0
KALENDER DER WEEK
"L
N-B. Als niet anders wordt aangegeven
heeft in deze week iedere H Mis Gloria,
Credo en de Prefatie van de Vasten.
ZONDAG, 14 Maart. Vierde Zon
dag in de Vasten. Mis: Lae-
tare. Geen Gloria, 2o gebedAGunctis; 3e
Voor levenden en dooden (Omnipotens).
Kleur: Paars.
't Is half-vasten. De verlossing is in 't
zicld! Bij voorbaat verheugt zich de II.
Kerk daarover. (Introitus). Van deze vrcug-
destemming is geheel de liturgie van dezen
dag vervult. "Wij zijn geen slaven meer van
Satan, maar dank zij. Christus' kruisdood,-
vrije kinderen Gods (Epistel) God is onze
Vader; op Hem is onze hoop! Hij voedt
Zijne kinderen met een allerzuiverste Spijze
een voedzaam Brood, dat ons onderpand
jy voor onze toekomstige heerlijkheid.
(Evangelie). Voortdurend genieten wij Zijne
bescherming en mogen wij vast vertrouwen
na dit leven-in te gaan in den hemel, waar
ware vrede aller overvloediger deel is en
wij Zijn II. Naam zullen loven. (Tractus;
Graduale; Communio). Ja waarlijk, 't is
passend in heilige blijdschap den Heer te
loven, Zijn H. Naam te prijzen, want Hij
is goed. (Offertorium).
MAANDAG, 15 Maart. Mis v. d. dag:
Deus in nomine tuo. Geen Gloria, 2e ge
bed A Gunctis; 3e Omnipotens. Geen Credo.
Kleur: Paars.
DINSDAG, 16 Maart. Mis v. d. dag:
Exaudi Deus. Verder als gisteren.
WOENSDAG, 17 Maart. Feest van
het heilig Sacrament van
Mirakel. (Wordt alleen gevierd in hot
Bisdom Haarlem en heeft, krachtens bij
zonder voorrecht, te Amsterdam een Oc
taaf). Mis: G i b a v i t. 2e gebed v. d. II.
Gertrudis; 3e v. d. II. Patricius; Ie v. d.
dag. Na de Tractus de Sequens: Lauda Sion
Prefatie van Kerstmis. Kleur: W i t.
dag: Cum sanclificalus. Geen Gloria. 2e
gebed v. h. II. Sacrament; 3e v. d. H. Ger
trudis: 4e v. d. II. Patricius Geen Credo.
Prefatie v. d. Vasten. Laatste Evangelie
v li. H. Sacrament van Mirakel. Kleur:
P a a r s.
DONDERDAG, 18 Maart. Mis v. d. H
Cyrillus van Jeruzalem, Bis
schop. Belijder en Kerkleeraar. In medio.
2e gebed en laatste Evangelie v. d. dag.
Credo. Kleur: W i t.
Als de H. Mis v. d. dag gelezen wordt:
Mis: Lapletur. Geen Gloria. 2e gebed v. d.
II. Cyrillus. Geen'Credo. Kleur: Paars.
Van den H. Cyrillus bezitten wij nog vele
geschriften over de christelijkè geloofsleer.
Deze datocren grootendeels uit den tijd,
dat de Heilige heiast was met het onder
richt der doopleerlingen. Als Bisschop
streed bij voortdurend tegen de loochening
van Christus' Godheid, waarvoor bij bal
lingschap heeft moeten verduren.
VRIJDAG, 19 Maart. Feest van den
Heiligen Joseph. Mis: J u.stu s.
ut p alma. 2e gebed en laatste Evange
lie v. cl dag. Prefatie v. d. H. Joseph.
Kleur: W i l
Van den II. Joseph, vandaag bijzonder
vereerd als do Bruidegom der Allerheilig
ste Moedermaagd, staat alleen opgeteekend,
dat hij rechtvaardig was. 't Is weinig, maar
't zegt alles. Allerrechtvaardigste Joseph
lid voor ons.
ZATERDAG. 20 Maart. M i s v. d. H
Wulfram, Bisschop en Belijder; Statuut
gebed v. d. dag, 3e voor den Paus. Kleur:
W i t.
Wordt de H. Mis v. d. dag gelezen, dan
Mis: Siticntes. Geen Gloria, 2e gebod v. d.
II Wulfram; 3e voor den Paus. Geen Cre
do. Kleur: Paars.
Door wijze en godsdienstige leermeesters
onderwezen in de heilige wetenschappen,
\vord Wulfram tot Bisschop van Sens ge
kozen. Na eenige jaren van trouwe vervul
ling zijner bisschoppelijke bedieningen,
ping bij het Evangelie prediken aan de
Friezen. Op het zien zijner wonderwerken
b.4-epvdo hii velen, ook don Friezenkoning
Radboud, die echter op het laatste oogen-
blik vóór zijn doopsel dat de H. Wulfram
i.em zou toedienen, zich terugtrok en hei
den bleef.
Lisse. ALB. M. KOK, Pr.
en hij toonde het verbaasde mensch den
brief.
„Caroline, nu kunnen we in een rijtuig
met vier paarden rijden! Eu wat zal die
Siering zich ergeren! Hier man, heb je
een kwartje voor je boodschap!"
Gruber nam het gelukslot en stak het in
zijn zak.
„Nu nu, mannetje, je zult moeten zeg
gen dal het meer geluk dan wijsheid is",
meende zijn vrouw.
„Is hij thuis? Ik moet hem direct spre
ken"! klonk plotseling een opgewonden
stem in de gang. Het was de collecteur
Siering, die zooeven het bericht ontvangen
had.
„Zoo meneer Siering, bent u daarl"
riep Gruber. „Ge komt zeker de drie gul
den voor het lot halenl"
„Bric gulden! Zoudt ge mij maar drie
gulden willen geven!" riep Siering hoogst
verontwaardigd. „Ik zal toch ook mijn deel
wel van de winst mogen hebben!"
„Natuurlijk, man! Ge krijgt driehon
derd gulden van mij. Ik heb toch maar
besloten, het vierspan te verkoopen!"
„Driehonderd gulden? En ge zult min
stens vijfduizend krijgen!"
„Ja, meer geef ik toch niet hoor. Maar
ik zal voor uw kantoor reclame maken,
dat beloof ik u!"
„Rittler!" riep Siering, in zijn kantoor
heen en weer stappend." Je bent een stom
merd van de bovenste plank."
De leerling zag zijn patroon angstig aan.
„Maar meneer", begon hij.
„Je bent een ezel", klonk het nog eens.
En mot een zwaren slag viel de deur van
het kantoor achter den woedenden lieer
Siering dicht.
EEN CUQE SCHOOLKAMERAAD.
(De beroemde romanschrijver Sertines
zit des morgens al vroeg aan zijn .schrijf
tafel, druk bezig aan liet achtste hoofd
stuk van zijn nieuwen roman „l'Extase".
Hij heeft streng verboden iemand bij hem
toe te laten, en is juist goed op gang ge
raakt, als er geklopt wordt en het kamer
meisje haar hoofd om de deur steekt).
Mimi: Meneer.
S.': AVat is er weer? Kom je mij nu toch
storen?
M.: Meneer, daar is.
S.: Neen. Geen kwestie van. In geen
enkel geval.
M.: 't Is een lieer, meneer.
S.: Welke heer dan?
M.: Ja ik weet liet niet. Hij wou mencgr
spreken
S.: Ellendig nu weer. Altoos 't zelfde.
Ik ben niet thuis. Op reis.
M.: Hij wou niet weggaan. Hij zag me-
neer's hoed en jas aan den kapstok han
gen. Hij zei, dat meneer liccl boos zou zijn,
als ik hem niet hij meneer liet. Hij zegt,
dat hij een vriend van meneer Sertines is.
S.: Hoe heet hij dan?
M.: Dat hoefde ik niet te zeggen, zei
hij. 't A\7as de moeite niet waard. Meneer
zou hem misschien niet eens kennen.
*t AVas een verrassing.
S.: O, o. o! Stom-mi-teit! Enfin! Nu ik
toch midden uit mijn werk gehaald hen,
zal ik maar gaan kijken. Zeg dan. maar
dat ik kom.
M.: Goed meneer.
S.: Maar hoor eens, als dat nu nog één
maal weer gebeurt, meisje, dan ga je de
deur uit. Op slaandcn voet. Als je dat
maar weet. (De meid verdwijnt zonder do
minste ongerustheid le tooncn).
S.: AVic weet; 't zou over zaken kunnen
zijn. Een uitgever of zoo....
(Hij staat op, gaat naar den spiegel,
strijkt zijn kuif wat op en zijn knevel
glad, trekt zijn manchetten naar hene
den, en slapt de deur uit. Deftig en iet
wat strak komt hij den kleinen salon bin
nen. De vreemde heer staat te wachten,
't Is een reus van een kerel, die allervrien
delijkst glimlacht. Zijn haar begint al wat
dun te worden. Hij draagt een lichtbruine
overjas en zijn boord is keurig helder.
Sertines groet wat stijfjes. Do vreemde
heer steekt hem reeds glimlachend een
reuzenhand toe, in een blijkbaar meerma
len gewasschen zeemledereu handschoen).
Ar. II.: Hoe is 't? Ben je uit je humeur?
Had je liefst, dat ik zat waar de peper
groeit?
S.: Neem mij niet kwalijk, meneer....
Zou ik mogen weten?....
V. II.: Herken je mij niet?....
S.:. Op 'l moment niet.
V. II.: Bedenk je eens....
S. (hem oplettend aanziende): Werke
lijk....
V. H.: O, wacht maar. 't Komt wel.
Bedenk je eens goed.
S.: Maar ik verzeker u
V. H.: Boullu?
B.: Boullu, die met je schoolging in
Angers op de kostschool, extern. AVcet je
't nu nog niet? Schiet je niet alles op eens
weer te binnen?
S.: (zich over 't voorhoofd wrijvend)
Boullu.... Boullu.... nee. toch niet....
Neem mij niet kwalijk, 't Is gek.
B.: Ja, dat is 't. Hoe is 't mogelijk?
S.: Ja, niet waar, want die naam, en
dan uw figuur, mij dunkt, dat bad mij
toch moeten bijblijven.
B.: O, 'k was in die dagen wel een beet
je minder gezet.
S.: Dat ingrijp ik. En wat wenschle u
nu eigenlijk?
B.: Dat zal 'k je meteen vertellen. Maar
eerst moeten we nog eens gezellig praten.
AVat drommel, een paar oude kameraden;
je loopt elkaar niet alle dagen tegen 't
lijf. Maar weet je wat ik geloof: ik wed,
dat je mij maar half vertrouwt; je denkt,
dal ik een avonturier beu, een intrigant,
die met een mooi praatje aankomt, om je
geld uit den zak le kloppen. Dat zal je
eens zien Ben je op kostschool geweest in
Angers, al of niet?
S.: Ja zeker. Hoe heette de directeur
nu ook weer?
B.: Garement. En herinner je den oud
sten secondant nog wel, zeg? Meneer Sul-
picel?
S.: (glimlachend) Sulpicet! O ja, dien
herinner ik mij best; zoo'n klein mager
ventje.
B.: Zie je wel? En onzen godsdienston
derwijzer, don kapelaan Mercurier?
S.: Zeker, zeker, dat was zoo'n forschc,
zware kerel, 't Is gek; ik had nooit meer
aan die lui gedacht.
B.: Natuurlijk nicl. Je had ze vergeten,
precies zooals jc mij vergat. AVeet je cok
niet meer, dat wij naast elkaar stonden te
zingen in 't koor, in de kerk?
S.: Neen, eerlijk gezegd, van u persoon
lijk hel) ik niet de flauwste herinnering.
B.: Och kom, gekheid. Jij wou altoos
achter gaan looien op de wandeling.
S.: Dat weet ik ook niet meer. AVaarom?
B.: Hoor eens: dat wordt al te gek,
kerel wil ik je eens wal zeggen? Jij werkt
te veel. (Tikt heteekonifvoi op zijn voor-
hoofd). Herseninspanning.
S. (een beetje gevleid): 't Is waar, mijn
arbeid vergt veel.
B.: Ja, ja, ja. Als men 't zóóver brengt
in de wereld. Beroemd! Geëerd!
S.: Hm!.... beroemd....
B.: Kerel, je naam is immers op ieders
lippen
S.: In beperkten kring dan toch altijd..
B.: Beperkt, beperkt? Zeg dat niet. Als
er iemand is met een wereldnaam....
AVeet je wel, dat ze je in Angers ver"0-
den? Daar wordt stellig nog eens een
standbeeld voor je opgericht, mei een
Muze, die je op 't voorhoofd kust! Je liadt
als jongen al dat hooge voorhoofd....
S. (half gewonnen): O, kom, kom! Een
busto misschien....
B.: Nee, nee, nee! Onthoud wat ik jo
zeg! Tot in Amerika is je roem doorge
drongen. Ik heb voél gereisd; in Noord
en in Zuid-Amerika en je bent er bekend
S. (ongcloovig): Och, wat je zegt....
B.: Op mijn woord van eer. Op den
schoorsteenmantel vnn oor d ime in Bi
zag ik je portret. Overal lezen zo jo boe
ken.
S.: Kom, kom. Jo maakt complimentjes.
B.: Ziezoo, nu is do oudo vriendschap
weer bezegeld. Nu zijn we waar we wezen
moeten. Dat u klonk zoo vreemd tusschen
ons. Maar heb jo mij nu eigenlijk herkend.
S.: N.... nee; dat nog niet. Maar als
je het dan toch volhoudt.... Ga zitten en
laat mo nu eens hooren, wat je te vertel
len hebt.
B.: AVaclit nog eens even. Eerst moeten
wc samen nog eens ons hart ophalen aan
oude herinneringen. Denk toch eens, twee
jaar lang zaten we op dezelfde bank, dag
aan dagl Ja, ja, 't is een mooio tijd, dio
jongensjaren als men zich van de werold-
sclic zaken geen zier aantrekt en van gold
nog hoegenaamd niet afweet.... (Bij het
woord geld is Sertines wat onrustig ge
worden).
S.: Neem mij niet kwalijk, als ik u ver
zoeken moet, 't niet al te lang te maken
Ik heb...
B.: AVat, is 't nu op eens weer u? Zeg
eens, nee toe herinner je je Cassa-
biou nog?
S.: Nee.
B.: Zoo'n blond kereltje, dat altoos lek
kers in den zak had?
S.: Absoluut niet.
B.: Die is dood, slakker. En Baquin,
dien toch wél?
S.: Nee.
B.: Lavsouneau dan?
S.: Nee.
B.: üuvivier?
S.: Nee. Zeg nu toch in 's hemels naam
wat is er? Ik heb werkelijk geen tijd....
B. (treurig): Och, ik zie liet wel, het
•geeft toch niet. Ondanks alle doorslaande
bewijzen, die ik je poog te geven, vertrouw
je mij niet, je twijfelt. Je denkt .misschien
wel: 't is geen oude kameraad van mij.
Je meent, dat ik mij op slinksche wijzo
van allerlei intieme bijzonderheden uit jo
verleden heb weten op do hoogto te stel
len
S. (verschrikt): Neen, neen. dat zou wat
al te erg zijn.
B.: Och, waarom niet? Jo hebt zulke
ongelooflijk brutale lui in dq wereld. (Sar
castisch): AVaarom zou ik niet een van
dat slag kunnen zijn? Ik had al wal ik
van je weet best uit een van je talrijke
biografieën kunnen halen. Natuurlijk hen
je een aanlokkelijke prooi voor avontu
riers, die azen op al wal maar glorie af
straalt. Ja, 't spreekt vanzelf, dat je mij
wantrouwt; ik had liet wel op mijn vin
gers kunnen narekenen; ik ben dom ge
weest, dat ik liet niet verwachtte.
S.: Nee, hoor eens kerel, dat moei je
nu niet van mij denken....
B. (hitter): Och, 't is niets. Ik hen wel
gewend aan teleurstelling. Dan zal ik nu
maar maken dat ik weg kom. (Gaat naar
de deur.)
S. (hem tegenhoudend): Maar was dat
nu alles wat je aan mij te zeggen hadl?
13.: Dat was nu alles. Waarom ik
kwam? Ter wille van de oude kameraad
schap kwam ik je eens opzoeken; alleen
maar om je nog eens to zien; jij zoo groot,
zoo rijk, zoo beroemd, ik een anno
drommel, wion 't niet is meegeloopen in
de wereld, 'k AA'ou je nog eens de hand
schudden, en dan afscheid nemen,
't Spijt me, dat ik jo in jo werk gestoord
heb. Je zult van mij geen last .meer hob-
hen in 't vervolg. Dank je nog zeer voor
de hartelijke ontvangst. (Hij wil gaan).
S.: Jo vergist jo. Boullu!
13.: Adieu. Nee, nee doe geen moeite.
S.: Boullu, ik wil niet hebben, dat jc
zoo heengaat, 'k Zou 't mij mijn heelc le
ven verwijten....
13.: Meen je 't?
S.: Toe, blijf nu nog wat.
B.: Meen jo 't waarachtig? Ja?
Best, dan blijf ik, en dan waag ik 't
er op.
Zijn gezicht verandert op eens van uit
drukking; hij valt voor Sertines op de
knieën, pakt hem met zijn kolossale vuist
bij den enkel en zwaait niet dc andere
hand 'n klein schoenborsteltje, dat hij,
gesmeerd en wel. uit zijn overjas haalt en
wnnrnv o hii zenuwachtig de laars vut
Sertines begint te henvorkew, terwijl hij
mot veel amphase zegt:
Ik hen Oscar Boullu, do uilvinder
van liet beroemde „Schoensmeer voor
Letterkundigen", leverancier van Z. M.
den kofiing van Denemarken. Door do
werking van mijn smeer wordt het leder
zacht, glanzig en welriekend. Drie gulden
de groote flacon, met groene stop; oen
daalder de kleine.
S. (die niet weet, of hij lachen of zich
driftig maken zal): Goeie hemel, heb ik
daarvoor een kwartier(terwijl hij
zijn voet mot geweld tracht los te rukken)
too dan, laat los, kerel.
D. (die is opgestaan, naar do gepoetste
schoenen wijzend): Kijk nu zoo'n laars
eens! Als een spiegel! Drie gulden do
groolo flacon. (Hij zet een flesch op den
schoorsteenmantel.) Neemt u mij niet
kwalijk, meneer. Een mensch moet eten,
dat is niet anders.
S. (neemt een rijksdaalder uit zijn
beurs): Asjeblieft. En zorg nu maar, dat
je oen, twee, drie de deur uitkomt.
D. (strijkt bedaard het geld op): Dank
u zeer. (Bij de deur): lk heb ook uitste
kende lichte Bordeaux, niet duur....
S.: Is 't nog niet uit?
13.: Houdt u misschien van oudo kunst?
Dan heb ik wat fijns
S.: De deur uit, kerel. Moot ik dc po
litic.
13.: Tot weerziens, meneer. En nogmaals
vriendelijk bedankt.
Hij buigt en vertrekt. Sertines smijt do
deur achter hem dicht.
S.: Dat is toch wel bet gekste avontuur
dat ik ooit heb beleefd. Als ik het vertel
de, zou geen mensch het gclooven. (llij
kijkt naar zijn laarzen): Ze glimmen mooi.
Stakker, 't Is niet alles goud wat blinkt.
AVat een bestaan! A'an dien rijksdaalder
heb ik geen berouw. AVel zeker! De oude
schoolkameraad. Met die grap heeft hij
zeker ul meermalen zijn lag geslagen.
En 't is niet kwaad bedacht.... lang niet.
Inlusselien, mijn morgen heil ik kwijt.
Met het werk vlot het nu toch niet meer.
Dat heb ik ook aan mijn ouden school
kameraad te danken!
„Ctr."
Verklaarbare vraag.
No. 1 (oenigszins scheel); AVaarom kijk
je niet waar jo loopt?
No. 2. AVaarom loop jij niet waar je
kijkt?
Begrepen.
le lakei: Lel vooral bij liet servceren op
mijnheer den baron! Die zenuwachtige
man noemt alles persoonlijk....
2e lakei: Ja, ja, ik weet 't al.... de zil
veren lepels tweemaal natellen.
Uit de kazerne.
Sergeant (tol milicien, dio op allo vragen
hel antwoord schuldig blijft): Kerel, 't is
maar gelukkig, dal zoo'n ezel als jij bent,
hel buskruit niet uitgevonden lieert dat
zou me 'n mooie smeerboel geworden zijn!
Het geneesmiddel.
Dokter: Te man heeft absoluut rust noo-
dig. Ik zal oen slaappoeder voorschrijven.
Vrouw: AVanneer moet ik hem dat in
geven?
Dokter: Mevrouw, het is voor u; u moet
het innemen.
Proef op de som.
Zijn jo nieuwe huren aardige men-
schen?
Ik weet liet nog niet. Ik zal vanmid»
dag eens gaan vragen of ik dn niaaima-
chine voor liet tennisveld kan leunen.
Te veel beloofd.
Als jc mijn cosluum vóór Zaterdag
gereed hebt, zal ik eeuwig uw schuldenaar
blijven, zei de jonge man.
Als dat liet geval is, zei do kleerma
ker. dan zal ik liet maai- niet maken.
DINGEN DEZER DAGEN.
Een rekbaar betaalmiddel.
t Is overbekend. Duilschland staat wat uit
vindingen van techniek en handelsgeest
betreft toch maar aan de spits der Euro-
peesche beschaving.
Voor den oorlog ook al.
De Entente heeft toen geprobeerd daar
een einde aan te maken door middel van
een oorlogje. Dan zou Duitschland in die
strijd economisch ten onder gaan. De mark
zou verzinken- in den afgrond der economi
sche malaise. In de vredesvoorwaarden
zou de Duitsche industrie, handel en econo
mie zoo aan handen worden gelegd, dat
Duitschland onmogelijk meer aan de spits
der Europeosche techniek zou kunnen
staan.
In theorie prachtig, maar moet u de
practi.ik zien. Eerst de mark naar den kel
der. Daar had Duilschland alvast zelf het
minste last van. Degenen die 'n schip vol
marken voor brave munt gekocht hadden
Mlen er in ieder geval het meeste mee.
Er werd gewoon een nieuwe mark gefa
briceerd, do rente-mark. Daarmee kon
Duitschland weer aan zijn economische
opbloei beginnen. Hetwelk geschiedde,
hnezaam en zeker.
Maar dat langzame ziet u dat deed 'e
m den laatsten tijd nog. Ze moesten cre-
bobben en konden bij hun groote be
stellingen op wissel niet langer krijgen dan
maand.
Daarom hebben de Duitschors nu een-
ondig een nieuwe uitvinding gedaan, die
bezwaar volkomen ondervangt. Ze heb-
ben nu de „Prima Wechsel" in den handel
Tmn^van ^stiek meneer.
1Gn 20 nu 2 maanden crediet even
«ken aan de elastieke wissel, 3 maanden
jj" ®°8 €vpn verder 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10,
!2 maanden, telkens maar verder de
i.SSG' uitrekken en 't crediet wordt ver-
lang zo maar willen.
ADeén, ze moeten oppassen dat ze niet
te vér.rekken anders springt de zaak.
Maar daarvoor zullen ze ook nog wel iets
vinden, moet je net hij de Duitscliers zijn!
Vrijgezellen.
Deze week kwam ik een ouden vriend
tegen, die ik in geen jaren meer had ge
zien. Het wederzien was allerhartelijkst cn
daar ik bovenal zeer benieuwd was hoe het
l;ein in zijn verder leven was vergaan ging
ik op zijn vriendelijke uitneodiging met
hem mee.
Hij was vroeger altijd ietwat zonderling
geweest en het wekte hij mijn dan ook in
'l geheel geen verbazing, toen hij mij mede-
deelde, dat hij altijd vrijgezel was gebleven, i
Bartholomeus heette hij, maar we had
den hem altijd „Barbertje" genoemd, om
dat de klassieke heteekenis van dien naam
wonderwel aan zijn persoon paste.
Hij was, wat men noemt, „een goeie
knul", die alles wat je deed, goedvond en
meedeed, maar die vooral bij officieele ge
legenheden op eens met ernstig gezicht de
dolste dingen kon zeggen.
Zoo stelde ik hem eens in een deftig ge
zelschap voor aan een dame, die ongeluk
kigerwijs in 't bezit was van tamelijk on
vrouwelijk geluid en de dame in kwestie had
haar mond nog niet geopend om zijn groet
met een wedergroet te beantwoorden of
Barbertje vroeg haar met een dood-ernstig
gezicht of zij soms do dochter van een
schipper was.
Zulke dingen maakten hem natuurlijk
onmogelijk, maar zijn vrienden wisten het
te apprecieeren en profiteerden herhaalde
lijk van de uitvallen zijner onberekenbare
humor.
Van de week dan ontmoette ik hem en hij
vertelde mij dat hij nog steeds niet ge
trouwd was en heel alleen in een hui-
woonde, dat hij gehuurd had, „of ik met
hem mee wilde gaan om zijn huis te zien".
Natuurlijk deed ik dat, overtuigd van het
tafereel dat zich aan mijn oogen zou ont
rollen.
Binnentredend had ik met één oogop
slag don toestand overzien.
In do kamer was het een gezellige vrij-
-pezellen-pan, zij had hetzelfde karakter nis
Barbertje, hier kon alleen Barbertje hui
zen en niemand anders.
Op den grond lagen kranten, enkcF op
gevouwen, andere wijd uitgespreid. Midden
op tafel stond een theeblad met vuile kop
jes. .een houten bak met een stuk of wat
aangesneden hrooden, een cacaobus ge
vuld met suiker, die tevens als kapstok
dienst deed, op de schoorsteen een onmo
gelijk aantal portretjes, te midden van
een dikke stoflaag gegroepeerd om een
wekkerpendule, die Barbertje iederen mor
gen, met het schoone lied „Aan den oever
van een snelle vliet" uit zijn slaap tingelde.
In een woord een cliaos, zooals het er
alleen hij een vrijgezel uit kan zien.
AVe dronken koffie, die Barbertje gezel
had, en waarbij hij de schoteltjes vergat.
Alleen zijn sigaren waren goed.
Onder liet gesprek dat volgde, vroeg ik
hem eensklaps: „Barbertje, hoe oud ben je"
48 jaar, antwoordde hij.
„Je moest een vrouw zoeken'', zei ik
hem. „Trouwen", zei Barbertje en op zu'n
voorhoofd wijzend „caroussel", meneer''.
Toen volgde een uitvoerig verslag
van Barbertjes liefde's-lief-en-leed en liet
slot was dat wij samen een huwelijksadver
tentie opstelden.
't AVordt natuurlijk niks. want Barbertje
zal togen de respectievelijk naar zijn hand
dingende jongcdochters wel weer onzin
gaan debileeren.
Persiflages.
Iu,.,Dc Nieuwe Eeuw" wordt liet
feit, dat een typiste, wier rechter
hand bij een auto-ongeluk verlamd
werd, een schadevergoeding van
627.847 dollar werd toegewezen,
verklaart door er op te wijzen, dat
typisten van hun rechterhand voor
een groot deel moeten leven.
AVij gelooven inlusselien dat de meeste
vrouwen wel van huil rechterhand moeten
leven, want waarom geven zij anders bij do
huwelijksvoltrekking den bruidegom hun
lecli terhand?
Een bericht uil Australië meldt,
dat het aldaar zoo heel is, dat inon
op liet plaveisel wel biefstukken kan
bakken.
Dit heeft zijn Voor en zijn tegen want on
tegenzeggelijk beslaat het gevaar dat men
snoedig uiMijdf, maar gebeurt dit, dan
■.alt men ook met zijn neus in de boter.
In dn Russische Staatsbureaucra
tie zijn talrijke corrupties aan liet
licht gekomen. Er wordt thans een
scherpe actie gevoerd nm de schul
digen onvoorwaardelijk te straffen
en af Ie zetten.
't Ts redelijk dat dogenen die zich rijk
gestolen hebben nu eens plaats maken
voor anderen.
Ieder op zijn beurt.
Deze maand beeft zicli in Leiden
een juffrouw gevestigd, die zich in
't bezit van 9 voorletters verheugt,
n.1 IE. T O. E. A. M.
Hieruit meenen wij te moeten concludoo-
'ren, dat do dame in quaestie ongetrouwd
ie, want al« hij dc huwelijksvoltrekking ge
vraagd wordt: „Bcrnadina. Cornelia, Elisa
beth, Teiiatia, Gerardina, Eulalia, Anastasia
Olga. Maria, wilt gij..." enz., dan heeft de
bruidegom te veel gelegenheid om onge
merkt de plaat te poetsen
Deze week werd bericht dat H. M.
de Koningin dc nieuwe Ministers
heeft beëedigd waarhij teven de por
tefeuilles werden overgedragen, met
uitzondering van Jhr. Mr. van Kar-
riebeek, die met dezelfde portefeille,
welke bem in het vorige kabinet was
toebedeeld, jol liet nieuwe kabinet
was toegetreden.
AVaarom krijgen hu de pasbenoemde Mi
nisters oen nieuwe portefeuille en moet'
Minister van Karneheck, die nu al zeven
jaar dezelfde portefeuille gebruikt hel maar
weer met z'n oude doen?
Willem Broekhuijs.
De bekende heer AVillem Broekhuijs, dio
in de laalste jaren door zijn loterij-onder
nemingen zooveel van zich deed spreken, is
omstreeks middernacht in zijn woning aan
de Gardenierslaan te Apeldoorn door een
l.eroerle getroffen en na overbrenging naar
let Ziekenhuis op 42-jarieen leeftijd over-
led.ui. „L. fu t10 Maart
Alle Nederlandsche gokkers,
Zijn nu vreeseüjk ontdaan,
Daar dc meest er-gokkers-fokker
Plotseling is heengegaan.
Hü. de grootste wereldsprinler.
In den wedloop oni liet geld,
Heeft na levenslange wedloop,
's Levens tolgeld neergeteld.
AVaar liet geld ging daar ging Broekhuijs,
Heel de wijde wereld door.
't Geld van armen en van rijken
AVas hij altijd op liet spoor.
Broekhuijs liet de centen rollen
Als een sneeuwbal, werd gezegd,
Maar hel grootste leeuwenaandeel,
Kwam steeds in zijn zak terecht,
't Gold heeft hem niét mogen baten,
En hoe handig hij ook was,
Een gevecht op dood en loven,
AVas een Broekhuijs zelfs te kras.
Maar het is (och ook geen wonder,
Dat do dood hom plots kwam ola&n,
Anders was die gladde kerel,
Er nog juist vandoor gecaan.
Maar do Nederlandsche gokker,
Slaat verslagen bij zijn grif,
En neemt stil voor zijn talenten,
Eerbiedvol zijn peLic af.
F*