. S.
Ik ben nu geen stedeling meer, want ik
woon op het platteland. Maar een platte
lander mag ik mij ook niet noemen, want
mijn oogon en gedachten zijn vooralsnog
(He van een stedeling. Tot do stadsmensen
zal zijn opgegaan in den dorpsmensch,
zweef ik tusschen beiden in, hen ik een
stedojander. Vandaar het opschrift mijner
brieven
Ik beu zelf nieuwsgierig, hoelang of hoe
kort dat overgangsproces zal duren.Er zijn
meuschcn, bij wien de hang naar de stad
nooit overgaat, wat ik heel beklagens
waardige wezens vind, indien zij ten min
ste aan hun verlangen naar het stadsleven
geen gevolg kunnen geven. Zij loopen
groot gevaar, de eigenaardige bekoorlijk
heden van het buitenleven nooit to loeren
inzien, omdat zij met stadsoogen en stads-
gedachton blijvon kijken en piekeren.
Ik hoop het anders te doen. Wat drom
mel, het behoort toch niet tot 's mensch cn
levensgeluk, dat hij om dn haverklap ge
vaar loopt onderstboven gereden te wor
den of des avonds kans heeft een ver
keerd huis binnen to slappen omdat sleu
tels en gevels allemaal eender zijn Ook is
hel hoelemaal niet noodzakelijk, bij het
ontbijt reeds liet ochtendblad te vinden
Met de middagpost is het nieuws even
interessant. En zeg eens eerlijk: al woont
ge in een stad met honderdduizend in
woners, met hoevol van l\en gaat gij zoo
danig om, dat uw leven erdoor verrijkt
wordt? Allen hij elkaar vormen die vrien
den en kennissen' nog geen dorp en de
overigen kent ge ternauwernood.
Dit is buiten alvast heel anders. Niemand
loopt u onverschillig voorbij en van den
weeromstuit stelt ge ook in iedereen be
lang, vooral den eersten tijd. En doordat
ge vaak dezelfde monschen ziet, komt ge
alras tot een schifting on krijgt ge net
zoo'n dorpje van goede bekenden als ge iu
een stad ook hij elkander hadl.
't Is bovendien merkwaardig zooals het
hevigste nieuws op een afstand in bet eek e-
nis. vermindert. Wat let me b.v. hier een
brand in Botterdam, ook al wordt (lie voor
de jsooveelste maal uitgebuit in 't belang
der vorming van een boroepsb rand weer?
De vraag,, hoeveel biggen mijn buurman
krijgt, in veel interessanter. En wat maal
ik om een reuzen magazijn in Den Haag
als ik hier toch eigenlijk ook alles koopen
kau.
Het koopen is hier voorts veel gezelliger.
Ik haal m'n sigaren hij den kruidenier,
die me ook precies weet te vertellen, hoe
veel de bouwgrond in de buurt waard is
en met genoegen een boodschap wil over
brengen aan een kennis ran me, van wien
ik weet, dat hij straks ui denzclfden win
kel zal binnenstappen Kom daar eens om
in 'n warenhuis of zelfs in 'n goed beklan
te stadszaak. Wat weten ze daar van m'n
kennissen!
Alles is verder toch maar betrekkelijk
in deze wereld. Mijn geachte stedelijke le
zers het ga hen allen goed, hoor!
halen misschien hun geachte neuzen op
voor zoo'n plaatsje als waar ik nu woon,
maar hoe zullen b.v. de bewoners van een
of andere wereldstad weer denken over
het wonen in een provinciestad. Wereld-
stedelingen verbeelden zich, dat men niet
gelukkig kan wezen zonder schitterende
lichtreclames en reuzen-bioscopen, maar
iu kleine plaatsen gaat het zonder dio
•overdrijving ook best, Vvijl immers do
huiselijke gezelligheid toch door niets
wordt geëvenaard. En waar vindt men
hiervan «neer dan buiten? Alen is daar op
elkander aangewezen en zoo blijft er het
ouderwetsche gezinsleven nog het best be
waard.
Zeker, de fiets en de voetbal tennis
sen zag ik nog niet rukken ook hier
wel aan do gezinsbanden, maar de afstan
den weerhouden van overdrijving op dat
gebied. Men zou hier geen kans zien, iede
re week een voetbalmatch voor elkaar le
Vrij "en, terwijl de fiets nog alleen des
Zondags voor tochtjes gebruikt wordt: op
werkdagen uitstapjes te maken is veel te
tijdroovend. 'i Ls dan veel gezelliger, dielit
bij honk te blijven.
En wat zijn de kooplui aan do deur hier
gezellige lui. In de steden rukken iederen
dag andere loopknechts do bel uit do deur
en heeft men maar werk om zoo'n gedien
stige voor zoover hij gedienstig is
telkens opnieuw uit le leggen wat inon be
geert Hief echter komt jaar en dag het
zelfde gezicht door de achterdeur kijken
en een half woord verduidelijkt dan meel
de bestelling dan een lioele redeneering in
de sl.i'l. En haast hebben die luidjes zel
den. Moeten ze al eens verder aleer het ge
sprek uil is, zij onthouden er genoeg van
om morgen verder te gaan.
Ja, nu overdrijf ik toch wél een beetje. Tk
doe net of de winkeliers hier ook iederen
dag laten „hooren" en vandaar dat
woordje morgen. De tusschenpoozen zijn
natuurlijk grooter, ook al doordien de
monschen er meer op zijn ingericht, voor
raden in huis te nemen. Eon vleesehuia-
gnzüntjo aan de halkeu, waar vindt men
dat b.v. in de stad? Afaar dat do bezorgers
gezellige fccuvelaars Zijn, blijft waar. Zij
staan net zoo rustig tegen de post van de
deur to praten als achter de toonbank,
zoodat aan een plaatselijk orgaan geen
behoefte bestaat. Het nieuws wordt hier
van mond tot mond overgeleverd.
Of het dan niet vaak van gedaante ver
andert? Wel neen, want daarvoor ia de
herkomst veel te gemakkelijk te achter
halen. terwijl do veelvuldigheid der ver
tellers als vanzelf eon goede controle op
levert.
En al blijkt zoo'n mondeling overgele
verd bericht nu eens onjuist, is dat zoo
erg? Moeten niet de kranten ook vaak iets
ror-tific-ooren? Hot Nod. Gorrespóndontio-
bureau voor Dagbladen levert bijna iedero
week een of andere tegenspraak. Geen
minachting dus voor mijn nieuwsrondba-
zuiners.
Meent intussehen niet, dat ik al onver-
sehilig ben voor het wereldnieuws Ik «pel
iederen dag „De Leldsche Courant" - ik
neem er den tijd voor! en las b.v. met
groote belangstelling het verslae der in
wijding van de nieuwe kloosterkerk ran
den Ibtagweg. Van het stadsnieuws sla ik
geen letter over. Al die bekende namen en
dingen brengen je weer eens oren in de
gezellige sfeer van do goede SleutoM.id.
Laaf ik echter niet gaan piekeren. 'I
Zonnetje schijnt hier ook!
AJO.
WAT ELKE MAANO TE DOEN GEEFT.
(2de helft April).
Wij willen er nu even op wijzen, dat
een veelzijdig werkend Iwslrüdingsiniddel
tegen plantenziekten is: Gcrmisan. 't Ge
bruik wordt warm aanbevolen door ver
schillende deskundigen op landbouwge
bied, en zoowel ter behandeling van d.j
graansoorten als van het suiker- en voo-
derboctenzaad. Zoo werkhuirt de* Dijk land
bouwconsulent Ir Deckers te Den Bosch:
Door een goede behandeling niet Genui-
san kan de wnrtelhrnnd Hij bieten afdoen
de worden bestreden. Op verschillende
proefvelden in mijn ambtsgebied is dit
voorjaar duidelijk te zien u -woest, dat het
ontsmetten van mangel wortelzaad groote
voordcelen geeft Op de perceeltjes met
ontsmet zaad stonden veel rneer planten,
dan op die, waarop niet behandeld zaad
gebruikt was. Het is de tijd van aard-
appelpoten Welke poters te gebruiken?
De grootste knollen geven Hij gelijke poot-
wijdte de grootste opbrengst: zij bevatl>-n
hef meeste rescrve-voedscl en vormen ook
inéér spruiten dan kleinere poters. Maar
daarom is bet nog niet aan to bevelen al
leen de allergrootste poters te gebruiken.
Wij zouden ts veel pootgoed noodig heb
ben.» en ook: hel gewas schiet vaak to
veel iu het loof, er vormen zich wel een
groot aantal knollen, maar deze blijven
over *t algemeen to klein. Aldus dedeu.
proeven \an den Hodongatn Aïarlsson
zien. Andere proeven van dezen onder
zoeker toonden aan: dat kleinere polcrs
evenveel opbrengen nis groote en zoor
groote, mits uien do pootwijdto vermin
dert, naarmate dc poters klciuor zijn. Al
leen zeer kleine poters blijven ook dan
nog in ophrongls ten achter. In praclisch
opzicht zal middensoort pootgoed het
beste voldoen: pootgoed van 4050 m.M.
doorsnede. In deze en de volgoodo we
ken worden heel wat jongo hoenders ge
boren. 'Men neme daarom do volgende
wenken iu acht: Zet nooit een kip te broe
den in een legnesi. want dan krijgt do
broedheii le veel las! van het ongedierte,
terwijl de kuikens al direct vol ongedier
te zitten en slecht groeien. Zorg dus voor
een zindelijk nest, dat niet te droog is,
want vocht is zeer bevorderlijk voor het
uitkomen der eieren. Ook moet do broed-
hen hot nest verlaten. Zet daarom geen
voedsel vlak bij het nest. Broedkippen kau
men goed met muis voeren. De legkippeu
dienen ander voer te hebben, want een
vette kip legt niet graag. Voer dus aan
losloopeude kippen 's morgens aange
mengd meel, wat spoedig verteert.
Voer op geregelde tijden, dan gaan do
beesten boter van huis. Tegen den avond
dienen ze genoeg liardvoor to hebben.
In den tuin: Nauw verheugt inen zich in
de eerste plantjes (radijs, raapstelen, kool-
pldnten) of de aardvlop vertoont zich in
massa on doet haar vernielend werk. Wat
or tegen te doen? Zie hier: Tegen do aard-
vlooien of juister: kevertjes, kan men
bitterkers tusschen de te beschermen plant
jes zaaien, dit houdt ze op een afstand.
Sommigen strooien op de bedden een laag
je (van 1 c.M.) fijne zwarte gracht modder,
goed doorgevroren; men kan ook een
grootere hoeveelheid met do tuinaarde
dooreenmengen. Op dezelfde wijze kan
men met succes ook kardgedroogdo hoen
der- en hondonmets aanwenden. Paarden-
mest, d.w.z. alleen paardenvijgen, zonder
lang strooisel, goed met paardonurine door
trokken, en fijn verdeeld over do bedden,
moot ook uitstekend voldoen. In 't alge
meen is een goed middel: door krach li ge
bemesting en overbemesting den groei der
planten bespoedigen. Ilebt ge nog »-<-u
plaatsje in uw hof over? Zaai daar dan
eens, bij wijze van proef, zeekool, een hier
te weinig bekende groente. Ze vraagt n
goede verzorging on eon voedzainon bo-
dorn. Dit jaar kunt ge er niet moer ven
eten, eerst het volgende voorjaar. Hel is
dus een overblijvende plant. Vóór het
gebruik moet zo eerst wit gemankt wor
den. Zij zal u waarschijnlijk wel voldoen.
Men kan nu zaaien, 't zij in den. vrij u
grond of in oen kouden hak. Ook legt e n
wel zaden in potjes om liter de planlen
mot den potkluit te verzetten Al, o-
koolplanteu (of andere) optrekt :m .e
to verplanten, begiet dan eerst hef planten-
bed. Doe liet plukken vlug, and-ia v. -
den de planten slap. Log direct in »-< n
mand, niet eerst op den grond Plantjes,
waar wnt aan mankeert, worden niet ge
bruikt. Spoel voor het uitpntou de planlen
met zuiver water af Maak met schop of
hol pootijzer een gat. na de droge boven
aarde te hebben weggekrabt. Op nieuw
land, waar men „gevrect" vree.-.l, lost men
als middel daartegen wat super in het
spoelwater op Staal uw selderij, in do
hakken gezaaid, er goed op? Laat ze dan
toch nog wal doorgroeienstraks verplant
gij iu koudon bak; door dit ver. n
wordt het wortelgestel krachtiger. Vooral
bij knol .elderij werkt dut gunstig op do
kuohorming. Voor de huisvrouw: houd
uw kanarie niet in een koperen kooi. t
Koper gaat, als 't vochtig wordt, roesl'-u
en het koper-oxyde is voor 't vogelde le
vensgevaarlijk.
ALLEEN OP DE WERELD.
Buiten de kom van het dorp, to mid
den van een frauieu boomgaard taberna
kel de Jan sedert enkele jaren moedor i"l
alleen. In ziju krachtjaron had hij hard
gesjouwd eu gezwoegd als molenslijper en
betrekkelijk hoogo ioonon opgestreken.
Veel geld had hij bijeengepot in dit ip-iis
huisje, waar niets dan de pluimende rook
door d»n crauwen schoorsteen verloren
ging. Mo! de lui hi**ld hij zich zoo weinig
in.lijk bezig.
Hij hield iu züu ouden dog enkel van
good Oten, drinken en gezellige lectuur.
Nauwe bloedverwanten had hij niet En
kel leefde jii hel dorp een ver nichtje»
waanto d,, hij niet te best over do haan
kon.
Alle j.u-eu teelde Jan voor eigen gebruik
eon V'-l varken in den laten herfst, waar
aan hij zich vérder hot gunscho jaar to
pood deed lu de eerste dagen na do
slachting, moest hij zich telkens weren
om de lever- en bloedworsten en andere
goede dingen, die zich niet te best li -ten
inouton, luckier to worden Ook nu weer
leek Hij zich overeten to hebben, want
hij had een knechtje uau den natuurdokter
,,'t Manneke van Genk" gestuurd, die bij
ieder geval raad wist voor mensch en
dier-. Deze wijdvermaarde dieren- on
ineii~'-!|.,i)urU» bad Jan bezocht en tovens
bevuilden na veel vragen ori bevragen, dat
de lijder »en ontsteking in do ingewanden
kon hebben van het vele vd dat hij <ie
laafde dagen verorberd had. En wijl d' zo
wonderarts meer voor dieren dan voor
mctw.-lion geraadpleegd werd. had hij
M.«eds dc gewoonte sterke medicijnen voor
te schrijven- „er onder of er boven" waa
zijn lijfleuzc.
Jan nam sedert een paar dagen regel
matig eenige lepels uit do voorgeschreven
fl« -<■!». En telkens als hij een tijdje het
geneesmiddel opgr lurpt had. deed hij
ziju bed akelig kraken. Inwendige pijnen
deden hem soins luidop schreeuwen. En
wcdor wentelde en keerde hij zich in ziju
bed, totdat de pijn opnieuw wat slildo.
Hij had vertrouwen in den boerondokfer
en in zijn medicijn, 't Uitwerksel moest
zijn tijd hebben. Als de pijn haar toppunt
bereikte, meende hij soms dat zijn laatste
uur geslagen was; maar kalmeerdo ze iet-