Eon goede redoneerinfl. 1>u motorrijder staple bij 0O11 dorp.s- I. in T.lod at Jlij had jéilt 'n In iv.c kar gekocht en begon al dadelijk tegenover de waard op do voortreffeüjk- lli n ID rijn voertuig te snoeven. Maar I volgenden morgen, toen hij om de 3 - ning vroeg, keek hij vreemd op. Waard", riep hij, „ik heb hier best ge- fel.- ;.en en wat je berekent voor logies en f»i. bijt ken er best inee door, raaar wat Jjr.'eukent die tachtig gulden voor stal ij: van mijn motorfiets?" Wel. mijnheer," antwoordde de kaste- ,,Ik hel) geen bepaald tarief en wist Sliet precies, wat ik u rekenen moest, maar Omdat u vertelde, dat het oen veertig paar denkracht was, berekende ik f 2 zooals (gewoonlijk voor het stallen van een paard voor één nacht." Moeielijk. Majoor (bij do eritiok over do gehouden ïiinnoenvres): „Bij den. eersten aanval, kapitein Stram, zoudt ge in een wezenlij ken oorlog met al uw manschappen zijn gesneuveld; bij den tweeden r rdt go overwinnaar zijn geweest." Majsf. „Als ik zoon klein meisje was als jij, Suze, zou ik al dio papiersnippers oprapen,, die daar op den grond liggen." „Dan zal u wel liccl blij zijn, maatje, dat u geen klein meisje is", zei Suze. Modekwaal. Jc moet 's opletten, alle vrouwen zet ten haar hoed tegenwoordig zoo diep in haar gezicht dal je geen oogeu meer ziet haast. Ze schamen zich voor haar korte rokken. Weinig natuurkennis. Natuurliefhebber: O statige eik! Wat zoudt gij mij niet kunnen vertellen, zoo gij kondt spreken! Boschwachter: Hij zou u hoogstwaar schijnlijk zeggen dal-ie geen eik, maar een leuk was! Uit de kazerne. Sergeant: „Kerel, grijns toch zoo niet; 't is of je een compleet open theater in je i;op hebt. Ken soldaat moet altijd ern stig zijn, zoo ernstig als een Joden-kerk hof." Welkom. Dame: Hebt go mij bij mevrouw aan gediend? Knecht: Ja, mevrouw. Dame: En zou ik welkom zijn? Knecht: Ik denk van ja; mevrouw zei ten minste: nu die ontbreekt er nog aan. Veranderd, niet verbeterd. Vader: „Karei, Karei, je bent een echte deugniet; bijna eiken dag moet je school blijven." Karei: „Dat zal wel spoedig veranderen Pa; over veertien dagen krijgen wij va cantia." Verkeerd begrepen. Rechter: „Gij krijgt wegens nachtelijk burengerucht tien gulden boete." Beschuldigde: ..Prachtig, mijnheer de rechter, betaal ze mij maar dadelijk uit." Weer actueel. Redacteur: stt nog een stuk over Schil ler? Niet geschikt meneer. Komt u over 45 jaar eens terug. Dan is hét de 150ste ver jaardag van den sterfdag van den dichter en dan is het misschien weer actueel." Zoo erg niet. Schilder: „Voorzichtig, jongen, het schil derij is nog niet droog." Piet: „O, da's niet erg, mijnheer, ik heb mijn oude jas aan". OPLOSSING PRIJSRE3US. Wij schijnen niet gelukkig te zijn ge weest met onze prijsrebus. Niet wat be treft de belangstelling, dï<was groot ge noog. Maar de rebus in kwestie die aan onze oplossers werd voorgelegd schijnt te vreemd geweest te zijn. Geen enkele oplossing was er waarin alle woorden goed waren ingevuld; in de eene oplossing was dit woord fout, in de andere oplossing weer een ander, zoodat wij zeer lot onze spijt geen enkele candidaat voor den beschikbaar ge'slcldcn prijs hadden. Wij zullen daarom onze oplossers nadb* in de gelegenheid stellen den prijs to ver dienen, en dan dergelijke rebussen wat ge makkelijker maken waarbij we dan ook ivoor heel wat inzendingen verwachten. De volledige oplossing luidde: 't Was een eigenaardig gezicht. In volle vaart reed de vrachtauto door de straten der stad e n aan het stuur zat een man met een «en achter hel oor. De vrachtauto was geladen met poen en slond plotseling stil toen do-chauffeur op straat een speen zag liggen. Nadat hij die had opgeraapt reed hij zóó vlug verder, dat de wilde chauffeur scheen te willen s j) e 1 e n met de levens der voet gangers, die hij het ontmoeten van de auto den naam die er op geschilderd stond niet konden spellen. Toen hij voorbij een café kwam begon hij te 1 i s p c 1 e n en stapte of om zijn pils leven te hervatten en hij dronk snel achter elkaar 13 glazen bier. Daarmee wilde hij al zijn geld verspillen en toen li ij dit ge daan had vertrok hij en niemand heeft hem ooit meer gezien. CORRESPONDENTIE. •fan R e r g s m a. Leiden. Zoo 'J. n, heb jij zoo'n schik met liet gewonnen «ichooi-étui? Dat doet mo echt pleizier, ti'.uweiis de prijzen waren allemaal mooi. Dun volgenden keer zie ik jc weer en dan... jr.i/.schien is je het geluk dan weer gun- feiig. Wie weet! Dag Jan! •I o s e p h i n e Schermo rV o e s t, »SAnna, Oudenbosch. Daar i- me warempel Josephine uit Oudenbosch cok weer eens! Ik had je gemist lief Nichtje en ik ben dan ook heel blij. dat ik jo weer om zie. Ik begon al te denken, Josephine beeft de lier aan de wilgen gaan hangen enzij interesseert zich niet meer voor ons gezellig hoekje. En nu zie ik jo weer! Hartelijk welkom. Do volgende week vindt jouw stukje 'n plaatsje Dag Fineke! Begin alvast aan iets anders. Zul je? G a f o Breedeveldt, Leiden. fa Tor Galoot je, wordt „Het liefste Plekje" gi-daatst. Ik vind het versje heel mooi. J(('k de volger.de week eens! En nu Gato Da-'ren ik nog op veoj, veel moois. Jo hebt getoond te kunnen. Dus doe! Het plaatsje is gereserveerd. Dag Cato! d r i a a n van N o o r t. II o o g c- - icrd. Leiden. -Zoo Adriaan, zie D ion eens op visite. Dat is braaf van je. Uo moet maar altijd moe doen hoor. Je ïierdigo verhaaltje krijgt ook een beurt. Do iar je nm.-l ring even wachten, dan zul len we Fritsje eendjes vangen laten. Dag 'Adriaan! Veel gv'djes aan Vader en Moe ide r! d r i i i n Go r n c 1 i s s e n, L e i- 'd i n. E dank je wel \driaan voor het $o enden van je ven je. Hs de -'ent? k< 3>< vod imp do weck komt het heel wn.ir- fi' iinliik or in of de week daarop. Kijk do 'if eens. Dag Adriaan! Do verbeterde Dief" volgt ook nog. Boort je Becker, L e i d o n. 3: dal inkstel viel mee. Zoo gaat liet «D: id. als mm zich iets uiet mooi voorstelt, velt het ullivl mee Tk bon büj voor jou Doortjp. Hot nieuwe versje krijgt een 3 i;-:J»jo. Nog een beetje geduld. Groet -.ader. moeder en de broertjes van me. Dag Doortjc. la n Röhrey. Leiden. Dank ',1.'voor de toezending van die twee mooie m i -i s over ..Goede Vrijdag" en „Paschcn". 3k zal ze allebei plaatsen, zoodra we zoo ver in don tijd zijnWil je ook moeder be- 'danken, want ik vermoed zon. dat ze de behulpzame hand geboden heft, of zou ik me vergissen? Dag Jan. De groeten aan 3\li eder, broertjes en «zus! i c o II o'k k e r. W a r m o n d. 'Z'1 ov Nico is liet versje geschikt, maar.. V .lat nu eert versje, uit eigen dichterlijke pi n gevloeid of is dit uit hel schoolboekje keurig overgeschreven? Ik zal het bewaren riot het volgende jaar. als do vogeltjes weer eens honger en gebrek lijden. Dat vind je •we! best hé Nico' En zie ik je ook bij den Yn! jenden wedstrijd weer terug? Jacobus Droog. O u d - A d e. «louw versie bevat heel goede gedachten jniui neefje en.... daarom laai ik het zo dra plaats is afdrukken. Ik zou voor Pa -hen eens goed toezien. Dag Jacob. \gncs Kapel. Noord wijk- li i iinoii. Grool gelijk, dat je Aat een L.' lie hielp. Dat ik \utoon schreef, is best m -.olijk, temeer daar ik nooit uit A. Kapel (Aai zou gevonden hebben. Die naam is nog .Uouit door mijn oorpijn gegaan. En lui den Volgenden wedstrijd zie ik jullie beidjes auviv niet waar? Maak eens een mooi ver- ,lv lij" Agues! Wil je? II e n d r i c a P o ti w. N i e u w k o o p. y- Zeker Hendrica zijn do meeste prijzen ai l eiden gevallen. Maar dat is zuiver toe- |vn!. weet dat wel! Het verwondert mij ffet1 Ier niets, eerder zou het mij verwondo- üvi als het omgekeerd s Kijk eens Hcn- .1. er doen gewoonlijk drie keer zooveel 'eren mee uit Leiden alleen, als uit de bi uiepp'eii samen. ri ook wal? (D Ni. h'je! p. i v lebui I- r zie ik fj11'! - ie ik door mot het be- 0 u m Wim HET BETOGVERDE HAASJE EN DE HERDER. Sprookje dcor Oom Wim. X. Daar gaan ze heen! Het maantje giet zijn mal-zilveren licht over hot woud eii over dat zonderlingo groepje, dat al maar Noordwaarts aanhoudt en plotseling stil staat voor een rots, waaruit ter rechterzijde een boekje ontspringt, dat wegstroomt door het dal op welker helling planten groeien van zcldzamcn vorm, en nog zeldzamer kleur. De heele omgeving doet eenigszins hui veringwekkend aan en het is dan ook niet te verwonderen, dat hier in do.buurt een toovenaros haar woning heeft opgeslagen. Hier vlak bij toch is haar hol, hier leeft zc voort haar loven te midden dier giftplan ten en slangen cn nachtulen en roofdieren en.... nu is zij vast ingesluimerd en (irooint was van spelende haasjes op do hei of van bctooverde kinderen, die nooit meer net ouderlijk huis zouden betreden. Halt mannen, halt! We zijn er! Nu kan het spel een aanvang Bij klokslag van twaalven staat liet volle maantje boven ons en dan de kracht mijner woorden, gepaard aan het zachte geneuried wijsje in slaat zijn om do rots te openen. En dan? Bom, bom, bom, ban»! Twaalf slagen, als zoovele tastbare teekens, sterven zaehfkens weg en thans is bet oogonblik gekomen. Ei hoor Pétro en zie toe! Spits de ooren beide, gij, Prins en Kind eens Vorsten, hel uur der redding is daar! „Deurtje, deurtje, sterk en hecht, Ei, doe eens even open. En doe jc het niet, dan ben je slecht, En heb ik voor niet geloopen." Tweemaal herhaalt Argusa dit versje en tweemaal nouricn do kleine mannetjes hun vreemde wijsjes ter hegeleiding van Argu sa's tooverformule. Nini spoelt, inmiddels op de fluit accoorden, als gedragen op dc vleugelen van een Zuidenwindje in de maand van Mei en toen op dien plechtigen stond, te midden van een ademloozo stilte, ging eensklaps, terwijl ieders aandacht ge spannen slond en elks blik op do rots ge licht was, de rots open en. gaapte daar een donkerte voo.r de verbaasd o blikken van de toeschouwers, die hen luti wen deed. „Dank u deurtje, dank u wel! Wij zijn nu tevreden. Geef den zegelring nu snel, Dan is het leed geleden!" En zip! Daar wordt als op oen g' n feeken do heele rots verlicht en overgoten als met een stroom van liclit. Nu treden ellen binnen do rots en wachten af, wat Argusa thans zal zingen. De pilaar van zuiver marmer slaat daar in liet volle licht en Ptro's oogen ware 1 ij ertoe in slaat geweest willen den kolom doorboren, zoo hevig is zijn verlan gen om den zegelring te zien, die Honorê zal terugvoeren aD mensch en d" boloo- vcrïng zal'doen wijken. „Dank u lichtjes, dank u wel! Wij zien nu naar heli ooren Maar do ring die schittert fel. En kan ons moer hekoren". Driemaal slaat Argusa met een 'gm; km laafje tegen den marmeren zuil en zingt met hol koor inmiddels hot liedje daar even genoemd. Dp spanning wordt al grooter. Pótro's hart slaat en bonst en doet zijn .-ianon kloppen. Fri f laat daar als aan den grond gena geld. Vlier blikken zijn op do zuil gericht. Hot haasje zit naast Argusa en 't is, als of een geheime kracht weer in hem spreekt on hem tot in hel diepsto van zijn verbor gen ziel roert. Geen gebmrr van Argusa on!raat hem; geen woord ontsnapt hem. En daar op eens! Een uur slaat liet reeds op gindschen toren.... daar wijkt oen stuk van do pilaar en zie: ..Een zwart fuweelen kussen ligt daar •.oor aller blikken, een kussen waarop een zegelring schittert en fonkelt in zeldzame pracht En alleen, als door een geheime kriclit aangegrepen,- vallen neer cn bedekken voor ten w ijle hun oog en, terwijl Argusa nader treedt 'Ti.... den ring neemt van 't kussen en l étro wenkt om hom in ontvangst lo ncnion. Nini neemt zijn fluit weer op en speelt temidden der natuur, die'rust en krachten verzamelt voor den arbeid die wacht; speelt terwijl de kabouters hun wijsjes neuriën en uitjubelen Argusa ter eero, hun leider en held cn terwijl Phtro den ring aan neemt om hem te steken aan het recbler- vóórpooljc van het haasje, dat reeds wacht en voor hem zit. Din is liet plots slil. liet if, alsof ieder thans wil getuigen zijn van Honorc's won- dre Godding. En Pétro spreekt: Ga schoone ring en zoek do riants aan do hand van Ö-C n Prins, die e o n m a a 1 w a s, w a t h ij weer worden zal: een in enscli. En Ir n® (Wordt ver- !gd\ De Fluitspeler. (Een sprpokje.) Er was eens een muzikant, die op nu - terlijke wijzo de fluit bespeelde en die daarom in do dorpen en steden waar hij Tondtrok graag gezien werd. Hij verdiende goed zijn brood. Op pen middag, 't was nog vroeg in de lente, kwam hii aan een boerderij en be sloot daar te blijven, omdat hij 't naaste dorp niet voor hel vallen van den avond bereiken kan. De boer ontving hem .vrien delijk, deed hem aan zijn tafel aanzitten cn vroeg hem na den maaltijd een wijsje op z'n fluit te spelen. Toen de rauziknift zijn liedje geëindigd had keek hij uit het raam en zag bij hef maanlicht op eenicen afstand van de hoeve een oud kasteel, dat gedeeltelijk oen ruino geworden was. „Wat is dat voor oen oud kasteel", vroeg de muzikant, „en aan wie behoort het toe?" De boer vertelde liem-Joen, dat vele, vele jarefi geleden daar een graaf -'gewoond had, die zeer rijk maar ook zeer gierig was. Hij was zeer wreed voor zijn onder danen en had nooit een aalmoes gegeven aan de armen en .was eindelijk gestorven, zonder erfgenamen, omdat zijn gierigheid bom van trouwen bad afgeschrikt. Ziin naaste familie nam bezit van hot kasteel maar had nooit eenig reld erin kunnen ontdekken. Daarom werd verondersteld dal hij ziin schat begraven bad en dat liet geld nog in een of ander deel van hel oude kasteel mcehl verborgen liggen. Veel monschon waren in liet kas!"el gaan zoeken in do hoop de seint te vinden maar nie mand was ooit weer teruggekomen en daaróm hadden de overheden van bet dnrp eiken toegang lol bet slot verboden en elke vreemdeling word ernstig gewaar schuwd tceen liet gevaar. De muzikant luis terde oplettend en toen de boer ziin verhaal geëindigd had sprak hij het vurig verlan gen uit het kasteel te onderzoeken. Do Loer echter smeekte hem ernstig, zelf* op z'n knieën niet naar liet sint te gaan. Maar bidden en sraeeken, alles was vergeefs, de muzikant was onwrikbaar in zijn besluit. Twee knechts van den boer moesten met oen naar lantaarns lmm goloiden en de innodigo muzikant ging op weg. Toon hij op hel slot was aangekomen, zond hij ziin geleiders weer naar luiis mot oon lantaarn, do nnrWo nam hij in do I-and en hij ging stoutmoedig de lange trap op Dovengekomep zag hij oen mime hal met deuren aan eiken kant. Hij opende de eerste deur de beste, ging do kamer binnen on nam plaats aan een ouderwelseho tafel. ITii zette zijn lamp op de tafel cn begon op ?.'n fluit (e spelen. Ondertus«chen kon dp 'boer geen oog dichtdoen. Hij keek dikwijls uit liet raam paar het kasteel on was zfcv blijde toen bij zijnVmst zoele muziek boorde maken. Maar loon lenlaatste do klok elf sloeg en hot fluitspelen ophield, werd hij vreeseli.ik on gerust: hii meende dal hot spook of do duivel of wie het ook zijn mocht, die in het kasteel rondwaarde den armen jongeling den nek had omgedraaid. D" muzikant evenwel was zonder vrees voortgegaan mei spelen tot hij mnn v.-as en toen hii hongerig werd. omdat hij hij den boer niet veel gegeten bad, liep hij eens rond en «ïtdekto een pot vol linzen, een ketel met water, oen vfc^tjo zout cn een flescli wijn. Hij goot vlug liet water over de linzen, deed er zout bij. maakte met l-.el hout dat naast do haard lag vuur en begon soep te koken. Terwijl dc linzen kookten ledigde hij do flescli wijn en begon weer op z'n fluit te spelen. Zoodra de lin zen klaar waren nam bij ze van bet vuur af, deed zo in bet bord dat op de tafel klaar stond on at er met smaak van. Toen keek hij.op z'n horloge en zag dat het om streeks twaalf uur was. Op dat oog: ïblik vloog de deur plotse ling open en twee groote zwarte mannon. die op hun schouders een baar met een doodkist erop droegen, kwamen binnen. Zonder een woord to zeggen zeltou ze dc baar voor den muzikant en gingen dan weer door dezelfde deur naar buiten even cviicimzintiig a's zc gekoroon waren. Zoodra ze weggegaan waren slond de muzikant ha.v-.tig op en nam liet deksel van de kist af. .Een kleine oude mag. mét grijze haren cn baard lag erin maar de j l eeman voelde geen vrees, tilde him eruit cif zotte hem naast liet vuur. Zoodra iict lichaam warm werd keerde -liet leven erin terug. Dc muzikant gaf hem toen wat linzensoep te eten. Ten laatste werd de cude man geheel levend en zei tot hem: „Volg mij". De kleine man ging voorop en de jonge fluitspeler, die z'n lantaarn mee nam volgde zonder vrees. Zij gingen een lange, vervallen trap af en fcwamen len laatste in een diep, duister gewelf. Op den grond lag een groote hoop geld. Toen zei h'.t mannetje tegen den jongeling: „Verdeel cleze hoop geld voor mij in twee gelijke doe len. maar let erop dat je niets overlaat, want als je dat (loet zal ik je dooden". De fluitspeler "glimlachte alleen als ant woord cn begon onmiddellijk liet geld uit te tellen op twee groole tafels. Hij legde beurtelings op iedere tafel een geldzak en zoo bad hij de hoop gauw in tweo gelijke doelen verdeeld. Maar op liet laatst zag hij dat er een geldstuk overbleef. Nadat hij een oogenblik nagedacht had,* haalde hij zijn zakmes te voorschijn, zette liet lemmet op het geldstuk, sloeg er toen met een hamer op en verdeelde het- geld stuk zoo in twee gelijke declen. Toen hij op elke hoop een helft gegooid had, werdhet mannetje erg vrooliik en zcide: „O, moedige man gij hebt mij ver lost. Ik ben nu al honderd jaar gedoomd geweest mijn schat, die ik uit gierigheid vc-rzamelde te bewaken tot het iemand znu gelukken het geld in tweeën te declen. Niet oen van allen die het geprobeerd hebben, kon het. Een van die hoopen is voor u ver deel de andere onder dc armen''. Met deze woorden verdween het mannetje. Do jongeman echter ging de trap weer op en begon vrooliiko. liedjes op z'n fluit t e spelen in dezelfde kamer als eerst. De boer was blij (oon hij de tonen weer hoorde en heel vroeg in den morgen ging bij naar het kasteel om (len jongeman te ontmoeten. Deze vertelde hein al (lo ge- beurtenisen van den nacht en ging dan naar zijn schat waarmee liii deed zooals de cude man hem bevolen had. Het oude kasteel echter Het hij afbreken en spoedig stond er een nieuw voor in (le plaats waar de muzikant, die nu een rijk man geworden was, ging wonen. Nestor. Hoe een schilder aön zijn geld kwam. Er was eens een schilder die heel mooi schilderen kon. Alle menschen die bij hom kwamen om een portret te laten schilderen, vonden dat hij wel wat op Rembrandt leek, maar, hij was Rembrandt niet, hij was 'een gewone schilder. De menschen noemden hem Klaas den schilder. Op oen keer kwam er iemand binnen dio er heel gek uitzag, liij had een groote baard die er vies uit-- zag, een groote snor die er ook vies uitzag, groote rimpels op zijn gezicht en een paar half schcele oogen. Hij wou een portret van zichzelf laten schilderen. Van de menschen had hij gehoord dat Klaas de schilder oen heel goed portretschilder was..Hij was dus ïegelrecht Daar Klaas zijn huis gegaan en vroeg nu: „Kun je een portret van mij schilderen?" Klaas antwoordde: „Met pleizier". „Goed'', zei do man, „waar moet ik gaan zitten?" „Daar, zei Klaas, op (^ien stoel". „Duurt liet lang?" „Neen, ga maar zitten." Klaas begon te schilderen. Hij deed het precies zooals hij gezegd had, en vroeg: „Is het goed''. De man antwoordde: ..Neen, het is niet naar mijn zin." „Neon, waarom niet." „Het is veel te leclijk, ik betaal het niet.'' En meteen stapte hij de deur uit. Maar, de schilder liet zich (lit niet welgevallen en dacht: „Tk zal een list bedenken". In korten tijd had hij er al een gevonden cn een goede ook. Hij nam den volgenden dag liet portret ouder zijn arm en liep naar de waard van het café dat het dichtst in do nabijheid lag cn vroeg aan liern of hij een uithangbord wou heb ben. Do waard zei: „Ik wil het graag heb ben", en hij bracht het portret binnen. Toen ging do schilder naar huis en dacht: „Als hij nu maar morgen in de straat kcinl. En ja hoor, daar had je hem al vroeg in den morgen op straat. Maar ineens bleef hij stilstaan, daar zag hij zijn eigen portret hangen cn.... als uithangbord. Hij liep meteen naar den schilder en vroeg: „W il je mijn portret gtven, ik zal liet dadelijk be talen.'' „Best", zei do schilder en liep naar den waard en vroeg het uithangbord te rug. Hij kreeg het direct terug. Hij liep naaT zijn huis terug cn kreeg voor het poïtret een rijksdaalder. Hij was natuurlijk erg in zijn i-ii-dat zijn list zoo goed gelukt was. Freddy Wilman' l.ridon. De Lente. (Ter inleiding). De gure Wintervorst gaal heen En laat zijn troon d'r Lent'-Vorstinnc En nu is 't koningsslot meteen, Ver ierd met blcx mentooi cn lcpvor. - De J.ente komt! Wij wisten 'I ed-.-rt la.pg; j De zoele Zuidenwind bracht zjc.i. ijk*. Uit verre streken mee. Dc zang Der vogels klinkt luid-op van g.oot lot :n> De I.cnte komt en de natuur ft - j Al zienderoogen. Kijk eens in veld En bosch en gaard', hoe a:l..-> beeft Van leven, stroomend me: gev-cicl? En zich een weg thans baant uil 'I .tof En scheut eu groen en blad cn lont. En duizend mond 11 spreken van den jo; Aan die regelt leven en don' dood. O o m V i m Cikkie's Dood. XII. (Slot)/ 't Was stil bij 't ontbijt aan tafel, Geen kinderstem zelfs meer iels vroeg; En net of met slependerslagen De hangklok haar uren versloeg. Geen dollen cn duwen en dringen Bij 't schoolgaande troepje. Men ziet Een dapper weggepinkt traantje Getuigen van hun stil verdriet. Waarom ging die Dikkic ook sterven! i Ocli had hij maar wijzer gedaan! En buurmans gebakken sponsjes Voor ratten alleen, laten staan. Nu wordt er een grafje gedolven Dicht bij ons, aan 't eind van den tuin, P^l onder don blooiendcn meien, Met diep neerneigenden kruin. ''.j De kruidenier levert een kistje, Voor 't droevige doel, maar vergat Een enkel gedroogd abrikoosje, Dat plakk'rig in 't hoekje- nog zat. ai In 't kistje daar kwam een laag km (wol Dan Dikkic: de deksel kapot. Die door een zeer grooten spijker Weer heel werd cn dicht kon, tot slot. Dit dekt een gekreukeld zwart lapje Fluweel uit Kee's poelsdóekenbist. Getooid mot wat toefjes en bloomen, Die 'n oud, aftandsch hoedje nu mist. In 't midden twee hel witte strookjes Papier, in kruisvorm gelegd, Waarop stond geschreven: „Dag P;l:k!e Wij waren zóó aan jc gehecht." En buiten stond slilkehs te wachi Een bodem, viorwielen met as. Waaraan (le diept reu rende Wc. hl Als trekdier bevestigd meeds was Acht schuif'Iende kindervoetjes Die kraken in 't grove grint. En weldra op 't zeldzame voerlui Zich Dik in zijn kistje bevindt Klein zusje loopt voor als de bidder De jongens zijn achter gaan slaan, Maar Waldin besnuffelt ^zijn vrachtje, Verkiest ,gcen pas verder te gaan. „Toe Waldin, trekken, vooruit r.ou'! „Op stap ging je met hem wel meer, „Als ooit je van Dik licht gehouden. ..Bewijs hem voor 't laatst dan de eer"! Geen spiertje vertrok, onbewogen. Als doof voor 't betoog, bleef hij 11 ctri Klein zusje dacht: 'k spaar maar mvn woorden, 'k Krijg het met daden gedaan. Ja Vlak achter haar huimolt genne u'k Een worsteind aan pikzwarten draad. Heel dicht bij 't neusgat van Waldin Die baar taal onmldd'iijk verstaat. Hij -volgde de geurige sporen. Gewillig tot dicht aan 't graf. Waar de rouwstoet plotseling sim En ze "Waldin liet worsteindje M Toen daalde het kistje voorzichtig J In den donkeren vochtigen gr Terwijl in hun aller oogen Een traantje te schilercn stond. Maar wie van ons allen kan zc Of 't hartje van Waldin niet leed? Alleen, die hem Dik zag bezoeken. Zou vast denken, dat hij het deed. De zachte, dof droevige oogen. Ze misten den mensclielijken Dian- Maar staarden wel urenlang mum rena Het kleine tuinheuvoltje aan. Zou Dikkie het hebben geweten Dat zoo'n Irouwe vriendschap h( -i|>cf J - zeker, die is toch spreekwoord lus Te vin Ir il -wal bijden hond. C cud-Elsie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 14