0 KALENDER DER WEEK "L N-B. Als niet anders wordt aangegeven heeft in deze week iedere H Mis Gloria, Credo en de Prefatie van de Vasten. ZONDAG, 14 Maart. Vierde Zon dag in de Vasten. Mis: Lae- tare. Geen Gloria, 2o gebedAGunctis; 3e Voor levenden en dooden (Omnipotens). Kleur: Paars. 't Is half-vasten. De verlossing is in 't zicld! Bij voorbaat verheugt zich de II. Kerk daarover. (Introitus). Van deze vrcug- destemming is geheel de liturgie van dezen dag vervult. "Wij zijn geen slaven meer van Satan, maar dank zij. Christus' kruisdood,- vrije kinderen Gods (Epistel) God is onze Vader; op Hem is onze hoop! Hij voedt Zijne kinderen met een allerzuiverste Spijze een voedzaam Brood, dat ons onderpand jy voor onze toekomstige heerlijkheid. (Evangelie). Voortdurend genieten wij Zijne bescherming en mogen wij vast vertrouwen na dit leven-in te gaan in den hemel, waar ware vrede aller overvloediger deel is en wij Zijn II. Naam zullen loven. (Tractus; Graduale; Communio). Ja waarlijk, 't is passend in heilige blijdschap den Heer te loven, Zijn H. Naam te prijzen, want Hij is goed. (Offertorium). MAANDAG, 15 Maart. Mis v. d. dag: Deus in nomine tuo. Geen Gloria, 2e ge bed A Gunctis; 3e Omnipotens. Geen Credo. Kleur: Paars. DINSDAG, 16 Maart. Mis v. d. dag: Exaudi Deus. Verder als gisteren. WOENSDAG, 17 Maart. Feest van het heilig Sacrament van Mirakel. (Wordt alleen gevierd in hot Bisdom Haarlem en heeft, krachtens bij zonder voorrecht, te Amsterdam een Oc taaf). Mis: G i b a v i t. 2e gebed v. d. II. Gertrudis; 3e v. d. II. Patricius; Ie v. d. dag. Na de Tractus de Sequens: Lauda Sion Prefatie van Kerstmis. Kleur: W i t. dag: Cum sanclificalus. Geen Gloria. 2e gebed v. h. II. Sacrament; 3e v. d. H. Ger trudis: 4e v. d. II. Patricius Geen Credo. Prefatie v. d. Vasten. Laatste Evangelie v li. H. Sacrament van Mirakel. Kleur: P a a r s. DONDERDAG, 18 Maart. Mis v. d. H Cyrillus van Jeruzalem, Bis schop. Belijder en Kerkleeraar. In medio. 2e gebed en laatste Evangelie v. d. dag. Credo. Kleur: W i t. Als de H. Mis v. d. dag gelezen wordt: Mis: Lapletur. Geen Gloria. 2e gebed v. d. II. Cyrillus. Geen'Credo. Kleur: Paars. Van den H. Cyrillus bezitten wij nog vele geschriften over de christelijkè geloofsleer. Deze datocren grootendeels uit den tijd, dat de Heilige heiast was met het onder richt der doopleerlingen. Als Bisschop streed bij voortdurend tegen de loochening van Christus' Godheid, waarvoor bij bal lingschap heeft moeten verduren. VRIJDAG, 19 Maart. Feest van den Heiligen Joseph. Mis: J u.stu s. ut p alma. 2e gebed en laatste Evange lie v. cl dag. Prefatie v. d. H. Joseph. Kleur: W i l Van den II. Joseph, vandaag bijzonder vereerd als do Bruidegom der Allerheilig ste Moedermaagd, staat alleen opgeteekend, dat hij rechtvaardig was. 't Is weinig, maar 't zegt alles. Allerrechtvaardigste Joseph lid voor ons. ZATERDAG. 20 Maart. M i s v. d. H Wulfram, Bisschop en Belijder; Statuut gebed v. d. dag, 3e voor den Paus. Kleur: W i t. Wordt de H. Mis v. d. dag gelezen, dan Mis: Siticntes. Geen Gloria, 2e gebod v. d. II Wulfram; 3e voor den Paus. Geen Cre do. Kleur: Paars. Door wijze en godsdienstige leermeesters onderwezen in de heilige wetenschappen, \vord Wulfram tot Bisschop van Sens ge kozen. Na eenige jaren van trouwe vervul ling zijner bisschoppelijke bedieningen, ping bij het Evangelie prediken aan de Friezen. Op het zien zijner wonderwerken b.4-epvdo hii velen, ook don Friezenkoning Radboud, die echter op het laatste oogen- blik vóór zijn doopsel dat de H. Wulfram i.em zou toedienen, zich terugtrok en hei den bleef. Lisse. ALB. M. KOK, Pr. en hij toonde het verbaasde mensch den brief. „Caroline, nu kunnen we in een rijtuig met vier paarden rijden! Eu wat zal die Siering zich ergeren! Hier man, heb je een kwartje voor je boodschap!" Gruber nam het gelukslot en stak het in zijn zak. „Nu nu, mannetje, je zult moeten zeg gen dal het meer geluk dan wijsheid is", meende zijn vrouw. „Is hij thuis? Ik moet hem direct spre ken"! klonk plotseling een opgewonden stem in de gang. Het was de collecteur Siering, die zooeven het bericht ontvangen had. „Zoo meneer Siering, bent u daarl" riep Gruber. „Ge komt zeker de drie gul den voor het lot halenl" „Bric gulden! Zoudt ge mij maar drie gulden willen geven!" riep Siering hoogst verontwaardigd. „Ik zal toch ook mijn deel wel van de winst mogen hebben!" „Natuurlijk, man! Ge krijgt driehon derd gulden van mij. Ik heb toch maar besloten, het vierspan te verkoopen!" „Driehonderd gulden? En ge zult min stens vijfduizend krijgen!" „Ja, meer geef ik toch niet hoor. Maar ik zal voor uw kantoor reclame maken, dat beloof ik u!" „Rittler!" riep Siering, in zijn kantoor heen en weer stappend." Je bent een stom merd van de bovenste plank." De leerling zag zijn patroon angstig aan. „Maar meneer", begon hij. „Je bent een ezel", klonk het nog eens. En mot een zwaren slag viel de deur van het kantoor achter den woedenden lieer Siering dicht. EEN CUQE SCHOOLKAMERAAD. (De beroemde romanschrijver Sertines zit des morgens al vroeg aan zijn .schrijf tafel, druk bezig aan liet achtste hoofd stuk van zijn nieuwen roman „l'Extase". Hij heeft streng verboden iemand bij hem toe te laten, en is juist goed op gang ge raakt, als er geklopt wordt en het kamer meisje haar hoofd om de deur steekt). Mimi: Meneer. S.': AVat is er weer? Kom je mij nu toch storen? M.: Meneer, daar is. S.: Neen. Geen kwestie van. In geen enkel geval. M.: 't Is een lieer, meneer. S.: Welke heer dan? M.: Ja ik weet liet niet. Hij wou mencgr spreken S.: Ellendig nu weer. Altoos 't zelfde. Ik ben niet thuis. Op reis. M.: Hij wou niet weggaan. Hij zag me- neer's hoed en jas aan den kapstok han gen. Hij zei, dat meneer liccl boos zou zijn, als ik hem niet hij meneer liet. Hij zegt, dat hij een vriend van meneer Sertines is. S.: Hoe heet hij dan? M.: Dat hoefde ik niet te zeggen, zei hij. 't A\7as de moeite niet waard. Meneer zou hem misschien niet eens kennen. *t AVas een verrassing. S.: O, o. o! Stom-mi-teit! Enfin! Nu ik toch midden uit mijn werk gehaald hen, zal ik maar gaan kijken. Zeg dan. maar dat ik kom. M.: Goed meneer. S.: Maar hoor eens, als dat nu nog één maal weer gebeurt, meisje, dan ga je de deur uit. Op slaandcn voet. Als je dat maar weet. (De meid verdwijnt zonder do minste ongerustheid le tooncn). S.: AVic weet; 't zou over zaken kunnen zijn. Een uitgever of zoo.... (Hij staat op, gaat naar den spiegel, strijkt zijn kuif wat op en zijn knevel glad, trekt zijn manchetten naar hene den, en slapt de deur uit. Deftig en iet wat strak komt hij den kleinen salon bin nen. De vreemde heer staat te wachten, 't Is een reus van een kerel, die allervrien delijkst glimlacht. Zijn haar begint al wat dun te worden. Hij draagt een lichtbruine overjas en zijn boord is keurig helder. Sertines groet wat stijfjes. Do vreemde heer steekt hem reeds glimlachend een reuzenhand toe, in een blijkbaar meerma len gewasschen zeemledereu handschoen). Ar. II.: Hoe is 't? Ben je uit je humeur? Had je liefst, dat ik zat waar de peper groeit? S.: Neem mij niet kwalijk, meneer.... Zou ik mogen weten?.... V. II.: Herken je mij niet?.... S.:. Op 'l moment niet. V. II.: Bedenk je eens.... S. (hem oplettend aanziende): Werke lijk.... V. H.: O, wacht maar. 't Komt wel. Bedenk je eens goed. S.: Maar ik verzeker u V. H.: Boullu? B.: Boullu, die met je schoolging in Angers op de kostschool, extern. AVcet je 't nu nog niet? Schiet je niet alles op eens weer te binnen? S.: (zich over 't voorhoofd wrijvend) Boullu.... Boullu.... nee. toch niet.... Neem mij niet kwalijk, 't Is gek. B.: Ja, dat is 't. Hoe is 't mogelijk? S.: Ja, niet waar, want die naam, en dan uw figuur, mij dunkt, dat bad mij toch moeten bijblijven. B.: O, 'k was in die dagen wel een beet je minder gezet. S.: Dat ingrijp ik. En wat wenschle u nu eigenlijk? B.: Dat zal 'k je meteen vertellen. Maar eerst moeten we nog eens gezellig praten. AVat drommel, een paar oude kameraden; je loopt elkaar niet alle dagen tegen 't lijf. Maar weet je wat ik geloof: ik wed, dat je mij maar half vertrouwt; je denkt, dal ik een avonturier beu, een intrigant, die met een mooi praatje aankomt, om je geld uit den zak le kloppen. Dat zal je eens zien Ben je op kostschool geweest in Angers, al of niet? S.: Ja zeker. Hoe heette de directeur nu ook weer? B.: Garement. En herinner je den oud sten secondant nog wel, zeg? Meneer Sul- picel? S.: (glimlachend) Sulpicet! O ja, dien herinner ik mij best; zoo'n klein mager ventje. B.: Zie je wel? En onzen godsdienston derwijzer, don kapelaan Mercurier? S.: Zeker, zeker, dat was zoo'n forschc, zware kerel, 't Is gek; ik had nooit meer aan die lui gedacht. B.: Natuurlijk nicl. Je had ze vergeten, precies zooals jc mij vergat. AVeet je cok niet meer, dat wij naast elkaar stonden te zingen in 't koor, in de kerk? S.: Neen, eerlijk gezegd, van u persoon lijk hel) ik niet de flauwste herinnering. B.: Och kom, gekheid. Jij wou altoos achter gaan looien op de wandeling. S.: Dat weet ik ook niet meer. AVaarom? B.: Hoor eens: dat wordt al te gek, kerel wil ik je eens wal zeggen? Jij werkt te veel. (Tikt heteekonifvoi op zijn voor- hoofd). Herseninspanning. S. (een beetje gevleid): 't Is waar, mijn arbeid vergt veel. B.: Ja, ja, ja. Als men 't zóóver brengt in de wereld. Beroemd! Geëerd! S.: Hm!.... beroemd.... B.: Kerel, je naam is immers op ieders lippen S.: In beperkten kring dan toch altijd.. B.: Beperkt, beperkt? Zeg dat niet. Als er iemand is met een wereldnaam.... AVeet je wel, dat ze je in Angers ver"0- den? Daar wordt stellig nog eens een standbeeld voor je opgericht, mei een Muze, die je op 't voorhoofd kust! Je liadt als jongen al dat hooge voorhoofd.... S. (half gewonnen): O, kom, kom! Een busto misschien.... B.: Nee, nee, nee! Onthoud wat ik jo zeg! Tot in Amerika is je roem doorge drongen. Ik heb voél gereisd; in Noord en in Zuid-Amerika en je bent er bekend S. (ongcloovig): Och, wat je zegt.... B.: Op mijn woord van eer. Op den schoorsteenmantel vnn oor d ime in Bi zag ik je portret. Overal lezen zo jo boe ken. S.: Kom, kom. Jo maakt complimentjes. B.: Ziezoo, nu is do oudo vriendschap weer bezegeld. Nu zijn we waar we wezen moeten. Dat u klonk zoo vreemd tusschen ons. Maar heb jo mij nu eigenlijk herkend. S.: N.... nee; dat nog niet. Maar als je het dan toch volhoudt.... Ga zitten en laat mo nu eens hooren, wat je te vertel len hebt. B.: AVaclit nog eens even. Eerst moeten wc samen nog eens ons hart ophalen aan oude herinneringen. Denk toch eens, twee jaar lang zaten we op dezelfde bank, dag aan dagl Ja, ja, 't is een mooio tijd, dio jongensjaren als men zich van de werold- sclic zaken geen zier aantrekt en van gold nog hoegenaamd niet afweet.... (Bij het woord geld is Sertines wat onrustig ge worden). S.: Neem mij niet kwalijk, als ik u ver zoeken moet, 't niet al te lang te maken Ik heb... B.: AVat, is 't nu op eens weer u? Zeg eens, nee toe herinner je je Cassa- biou nog? S.: Nee. B.: Zoo'n blond kereltje, dat altoos lek kers in den zak had? S.: Absoluut niet. B.: Die is dood, slakker. En Baquin, dien toch wél? S.: Nee. B.: Lavsouneau dan? S.: Nee. B.: üuvivier? S.: Nee. Zeg nu toch in 's hemels naam wat is er? Ik heb werkelijk geen tijd.... B. (treurig): Och, ik zie liet wel, het •geeft toch niet. Ondanks alle doorslaande bewijzen, die ik je poog te geven, vertrouw je mij niet, je twijfelt. Je denkt .misschien wel: 't is geen oude kameraad van mij. Je meent, dat ik mij op slinksche wijzo van allerlei intieme bijzonderheden uit jo verleden heb weten op do hoogto te stel len S. (verschrikt): Neen, neen. dat zou wat al te erg zijn. B.: Och, waarom niet? Jo hebt zulke ongelooflijk brutale lui in dq wereld. (Sar castisch): AVaarom zou ik niet een van dat slag kunnen zijn? Ik had al wal ik van je weet best uit een van je talrijke biografieën kunnen halen. Natuurlijk hen je een aanlokkelijke prooi voor avontu riers, die azen op al wal maar glorie af straalt. Ja, 't spreekt vanzelf, dat je mij wantrouwt; ik had liet wel op mijn vin gers kunnen narekenen; ik ben dom ge weest, dat ik liet niet verwachtte. S.: Nee, hoor eens kerel, dat moei je nu niet van mij denken.... B. (hitter): Och, 't is niets. Ik hen wel gewend aan teleurstelling. Dan zal ik nu maar maken dat ik weg kom. (Gaat naar de deur.) S. (hem tegenhoudend): Maar was dat nu alles wat je aan mij te zeggen hadl? 13.: Dat was nu alles. Waarom ik kwam? Ter wille van de oude kameraad schap kwam ik je eens opzoeken; alleen maar om je nog eens to zien; jij zoo groot, zoo rijk, zoo beroemd, ik een anno drommel, wion 't niet is meegeloopen in de wereld, 'k AA'ou je nog eens de hand schudden, en dan afscheid nemen, 't Spijt me, dat ik jo in jo werk gestoord heb. Je zult van mij geen last .meer hob- hen in 't vervolg. Dank je nog zeer voor de hartelijke ontvangst. (Hij wil gaan). S.: Jo vergist jo. Boullu! 13.: Adieu. Nee, nee doe geen moeite. S.: Boullu, ik wil niet hebben, dat jc zoo heengaat, 'k Zou 't mij mijn heelc le ven verwijten.... 13.: Meen je 't? S.: Toe, blijf nu nog wat. B.: Meen jo 't waarachtig? Ja? Best, dan blijf ik, en dan waag ik 't er op. Zijn gezicht verandert op eens van uit drukking; hij valt voor Sertines op de knieën, pakt hem met zijn kolossale vuist bij den enkel en zwaait niet dc andere hand 'n klein schoenborsteltje, dat hij, gesmeerd en wel. uit zijn overjas haalt en wnnrnv o hii zenuwachtig de laars vut Sertines begint te henvorkew, terwijl hij mot veel amphase zegt: Ik hen Oscar Boullu, do uilvinder van liet beroemde „Schoensmeer voor Letterkundigen", leverancier van Z. M. den kofiing van Denemarken. Door do werking van mijn smeer wordt het leder zacht, glanzig en welriekend. Drie gulden de groote flacon, met groene stop; oen daalder de kleine. S. (die niet weet, of hij lachen of zich driftig maken zal): Goeie hemel, heb ik daarvoor een kwartier(terwijl hij zijn voet mot geweld tracht los te rukken) too dan, laat los, kerel. D. (die is opgestaan, naar do gepoetste schoenen wijzend): Kijk nu zoo'n laars eens! Als een spiegel! Drie gulden do groolo flacon. (Hij zet een flesch op den schoorsteenmantel.) Neemt u mij niet kwalijk, meneer. Een mensch moet eten, dat is niet anders. S. (neemt een rijksdaalder uit zijn beurs): Asjeblieft. En zorg nu maar, dat je oen, twee, drie de deur uitkomt. D. (strijkt bedaard het geld op): Dank u zeer. (Bij de deur): lk heb ook uitste kende lichte Bordeaux, niet duur.... S.: Is 't nog niet uit? 13.: Houdt u misschien van oudo kunst? Dan heb ik wat fijns S.: De deur uit, kerel. Moot ik dc po litic. 13.: Tot weerziens, meneer. En nogmaals vriendelijk bedankt. Hij buigt en vertrekt. Sertines smijt do deur achter hem dicht. S.: Dat is toch wel bet gekste avontuur dat ik ooit heb beleefd. Als ik het vertel de, zou geen mensch het gclooven. (llij kijkt naar zijn laarzen): Ze glimmen mooi. Stakker, 't Is niet alles goud wat blinkt. AVat een bestaan! A'an dien rijksdaalder heb ik geen berouw. AVel zeker! De oude schoolkameraad. Met die grap heeft hij zeker ul meermalen zijn lag geslagen. En 't is niet kwaad bedacht.... lang niet. Inlusselien, mijn morgen heil ik kwijt. Met het werk vlot het nu toch niet meer. Dat heb ik ook aan mijn ouden school kameraad te danken! „Ctr." Verklaarbare vraag. No. 1 (oenigszins scheel); AVaarom kijk je niet waar jo loopt? No. 2. AVaarom loop jij niet waar je kijkt? Begrepen. le lakei: Lel vooral bij liet servceren op mijnheer den baron! Die zenuwachtige man noemt alles persoonlijk.... 2e lakei: Ja, ja, ik weet 't al.... de zil veren lepels tweemaal natellen. Uit de kazerne. Sergeant (tol milicien, dio op allo vragen hel antwoord schuldig blijft): Kerel, 't is maar gelukkig, dal zoo'n ezel als jij bent, hel buskruit niet uitgevonden lieert dat zou me 'n mooie smeerboel geworden zijn! Het geneesmiddel. Dokter: Te man heeft absoluut rust noo- dig. Ik zal oen slaappoeder voorschrijven. Vrouw: AVanneer moet ik hem dat in geven? Dokter: Mevrouw, het is voor u; u moet het innemen. Proef op de som. Zijn jo nieuwe huren aardige men- schen? Ik weet liet nog niet. Ik zal vanmid» dag eens gaan vragen of ik dn niaaima- chine voor liet tennisveld kan leunen. Te veel beloofd. Als jc mijn cosluum vóór Zaterdag gereed hebt, zal ik eeuwig uw schuldenaar blijven, zei de jonge man. Als dat liet geval is, zei do kleerma ker. dan zal ik liet maai- niet maken. DINGEN DEZER DAGEN. Een rekbaar betaalmiddel. t Is overbekend. Duilschland staat wat uit vindingen van techniek en handelsgeest betreft toch maar aan de spits der Euro- peesche beschaving. Voor den oorlog ook al. De Entente heeft toen geprobeerd daar een einde aan te maken door middel van een oorlogje. Dan zou Duitschland in die strijd economisch ten onder gaan. De mark zou verzinken- in den afgrond der economi sche malaise. In de vredesvoorwaarden zou de Duitsche industrie, handel en econo mie zoo aan handen worden gelegd, dat Duitschland onmogelijk meer aan de spits der Europeosche techniek zou kunnen staan. In theorie prachtig, maar moet u de practi.ik zien. Eerst de mark naar den kel der. Daar had Duilschland alvast zelf het minste last van. Degenen die 'n schip vol marken voor brave munt gekocht hadden Mlen er in ieder geval het meeste mee. Er werd gewoon een nieuwe mark gefa briceerd, do rente-mark. Daarmee kon Duitschland weer aan zijn economische opbloei beginnen. Hetwelk geschiedde, hnezaam en zeker. Maar dat langzame ziet u dat deed 'e m den laatsten tijd nog. Ze moesten cre- bobben en konden bij hun groote be stellingen op wissel niet langer krijgen dan maand. Daarom hebben de Duitschors nu een- ondig een nieuwe uitvinding gedaan, die bezwaar volkomen ondervangt. Ze heb- ben nu de „Prima Wechsel" in den handel Tmn^van ^stiek meneer. 1Gn 20 nu 2 maanden crediet even «ken aan de elastieke wissel, 3 maanden jj" ®°8 €vpn verder 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, !2 maanden, telkens maar verder de i.SSG' uitrekken en 't crediet wordt ver- lang zo maar willen. ADeén, ze moeten oppassen dat ze niet te vér.rekken anders springt de zaak. Maar daarvoor zullen ze ook nog wel iets vinden, moet je net hij de Duitscliers zijn! Vrijgezellen. Deze week kwam ik een ouden vriend tegen, die ik in geen jaren meer had ge zien. Het wederzien was allerhartelijkst cn daar ik bovenal zeer benieuwd was hoe het l;ein in zijn verder leven was vergaan ging ik op zijn vriendelijke uitneodiging met hem mee. Hij was vroeger altijd ietwat zonderling geweest en het wekte hij mijn dan ook in 'l geheel geen verbazing, toen hij mij mede- deelde, dat hij altijd vrijgezel was gebleven, i Bartholomeus heette hij, maar we had den hem altijd „Barbertje" genoemd, om dat de klassieke heteekenis van dien naam wonderwel aan zijn persoon paste. Hij was, wat men noemt, „een goeie knul", die alles wat je deed, goedvond en meedeed, maar die vooral bij officieele ge legenheden op eens met ernstig gezicht de dolste dingen kon zeggen. Zoo stelde ik hem eens in een deftig ge zelschap voor aan een dame, die ongeluk kigerwijs in 't bezit was van tamelijk on vrouwelijk geluid en de dame in kwestie had haar mond nog niet geopend om zijn groet met een wedergroet te beantwoorden of Barbertje vroeg haar met een dood-ernstig gezicht of zij soms do dochter van een schipper was. Zulke dingen maakten hem natuurlijk onmogelijk, maar zijn vrienden wisten het te apprecieeren en profiteerden herhaalde lijk van de uitvallen zijner onberekenbare humor. Van de week dan ontmoette ik hem en hij vertelde mij dat hij nog steeds niet ge trouwd was en heel alleen in een hui- woonde, dat hij gehuurd had, „of ik met hem mee wilde gaan om zijn huis te zien". Natuurlijk deed ik dat, overtuigd van het tafereel dat zich aan mijn oogen zou ont rollen. Binnentredend had ik met één oogop slag don toestand overzien. In do kamer was het een gezellige vrij- -pezellen-pan, zij had hetzelfde karakter nis Barbertje, hier kon alleen Barbertje hui zen en niemand anders. Op den grond lagen kranten, enkcF op gevouwen, andere wijd uitgespreid. Midden op tafel stond een theeblad met vuile kop jes. .een houten bak met een stuk of wat aangesneden hrooden, een cacaobus ge vuld met suiker, die tevens als kapstok dienst deed, op de schoorsteen een onmo gelijk aantal portretjes, te midden van een dikke stoflaag gegroepeerd om een wekkerpendule, die Barbertje iederen mor gen, met het schoone lied „Aan den oever van een snelle vliet" uit zijn slaap tingelde. In een woord een cliaos, zooals het er alleen hij een vrijgezel uit kan zien. AVe dronken koffie, die Barbertje gezel had, en waarbij hij de schoteltjes vergat. Alleen zijn sigaren waren goed. Onder liet gesprek dat volgde, vroeg ik hem eensklaps: „Barbertje, hoe oud ben je" 48 jaar, antwoordde hij. „Je moest een vrouw zoeken'', zei ik hem. „Trouwen", zei Barbertje en op zu'n voorhoofd wijzend „caroussel", meneer''. Toen volgde een uitvoerig verslag van Barbertjes liefde's-lief-en-leed en liet slot was dat wij samen een huwelijksadver tentie opstelden. 't AVordt natuurlijk niks. want Barbertje zal togen de respectievelijk naar zijn hand dingende jongcdochters wel weer onzin gaan debileeren. Persiflages. Iu,.,Dc Nieuwe Eeuw" wordt liet feit, dat een typiste, wier rechter hand bij een auto-ongeluk verlamd werd, een schadevergoeding van 627.847 dollar werd toegewezen, verklaart door er op te wijzen, dat typisten van hun rechterhand voor een groot deel moeten leven. AVij gelooven inlusselien dat de meeste vrouwen wel van huil rechterhand moeten leven, want waarom geven zij anders bij do huwelijksvoltrekking den bruidegom hun lecli terhand? Een bericht uil Australië meldt, dat het aldaar zoo heel is, dat inon op liet plaveisel wel biefstukken kan bakken. Dit heeft zijn Voor en zijn tegen want on tegenzeggelijk beslaat het gevaar dat men snoedig uiMijdf, maar gebeurt dit, dan ■.alt men ook met zijn neus in de boter. In dn Russische Staatsbureaucra tie zijn talrijke corrupties aan liet licht gekomen. Er wordt thans een scherpe actie gevoerd nm de schul digen onvoorwaardelijk te straffen en af Ie zetten. 't Ts redelijk dat dogenen die zich rijk gestolen hebben nu eens plaats maken voor anderen. Ieder op zijn beurt. Deze maand beeft zicli in Leiden een juffrouw gevestigd, die zich in 't bezit van 9 voorletters verheugt, n.1 IE. T O. E. A. M. Hieruit meenen wij te moeten concludoo- 'ren, dat do dame in quaestie ongetrouwd ie, want al« hij dc huwelijksvoltrekking ge vraagd wordt: „Bcrnadina. Cornelia, Elisa beth, Teiiatia, Gerardina, Eulalia, Anastasia Olga. Maria, wilt gij..." enz., dan heeft de bruidegom te veel gelegenheid om onge merkt de plaat te poetsen Deze week werd bericht dat H. M. de Koningin dc nieuwe Ministers heeft beëedigd waarhij teven de por tefeuilles werden overgedragen, met uitzondering van Jhr. Mr. van Kar- riebeek, die met dezelfde portefeille, welke bem in het vorige kabinet was toebedeeld, jol liet nieuwe kabinet was toegetreden. AVaarom krijgen hu de pasbenoemde Mi nisters oen nieuwe portefeuille en moet' Minister van Karneheck, die nu al zeven jaar dezelfde portefeuille gebruikt hel maar weer met z'n oude doen? Willem Broekhuijs. De bekende heer AVillem Broekhuijs, dio in de laalste jaren door zijn loterij-onder nemingen zooveel van zich deed spreken, is omstreeks middernacht in zijn woning aan de Gardenierslaan te Apeldoorn door een l.eroerle getroffen en na overbrenging naar let Ziekenhuis op 42-jarieen leeftijd over- led.ui. „L. fu t10 Maart Alle Nederlandsche gokkers, Zijn nu vreeseüjk ontdaan, Daar dc meest er-gokkers-fokker Plotseling is heengegaan. Hü. de grootste wereldsprinler. In den wedloop oni liet geld, Heeft na levenslange wedloop, 's Levens tolgeld neergeteld. AVaar liet geld ging daar ging Broekhuijs, Heel de wijde wereld door. 't Geld van armen en van rijken AVas hij altijd op liet spoor. Broekhuijs liet de centen rollen Als een sneeuwbal, werd gezegd, Maar hel grootste leeuwenaandeel, Kwam steeds in zijn zak terecht, 't Gold heeft hem niét mogen baten, En hoe handig hij ook was, Een gevecht op dood en loven, AVas een Broekhuijs zelfs te kras. Maar het is (och ook geen wonder, Dat do dood hom plots kwam ola&n, Anders was die gladde kerel, Er nog juist vandoor gecaan. Maar do Nederlandsche gokker, Slaat verslagen bij zijn grif, En neemt stil voor zijn talenten, Eerbiedvol zijn peLic af. F*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 15