cn kalk) bevat, oefent een aparte werking uit op de planten cn heeft een speciale taak te vervullen. Zoo oefent Kali een gunsligen invloed uit op do knol- en hol vorming. Aardappels, bie ten, wortelen, koolrapen enz. zijn dan ook bijzonder dankbaar voor een extra hoeveel heid Kali. De benoodigde hoeveelheid in cijfers uit te drukken is niet onze bedoe ling hier, omdat die hoeveelheden van ver schillende factoren afhankelijk zijn. o. n 1 omestingsloesland van een zeker stuk land cn of 'l zand, klei- of veengrond is, wat er 't vorige jaar op gekweekt is gewor den enz. Als ruwe maatstaf kan dienen, dit erw ten, boenen, kool, tarwe en roegc ongeveer slechts de halve hoeveelheid Kalium ge bruiken van wortelen, knolrapen en nog niet 1/3 van de hoeveelheid die mangel- wortels gebruiken. /Je stikstof, die ook in verschillenden vorm op- 't land gebracht kan worden ,C.hilisalpelPr, Zwavelzuren, Ammoniak, Kalkstikstof, Kalksalpeler- TTreum-blocd- meo.l) werkt vooral op de bladvorming en op de eiwit-productie. Dus is het vooral op 'r. plaats hij bladgroenten: spinazie, sla, andijvie en hij zaadvruchlen: graansoorten, boonen on erwten cn andere stikstof (eiwit) bevattende zaden of gewassen. De Kaliboudende mest (Kunstmest) soorten worden nog wol in den bodem vast gehouden, vooral op zwaardere gronden, de slikstofhoudende kunstmeslsoortcn zijn alle min of meer aan uitspoelen onderhe vig, uitgezonderd bloedmeel, dat ook eigen lijk geen kunstmest is. Ook de Z\v.-Ammo niak spoelt niet zoo spoedig weg en is ook niet zoo stiel oplosbaar. Ook moet er eerst in den bodem iets mee gebeuren- voor de planten 'l opnemen kunnen. De laatste twee soorten moeten dus min stens cenigo weken voor het gewas op het land gebracht worden willen de planten 4.T nro/üt van trekken. Do andere soorten brengt men op het land tegelijk met dc gewassen of gcdeclle- lük tijdens don groei (als overbemesting). Phosphor geeft men als: Thomas slakken- meel, Sunerphosphaat, of Minerale Phos- photen, Vischmeel enz. Deze meststoffen zijn alle min of meer lastig onloshaar en kan men dus reeds vroeg, desnoods in 't najaar, op het land brengen. 'I Minst oplosbaar is Wel Thoma.sslakken- jnoel. dat dat ook zeer geschikt is als voor- j-aadbemesting bij vruchtboomon en ook op gemakkelijk doorlatende (zand)-grondcn. Phosphor is zeer gowenscht vooral bii Idoemen (rozcn-chrysanlhen enz.) en ook bii zaad gevende gewassen (eerst bloem, dan zaad) erwten, boonen, graansoorten, vrnohtbooinen). De kalk geeft in 'l algemeen een slevigcn, soms gedrongen groei en dat is voor alle gewassen gowenscht, vooral om 'l z.g.n. legeren te voorkomen. Allo kalksoorten -gcbluschle, ongeblusclr ïe, mergelkalk, schuimaarde, enz.) zijn langzaam oplossende stoffen, kan men dus 's winters' toedienen, aiooil als overbemes ting tijdens den groei. Volgende maal een praatje over dc voor- en nadeelen dor verschillende naluurmcsl- eoorten. Vragen aan dc Di dactic v. d. ..LeiJec'uo Courant". V. H. Vraag: Ik wil op veengrond boomen planten, liefst bruine beuken. Do grond l'gt echter slechts pl.m. 25 c.M. boven den waterstand. Zouden deze daar toch kunnen groeien of zou ik beter andere soort boo men bijv. linden kunnen nemen? Hoe moet ik de boomen planten? Antwoord: Hoewel brninc beuken hot soms wel doen op zulke gronden, raad ik u toch aan wat anders te nemen, bijv.: wilgen, elzen, populieren of linden. (Eigen lijk is die grond voor geen enkele boom soort geschikt- uitgezonderd elzen). Bij het planten (op veengrond), maakt U slechts oen zeer ondiep, rond of vierkant gat, zoodat de boomen bijna op den grond komen le staan. Vervolgens worden do wortels met aarde toegedekt en dan waf mest indien noodig. Do mest mag in geen geval de wortels raken. Na de niest wordt aarde bijgevuld, tot dat do boom even diep in de aarde staat als hij in de kweekerij gestaan heeft (dat is wel te zien). U krijgt dus den hoorn als 't ware op een heuveltje te staan. Aan een paal binden, om 'I eerste jaar omwaaien te voorkomen is, als U bijna bo ven op den grond plant wel gowenscht. Verzorqing van het pluimvee door den stads-hippenhouder Wij lezen in de „Kleinveeteelt" het vol gend artikeltje over de verzorging van kip- pcQ door den slads-kippcnhoudcr. Van die verzorging is do voedering oen hoogst belangrijk onderdeel, waarvan het goede eindresultaat afhangt. Ten eerste moeten do hoenders datgene krijgen wat voor dc instandhouding van hun lichaam noodig is, dus het eigenlijk onderhoudsvoedsel. In de tweede plaats datgene wat de nog niet geheel volwassen dieren noodig heb ben om zich volledig te kunnen ontwikke len, uit to. groeien, ten einde goslachts- oE legrijp te kunnen worden. Maar ten derde behoeven ze oen zeker surplus, een bepaalde hoeveelheid goed kwaliteitsvoer om levensvatbare eieren, dus goede broedeieren, te kunucn leggen. Aan al die drie hoofdeischen moeten een goede voeding voldoen om gezonde dieren te houden, die hun kost waard zijn door eieren of vleesch te produceeren. De vraag wordt zoo vaak gesteld: hoe veel voer moet ik mijn kippen geven? Een afdoend antwoord is hierop niet te geven, de afgepaste maat is niet le geven, want èn de dieren zelf èn de bijkomende om standigheden kunnen zeer ver uitcenloo- pen en zijn eigenlijk nooit waarlijk gelijk. Daarom krijgt men pas door 'l practiscli kippenhouden 'n kijk op deze zaken en bij wat oplettendheid vinden wij al gauw den weg. Een goede controle is ten eerste dat er van het gegeven rantsoen niets mag overblijven, alles moet mot graagte opge geten worden, daar anders de muizen maar al te weelderig zouden worden. Houdt men de dieren te kort, dan toonen zc dat ook wel door op allerlei manieren te doen blijken dal ze honger hebben. Hoe wel deze toestand eveneens vermeden be hoort le worden, zal bij toch nooit zooveel nadeelige gevolgen na zich slepen als een overdadige voedering. Jonge dieren, nog in hun ontwikkelings-stadium, in hun groei, moeien rijkelijk, maar, zooals ge zegd is, toch niet overdadig gevoerd worden. Met in. den rui zijnde dieren is dit eveneons liet geval, hoewel hun eetlust dan meestal wal getemperd is. Vlak voor den leg slaande en pas leggende hennen houden we eerder aan den soberen kant dan aan den ruimen. Op dc hanen liebbe men steeds liet oog, die nemen soms te weinig tot zich, wat bij echte don Juans nog al eens voorkomt. Wij zouden, wat de verdecling der tij den betreft, willen aanbevelen des mor gens te beginnen met graanvoer. De term ochlendvoer heeft eigenlijk al lang afge daan, want de ervaring heeft geleerd, dat het voor den kippenhouder niet aange naam is, speciaal in den winter, al in de vroegte alles geevced to gaan maken om 't zachte voer behoorlijk aan te mengen. Maar meer nog is graanvoeder aan le raden, omdat de dieren dan veel leven diger, veel werkzamer zich gedragen en anders na het .gebruik van warm zaclit- voer meestal stil en droomcrig opéén staan, welke rust juist in de kille morgen uren moet vermeden worden. Wij geven dus het zachlvoer liever in de middag uren, als het rantsoen groenvoer opgege ten is. Vóór het op-s!ok-gaan weer graanvoer, zoodat vooral in den wintertijd de dieren met oen flink'gevulden krop den nacht ingaan. Van extra voederbeurten hij kunstlicht zijn wij voor de betrekkelijk kleine ren geen voorstanders, tenzij men verkoop van eieren bedoelt. Het cenigo wat met die kunstbelichling verkregen werd is eenigc eieren meer in den winter, maar die dan in het begin van liet broed- seizoen weer wegblijven. Een verplaat sing dus, welke bovendien niet altijd ten gunste van de dieren uitvalt. Dc moeite en ook de kosten worden er doorgaans niet mee gedekt, waarom velen alles even vlug opruimden als dat ze er mee begonnen waren. Ook dc droogvoeder-methode, die, waar bij de kippen een bak met fijn, droog meel- vooi' steeds tot hun beschikking hebben, achten wij voor den kleinen kippenhonder niet geschikt, hoewel zij eenige gemakken voor ons aanbiedt. Maar de dieren worden al gauw te traag, te vet met al de onaan gename gevolgen ervan. Een controle-maatregel is do dieren na cn dan te wegen, hetzij met gewicht, hetzij op de hand en na te gaan of zc niet to zwaar gaan worden, waardoor de conditie als leghen achteruit gaat door gestoorden leg of zwakschalige eieren. Bij hel mengen der granen spreekt het jaargetijde een woordje mee. Zoo zal men in den zomer volstrekt geen en in den winter gerust een weinig gebroken mais bijvoeren. Ook zal tijdens den rui de toe voeging van zonnepitlen en hennepzaad gunstig werken. Wat in de stadsren ook van belang is, is de keukenafval, Die mag nooit hoofd- voer worden, maar altijd in betrekkelijk kftn'ne verhouding gegeven worden. Hoe wel het altijd nog een open vraag blijft of de keukenafval zoo gemakkelijk te ver teren is in de kipperunaag, houden wij het er voor, dat hard voer in den vorm van graan onmogelijk gemist kan worden, ten einde de spijsverteringsorganen tot hun functie in staat (e houden. Zelfs bij het mesten van pluimvee zal bij hot vele zachte voer toch nog wat liardvoer gege ven worden om den eetlust gaande te hou den. Brood, hoewel een prima voer, mag toch niet overmatig gegeven worden, daar het te veel vet aanzet, wat ook met aardappels het geval is. Het is goed alles maar door het zoogenaamde ochtcndvoer te mengen, do overgebleven groente, vleesch, kaas, meelspijs, rijst, aardappels enz., mits al les in onbedorven staat, niet te zout of ge kruid. Van dat zachte, bijna droog aange maakte mengsel, nooit papperig, geve men in een open hak of schotel juist zooveel als direct wordt verorberd. Do .-amenstelling zelfs van hel beste graanvoer kan nog verbeterd worden door bijvoeging van groene erwten, die in do oorlogsjaren zich zoo goed hebben ge loond, en die weinig vet aanzettend zijn en daarbij een krachtvoer van goede reputa tie. Van do granen zijn tarwe, gerst, ha ver, rijst, boekweit zeer goed voor onze kippen. Een goed krachtvoer is ook oen handje wit zaad. Rogge is niet aan te be velen cn bruine boonen lusten ze heele- maal niet. In den handel komen zeer goede zooge naamde ochtend voeders of legmeel voor, die meestal boven die van eigen samen stelling staan. Vele fabrikanten hebben hun .sporen hierin verdiend en als men het zelf wil maken, sluit men op de moei lijkheid allo ingrediënten (c kunnen aan- koopen. Er heslaan tegenwoordig heel wat soorten krachtvoeders, die in aanmerking komen in gevallen als men de dieren wil versterken of speciaal voor den foktoom, zooals levertraan en gist. Om de melkvoorziening voor de stads- kippenhouders te vergemakkelijken dient het karnemelkpoeder of de iets omslachti ger f*> behandelen halfvaste karnemelk. De vermenging dezer stoffen doet men droog en eerst daarna komt dc geringe bijvoeging van vocht. Een zeer belangrijke voeding geeft het verscho groenvoer, geen vogel kan liet ont beren. Het bevordert alles, maar speciaal de goede bevruchting der eieren. Wij ver staan onder groenvoer friscb, zeer kort ge knipt gras, brandnetels, mousla, bloemkool bladeren, peenlof, salade, spruit en boere- kool. De gele en -witte kool willen de mees te kippen niet gaarne eten. In geval van echaarschte kan men ook wat rapen, bic ten en wortelen geven. Hoenders, die van jongsaf aan groenvoer gewend zijn, kun nen ten allen tijde daar enorme rantsoe nen van nuttigen. Het "spreekt vanzelf dat nat, verlept, aangerot groen vermeden moot. worden, dan beter heelemaal niet, want bet veroorzaakt diarrhec. Vergelen we vooral het grit, de kalk, de steentjes, de gemalen schelpen en de liouts kool niet. Zo zijn onmisbaar. Het drink water zal altijd zoo schoon en friscli mo gelijk voorhanden zijn. De mest zal liefst eiken dag weggeno men worden, daar de uitdamping ervan gedurende dun nacht den bewonw-v<. bet hok schadelijk is en van uitstel tot af* stel voert. Dan zou de liefhebberij in ce~ walgelijken rommel veranderen en da- mag nooit gebeuren. De ren boude men in orde met bark o zeef. Met deze laatste verwijdert nion do mesldeelen, waardoor liet zand en dnsooV zelfs witte hoenders er ooglijk blijven uit! zien. De groote zeef kan men heel gooi zelf maken van een vierkant, bespannen met tamelijk fijnmazig vlechldraad, wijdt.» der mazen ruim 3 m.M. en bekend als galvaniseerd zeeftengaas waar 'n ger-u korrel juist nog door kan. Alle restanten' als veeren, slompen van kool en liet meest andere vuil houdt men er uit. Wie het voorgaande bij het houden van zijn pluimvee ter harie neemt, zal van hot geheel veel pleizier ondervinden en boven dien voor zijn familie heel fijne verscho eitjes verkrijgen. ZIJ KOOS VERSCHILLENDE PLICHTEN. „Ja, Fien Hens is 'n flink meisje een door en do.ir prachtige partijdo' gelijk, van goeden huize, knap, haar hecle familie is èclil wat je noemt gezien in' Roomschen kring. En wat heeft zo al een mooie praktijk! .Ié vrouw, om te respecten- ren, wat blief?" De jongere knikt. zit echter wol 'n beetje beteuterd te kijken. Juist, wal 2iju vertrouwde en raadgever hij'alles in Fien- tje roemt, dat benauwt Koes hot meest.... al is hij dan ook tot over z'n kuif verliefd op de altijd vriendelijke kinderarts. Jukt die uitgebreide praktijk! welke ze duor haar kunde en werkzaamheid in een paai- jaartjes heeft verworven. Kees' beminde schijnt daar heelemaal in op te gaan. Zou zoo'n vrouw dan wel ami trouwen deuken? zijn aanzoek aannemen?!haar zelfstandigen werkkring er aan geven? Want wie denkt zich nu z'n toekomstige echtgenoote als dokter?.... een speciali teit voor kinderziekten? Wat zou een man dan aan zijn vrouw hebben?.voor hei huishouden?. later in een grooter ge zin? En.... en.... zou iemand als Fien geen neen zeggen op zijn. vraag?hem haast in z'n gezicht uitlachen?of. schoon ze ronduit laat merken, dat hij haar toch niet onverscliilig is. Dit laatste bedenken geeft Kees weer iets moed. Hij vertelt z'n zorgen echter wel aan den vaderlijken vriiul. Doch deze tralaat er over heen. Kom nou!men kan de dingen ook te zwaar opnemen! En z'n geluk precies voor den neus laten weg kapen! „Als ze ja zegt.wel dan lest ze haar doktersheroep neer. Dat is nogal wiedes! Je eigen kleinen verzorgen en te gelijk die van anderen in een ziekenhuis? dat gaat nu eenmaal niet. En iiioclil zo neen zeggen.wat ze vast niet doe', want zij is ook maar een gewone vrouw... nou dan weet je hetheb je in ieder geval je geluk beproefd. Maar neem ra besluit en zanik niet te lang. Er zijn me« liefhebbers op de kustdat wil ik ji toch even verklappen". PATRONEN NAAR MAAT Papieren patronen op maat cc- maakt, kunnen besteld worden onder toezending of bijvoeging van het be paalde bedrag plus 15 cent porto,aan het Comptoir des Patrons, Molen straat 48 B, Den Haag. De maten op te geven volgens onderstaande tec- kening. voor de cape een effen popeline in de tint bleu; voor de japon en do voering der cape een beige crêpe do chine met bloempalroon bleu. De japon is een ge woon recht model met ceintuurtje een een groep plissó in'heide zijden van don rok: over de horst een splitje voor vergrooting der halsopening van hoven gesloten niet twee knoopjes. Do cape heeft geen andere versiering dan den sjaalkraag wel ke voor den hals in een lus gelegd wordt en mot lango einden over de horst hangt. Hoed in een bijpassende tint bleu: kousen beige en schoenen eveneens. Pntroon voor japon en cape samen 1.75; cape alleen 1.35. IETS OVER NATUURLIJKHEID. Jonge mcnschen worden gaarne be wonderd om hun „geest iglieid", lnin „originaliteit". Zij gaan doorgaans graag voor een „leukert", een „type" door en het jonge meisje onzer dagen legt zich er veelal speciaal op toe om zooveel moge lijk eo.i gemakkelijke manier van bewe gen voor te wenden en een rake manier, van zich uit te drukken aan den dag tc leggen. Veelal zijn d-ïo eigenschappon niets an ders dan opgeschroefdheid, wclko onna tuurlijk en soms zelfs pijnlijk aandoet. Alles wat niet echt is, niet bij ons zelf behoort, is als een wanklank in de mu ziek. Men moet al heel weinig „muzikaal" zijn om deze dissonant niet dadelijk op le merken. Och, wist vooral het jonge meisje onzer dagen dat de echte „vrouwelijke" vrouw, zij, die natuurlijk, eenvoudig en beschei den is, op den duur liet meest bekoort en langer boeien kan, dan die hyper-modev- no wezentjes vermogeb, met hun gewilde slagvaardigheid en geforceerde originali teit. De echte geestigheid, die als vuurwerk is, waarvan do vonken om ons heen spat ten óf is als een vroolijk zonnespel op liet bewegelijke water, dat zich rimpelt dooi de strooming, die geestigheid is een wel daad voor ons allen. Ieder onzer heeft wel eens zoo'n oogenblik waarin wij ons zcif „overtreffen." I.aler zeggen wij dan: „Ik begrijp ÜJet hoe ik zóó kwam tc zijn, ik heb me^nog nooit zoo uitbundig vroolijk gevoeld! Meestal zijn het onze beste ïnomonlo». waarin we een alles durvenden overmoed in ons hebben en wij den ecnen raken zet na den anderen uilen. Do kwinkslagen zijn niet van de lucht, als onze sleninuflS ook anderen aansteekt! Dal gevoel voor humor, die geesUgW' was „in" ons. Wij lradden alleen mjut anderen noodig om liet er „uit" Soms doel enkel een omstandigheid ODI bron van twinkelende geest on's waardoor er een stroom van leven-slu» naar buiten komt, waarvan wij zeker anderen mogen mede doelen. Dit is.,/10! dit is natuurlijkheid. js Wie geest voor humor bezit, he*" het ware oen zintuig méér. Dwaas zou zijn, als hij dit kostbare geschenk wist te gebruiken! ceii schuine stand. De mantel kan geheel of gedeeltelijk gevoerd worden met een witte, grijze of gele zijde, effen of wel paars gebloemd. De hoed eveneens van ripsstof, iets donkerder dan do mantel; kousen beige en schoenen beige of zwart. Patroon 1.35. No. 3GS. Een elegant manteltje voor meisjes van 10 tot 12 jaar. Zijden crèpo marocain kan als stof dienen; voor blon dines kieze men amaiidelgroen of zacht rose-lila; voor zwartjes of donker blonden is blauw of roodpaars meer geëigend. Voor de brocde revers met kraagje en de mouwomslagen neme men heel licht beige satijn hetwelk dan levens voor do voe ring moet gebruikt worden. In de rech terzijde een zakje zonder klop. Hoedje van stroo in de zelfde kleur als dc man tel; kousen liclit beige cn schoenen beige of bruin...Patroon 1. No. 3G9. Een aardige combinatie van con cape met een japon. Zij is to dragen als uitgaansrobe voor 's mirjdags. Slof: BESCHRIJVING OER PLAAT. No. 3G5. In liet voorjaar zoowel als in den herfst is bet de lijd dat mcJi eenvou dige cosluums met korte cape's draagt. Zeer vaak zijn er dan nog gure en natte dagen, te warm reeds voor den winter mantel doch ook ongeschikt voor het dra gen van zomerkleediug: een robe als bo- vcnslaando is dan de meest aangewezene zoowel voor 's morgeus als 's middags als men do deur uit moet. Men kan haar maken van een grijze of beige twecdslof, liefst effen, terwijl dan voor do voering van do capo ccn blauw, groen of paars geruite tweed (bij grijze clof) of een bruine bij beige slof kan die pen. Zooals de tcckening laat zien wordt de geruite stof eveneens gebezigd voor bet kraagje cn do mouwomslagen. Dc ja pon heeft midden over de borst een slui ting niet overslag welke op oen groot aan tal slof overtrokken knoopen gesloten wordt Het rokgedeeltc wordt met een flinke ruimte naar beneden geknipt, tcr- v ijl in do linkerzijde drie of vier brecde jdissé's worden ihgeperst. Ceintuur van Jeer in bijpassende kleur. Do cape is af neembaar cn wordt bevestigd onder liet kraagje met drukknoopjes. IToed van vilt in do kleur der capevoering; kousen beige cn schoenen bruin. Patr. 1.35. No. 36G. Een charmante voorjaarsjapon van eon parelgrijze crêpe met gekleurde bloemmotieven. Het lijfje van liet voor pand is dried eel ig, waarbij de heide zij stukken over het middenstuk vallen: links bovenaan laat men een kleine opening die ©p drukknoopjes sluilbaar gemaakt wordt, Ier vergrooling van de halsopening. Deze laatste wordt gegarneerd met een liggend kraagje, zoodanig vcrlcugd dat do einden in een lus gelegd kunnen worden en op de borst afhangen. Als slof voor dit kraagjo neme men een rips of crepc in de kleur van liet bloempalroon der slof: men be zigt haar eveneens voor de strooken wel ke do ingangen der zakken vormen en te gelijk ter bevestiging dienen van dc,groe pen brcede plissé's in dc zijdon van den rok. Do mouwen hebben van oiuler wijde «.ingezette strooken van dezelfde stof. Dc hoed in een van do kleuren der japon, kousen rose en schoenen zwart. Patroon 1.35. No. 3G7. Een lange zomermantel van lila rips. liij is geheel zonder eenige gar- x.eering; de revers reikt zeer laag, en de sluiting heeft plaats op een galalith knoop in bijpassende kleur. De zakken hebben

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 10