Eon goede redoneerinfl.
1>u motorrijder staple bij 0O11 dorp.s-
I. in T.lod at Jlij had jéilt 'n
In iv.c kar gekocht en begon al dadelijk
tegenover de waard op do voortreffeüjk-
lli n ID rijn voertuig te snoeven. Maar
I volgenden morgen, toen hij om de
3 - ning vroeg, keek hij vreemd op.
Waard", riep hij, „ik heb hier best ge-
fel.- ;.en en wat je berekent voor logies en
f»i. bijt ken er best inee door, raaar wat
Jjr.'eukent die tachtig gulden voor stal
ij: van mijn motorfiets?"
Wel. mijnheer," antwoordde de kaste-
,,Ik hel) geen bepaald tarief en wist
Sliet precies, wat ik u rekenen moest, maar
Omdat u vertelde, dat het oen veertig paar
denkracht was, berekende ik f 2 zooals
(gewoonlijk voor het stallen van een paard
voor één nacht."
Moeielijk.
Majoor (bij do eritiok over do gehouden
ïiinnoenvres): „Bij den. eersten aanval,
kapitein Stram, zoudt ge in een wezenlij
ken oorlog met al uw manschappen zijn
gesneuveld; bij den tweeden r rdt go
overwinnaar zijn geweest."
Majsf.
„Als ik zoon klein meisje was als jij,
Suze, zou ik al dio papiersnippers oprapen,,
die daar op den grond liggen."
„Dan zal u wel liccl blij zijn, maatje, dat
u geen klein meisje is", zei Suze.
Modekwaal.
Jc moet 's opletten, alle vrouwen zet
ten haar hoed tegenwoordig zoo diep in
haar gezicht dal je geen oogeu meer ziet
haast.
Ze schamen zich voor haar korte
rokken.
Weinig natuurkennis.
Natuurliefhebber: O statige eik! Wat
zoudt gij mij niet kunnen vertellen, zoo gij
kondt spreken!
Boschwachter: Hij zou u hoogstwaar
schijnlijk zeggen dal-ie geen eik, maar een
leuk was!
Uit de kazerne.
Sergeant: „Kerel, grijns toch zoo niet;
't is of je een compleet open theater in je
i;op hebt. Ken soldaat moet altijd ern
stig zijn, zoo ernstig als een Joden-kerk
hof."
Welkom.
Dame: Hebt go mij bij mevrouw aan
gediend?
Knecht: Ja, mevrouw.
Dame: En zou ik welkom zijn?
Knecht: Ik denk van ja; mevrouw zei
ten minste: nu die ontbreekt er nog aan.
Veranderd, niet verbeterd.
Vader: „Karei, Karei, je bent een echte
deugniet; bijna eiken dag moet je school
blijven."
Karei: „Dat zal wel spoedig veranderen
Pa; over veertien dagen krijgen wij va
cantia."
Verkeerd begrepen.
Rechter: „Gij krijgt wegens nachtelijk
burengerucht tien gulden boete."
Beschuldigde: ..Prachtig, mijnheer de
rechter, betaal ze mij maar dadelijk uit."
Weer actueel.
Redacteur: stt nog een stuk over Schil
ler? Niet geschikt meneer. Komt u over 45
jaar eens terug. Dan is hét de 150ste ver
jaardag van den sterfdag van den dichter
en dan is het misschien weer actueel."
Zoo erg niet.
Schilder: „Voorzichtig, jongen, het schil
derij is nog niet droog."
Piet: „O, da's niet erg, mijnheer, ik heb
mijn oude jas aan".
OPLOSSING PRIJSRE3US.
Wij schijnen niet gelukkig te zijn ge
weest met onze prijsrebus. Niet wat be
treft de belangstelling, dï<was groot ge
noog. Maar de rebus in kwestie die aan
onze oplossers werd voorgelegd schijnt te
vreemd geweest te zijn.
Geen enkele oplossing was er waarin alle
woorden goed waren ingevuld; in de eene
oplossing was dit woord fout, in de andere
oplossing weer een ander, zoodat wij zeer
lot onze spijt geen enkele candidaat voor
den beschikbaar ge'slcldcn prijs hadden.
Wij zullen daarom onze oplossers nadb*
in de gelegenheid stellen den prijs to ver
dienen, en dan dergelijke rebussen wat ge
makkelijker maken waarbij we dan ook
ivoor heel wat inzendingen verwachten.
De volledige oplossing luidde:
't Was een eigenaardig gezicht. In volle
vaart reed de vrachtauto door de straten
der stad e n aan het stuur zat een man met
een «en achter hel oor.
De vrachtauto was geladen met poen
en slond plotseling stil toen do-chauffeur
op straat een speen zag liggen. Nadat
hij die had opgeraapt reed hij zóó vlug
verder, dat de wilde chauffeur scheen te
willen s j) e 1 e n met de levens der voet
gangers, die hij het ontmoeten van de auto
den naam die er op geschilderd stond niet
konden spellen.
Toen hij voorbij een café kwam begon
hij te 1 i s p c 1 e n en stapte of om zijn pils
leven te hervatten en hij dronk snel achter
elkaar 13 glazen bier. Daarmee wilde hij
al zijn geld verspillen en toen li ij dit ge
daan had vertrok hij en niemand heeft
hem ooit meer gezien.
CORRESPONDENTIE.
•fan R e r g s m a. Leiden. Zoo
'J. n, heb jij zoo'n schik met liet gewonnen
«ichooi-étui? Dat doet mo echt pleizier,
ti'.uweiis de prijzen waren allemaal mooi.
Dun volgenden keer zie ik jc weer en dan...
jr.i/.schien is je het geluk dan weer gun-
feiig. Wie weet! Dag Jan!
•I o s e p h i n e Schermo rV o e s t,
»SAnna, Oudenbosch. Daar
i- me warempel Josephine uit Oudenbosch
cok weer eens! Ik had je gemist lief Nichtje
en ik ben dan ook heel blij. dat ik jo weer
om zie. Ik begon al te denken, Josephine
beeft de lier aan de wilgen gaan hangen
enzij interesseert zich niet meer voor
ons gezellig hoekje. En nu zie ik jo weer!
Hartelijk welkom. Do volgende week vindt
jouw stukje 'n plaatsje Dag Fineke! Begin
alvast aan iets anders. Zul je?
G a f o Breedeveldt, Leiden.
fa Tor Galoot je, wordt „Het liefste Plekje"
gi-daatst. Ik vind het versje heel mooi.
J(('k de volger.de week eens! En nu Gato
Da-'ren ik nog op veoj, veel moois. Jo hebt
getoond te kunnen. Dus doe! Het plaatsje
is gereserveerd. Dag Cato!
d r i a a n van N o o r t. II o o g c-
- icrd. Leiden. -Zoo Adriaan, zie
D ion eens op visite. Dat is braaf van je.
Uo moet maar altijd moe doen hoor. Je
ïierdigo verhaaltje krijgt ook een beurt.
Do iar je nm.-l ring even wachten, dan zul
len we Fritsje eendjes vangen laten. Dag
'Adriaan! Veel gv'djes aan Vader en Moe
ide r!
d r i i i n Go r n c 1 i s s e n, L e i-
'd i n. E dank je wel \driaan voor het
$o enden van je ven je. Hs de -'ent? k<
3>< vod imp do weck komt het heel wn.ir-
fi' iinliik or in of de week daarop. Kijk
do 'if eens. Dag Adriaan! Do verbeterde
Dief" volgt ook nog.
Boort je Becker, L e i d o n.
3: dal inkstel viel mee. Zoo gaat liet
«D: id. als mm zich iets uiet mooi voorstelt,
velt het ullivl mee Tk bon büj voor jou
Doortjp. Hot nieuwe versje krijgt een
3 i;-:J»jo. Nog een beetje geduld. Groet
-.ader. moeder en de broertjes van me. Dag
Doortjc.
la n Röhrey. Leiden. Dank
',1.'voor de toezending van die twee mooie
m i -i s over ..Goede Vrijdag" en „Paschcn".
3k zal ze allebei plaatsen, zoodra we zoo
ver in don tijd zijnWil je ook moeder be-
'danken, want ik vermoed zon. dat ze de
behulpzame hand geboden heft, of zou ik
me vergissen? Dag Jan. De groeten aan
3\li eder, broertjes en «zus!
i c o II o'k k e r. W a r m o n d.
'Z'1 ov Nico is liet versje geschikt, maar..
V .lat nu eert versje, uit eigen dichterlijke
pi n gevloeid of is dit uit hel schoolboekje
keurig overgeschreven? Ik zal het bewaren
riot het volgende jaar. als do vogeltjes weer
eens honger en gebrek lijden. Dat vind je
•we! best hé Nico' En zie ik je ook bij den
Yn! jenden wedstrijd weer terug?
Jacobus Droog. O u d - A d e.
«louw versie bevat heel goede gedachten
jniui neefje en.... daarom laai ik het
zo dra plaats is afdrukken. Ik zou voor
Pa -hen eens goed toezien. Dag Jacob.
\gncs Kapel. Noord wijk-
li i iinoii. Grool gelijk, dat je Aat een
L.' lie hielp. Dat ik \utoon schreef, is best
m -.olijk, temeer daar ik nooit uit A. Kapel
(Aai zou gevonden hebben. Die naam is nog
.Uouit door mijn oorpijn gegaan. En lui den
Volgenden wedstrijd zie ik jullie beidjes
auviv niet waar? Maak eens een mooi ver-
,lv lij" Agues! Wil je?
II e n d r i c a P o ti w. N i e u w k o o p.
y- Zeker Hendrica zijn do meeste prijzen
ai l eiden gevallen. Maar dat is zuiver toe-
|vn!. weet dat wel! Het verwondert mij
ffet1 Ier niets, eerder zou het mij verwondo-
üvi als het omgekeerd s Kijk eens Hcn-
.1. er doen gewoonlijk drie keer zooveel
'eren mee uit Leiden alleen, als uit de
bi uiepp'eii samen. ri ook wal?
(D Ni. h'je! p. i v lebui I- r zie ik
fj11'! - ie
ik door mot het be-
0 u m Wim
HET BETOGVERDE HAASJE EN
DE HERDER.
Sprookje dcor Oom Wim.
X.
Daar gaan ze heen! Het maantje giet zijn
mal-zilveren licht over hot woud eii over
dat zonderlingo groepje, dat al maar
Noordwaarts aanhoudt en plotseling stil
staat voor een rots, waaruit ter rechterzijde
een boekje ontspringt, dat wegstroomt door
het dal op welker helling planten groeien
van zcldzamcn vorm, en nog zeldzamer
kleur.
De heele omgeving doet eenigszins hui
veringwekkend aan en het is dan ook niet
te verwonderen, dat hier in do.buurt een
toovenaros haar woning heeft opgeslagen.
Hier vlak bij toch is haar hol, hier leeft zc
voort haar loven te midden dier giftplan
ten en slangen cn nachtulen en roofdieren
en.... nu is zij vast ingesluimerd en
(irooint was van spelende haasjes op do hei
of van bctooverde kinderen, die nooit meer
net ouderlijk huis zouden betreden.
Halt mannen, halt!
We zijn er! Nu kan het spel een aanvang
Bij klokslag van twaalven staat liet volle
maantje boven ons en dan de kracht mijner
woorden, gepaard aan het zachte geneuried
wijsje in slaat zijn om do rots te openen.
En dan? Bom, bom, bom, ban»! Twaalf
slagen, als zoovele tastbare teekens, sterven
zaehfkens weg en thans is bet oogonblik
gekomen.
Ei hoor Pétro en zie toe!
Spits de ooren beide, gij, Prins en Kind
eens Vorsten, hel uur der redding is daar!
„Deurtje, deurtje, sterk en hecht,
Ei, doe eens even open.
En doe jc het niet, dan ben je slecht,
En heb ik voor niet geloopen."
Tweemaal herhaalt Argusa dit versje en
tweemaal nouricn do kleine mannetjes hun
vreemde wijsjes ter hegeleiding van Argu
sa's tooverformule. Nini spoelt, inmiddels
op de fluit accoorden, als gedragen op dc
vleugelen van een Zuidenwindje in de
maand van Mei en toen op dien plechtigen
stond, te midden van een ademloozo stilte,
ging eensklaps, terwijl ieders aandacht ge
spannen slond en elks blik op do rots ge
licht was, de rots open en. gaapte daar
een donkerte voo.r de verbaasd o blikken
van de toeschouwers, die hen luti wen
deed.
„Dank u deurtje, dank u wel!
Wij zijn nu tevreden.
Geef den zegelring nu snel,
Dan is het leed geleden!"
En zip! Daar wordt als op oen g' n
feeken do heele rots verlicht en overgoten
als met een stroom van liclit. Nu treden
ellen binnen do rots en wachten af, wat
Argusa thans zal zingen.
De pilaar van zuiver marmer slaat daar
in liet volle licht en Ptro's oogen ware
1 ij ertoe in slaat geweest willen den
kolom doorboren, zoo hevig is zijn verlan
gen om den zegelring te zien, die Honorê
zal terugvoeren aD mensch en d" boloo-
vcrïng zal'doen wijken.
„Dank u lichtjes, dank u wel!
Wij zien nu naar heli ooren
Maar do ring die schittert fel.
En kan ons moer hekoren".
Driemaal slaat Argusa met een 'gm; km
laafje tegen den marmeren zuil en zingt
met hol koor inmiddels hot liedje daar
even genoemd.
Dp spanning wordt al grooter.
Pótro's hart slaat en bonst en doet zijn
.-ianon kloppen.
Fri f laat daar als aan den grond gena
geld.
Vlier blikken zijn op do zuil gericht.
Hot haasje zit naast Argusa en 't is, als
of een geheime kracht weer in hem spreekt
on hem tot in hel diepsto van zijn verbor
gen ziel roert. Geen gebmrr van Argusa
on!raat hem; geen woord ontsnapt hem.
En daar op eens! Een uur slaat liet
reeds op gindschen toren.... daar wijkt
oen stuk van do pilaar en zie:
..Een zwart fuweelen kussen ligt daar
•.oor aller blikken, een kussen waarop een
zegelring schittert en fonkelt in zeldzame
pracht
En alleen, als door een geheime kriclit
aangegrepen,- vallen neer cn bedekken voor
ten w ijle hun oog en, terwijl Argusa nader
treedt 'Ti.... den ring neemt van 't kussen
en l étro wenkt om hom in ontvangst lo
ncnion.
Nini neemt zijn fluit weer op en speelt
temidden der natuur, die'rust en krachten
verzamelt voor den arbeid die wacht; speelt
terwijl de kabouters hun wijsjes neuriën
en uitjubelen Argusa ter eero, hun leider
en held cn terwijl Phtro den ring aan
neemt om hem te steken aan het recbler-
vóórpooljc van het haasje, dat reeds wacht
en voor hem zit.
Din is liet plots slil. liet if, alsof ieder
thans wil getuigen zijn van Honorc's won-
dre Godding. En Pétro spreekt:
Ga schoone ring en zoek do
riants aan do hand van Ö-C n
Prins, die e o n m a a 1 w a s, w a t
h ij weer worden zal: een
in enscli.
En Ir n®
(Wordt ver- !gd\
De Fluitspeler.
(Een sprpokje.)
Er was eens een muzikant, die op nu -
terlijke wijzo de fluit bespeelde en die
daarom in do dorpen en steden waar hij
Tondtrok graag gezien werd. Hij verdiende
goed zijn brood.
Op pen middag, 't was nog vroeg in de
lente, kwam hii aan een boerderij en be
sloot daar te blijven, omdat hij 't naaste
dorp niet voor hel vallen van den avond
bereiken kan. De boer ontving hem .vrien
delijk, deed hem aan zijn tafel aanzitten cn
vroeg hem na den maaltijd een wijsje op
z'n fluit te spelen.
Toen de rauziknift zijn liedje geëindigd
had keek hij uit het raam en zag bij hef
maanlicht op eenicen afstand van de hoeve
een oud kasteel, dat gedeeltelijk oen ruino
geworden was. „Wat is dat voor oen oud
kasteel", vroeg de muzikant, „en aan wie
behoort het toe?"
De boer vertelde liem-Joen, dat vele, vele
jarefi geleden daar een graaf -'gewoond
had, die zeer rijk maar ook zeer gierig
was. Hij was zeer wreed voor zijn onder
danen en had nooit een aalmoes gegeven
aan de armen en .was eindelijk gestorven,
zonder erfgenamen, omdat zijn gierigheid
bom van trouwen bad afgeschrikt. Ziin
naaste familie nam bezit van hot kasteel
maar had nooit eenig reld erin kunnen
ontdekken. Daarom werd verondersteld dal
hij ziin schat begraven bad en dat liet geld
nog in een of ander deel van hel oude
kasteel mcehl verborgen liggen. Veel
monschon waren in liet kas!"el gaan zoeken
in do hoop de seint te vinden maar nie
mand was ooit weer teruggekomen en
daaróm hadden de overheden van bet
dnrp eiken toegang lol bet slot verboden en
elke vreemdeling word ernstig gewaar
schuwd tceen liet gevaar. De muzikant luis
terde oplettend en toen de boer ziin verhaal
geëindigd had sprak hij het vurig verlan
gen uit het kasteel te onderzoeken. Do
Loer echter smeekte hem ernstig, zelf* op
z'n knieën niet naar liet sint te gaan. Maar
bidden en sraeeken, alles was vergeefs, de
muzikant was onwrikbaar in zijn besluit.
Twee knechts van den boer moesten met
oen naar lantaarns lmm goloiden en de
innodigo muzikant ging op weg.
Toon hij op hel slot was aangekomen,
zond hij ziin geleiders weer naar luiis mot
oon lantaarn, do nnrWo nam hij in do
I-and en hij ging stoutmoedig de lange trap
op Dovengekomep zag hij oen mime hal
met deuren aan eiken kant. Hij opende de
eerste deur de beste, ging do kamer binnen
on nam plaats aan een ouderwelseho tafel.
ITii zette zijn lamp op de tafel cn begon op
?.'n fluit (e spelen.
Ondertus«chen kon dp 'boer geen oog
dichtdoen. Hij keek dikwijls uit liet raam
paar het kasteel on was zfcv blijde toen bij
zijnVmst zoele muziek boorde maken. Maar
loon lenlaatste do klok elf sloeg en hot
fluitspelen ophield, werd hij vreeseli.ik on
gerust: hii meende dal hot spook of do
duivel of wie het ook zijn mocht, die in het
kasteel rondwaarde den armen jongeling
den nek had omgedraaid.
D" muzikant evenwel was zonder vrees
voortgegaan mei spelen tot hij mnn v.-as en
toen hii hongerig werd. omdat hij hij den
boer niet veel gegeten bad, liep hij eens
rond en «ïtdekto een pot vol linzen, een
ketel met water, oen vfc^tjo zout cn een
flescli wijn. Hij goot vlug liet water over
de linzen, deed er zout bij. maakte met
l-.el hout dat naast do haard lag vuur en
begon soep te koken. Terwijl dc linzen
kookten ledigde hij do flescli wijn en begon
weer op z'n fluit te spelen. Zoodra de lin
zen klaar waren nam bij ze van bet vuur
af, deed zo in bet bord dat op de tafel
klaar stond on at er met smaak van. Toen
keek hij.op z'n horloge en zag dat het om
streeks twaalf uur was.
Op dat oog: ïblik vloog de deur plotse
ling open en twee groote zwarte mannon.
die op hun schouders een baar met een
doodkist erop droegen, kwamen binnen.
Zonder een woord to zeggen zeltou ze dc
baar voor den muzikant en gingen dan
weer door dezelfde deur naar buiten even
cviicimzintiig a's zc gekoroon waren.
Zoodra ze weggegaan waren slond de
muzikant ha.v-.tig op en nam liet deksel
van de kist af. .Een kleine oude mag. mét
grijze haren cn baard lag erin maar de
j l eeman voelde geen vrees, tilde him
eruit cif zotte hem naast liet vuur. Zoodra
iict lichaam warm werd keerde -liet leven
erin terug. Dc muzikant gaf hem toen wat
linzensoep te eten. Ten laatste werd de
cude man geheel levend en zei tot hem:
„Volg mij". De kleine man ging voorop en
de jonge fluitspeler, die z'n lantaarn mee
nam volgde zonder vrees. Zij gingen een
lange, vervallen trap af en fcwamen len
laatste in een diep, duister gewelf. Op den
grond lag een groote hoop geld. Toen zei
h'.t mannetje tegen den jongeling: „Verdeel
cleze hoop geld voor mij in twee gelijke doe
len. maar let erop dat je niets overlaat,
want als je dat (loet zal ik je dooden".
De fluitspeler "glimlachte alleen als ant
woord cn begon onmiddellijk liet geld uit
te tellen op twee groole tafels. Hij legde
beurtelings op iedere tafel een geldzak en
zoo bad hij de hoop gauw in tweo gelijke
doelen verdeeld. Maar op liet laatst zag hij
dat er een geldstuk overbleef.
Nadat hij een oogenblik nagedacht had,*
haalde hij zijn zakmes te voorschijn, zette
liet lemmet op het geldstuk, sloeg er toen
met een hamer op en verdeelde het- geld
stuk zoo in twee gelijke declen.
Toen hij op elke hoop een helft gegooid
had, werdhet mannetje erg vrooliik en
zcide: „O, moedige man gij hebt mij ver
lost. Ik ben nu al honderd jaar gedoomd
geweest mijn schat, die ik uit gierigheid
vc-rzamelde te bewaken tot het iemand znu
gelukken het geld in tweeën te declen. Niet
oen van allen die het geprobeerd hebben,
kon het. Een van die hoopen is voor u ver
deel de andere onder dc armen''. Met deze
woorden verdween het mannetje.
Do jongeman echter ging de trap weer
op en begon vrooliiko. liedjes op z'n fluit
t e spelen in dezelfde kamer als eerst.
De boer was blij (oon hij de tonen weer
hoorde en heel vroeg in den morgen ging
bij naar het kasteel om (len jongeman te
ontmoeten. Deze vertelde hein al (lo ge-
beurtenisen van den nacht en ging dan
naar zijn schat waarmee liii deed zooals de
cude man hem bevolen had.
Het oude kasteel echter Het hij afbreken
en spoedig stond er een nieuw voor in (le
plaats waar de muzikant, die nu een rijk
man geworden was, ging wonen.
Nestor.
Hoe een schilder aön zijn geld kwam.
Er was eens een schilder die heel mooi
schilderen kon. Alle menschen die bij hom
kwamen om een portret te laten schilderen,
vonden dat hij wel wat op Rembrandt leek,
maar, hij was Rembrandt niet, hij was 'een
gewone schilder. De menschen noemden
hem Klaas den schilder. Op oen keer kwam
er iemand binnen dio er heel gek uitzag,
liij had een groote baard die er vies uit--
zag, een groote snor die er ook vies uitzag,
groote rimpels op zijn gezicht en een paar
half schcele oogen. Hij wou een portret van
zichzelf laten schilderen. Van de menschen
had hij gehoord dat Klaas de schilder oen
heel goed portretschilder was..Hij was dus
ïegelrecht Daar Klaas zijn huis gegaan en
vroeg nu: „Kun je een portret van mij
schilderen?" Klaas antwoordde: „Met
pleizier". „Goed'', zei do man, „waar moet
ik gaan zitten?" „Daar, zei Klaas, op (^ien
stoel". „Duurt liet lang?" „Neen, ga maar
zitten." Klaas begon te schilderen. Hij
deed het precies zooals hij gezegd had, en
vroeg: „Is het goed''. De man antwoordde:
..Neen, het is niet naar mijn zin." „Neon,
waarom niet." „Het is veel te leclijk, ik
betaal het niet.'' En meteen stapte hij de
deur uit. Maar, de schilder liet zich (lit
niet welgevallen en dacht: „Tk zal een list
bedenken". In korten tijd had hij er al een
gevonden cn een goede ook. Hij nam den
volgenden dag liet portret ouder zijn arm
en liep naar de waard van het café dat
het dichtst in do nabijheid lag cn vroeg
aan liern of hij een uithangbord wou heb
ben. Do waard zei: „Ik wil het graag heb
ben", en hij bracht het portret binnen. Toen
ging do schilder naar huis en dacht: „Als
hij nu maar morgen in de straat kcinl. En
ja hoor, daar had je hem al vroeg in den
morgen op straat. Maar ineens bleef hij
stilstaan, daar zag hij zijn eigen portret
hangen cn.... als uithangbord. Hij liep
meteen naar den schilder en vroeg: „W il je
mijn portret gtven, ik zal liet dadelijk be
talen.'' „Best", zei do schilder en liep naar
den waard en vroeg het uithangbord te
rug. Hij kreeg het direct terug. Hij liep naaT
zijn huis terug cn kreeg voor het poïtret
een rijksdaalder. Hij was natuurlijk erg in
zijn i-ii-dat zijn list zoo goed gelukt was.
Freddy Wilman' l.ridon.
De Lente.
(Ter inleiding).
De gure Wintervorst gaal heen
En laat zijn troon d'r Lent'-Vorstinnc
En nu is 't koningsslot meteen,
Ver ierd met blcx mentooi cn lcpvor. -
De J.ente komt! Wij wisten 'I ed-.-rt la.pg; j
De zoele Zuidenwind bracht zjc.i. ijk*.
Uit verre streken mee. Dc zang
Der vogels klinkt luid-op van g.oot
lot :n>
De I.cnte komt en de natuur ft - j
Al zienderoogen. Kijk eens in veld
En bosch en gaard', hoe a:l..-> beeft
Van leven, stroomend me: gev-cicl?
En zich een weg thans baant uil 'I .tof
En scheut eu groen en blad cn lont.
En duizend mond 11 spreken van den jo;
Aan die regelt leven en don' dood.
O o m V i m
Cikkie's Dood.
XII. (Slot)/
't Was stil bij 't ontbijt aan tafel,
Geen kinderstem zelfs meer iels vroeg;
En net of met slependerslagen
De hangklok haar uren versloeg.
Geen dollen cn duwen en dringen
Bij 't schoolgaande troepje. Men ziet
Een dapper weggepinkt traantje
Getuigen van hun stil verdriet.
Waarom ging die Dikkic ook sterven! i
Ocli had hij maar wijzer gedaan!
En buurmans gebakken sponsjes
Voor ratten alleen, laten staan.
Nu wordt er een grafje gedolven
Dicht bij ons, aan 't eind van den tuin,
P^l onder don blooiendcn meien,
Met diep neerneigenden kruin. ''.j
De kruidenier levert een kistje,
Voor 't droevige doel, maar vergat
Een enkel gedroogd abrikoosje,
Dat plakk'rig in 't hoekje- nog zat. ai
In 't kistje daar kwam een laag km (wol
Dan Dikkic: de deksel kapot.
Die door een zeer grooten spijker
Weer heel werd cn dicht kon, tot slot.
Dit dekt een gekreukeld zwart lapje
Fluweel uit Kee's poelsdóekenbist.
Getooid mot wat toefjes en bloomen,
Die 'n oud, aftandsch hoedje nu mist.
In 't midden twee hel witte strookjes
Papier, in kruisvorm gelegd,
Waarop stond geschreven: „Dag P;l:k!e
Wij waren zóó aan jc gehecht."
En buiten stond slilkehs te wachi
Een bodem, viorwielen met as.
Waaraan (le diept reu rende Wc. hl
Als trekdier bevestigd meeds was
Acht schuif'Iende kindervoetjes
Die kraken in 't grove grint.
En weldra op 't zeldzame voerlui
Zich Dik in zijn kistje bevindt
Klein zusje loopt voor als de bidder
De jongens zijn achter gaan slaan,
Maar Waldin besnuffelt ^zijn vrachtje,
Verkiest ,gcen pas verder te gaan.
„Toe Waldin, trekken, vooruit r.ou'!
„Op stap ging je met hem wel meer,
„Als ooit je van Dik licht gehouden.
..Bewijs hem voor 't laatst dan de eer"!
Geen spiertje vertrok, onbewogen.
Als doof voor 't betoog, bleef hij 11 ctri
Klein zusje dacht: 'k spaar maar mvn
woorden,
'k Krijg het met daden gedaan. Ja
Vlak achter haar huimolt genne u'k
Een worsteind aan pikzwarten draad.
Heel dicht bij 't neusgat van Waldin
Die baar taal onmldd'iijk verstaat.
Hij -volgde de geurige sporen.
Gewillig tot dicht aan 't graf.
Waar de rouwstoet plotseling sim
En ze "Waldin liet worsteindje M
Toen daalde het kistje voorzichtig J
In den donkeren vochtigen gr
Terwijl in hun aller oogen
Een traantje te schilercn stond.
Maar wie van ons allen kan zc
Of 't hartje van Waldin niet leed?
Alleen, die hem Dik zag bezoeken.
Zou vast denken, dat hij het deed.
De zachte, dof droevige oogen.
Ze misten den mensclielijken Dian-
Maar staarden wel urenlang mum rena
Het kleine tuinheuvoltje aan.
Zou Dikkie het hebben geweten
Dat zoo'n Irouwe vriendschap h( -i|>cf
J - zeker, die is toch spreekwoord lus
Te vin Ir il -wal bijden hond.
C cud-Elsie.