3
Derde Blad.
Zaterdag 27 Maart 1926
katholieke rust in 't eezit
uer waarheid.
Wat gevoelen wij Katholieken ons toch
rustig in het bezit der waarheid omtrent
(iod en Zijn openbaring!
Zelfs hot kind, dat op de leering nog
gaat, weet reeds zeker al kan het nog
geen studies maken dat hetgeen het ge
looft, de zekere waarheid is. omdat liet
hem geleerd wordt door den priester, die
niets anders leeren mag, dan het Leerge
zag hem voorschrijft.
Het is voor ons zoo gemakkelijk. Is er
eens een verschil van meening over een of
ander geloofspunt, we hebben ons
slechts te wenden tot de Kerk en dit ver
schil wordt uitgemaakt met absolulo ze
kerheid, want do Kerk is onfeilbaar.
Een gevolg daarvan is, dat wij ons dan
ook altijd aan het onfeilbaar leergezag
moeien onderwerpen, want anders zou
den wij ingaan tegen Christus zelf. Die ge
zegd heeft tot zijn Kerk: „Wie u hoort,
hoort Mij, wie u Versmaadt, versmaadt
JUi".
Het is aan de bisschoppen toevertrouwd
l; waken pver de zuiverheid van de leer
der Kerk, en het is niet noodig, eiken
dag uitspraak omtrent dc leer te geven;
dio leer staat eenmaal vast.
Doch als het voorkomt, dat er oneenig-
heid ontstaat en die oneenigheid omtrent
een geloofspunt is van een groot belang
en gewicht, dan pleegt het kerkelijk leer
gezag aan dat meeningsverschil een einde
le maken door het houden van een Alge-
meeuc Kerkvergadering, Concilie ge
naamd, welke dan de kwestie uitmaakt;
of door een uitspraak van den Paus al
leen.
Soms dus roept de Paus zulk een Con-M
cilio bijeen; daartoe noodigt hij uit alle
Bisschoppen der wereld, en zelf neemt
dan de Paus den voorzitterssloel in, of
zendt een gezant, om namens hora het
Concilie voor te zitten.
Alleen in dit geval en niet als de bis
schoppen zonder den Paus of zijn gezant
j samenkomen is er sprake van een alge
meen concilie. De uitspraak van zulk een
kerkvergadering is onfeilbaar, aangezien
'dan bet geheele leergezag, aan 't welk do
onfeilbaarheid door Christus geschonken
1 is. hijeen is.
Het is echter te .begrijpen, dat niet altijd
eeu kerkvergadering kan worden bijeen
geroepen vanaf het begin der kerk tot
op heden zijn er slechts 20 zulke Concilies
gehouden en daarom s^rdt ook wel
door den paus alleen soms een onfeilbare
uitspraak gedaan, als dit noodig blijkt en
de paus het nuttig oordeelt; de paus ver
tegenwoordigt alsdan het gausclie leerge
zag. daar Christus hem aanstelde als Zijn
plaatsbeWeeder met het opperste gezag
over dc geheele Kerk.
Betreffende zulk een uitspraak van den
paus omtrent punten van geloofs- eu ze
denleer, moeten we echter opmerken, dat
di' paus dan slechts onfeilbaar is, wan
neer hij spreekt: ex cathedra, d.w.z. van
af zijn leerstoel of m.a.w. wanneer hij op
treedt als Hoofd der Kerk; maar boven
dien moet dit uitspraak een beslissendo
zijn: niet dus, dat de paus zegt: „het zal
wel zoo zijn", maar hij moet de zaak
beslissend uitmaken. En dan komt er nog
bij. dat de paus ook den wil moet hebben
om allo geloovigen te verplichten zijn be-
elissendo uitspraak aan te'nemen.
Overal dus en altijd, waar de paus op
treedt in zaken, welke betreffen het ge
loof of de zeden, is hij onfeilbaar, ook al
veroordeelt hij dan bijv. iets, wat op zich
zi'li nog geen ketterij is. maar wat toch
">u kunnen leiden tot ketterij of verval
oor zeden.
Rr is dan ook geen sprake van een goed-
vinden door de Kerk van datgene wal do
P«i|S uitspreekt. Iedereen heeft er zich aan
'f onderwerpen, hij zij bisschop of pries-
'w of leek. Als do paus een beslissendo
uitspraak heeft gedaan in den boven aan-
Regnvou zin, is de zaak uit: zooals het
spreekwoord zegt: Roma locuta, causa fi-
niin. Was dit niet het geval, dan dreigden
*V grootste gevaren voor twijfels en stond
vit' 'leur wijd open voor valsohe meenin-
«ii!. en zouden zeer velen in dwaling wor-
dr'" gebracht.
Ih't doet er ook niets aan af, of die paus
ni-schien een slecht en zondig mensch
1011 zijn. De goddelijke Voorzienigheid
*«cikt over de Kerk en zorgt door een bij-
ónderen bijstand van den H. Geest, dat
fr Leen dwaling komt bij het leergezag, in
{r'-u den paus.
!Jo persoon, die in zonde zou leven,
ljft toch even goed de plaalsbeklceder
Vr" Christus op aarde met alle rechten
machten, welke Christus aan dat ambt
^leende. Door do zonde gaat die maebt
verloren.
^'<ter sluit dc bijstand van den H.
■"d niet uit het gebruik van mensche-
middelenneen, deze moeten zelfs
wend worden, om bij een strijdvraag
rheid on valscbheid fo onderscheiden.
hebben de pausen dan ook nimmer
'!/Uimd. Zij hebben, zegt liet Vaticaan-
concilie (1869'70) naar gelang van
'omsfaudigheden en verhoudingen,
'!i!3 algemeeno concilies bijeengeroepen
"agegaan hoe de overtuiging was van
jj. ',Vcr ('e wereld verbreide Kerk, soms
ii.i,.- vau bijzondere synoden of
v door de Voorzienigheid aangebo
den middelen, en dan beslist, dat datgene
moest worden vastgehouden, wat zij er
kend hadden met Gods hulp, als overeen
te stemmen met de H. Schrift en de Apos
tolische overlevering.
Al kan dan de paus ook alleen een uit
spraak doen, daarom zijn de algemeeno
Concilies nog niet overbodig, omdat ze
voor den paus een uitstekend middel zijn,
om te onderscheiden wat do goddelijko
leer is en maatregelen te treffen ten bate
van het welzijn der Christenheid.
Nogmaals, we zijn gelukkig met ons on
feilbaar leergezag, dat ons leidt laugs vei
lige geloofswegen tot het doel der Kerk:
ons aller zaligheid.
Toch wil ik u ook het bewijs leveren,
dat dc Paus persoonlijk onfeilbaar is.
Wacht mij de volgende week.
J. C. C. GROOT. Kapelaan.
VRAGENBUS.
Vraag: Is het een Katholiek geoor
loofd te lezen het bckendo boek van Fe
lix Timmermans „Pallieter"? Zoo neen,
om welke reden; en bestaan er nog meer
boeken van dozen schrijver, die verboden
te lozen zijn.
Antwoord: Het is niet geoorloofd
„Pallieter" te lezen. In Juli 1920 heeft de
Congregatie van het H. Officie ann de bis
schoppen van België en Holland bevolen,
de geloovigen te vermanen, dat zo dat
boek niet kunnen lezen, omdat liet to zin
nelijk is, en tè ironisch met werkcu van
vroom iieid.
Andere boeken zijn voorzoover mij
bekend niet verboden; ze zijn echter uit
sluitend voor volwassenen.
kruislyriek.
IV.
In het nog veel te weinig gebruikte
„Psalterke" van Hamers vindt men de eer
ste twee stropben van een Middelneder-
landsch Passielied, dat ik hier in zijn ge
heel wil afschrijven. IJc vind het altijd
zoo jammer, dat liederen als deze na hoog
mis of lof niet veel meer door do geheele
schare aanwezige geloovigen medegezon-
gen worden. Want het blijft altijd waar,
dat er, als het zangkoor zijn taak volbracht
heeft, ook nog wijding uitgaat van het lied,
waaraan men zelf mee kan doen
Maar het is ook waar, dat onze congre
gatie- en andere liederen dikwijls naar den
tekst zeer onbeholpen zijn. Van Hamers'
leideren kan men dat niet zeggen, temeer
daar hij in zijn verzameling ook enkele
van de mooiste Middeleeuwsche voorbeel
den heeft opgenomen.
Bezwaren tegen enkele oude uitdruk
kingen en ongewoonheid van spoiling kan
men moeilijk laten gelden, omdat we het
immers als ecu heel gewone zaak beschou
wen. do prachtige latijnsche hymnen to zin
gen. Waarom zouden we dan niet af en toe
eens een Middelnederlandsch lied zingen,
dat dateert uit den besten tijd van liet Ka
tholiek geloofsleven.
Ick wil mi gaen vertroosten
In Jesus liden groot,
Al hevet gestaen ten boosten
Het mocht nog werden goet.
Al om mijn sondich leven
Bert ick met druck bevaen;
Dal wil ick gaen begeven
O Jesu, siet mi aen!
Mijn suchten ende mijn kermen
Siet aen, genadich Godl
Eylaes, wilt mijns ontfermen!
Al heb ick U gebot
Versmaed tot meniger uren,
Ick' wil mi beteren gaen:
Dit doet mijn herte trueren
O Jesu, siet mi aen!
Den tijt heb ick verloren
Die glii mi hebt verleent,
Nae U wil die niet hooren,
In sonden was ick versteent,
Seer traech ben ick tot deugden,
Al heb ick goet vermaen;
Oorspronk der eewiger vreuchden
O Jesu, siet mi aen!
Al hen ick vol van sonden
Wilt myns godachticli syn,
U deucht. is sonder gronden,
Die schulden sijn al mijn.
Ick kout, al ist seer spade!
En wilt my niet versmaen,
Aen U roep ick ghenade,
O Jesu, siet mi aen!
Toelichtingen: Strophe 1.
Regel 3. al heeft het slecht met mij ge
staan.
Regel 6. ik ben met smart beladen.
Regel 7. mijn zondig leven wil ik laten
varen.
Strophe 2. reg. 12, 13. Al heb ik Uw ge
bod menigmaal overtreden.
Strophe 3. reg. 21. Al heb ik een goeden
wegwijzer, al word ik voortdurend ver
smaad.
Strophe 5. reg. 28. Alles is alleen mijn
schuld.
Reg. 29. Ick kent ik erken het, stem
het toe.
Er zijn eigenlijk nog drie stropben In
deuzelfden klaagtoon, waarin ook Maria
en de heiligen worden aangeroepen. Maar
die laten wij nu maar weg.
Er is nog een ander lied-op dezelfde me
lodie. dat meer het karakter van een kruis
lied heeft en waarvan de laatste regel tel
kens luidt
Calvariën es so soet.
Daarin wordt bezongen, dat uit bet bit
tere lijden van den Verlosser, honing drup
te voor de gevallen en zondige menschheid.
We stappen evenwel van do Middeleeuw
sche kruislyriek af.
Ook na de Middeleeuwen blijft de kruls-
Iyriek een genre van beteekenis in onze lit
teratuur en tallooze malen vinden wij ver
zen ook van nief-Roomschc dichters die vol
van ontroerende schoonheid zijn. En zelfs
vindt men in do 19c eeuw kruislyriek van
dichters, die in de prac.tijk met elk dogma
tisch Christendom hebben afgedaan. Wo
donken hierbij aan do zeer schoone passie
sonnetten van Verwcy.
In onze vorige beschouwingen merkten
we op, dat de dichters aanvankelijk hun
persoonlijkheid en hun persoonlijke gevoe
lens zooveel mogelijk op den achtergrond
hielden.
Leest men verzen van latere Middel
eeuwers als Dirk van Herxen en Johannes
Brugman, clan komt de persoonlijke visie,
liet persoonlijk gcvoc-l meer op den voor
grond en worden aan het lijden van Cliris-
lus allerlei bespiegelingen verbonden, De
vastenpoëzie, die we hier boven publiceer
den, draagt wed een sterk beschouwelijk ka
rakter, maar blijft desniettemin van zeer
algemeene geldigheid, omdat de dichter
wortelde in den algemeen Katholieken le-
vensbodem, ademcle in de alpemceue sfeer.
Door de bewegingen der 10e eeuw komt
er ovenwol een geestelijke verscheurdheid;
er is niet meer ééne algemeeno geestelijke
levenssfeer. De persoonlijkheid, hetzij nog
wortelend in de Katholieke overtuiging,
hetzij daarvan losgewerkt, moet noodzake
lijkerwijs, zich meer zelfstandig van zijn
geloofsinzicht rekenschap afleggen. De
klank van het lied wordt persoonlijken', wat
soms winst, soms verlies beteekent. Winst,
wanneer deze persoonlijkheid waarlijk, zoo
als hij Vondel groot is, waut dan domineert
toch altijd weer liet algemeen meuschelijke;
verlies, wanneer dc persoonlijkheid niet
groot is, want dan mist men de grootc oor
spronkelijkheid, die altijd weer op ccnc of
andere wijze universeel is.
Een oorspronkelijke i> rsoonlijlvheid van
oiigcmeeno gaven, al viel hij vroeger wci-
jiiop was de priester-dichter Johannes
.Stalpaert van dei Wide, over wien we
vroeger reeds enkele artikelen publiceer
den.
Stalpaert voelde in zijn tijd behoefte aan
een aantal gee.shlijke lofzangen voor liet
kerkelijk jaar en voerde zijn zelfgekozen
opdracht zoo uit, dat men thans nog in al
lerlei geestelijke liederboeken, dikwijls door
den tijd geheel gi cvijzfgdé ingen van
zijn hand vindt. Zijn liederen zijn heel veel
gezongen en worden nog hier en daar ge
zonden, zonder dal men weet, wie de ma
ker is.
Wij zullen uit zijn „Schat der geestelijke
Lofzangen" hier één voorbeeld overnemen,
een echt voorbeeld van Kruislyriek.
Komt ten Kruyse, Mey-hekijkers!
D'edsle boom is opgericht!
Nooit warande droeg yet ryekers,
'I Zij van smaak, 't zij van gericht;
Socio sparren, soeto spijkers!
Maar noch soeter was 't gewicht.
Uit deze eerste strophe bemerkt men
reeds, dat het een vrije bewerking is van do
Goedc-Vrijdags-hymne: Crux fidelis.
Vouw uw takken, boem verheven!
Schrikt de onverdienden straf
Van dongeen, die u het leven
En Zijn hout do stijfte' gaf.
Opdat gij sijn leen, pedreven
Aan u, spand' met zwakker staf.
Gij hadt toch alleen de waai'do
Van te dragen op uw stam
Hot rantsoen van gans de aarde.
Die door U ter haven kwam.
Als U met zijn leden zwaerde
Jesus, hot onschulig lam.
Jesus, schepper van de bloemen,
Jesus, planter van de Mey,
Gun ons, in zijn kruvs te roemen
En meteen ook vrijgeloy
Om bij Hem te mogen komen
Daar het vrij is vu geschrcy
Heilig hout! gij doet ons hopen
Ons, in desen Vastentijd
Van de sonde eens te ontkomen
Om, van uw voordaen bevrijd,
Door het enge pad te loopen
Waarvan gij de wijzer sijt.
Tot liet slot van ons gebeden
Geven wij, van minst te meest.
Lof, met neergebogen leden
Hem, die altijd is geweest
Eeuwig en Drievuldig mede
Vader, Soon en Heyl'ge Geest.
Beroepskeuze.
Het vraagstuk der beroepskeuze is eigen
lijk zoo oud als het menschelijk geslacht!
In Genesis IV, 2, lezen wo al. dat Abel
schaapherder werd en Ka'n landbouwer,
terwijl in hetzelfde Bijbelboek ook reeds
sprake is van veehouders, musici, metaal
bewerkers, akkerlieden en jagers, waarna
tie torenbouw van Babel ons mede be
kend maakt met steenbakkers en een heel
leger van andere vaklieden doet onderstel
len.
Nu zal in dien ouden tijd de beroeps
keuze wel geen lastig probleem geweest
ziju, want de verscheidenheid van vakken
was uiteraard niet groot en het leven heel
wat overzichtelijker dan thans. Ook in
den slaventijd zal het kiezen van een be
roep niet veel moeite hebben gekost, want
wie in een of ander bedrijf geen zin had,
kreeg eenige prikkelen om ambitie te krij
gen.
In de middeleeuwen werd het kiezen
even vrijer,*maar de overzichtelijkheid des
levens bleef, zoodat men ook toen nog wel
geen last zal hebben gehad van de ovcr-
grootc besluiteloosheid, waarmede onze
tijd te kampen heeft als liet op bet kiezen
van een vak aankomt.
Nu zal men moeten toegeven, dat er te
genwoordig ook zoo'n massa vakken zijn,
dat ouders en onderwijzers terecht met dc
handen in het haar zitten als het er op
aankomt een aankomenden wereldburger
of -burgeres goeden raad te geven.
Hierbij komt nog, dat de vader in den
regel zegt: „Wat jo ook word. mijn vak
moet jo niet ncmcu, want dat 's niks ge
daan", tot zijn zoon. Een raadgeving,
welke de veelbelovende jongeling meesten
tijds wel zal befunen, wijl hij immers do
levenservaringen zijns vaders bij onder
vinding kent en allicht geneigd is te den
ken, dat het in eon ander vak wel beter
zal wezen.
Maar welk?
Do keuzo is zoo verbazingwekkend groot
Evenals in do wetenschap alles gespecia
liseerd wordt (denk b.v. maar oven aan
de verschillende artsen voor allerlei
lichaamsdeelcn), zoo wordt ook bij dc
ambachten de splitsing steeds verder
doorgedreven, oen feit waaraan do voort
schrijding der mechanische productie
voor een groot deel mede schuld In-eft.
Men moge dit nu bejammeren of goed
praten, do moeilijkheid der keuze is er,
terwijl het voor kuaap of meisjo toch van
hot grootste belang is, van meet af aan
dat vak te kiezen, waarvoor de meeste ge
schiktheid aanwezig is, want komt men te
laat tot do juiste conclusie, dan vormt
het loon van den beginneling v/oer een
beletsel voor het behoud der noodige arn-
bil ii'.
Waar vindt men nu den goeden raad,
welko zoo duur pleegt te wezen?
De ouders weten het niet; van don on
derwijzer mag men niet verwachten, dut
hij zijn vele leerlingen zoo goed doorgrond
heeft, dat hij het beslissendo woord kan
spreken; do vakorganisaties praten al net
eender als do vaders: „alles is beter dan
wat wij doen
Deze moeilijkheid heeft het aanzien go-
geven aan do bureaux voor beroepskeuze,
waar raad en voorlichting wordt verstrekt
aan wie er om komen vragen. Amsterdam
bezit zoo'n bureau, waar niet minder dan
21 ambtenaren studie van de zaak maken,
wal dc gemeente 50.000 gld. per jaar kost,
waartegenover staat, dat in 1925 niet
minder dan 0000 adviezen werden ver
strekt. Per geval is hel dus nog zoo duur
niet. Natuurlijk zullen niet al die advie
zen den gewenschten uitslag hebben ge
had, maar in ieder geval kunnen ze toch
veel er toe hebben bijgedragen, dat voor
n.enigen niaaLschappelüken aankomcling
de eerste schreden op het pad der vak-
keuze in de juiste richting zijn geleid.
Men denko intu68chen niet dat Amster
dam liet monopolie heeft op dit nieuwe
gebied. Ook elders kent "men zulke voor-
lichtings-inslituten, terwijl het R. K. Vak
bureau te Utrecht al een zeer goed bezit,
dank zij het initiatief van pater Van Gin-
uekon, wiens denkbeelden door gonoomd
bureau krachtig werden gesteund. Ge
noemde Jezuiet, professor te Nijmegen
geworden, heeft zich sinds cenigen lijd
aan de leiding van het bureau onttrokken
en werd er opgevolgd door don Utrecht-
schen professor Roels.
Hoe gaan dio bureaux te werk? (Tus-
schen haakjes: dat te Utrecht heet „Ziel
kundig Beroopskantoor", wat veel mooier
is dan b v. Psychiatrisch Instituut, hoe
wel menigo Nederlander deze laatste uit
drukking duidelijker zal vinden 'dan de
Hollandschc benaming. Zoo zijn velen nu
eenmaal).
Die beroepskantoren dan houden zich
niet op met het onderzoeken der ter scholo
opgedane kennis. Voor zoover deze soms
doorslag zal moeten geven, behoort daar
over op de gebruikelijke manier te wor
den geoordeeld als ten minste de onder-
wijs-rapporteu niet voldoende worden ge
acht.
Waar liet bij de vraag naar de vakkeuze
om gaat is: liet innerlijk van den mensch,
zijn aanleg, ambitie, aanpassingsvermo
gen, wilskracht en dergelijke factoren,
welkt- van grooter beteekenis zijn dan wat
werd aangeleerd. Hiermede is natuurlijk
niet gezegd, dat goed leeren minder nood
zakelijk zou wezen, want wat geleerd
werd is niet alleen nooit weg, maar komt
ook te stado als men hooger wil stijgen op
den raaatschappelijken ladder en mis
schien iemand, die van het vak evenveel
maar uit de boeken minder weet. voorbij
kau streven.
Om van 's mcnschen innerlijk eon on
ander to weten to komen hebben de be
roepskantoren allerlei proeven bedacht,
welke zich iutusschen moeilijk latou be
schrijven. Ze komen voor een deel hierop
neer, dat men onderzoekt, hoe do proef
persoon reageert op bepaalde vragen en
hoe. hij zich in bijzonder daarop gerichte
omstandigheden gedraagt. Voor zulko vra
gen en omstandigheden wordt men on
voorbereid gesteld en doordat de onder
zoeker dit al meermalen gedaan hoeft be
kwam hij zekere vaardigheid om uit wat
hij waarneemt zijn conclusies te trekken.
Er komen ook min of meer vernuftig be
dachte toestellen bij te pas, waarvan do
proefpersoon de bedoeling niet snapt,
doch welke tot den waarnemer duidelijk
spreken.
Om een enkel voorbeeld te geven:
De proefpersoon krijgt een twintigtal
vierkante kartonnetjes in handen, op
leder waarvan een hoek *- geteekend
staat, uit de meetkunde welbekend. Deze
hoeken zijn op een deel der kartonnetjes
recht, op andere slomp of scherp in ver
schillende graden, zoodat er allerlei af
wisselingen bestaan. Nu is do opgave, uit
die kartonnetjes voor do hand (dus niet
na lang turen) alle met rechte hoeken uit
te schieten. Wie daarbij de minste vergis
singen begaat heeft do beste opmerkings
gave en wordt het minst door bijkomstige
omstandigheden afgeleid.
En zoo heeft men ten kantore aller
hande kunstgrepen, om den inensch als
het ware binnenste buiten te koeren zon
der dat hij het merkt.
De resultaten van het onderzoek worden
dan vergeleken met de oischen. welke
oen of ander vak den beoefenaar stelt,
waarna in grove trekken kan worden vast
gesteld In welko richting de proefpersoon
de beste kans van slagen heeft.
Pater van Ginneken hteft een vernuftig
ding bedacht om ouders en kinderen met
één oogopslag te laten zien. zoowel wal
een of ander» vak van den beoefenaar vor-
cischt als wat in den a s. beoefenaar aan<
wezig moet zijn wU hij kunnen slagen.
Zijn Eerw. ontwierp cirkels, waarvan
hij den omtrek zoodanig verdeelde, dat
daarlangs kuirtien worden aaugoteokendj
practisch verstand, taallalent. kunstaan-
leg, diffuse aandacht, begrip van ruimte*
vulling, bcwogingsvaardigiieid, gewichts<
gevoel, reactie-snelheid, taslgovoel, go*
zicht, gehoor, smaak, geur, tijdzin, geheiw
gen, distributieve aandacht, geconcen-
troordo aandachtsvorm, wiskundige aan
leg, nauwkeurigheid en wilskracht. Een
en ander wordt nog onderverdeeld, zoodat
voor den waarnemer wel 120 verschillen
de punten van onderzoek mogelijk zijn.
Natuurlijk zullen we die maar niet alle
maal opnoemen. Het genoomdo is al meer
dan genoeg.
Het Beroopskantoor doot nu twee din
gen:
lo. liet onderzoekt, welke eigenschap
pen noodig zijn voor eon of ander vak,
welko dan binnen den cirkelomtrek wor
den aangegovon naar gelang er moer of
minder van vercischt wordt. Eigenschap
pen, welke onmisbaar zijn, worden met
een stip genoteerd dicht bij den omtrek,
welko stippen verder van den omtrek af
komen to staan naar gelang het vak do
een of andere eigenschap minder of soms
heelemaal niet vercischt.
Om eon voorbeeld to geven: taalgevoel
heeft een bakker heelemaal niet noodig,
maar een letterzetter wel, zoodat voor het
bakkersvak de op taal gevoel duidende
punt heel ver van den omtrek komt af to
staan, maar voor het typografenvak dicht
er hij. Zoo gaat het met alle eigenschap
pen, waarna do gevonden punten door
lijnen worden verbonden. Hierdoor ont
staat binnen den cirkelomtrek een min of
meer grillige figuur, welk* dan het beeld
geeft van het samenstel der vakvereis •h-
ten. Naar mate oen vak meer van zijn be
oefenaar vraagt, wordt do figuur ook
minder grillig, d.w.z. vertoont die ook
minder insnijdingen.
2o. op gelijke wijze word* nu ook een
beeld geteekend van den proefpersoon,
waaromtrent gevraagd wordt: waarvoor is
die knaap of is dat meisje nu wel het
meest geschikt. Do eigenschappen, welko
do onderzoeker bij het betrokken individu
aanwpzig vindt, worden evenzeer mei
punten binnen den cirkelomtrek vastge
legd; dio punten worden ook met lijnen
verhonden, waarna wederom con min of
grillige figuur ontstaat, dan echter niet
weergevend, wat het vak vereischt, doch
wut de proefpersoon praesteeren kan.
Een eenvoudigo vergelijking van vuk-
silhouot en persoonssilhouet kan dan zelfs
den oningewijde doen zien, in welke rich
ting hij of zij, die niet weet wat to kie
zen, het best ten vak kan gaan kiezen.
We schrijven dat hier nu zoo eenvoudig
neer, doch men begrijpt, dat het maken
dier silhouettori een arbeid is, waarbij ge
duldige stadie en door de praelijk gelou
terde menschen kennis een belangrijk
woord meespreken* vooral ook wijl hot
een tak van wetenschap betreft, waarop
men eigenlijk nooit uitgestudeerd raakt.
Do wetenschap der beroepskeuze staat
eigenlijk nog aan haar begin, maar toch
vindt zij roods toepassing bij grooto fa
brieken, waar de sollicitanten niet langer
lok-raak worden aangenomen, doch vóór
hun tewerkstelling ter doge wordt onder
zocht, of en zoo ja voor welk doel van het
bedrijf do betrokkene de meeste re h kt-
hcid bezit.
Slaat dit op dn oceoii.nmscii zi.u dei
zaak, er is ook een idiccle kant aan. Oin
levensvreugde te vinden bij den arbeid
(eu werken moeten we nu eenmaal allen)
is het eeno voorname factor, dat men plei-
zier heeft in zijn werk. Wie nu door een
mi.stu.sting bij do keuze van zijn beroep óf
in een voor hem verkeerd vak terecht
komt óf het voor hem juisto vak te laat
vindt, zoodnt hij er niet meer goed m
thuis raakt, hij mist dat deel van zijn le
vensvreugd, hetwelk hem eigenlijk rech
tens toekomt. Zoo beschouwd, ligt er voor
de zielkundige beroepskantoren een breed
veld van arbeid klaar, waarop te werken
in hel belang zal wezen van heol do
menschheid.
Dat van Katholieke zijde ook op dit ge
bied mooi werk wordt verricht en dat
men er nog steeds voortgaat het te vervol
maken, stemt tol groofe vreugd. "Wij moe
ien overal en altijd fooiion dat wij „hij"
zijn!
AJO.
VOOR HUIS EN HOF
MESTSTOFFEN.
WAAR, HOEVEEL EN HOE.
Nu do tijd van plunten en zaaien weer
daar is, begint men zich ook te herinneren,
dat het noodig is to mesten, wil men ten-
rniuslo op een voliedigen oogst kunnen re*
kenen.
Voor sommige mestsoorten is hot wel
wat laat, dit in verband mot hun oplos
baarheid en soms ook in verbund met het
feil, «lat enkele mestsoorten schadelijke hij
mengsel-. of verbindingen bevatten. Zulke
meststoffen brengt men dan vroeg op het
i'and om die schadelijke stoffen, die
meestal gemakkelijk oplosbaar zijn omdat
zc in hoofdzuuk uit chloor bestaan, gele
genheid te geven weg le spoelen met het
regenwater.
Hier hebben we meer speciaal het oog op
de t^alihoudcndc kunstmeststoffen, die
.soms \oor do helft of meer uit chloor be
staan.
Bij liet koopen of bestellen van Ka li mest*
stoffen dient inen zich dus eerst wel doge-
lijk rekenschap te ge\en van wat men er
mee bemesten wil.
Aardappelen zijn vooral gevoelig voor
chloor, daar gebruikc men dus een Kali-
zout waarin zoo weinig mogelijk chloor
voorkomt, bijv. patcnlkali.
iedere soort kunstmeal, die als regel
slechts een van de vier voornaam, le voe
dende elementen (sükslof. kali, pho>phor