Derde Blad.
Zaterdag 3 April 1926
DE PAUS IS ONFEILBAAR.
Misschien vindt U hel vervelend, maar
liet lijkt mij toch niet overbodig nog even
ons geheugen op te frisschen omtrent hel
peen we vroeger geleerd hebben betreffende
de onfeilbaarheid van den Paus. 't Is
trouwens een geloofspunt van te groot be
lang, dan dat we daar maar eventjes over
heen konden wippen.
Zooals u weet is do paus (do bisschop
van Rome) de wettige opvolger vau den H.
Petrus, die immers volgens de juiste histo
rische gegevens te Rome heeft gezeteld.
Redelijkerwijze, d. w. z. als u redelijk
v ilt zijn. moet u aannemen, dat Christus,
clie zijn kerk slichtte voor alle tijden,
nok gewild hoeft, dat die kerk dezelfde zou
bliivon tot aan het einde der wereld.
Welnu Christus stelde Petrus aan als
- Mie, die het fundament moest zijn
van de kerk; hij moest do kerk dragen en
stutten, haar in de eenheid des geloofs he-
varen. Immers het woord van Christus is
te duidelijk, dan dat U er aan twijfelen
kunt; „Gij zijt Petrus en op deze steenrots
zal ik mijne kerk bouwen; en de poorten
der bel zullen haar niet overweldigen".
(Matth. 16, 18). Wat Petrus was, moesten
ook do opvolgers zijn, anders bereikte
Christus niets. Dus moeten de Pausen even-
coed als Petrus onfeilbaar zijn in het lee-
ren van het geloof en de geboden, anders
bereikte Christus niets. Dus moeten de
pausen evengoed als Petrus onfeibaar zijn
in het loeren van het geloof en de geboden,
anders zou do kerk in dwaling kunnen ra-
Hu en dat i3 in strijd met Christus' belofte
omfrout bet fundament der kerk.
Zoo ontving de paus in den persoon v
don H. Petrus ook de opdracht om li o r-
d.er en loer a ar te zijn: ..Weid mijne
lammeren, weid mijne schapen" (Joës 21
15—17) zeide Christus.
Maar dan moeten dc geloovigon ook luis
teren en gelooveu; waaruit echter dit
volgt, dat, als dan die herder en leeraar
zou kunnen dwalen, ook degenen, die moe-
ten gelooven, in dwaling gebracht kunnen
v/orden, wat Christus natuurlijk niet heeft
kunnen willen. Waar ook zou het vertrou
wen blijven in do herders als ze zich kon
den vergissen in de leer.
Rn wat hebt go te zeggen tegen de be-
lof'e van Christus, welke inhield de onwan
kelbaarheid van het geloof, en de opdracht
cm de broeders te sterken in het geloof?
Lees eens Lucas 22 31 on 32: „De Heer
eu zeide: Simon. Simon, zie de satan heeft
liaar ulieden verlangd, om u te ziften als
tarwe, (d. w. z. op de proef stellen) maar
ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet
hozwijkeen o ij. bevestig eenmaal weer uwe
broederen". Omdat het gebed van Christus
met onverhoord blijft, kan ook liet geloof
in Petrus niet bezwijken of ten val komen:
het zal zoo vaststaan, dat bet ook oen
leun is voor al zijne broeders. Petrus nu
leeft voort in zijn opvolgers, do pausen. Het
bed van Christus geldt dus ook hen,
CvonnTs do opdracht, en deze nog meer dan
ean Petrus, want do Apostelen waren allen
iprsonnlijk onfeilbaar, wat luin opvolgers
niet zijn, doch alleen wanneer ze zijn in
vereoniging met den opvolger van Petrus,
cVn paus.
Hef is dus duidelijk, dat do uitspraken
ui Jo pausen in geloofs- en zedeleer on-
iibanr zijn; en ten allen tijdo is dit dan
tok erkend.
Want let dan eens op de uitspraken van
Kerkvaders en Concilies. Altijd heeft in
katholieke kerk de grondstelling gogol-
en, die reeds door den H. Irenaeus is aan-
lebaald „dat met de Kerk van Rome, als
trouwe bewaarster der Apostolische Over
levering, iedere Kerk, d. w. z. alle geloo-
vieen geheel en al moeten overeenstem
den". altijd hoeft men voor waar geliou-
'jn. dat Petrus, de zuil des geloofs, in
fijn opvolgers leert en beslist Altijd is als
proefsteen van rochtgeloovigheid aange
ven do verklaring, die reeds in 519 door
zeer vele bisschoppen en in 869 door al de
Vaders van hot 8ste algemceno Concilie
*erd onderleekcnd, dat „men van den
Apostolisch en Stoel in geen enkel opzicht
gescheiden wil zijn, omdat daar de katho-
He godsdienst altijd ongeschonden be
baard is en daar haar gcheele en ware
fitheid berust Eu altijd nam men aan
w leer, vastgelegd door do Grieken in het
-e algemeeno concilie: „Evenals de paus
'an Rome verplicht is voor de anderen het
idoof (e verdedigen, zoo moeten ook de
•doofsoneonigheden door zijn oordeel be-
'-;t worden.
In twijfels omtrent de geloofspunten
*endde men zich dan ook altijd tot den
j*us, en van hem, zonder hulp van een
fcucilie kwam dan de -beslissing, die door
'hu werd aanvaard. Zij, die ze niet aan-
larddou stonden daardoor buiten dc kerk.
Kit dit alles ziet^ ge toch zonnehelder,
hl de kerk er altijd van overtuigd is go-
u'-', dat do paus in zaken van geloof en
Men niet kon dwalen. Do uitspraak van
tü paus was steeds een zeker richtsnoer
,in taar geloof, en dit volgend; triom-
'Mo zij over alle dwalingen.
«en lette wel, dat de paus en heel hot
Ueluk leergezag aoo maar niet op eigen
■™»ng do leer van geloof en zeden be-
Hsniaar dat hij daarbij steunt op de H.
,pift en de mondelinge overlevering of
Prediking dor Apostelen, dit zijn de
Menen, waaruit het leergezag put.
Wanneer dan ook do Kerk een uitspraak
KT omtrent oen of ander gcioofspunt.
geschiedt dit nadat zij eerst beeft
onderzócht, wat er in do openbaring tc
vinden is.
Het is dan ook niet mogelijk, dat de Paus
n i e u w e waarheden zou loeren; wel is het
bestaanbaar, dat do geopenbaarde waarhe
den door dc uitspraken der Kerk duidelij
ker en helderder den geloovigon worden
voorgesteld. Maar nooit kan de Kerk gaan
buiten de openbaring.
In dezen zin zou men kunnen zeggen,
dal de Kerk star vasthoudt en niets ver-
rudert: en onze tegenstanders maken cr
van. dat de Kerk geen vooruitgang maakt,
en dat zij, terwijl alles om haar heen ver
andert en vernieuwd wordt, en zich ver
volmaakt. slechts hlijft staan bij di I rene,
wat ze eenmaal heeft voortgebracht. Maar
dan ziet men.over het hoofd, dat de leer
der kerk do leer is van God, en dat zulk
een leer niet vatbaar is voor vervolmaking
of verbetering. Het stroyen naar zoogenaam
de verbetering zou slechts bcteekenen:
achteruitgang van liet goddelijke naar hol
menschelijkc, en dat staat nu juist niet ge
lijk met vervolmaking.
Het is inderdaad een onderscheidings
toeken der Ifatholieko Kerk, dat zij nu nog
altijd hetzelfde leert als vroeger, en in do
toekomst altijd hetzelfde zal blijven loeren
als nu.
Dat tenslotte de onfeilbaarheid van den
v.aus eerst pas op liet Valicaansch Conci
lie in 1870 als geloofspunt is vastgelegd,
of m. a. w. tot. dogma is verheven, wil du?
volstrekt niet zeggen, dat men het vroeger
niet geloofde of beboerde te gelooven. maar
vindt zijn oorzaak in hetgeen het Concilie
zelf zegt. „omdat juist in onze dagen,
waarin de heilbrengende werkzaamheid
van het Apostolisch ambt lioossl nondig is
er niet weinige zijn. die zijn waardigheid
en aanzien naar omlaag halen." ,.Do <»or
van God. Onzen Zaligmaker, de verhöffiim
van den katholieken godsdienst, en hel hc'l
e'er christelijke volkeren", brachten de kerk
er toe deze uitspraak te doen. om des t>
koter vast tc houden wat altijd geloofd
was.
Niet aan menschen alleen, maar aan
mensclien onder leiding des H. Geesles B
het bewaren van den geloofsschat locver
trouwd: on daarmede bezitten wij Katho
lieken de zekerheid, dat hel veen wij geloo
ven do waarheid is, waarbij alle twijfel
wordt uitgesloten.
J. C C. GROOT, kapelaan
KRUISLYK1EK.
v.
Een .jongere tijdgenoot van Stalpoort
van der Wiele was Adriaan Poirlers. Ge-
geboren in 1605 te Oosterwijk.ging hij eerst
ten schole in 's-Horlogenbosch, vervol
gens naar Douay in Frankrijk en eindelijk
naar het novietenhuis der Jezuïeten
Mecholon, Hier werd hij in 1637 tot pries
ter gewijd en vier jaren later trad hij in
de Jezuïetenorde. Een tijdlang was hij te
Mecholon, daarna te Maastricht leeraar in
de oude talen.
Pater Poirters v.as een vurig man, die
onvermoeid predikte en naar de wijze der
Middeleeuwse! ie monniken gaarne zijn
voordracht kruidde met exempelen, anec
dolen, korte verhaaltjes, enz.
Naar een voel gevolgde gewoonte de.'
tijds gaf lui ook een soort van zedenspiegel
uit: „Hel Masker van de Wereld afgetrok
ken".
Zulke emblematabundels dienden voor
al tot leering en slichting van liet volk cn
schenen in dien tijd geweldig in te slaan.
„Het Masker" werd althans na zijn ver
schijnen vijf-en-dertig maal herdrukt en
was in de 17clo eeuw liet meest gelezen
boek in Zuid-Nederland, om zoo te zog
gen de „Vader Cats van het Zuiden".
Elk onderwerp in zoo'n emblematabun
del werd ingeleid door een zinnebeeldige
prent, waaronder gewoonlijk een berijmde
spreuk stond. Dan volgde een beschou
wing, in proza met een kort verhaaltje, en
eindelijk een gedicht.
Soms waren proza en gedichten geheel
in den volkstoon gehouden, soms ontmoet
te men plotseling zeer mooie verzen.
Wij geven van Pater Poirters één en
kele proeve van Passie-poëzie.
O Jesu.
O Jesu. hoe zij ghij doorwond!
Hoe Blauw, hoe paers is uwe mond!
U aensie.ht bleeck en levenloos!
Dat sclioonder als den daegraet bloos.
U hooft, klaer als de Sonnc-glans,
Doorboort den Wreed en doomencrans,
U sijde vol van louter min
Daer steekt de ijsro lancic in.
U leden spierwit overal
Sijn root van bloet, en groen van gal!
Ick bid U door TT lijden groot,
Leert mij ook lijden tot do. doodt:
En dat de Gruycen die ick dracgh.
Dat ick die dracgh, en niet en claegh.
Want schoon die hitler zijn en zwner
Den loon verzoet ze allegaer.
Tal van bundels, die op dezelfde wijze,
maar dan onder de Protestanten, liet gods
dienstig leven trachtten (e verdiepen, zijn
in groot aantal geschreven door Jan Luy-
ken, die leefde gedurende de laatste helft
(lor 17de eeuw. Deze dichter is om zijn
dikwijls zeer fijn-gevoelige stichtelijke
poëzie belangrijk genoeg, om aan hem Ie
gelegener lijd eens eenige opstellen tc wij
den.
volstaan we thans met den volgenden
Toezang, in een zijner bundels opgenomen.
Wie hangt er zoo deerlijk, geteisterd,
geschonden,
Roosvervig, vol striemen en wonden,
Tot smaadheid en schande, aan 't kruis
hout verheven,
Wat heeft hij, wat heeft hij misdreven.
Dal is er het slachtlam, zoo heilig geboren,
Tot breking en lcssehiug van looren:
Zijn misdaad is liefde, uitvloeien en geven.
Dat kost hem, dat kost hem zijn leven.
Kost dat hem zijn leven, die schoonste van
allen,
Hoe. is hij in lijden vervallen?
Of is het uit liefde, en heilige minnen:
Wat zal hij daarmede dan winnen?
Wat anders als 't leven der eeuwige zielen,
Die droevig in zonden vervielen.
Opdat li ij de schulden verzocne en boete#
Zoo druipen zijn handen en voeten.
Ach, Jesu-. beminde, hoogwaarde en
schoone,
Wie zal TT. wie zal ILbeloonen?
Uw weldaad die gaat ons vermogen te
boven,
Wij willen U prijzen en IoVon.
Wanneer ik nu van Jan Luykcn den
sprong waag naar den modernen lijd,
geen oversclioone poëzie van Vondel hier
laat afdrukken", zwijg van Revins, Dul-
laert, Huygens, Jeremias do Decker, en
zoovele anderen, in de 19de eeuw IJililor-
dijk, Da Costa, enz. oversla, en mij enkel
even bepaal tot de dichteres Jacqueline
v. d. Waals, vindt dat zijn oorzaak hierin
dat deze dichteres van denzelfden geest
als Jan Luyken bezield nog meer verin
nerlijkt is. Enkele jaren geleden is zij ge
storven en zij heeft.ons slechts een drietal
dichtbundels nagelaten. Van Jmar getuigt
Bernard Verhoeven: ..Bij haar loven had
ze met lieve verscliroomde stem gezongen,
maar bij de nadering en het aanvaarden
van baar dood onthulde ze plotseling zeer
diep en stil geheimen uit de mystieke
luchtstreek".
"Weinig heofl zij aan de NedciTandscho
letterkunde gereven, maar dat weinige is
zoo fijn. zon innig, zoo klankvolzongeii,
dal het evenmin gemist kan worden als de
Nor-turn es van Chopin uil de nw i-k-
liüeratuuir.
Gethsemané.
Jezus, den laalslen der nachten,-
Ging naar don hof dec olijven,
Liet zijn discipelen blijven
Buiten de duistere gaard:
Toen koos Hij drie uil hun midih i
Mol Hem te waken, te bidden.
Maar door het hidden en wachten
Werden hun oogen bezwaard.
Kon dan niet één mei Hem waken?
Eén in die Smnrtlijke uren
Met Hem de droefheid verduren
Van Zijn verwerping. Zijn smaad?
Móest Hij, dien zwaristen der nichten,
Eenzaam den kruisdood vcrwachteu,
Eenzaam de bitterheid smaken
Van den triomf van hel kwaad?
'k Wil bij Uw droefheid verwijlen.
In Uwe smarten verzinken,
Gij, die den beker moest drinken.
Die de verzoening ons bracht.
Wie zal de angsten doorgronden
Van deze nachlli.jke slon-len?
Wie zal de duisternis peilen
Van dezen duisler.-l.m meld.?
En nu van di-cclf'J alenno - het
volgende:
Noem de overlading mij. die Gij begaan
hebt,
Hel kwaad, gokrui.dgd God, dal Gij
gedaan held.
Waaraan Uw volk U schuldig beeft
bevondeu,
Noem mij Uw zonden.
Gij wordt gogeesold en gekroond met
doornen,
Geminacht als do minste der verloornen,
En als een booswicht, die zijn straf moet
dragen
Aan 't kruis geslagen.
Zeg mij, waarom men U aldus gehoond
heeft,
U dus, mijn vorst, gescepterd en gekroond
heeft.
Om voor mijn schuld verzoening le
verwerven,
Moest Gij dus sterven.
Hoe vreemd, dat voor de schapen zijner
weide
De herder zelf ter slachtbank zich liet
leiden,
De heer zich voor de schulden zijner
knechten
Aan 't kruis liet hechten!
O wonderbare liefde, die ons denken
Te boven gaat, wat kan mijn liefde U
schenken,
Wat ooit bereiken mot den arbeid mijner
dagen,
Dal TT bob a go?
O Liefde, voor dit offer van Uw leven
Wat kan ik dan mijzelf ten offer geven,
Opdat ik nooil, .hetzij ik leve of sterve,
Uw liefde derve.
En tenslotte dit innige. Al is het dan
geen passielied, het is uit leed geboren:
maar de verstilling is in het broozc hart
gekomen.
Die mijns harten vrede zijl.
En dc eenig ware ruste,
Reine bron van klare lusten,
Zuivre bron van zaligheid.
Laat mij willen en niet willen.
Wat Gij wilt en niet en wilt;
Blijde gaande door liet stille
Leven in Uw vree verstild.
Buiten U is nicls dan strijd,
Niets dun moeiten, niets dan zorgen
Laat mij in Uw rust geborgen
Slapen gaan in eeuwigheid.
3.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(Ic helft April).
Dc natuur heeft zich dit voorjaar vroeg
ontwikkeld; toch geschiedt het zaaien en
polen op veel akkers laat, en zijn hier en
tiaar wintergewassen mislukt, nis gevolg
ion het water, dat in Februari voor de
tweede maal dc landerijen overstroomde,
maar ook door hel kwelwater. Overal ston
den de sloot en vol en dc gronden zijn
o\erzadigd van vocht. Met die natte kou-
do en misschien zure gronden hebben we
nu meer dan anders rekening tc houden.
Daarom zij dc aandacht gevestigd op en
kele gewassen, die daar als noodgewassen
verbouwd kunnen worden. In plaats van
wille of gele haver kan men b.v. dc
z w arte p vosidentslm ver uit
zaaien welke meer zekerheid biedt en nog
tot begin Mei kan worden gezaaid: men
doe dii na ontsmetting door Germisan. op
rijen van 20 e.M.. in een hoeveelheid van
120 lol MO K.G. per Hectare. Zomer-
gorst-, de gewone vievrijige, kan men
zaaien tot begin Juni: cuiirons 120 tol 140
K.G. Als op de klei de hielen zijn mislukt-,
kan mffh met dc zomergerst neg een goed
resultrtat verkrijgen. Waar hot te laat
werdt voor erwten, kan men bruine
boo n en poton nog in de gcheele maand
Mei. Voorts mogen als noodgewussen ge
noemd worden: koolrapen, gele mosterd
(lol half Mei dc groote Engelsche zonier-
knollen) (half Juni—half Juli) cn de late
roode kool (10 tot 25 Juni).
't Is nu in den tuin allcrwege druk:
mesten, spitten, zaaien en planten is nu
dc orde van den dag. Wat hel mesten be
treft. zij opgemerkt, dat men. gebruik ma
kend van stalmest, geen lange verschen
en onverteerden most moet ondermaken.
Verschillende nadoelen zijn hiervan te
noemen: hij is niet zoo voedend als korte,
verteerde mest; biedt voorts schuilplaats
aan engerlingen en ander ongedierte; be
vordert ziekten als knolvoet, terwijl men
ook meer last heeft van aardvloo. Heeft
men den mest uitgestrooid, dan moot. die
spoedig' worden ondergciuaakt, anders
krijgt men verlies door vervluchtiging en
deoogl- liii bij droog weer uit. Om dc jonge
planten, die niet direct diep wortelen, flink
te doen groeien, kan men behalve dc diepe
grondlaag ook den bovengrond van eeni-
gen mest .voorzien: dit is de z.g. bovcn-
grondache bemesting, waartoe niet veel,
maar goede mest wordt gebruikt. Overi
gens moet de mesl gelijkmatig en diep on
dergespit; de wortels der planton moeien
nicl in den mest slaan, maar het noodige
voedsel betrekken uil reeds verteerde
n.'-s!stoffen. Daarom is het beter in 'l
voorjaar te bemesten. Dun ken meu daar-
veisrbon, slroohoudenden mest gc-
bi - kon, v eile dan dionstig is om een
z.v.«'ren grond losser te maken.
Nu is men. wil men goéd bandelen, aan-
gew."/.eu op halfvergnncn, liumiix-achtigen
mesl. Vele luinlieden maken ook gebruik
in kiuist- of luilpmeststoffon, waarvan
hei; oogstrosultaat zeer verhoogd kan wor
den. Kunstmest make men, evenals eom-
nost, niet te diep onder; in vele gevallen
kan men mei onderharken volstaan, of
late de meatstof, b.v. Chilimilpcter, op don
grond liggen: met hel regen- of hel giot-
vi'.ter komt ze dan wel, waar ze zijn moet.
Verschillende groenlozotlen winden nu
nog uitgezaaidsla, w o r I e I e n, r a a j>-
stelen, s p in a z i e, ra d ij s. enz. Nog
to weinigen passen den regel toe van:
m eer in alen, mot tussclio n p o o-
z c n, uitzaaien. "Men zaait vv» oen
groente één- of tweemaal, zoodat. men
eenige dagen volop in de groente zit. maar
daarna niets meer heeft te oogsten. Wie
geregeld, b.v. om de M dagen, wat uitzaait,
kan het gclieelo voorjaar en den goh'eolon
zomer door versche groenten uil den tuin
halen. Pil gaat ovenwei niet met spinazie
cn raapstelen; deze groenten gaan bii
warm weer doorschieten; na begin April
zuaie men zo daarom niet meer. l>ij de
zorg voor de bakken zij men inzonder
heid op twee dingen beducht: lo Waak te
gen seliado door nachtvorsten,
't Mooie, Zachte of zonnige weer dool ons
soms vergeten, flat de nachten, vooral in
den morgenstond, nog zoo koud kunnen
wezen. Men vorzuimc derhalve niet ic
dekken; ook de perzikboomen. 2e. Denk cr
aan, dat het luchten den gchcelcn zo
mer noodzakelijk is. Wordt dit slechts een
maal verzuimd, dan kan dit al ten gevolge
bobben, dat er veel verbrandt. In dc eerste
dagen van April kunnen dc vamen al van
dc bloemkool en wortelen worden
afgenomen. Mils zooals we zeiden
het dekken voor den nacht niet word', ver
gelen! Bij goed weer lato men nu ook liet
luchten der bakken niet na bij spergie-
boonen cn snijbooncn; zoo licht verbrandt
anders hot zachte, blad. En ook de bloemen
in de bakken dienen te worden gelucht.
Wie 'n gazon heeft bij zijn huis en dit
gaarne mooi houdt, moet om 't andere jaar
zeker opnieuw inzaaien; daarvoor is het
dan thans de tijd. Ts hot terrein bemest en
omgespit, dan wordt liet zaad dik uitge
strooid met de hark goed ondergewerkt,
waarna het veld wordt gerold mot een
zwaren rol, teneinde een vasten bodem te
verkrijgen. Voor'den imker geven we
vooral dezen raad: verwijder uit de bijen
woningen do beschimmelde raat: vervang
deze Ju kasten (lossen houw) door uitge
bouwde raampjes of kunstraat kort echter
geen raten met fijn werk in, al» het niet
beschimmeld is, maar verwijder wel do
d&rrcmnnt, behalve die op de uiterste ra
ten. Let op de wasmotI
EEN PAASCHMORGEN.
Lang had,het geduurd, oer do lente cr
was, dc cchle, milde, gclukkig-slcmmendo
lente, die de gedachten der menschen
beter maakt en den levensmoed geeft in
ecu groot geval van physiok welbehagen.
Maar nu was ze cr, zacht cn weldadig.
Ze had eensklaps de zwellende knoppen
der kastanjes tot kleine parasol blaadjes
geopend en een levende tint gehecht aan
takken en twijgjes, waar liet bruin bezig
was over te gaan in geel en groen en
rood. Geen wind en geen grauwe nevel,
geen regen of loodgrijze wolken, maar een
wijde blauwe hemel met stralend zonne
licht. ..Uitgezocht Paa.schweor", zeiden de
menschen, die blij waren, dat het lente
feest in lenteweer gevierd kon worden.
De lente vulde alles on drong overal
door. Ook daar, waar gedachten aan
i iouw leven zoo verre waren on do
J'naschklokken, ;»1 klonken zo ook helder
door de voorjaarslucht, haar feéstolijken
klank hadden verlóren. Ze lieten zich niet
afwijzen. Als een onverwachte, tcore
troosteres kwam ze binnen en even, vaag,
heel vaag liet ze gevoelen, dat zooveel,
wat dood scheen, ontwaakt was en dat er
wondere verrassingen zijn, voor wie hoopt
en wacht.
Al gaf zo er zich zoo aanstonds geen
rekenschap van. al zou ze verwonderd
g'wc -l zijn, indien men haar hour eigen
gedachten had willen doen hooron, kou
toch dc jonge vrouw, die in een van do
herstellingsoorden van ons land dc moei
lijke laak van verpleegster op.zich had
gem.men, niet don weldndigen invloed
onlgimu, die van de eeMc lentelucht uil-
stroomt. De' moeilijke arbeid binnen vier
uinre.i, vrijwillig opgevat en vol toewijding
gegeven, was haar levenstaak geworden.
Enkele maanden lang had ze gewaakt eii
bespied, zich vindingrijk bewezen in zorg
volle hulpbctooning, jn haar kleine we
reld haar grooteii levonxschat verdedigd
legen liet leed van het oogen blik en het
dreigend gevaar. l)o dagen van sneeuw
en ijs waren overgegaan in dagen van
guur voorjaarsweer Hoe weinig be
kommerde het haar. Haar dagwerk was
aangewezen en huar gedachten bepaald
bij dén enkel doèl, do serpleging van
haar man. die, zoo hadden de doktoren
gezegd, heel langzaam zou genezen.
U hebt veel moed noodig, mevrouw,
en veel geduld.
Ze was die woorden ni. t vergeten. Ze
herhaalde ze dagelijks, wanneer zo zich
afvroeg, wanneer alles weer zou zijn aks
vroeger, wanneer ze weer samen hun on
bezorgd leven van weleer konden leiden,
toon de ernstige ziekle met haar slepend
proces, het wedei-inMorlon en lijdelijk®
helerschap luin geluk nog niot was konion
ver.-loiv'ii. Moed en geduld, o, die had ze
wel, die zou ze blijven bezitten, nl moest
hol nog eens zoo lang duren. Wist zo
maar, dat er voor goed een kentering zou
volgen op den hangen tijd, dien zij met
hun beiden doormaken. Er was in het
samen gedragen leed een smartelijk ge
not. dat do toewijding licht inhakte. Zij
immers voor heider toekonnt.
Sleehis ais ze zou moeten denken, dat
eb" tevergeefs zon zijn geweest, dal het
einde van den strijd zou zijn een hulpe
loos achterblijven, een terugsturen op ver
loren geluk, .slechts dan zou de kracht
haar begeven. Haar moed en geduld wor
den gedragen door een vast vertrouwen,
dal woor alles goed zal worden, zooals
het eenmaal, zooals hel zon langen lijd
geween! is.
Ze lieefl hel voimct geopend on do
zacht zoele lentelucht stroomt naar bin
nen. Deze vult liet vertrek mei donzige
geuren en .streelt de wangen en hamleu.
En zacht, welluidend deint in <1- verte
klokgelui, verzweeft en klinkt woev oj> m
u-ckl als een Mrccp van klanken door den
vrerh \uii liet zonnige landschap. lit
zijn dc raasclikhikjes, die het gruOIO
leest van herrijzenis van hernieuwd le
ven uilzingen in de wijde lucht.
Voor haar is het feest thans 1 chis
een herinnei-iugsdag, terugwijzend naar
andere jaren, toen ze de zeldzame vae.ui-
tiodagen met hem kon doorbrengen vol
VL'Oólijkeii levenslust. Die terugblik wij l
op een groot verschil en doet pijn. i.u
toch, en toch. lerwijl zo daar zoo slaat >u
tuurt in de stille rust daarbuiten en do
jonge zon ziet glanzen op fijn loovcr en
wazige akkers, hervindt ze iets van haar
blij gevoelen van vroeger, haar dankbaar
gelukkige zijn hij liet ervaren der eerslo
lente-indrukken. Bekende klanken, beken
de geuren treffen haar. De stilte, door
ver kiokgeklep zacht beroerd, is vol leven,
zacht getjilp van vogels neuriet door >i u
morgen. Ze herkent dit alles. Hel i.s als
vroeger. Er is weer een nieuwe leut-, al
les is weer vol beloften, beloften van lu-r-
leving van wat zoo langen tijd dood
scheen te zijn.
Die gedachte doet liuay goed. Ze ver
vult haar eensklaps met een overweldi
gend gevoel van «tralende hoop. Voor '1
eerst in haar leven voelt zo zoo diep 'Ie
glorie dor Ipnte, der nieuwe zon. 11a.ic
veerkrachtige jeugd maakt haar ontvuni -
lijk voor deu ievonwekkenden lente-adem,
die haar tegenwaait en hij die jeugd-
krncht dor natuur kan zij niet wanhopen.
Zo voelt, dat haar veil rouwen gewettigd
is. Terwijl alles daarbuiten herboren
wordt kan zij niet deuken aan .sterven
En met vast in elkaar gevouwen Imndeii
strekt ze de armen uit, en de blik om
floerst zieli door tranen van dankbaar
heid.
Haar hadden do Pmi^rhklokken een
blijde boodschap gebracht, de bevestiging
van de gedachte, dio alleen in staat was
geweest haar staande to houden, al uo
verloopen maanden lang.
Er is herrijzenis, er is nieuw leven. Ook
voor haar, ook voor hem, zoo wist ze nu.
Een nieuwe lente brak voor hen aan.
Rustig overdaV-ht ze tluins de taak, dio
haar wachtte. Moed en geduld,* ja, dio
zou ze blijven behouden. De Paa - el mor
gen in lentegewaad bad baar opnieuw
vervuld niet sterk vertrouwen in liet leven.
Haar jeugd had geantwoord op de jeugd
daarbuiten. En blij-ruxtig zag ze vooruit,
over de wachtende uren van angst en
vrees heen, overtuigd als ze was, dat ook
voor htm Dot leven sterker blijken zou
dan do dood.
EEN GOEDE PAASCH-SEDACHTE.
Omtrent Pasclien van het jaar 1871, dat
do Fransehen en met nainc de Po rijzo-
naar met alle recht liet rampjaar mo
gen noemen, vertoonde zich op zekeren
dag een vrouw op jaren, geheel in 't zwart
gekleed, met ingevallen wangen en rood
geweende oogen aan dc deuren van Mazas,
en vroeg om Monseigneur Darboy le spre
ken.