hier een klooster van Bernardislcn, maar
oi'-l zekerheid is niets bekend.
Texel: nonnenklooster en convent der
Tempeliers.
Valkenburg (Z.-H.)Commandery
van de Duitsche orde.
V e c re: Clarissen-klooster.
Vlaardingen: Kloosters van Kruis-
henren en van Tertiarissen.
Vlissingen: Klooster van Carmelie-
tcn en Predikheeren.
Waarder: Commandery van St.-Jans-
ridders
Warmond: mannenklooster „Mariën-
bave" en bet adellijko vrouwenklooster St.-
TJt'ola.
Wateringen: Cistercienser-convent.
"W oasp: 2 nonnenkloosters.
Wemoldingen (Zuid-Bevelatid)
Buis der St.-.Tansheercn.
Wereildijke (Walcheren).Klooster
„Tlemelpoort" (Benedictinessen).
W e s t e r b 1 o k k e r: nonnenklooster.
W r k e 1: Onder een der eerste Frie-
sclie' koningen moeten hier reeds 4 kloos
ters geweest zijn, doch met zekerheid is er
niets van bekend
W ij k (Land van Borselen)Tempelie-
reuhuis.
Z i e r i k z c e: Ook hier 't schijnt een
Zoruwsche eigenaardigheid te wezen
overtreffen do mannenkloosters die der zus
ters in aantal. Men had er conventen van:
St.-Jansheeren, Carmelieten, Cistercienser,
Minderbroeders, Predikheeren, Tempelie
ren en Karthuizen (dit laatsto buiten de
muren), terwijl ook nog om Augustijner-
k.oester vaomeM wordt, waaromtrent even
wel bijzonderheden ontbreken. Te zamen 8
Nonnenkloosters waren er slechts 3 plus
1 begijnhof.
Zootor meer: Omtrent bet bestaan
van een klooster van reguliere kanunniken
bestaat geen voldoende zekerheid.
Zoeterwoude: Commandery van
St -Jan.
Z u i d 1 a n d: Bij name slechts is hier
bekend een klooster van Brigittijnen.
Men ziet: het kloosterleven was in de
middeleeuwen veelvuldig over «Nederland
verbreid, want wat voor Holland en Zee
land gold zal ook elders wel min of meer
zoo geweest zijn.
En wie nu eens vergelijken wil zal in
zien, dat Leiden zelfs te midden van de
groote steden een goed figuur maakt.
AJO.
VASTE PLANTEN IN STADSTUINEN.
Hoewel het eigenlijk nu niet do besto
tijd is voor het verplanten van vaslo
planten, toch worden do meesten in 't
voorjaar verhandeld. Dit komt. doordat
bet voorjaar nu eenmaal gebruikt wordt
voor de groote schoonmaak, zoowel in liet
huis als in den tuin. Do ontwakendo na
tuur wekt' do menschen op, meer aan
dacht aan hun tuin te wijden, dan ze tot
nu too gedaan hebben.
Over do waarde, die vaste planten heb
ben, zoowel ter versiering van den tuin,
als, in den vorm van snijbloemen, ter op
luistering van do kamer, valt niet tc twis
ten. Daarbij is do keuze zoo groot, dat do
modernste zoomede de moest ouderwet-
sclio menschen er wat van hun gading
tusschen kunnen vinden; er zijn er ge
schikt voor groote tuinen, voor kleine tui
nen, voor in de zon en voor uit de zon,
voor de zanderige streken en voor moe
rassen en vijvers.
Het allergrootste gemak, dat de vaslo
planten geven is, dat zo zich, als regel,
zoo gemakkelijk voortkweeken laten en
dat ze zich zoo snel uitbreiden; heeft men
ze éénmaal aangeschaft, dan raakt men
ze niet zoo spoedig meer kwijt. Hierbij
kunnen we nog even opmerken, dat een
vaste plant een vaste plant is, m.a.w. dat
een plant op de markt gekocht evenveel
waarde heeft als welke andero plant ook,
(mits do soort eender is natuurlijk.) Dit
is n.l. niet het geval met do meeste hoo
rnen en heesters, waarbij het van 't groot
ste belang is, te weten, op welke onder
stam of wildlingsoort zoo'n boom of hees
ter veredeld (geocculeerd geënt) is ge
worden. Nemen we b.v. do rozen. Er zijn
eenige verschillende soorten wilde rozen,
die gebruikt worden om op te occuleeren,
maar niet iedere soort is even geschikt en
dan worden er nog vele soorten (veredel
de) rozen gestekt. Dit alles bepaalt dus de
waarde van een rozenstruik. Zoo echter
niet bij vaste planten, dus is een vaste
plant juist iets voor den liefhebber, die
niet al te veel van boomen of planten
weet.
Wat betreft bet gebruik kan men ze
't beste tot hun recht doen komen in bor
ders of zijtuinen, voor of tusschen hees-
tergroepen, langs vijvers en in rotstuinen
en sommige langs paden.
In rotstuinen gebruikt men 't meest de
betrekkelijk laagblijvcnde soorten, die
meest vroeg bloeien en in do Alpen of an
dero bergstreken thuis bchooren; in een
van onze vorigo stukjes hebben wc de na
men van vele rotsplantjes reeds genoemd.
Langs do paden gebruikt men dc sterk
kruipende, weinig eischende, 'laagbl ij ven-
de soorten b.v.: saxifragasoorten, ezels-
ooren (stachys lanata), grasanjers, armc-
ria's, maagdenpalm (vinea minor), se-
dums, vasle-plant violen, b.v. 't welrie
kende viooltje, lieve-vrouwc-bedstroo, ara
bis alpina, aubrietia, ajuga reptans enz.
Langs vijvers plant men natuurlijk de
waterminnendc soorten: pepermuntsoorten
(mentha), irissen, bambusa (bamboe), cn
verder er in waterlelies, pijlkruid (sagit-
taria) en meerdere in 't wild groeiende
waterplanten (ganzebloemen). Tusschen
heestergroepen gebruikt men meer flinke
planten van in 't oogloopende soorten, ze
mogen echter in geen geval boven de
heesters uitsteken.
In een bordestuin, die meer speciaal de
aangewezen plaats is voor een groote Col
lectie vaste planten, met hier en daar een
niet te hoog, gracieus groeiend heestertje
er tusschen, plant men ze zoo, dat men
vanaf een pad of van uit 't venster een
overzichtelijk geheel krijgt.
Do hoogste soorten (herfslaslers, stok
rozen, galega's, riddersporen, dahlia's)
enz. komen dus meer naar achter en de
laagslo soorten slaan meer vooraan. Na
tuurlijk heeft men hierbij nog genoeg vrij
heid van handelen, want er moet een
soort golving in 't beplante terein ont
staan.
't Spreekt vanzelf, dat men bij iedere
plant, die uitgezet wordt, rekening houdt
met de eisehen die zoo'n plant stelt, wat
betreft zonlicht of schaduw, vochtigheid
of droogte, zand of klei enz. De meeste
vaste planten laten echter nogal tamelijk
met zich sollen. Van meer belang is het,
te zorgen, dat de kleuren harmonisch
gerangschikt worden (of zeer contrastee-
reud) en dat men goed de bloeitijd van
ieder plant weet, om te zorgen 't geheele
jaar door overal evenveel bloemen te heb
ben.
Hierbij kan opgemerkt worden, dat, als
regel, de hoogste soorten 't laatst bloeien
en de allerlaagste 't vroegst. Dit is na
tuurlijk slechts een ruwe rangschikking,
die echter soms wel bruikbaar zal blijken.
Eenige aanbevelenswaardige soorten die
men niet veel ziet zijn o.a.: Anchusa Itali-
ca, Anemone Japonica, Bocconia Corda-
ta, Galystegia Chinesis, Gasania (niet
winterhard), Nepeta mussini enz. enz.
V. H.
GE.WEIGERD.
De wijnhandelaar Frans Gruber kwam
juist van de Beurs. Hij bad mooie zaken
gedaan, die hem een aardig winstje op-
loverden, en was ook in uitstekenden luim.
Hij zwaaide met zijn parapluie en had
bijna een voorbijgaand heer den hoed van
het hoofd geslagen.
„Zoo meneer Gruber", riep deze, „ge
wordt heusch gevaarlijk, hoor! Mag ik de
oorzaak van uw energieke bewegingen aan
een vroolijke opgewektheid toeschrijven?"
„Nu, ik moet zeggen dat ik werkelijk in
mijn schik ben", antwoordde Gruber, en
hij wendde zich half naar den ander om.
„Dan schijnt mij dc gelegenheid uiterst
gunstig om u een zeer gewichtige mede-
deeling te doen."
„Een gewichtige medodoeling! Laat hoo-
ren!"
„Morgen is het de groote Dibsheiiner-
paardenloterij!"
„Kijk, noemt ge dat een gewichtige rae-
dedeeling?"
„Natuurlijk. En voor zoover ik weet,
waarde lieer Gruber, hebt gij nog geen lot
in deze loterij!" x
„Neen, dat is ook zoo."
„Nu, ge kunt toch nog op dit oogenblik
zoo gelukkig worden!"
„Kom, kom!"
„Welzeker, koop er even een van mij!"
„Ik denk er niet aan, mijn waarde!"
„Waf, zoudt ge zoo'n goede gelegenheid
om een elegante equipage met vier prach
tige paarden te winnen, willen laten voor
bijgaan?"
„Wel zeker!"
„Nu, maar dat is toch dwaasheid! Neem
een lotje, ik heb er nog juist twintig!"
„Zoo, verkoop ze dan allemaal, maar ik
neem er geen, hoor!"
En met een vluchtigen groet sloeg
Gruber een zijstraat in en liet den collec
teur met zijn mooie lotjes staan. Deze stak
met de gelijkmoedigheid, zulke menschen
eigen, do verzameling weer in zijn zak cn
begaf zich naar zijn kantoor. Aan zijn les
senaar gezeten, nam hij een enveloppe,
stak er een lot in de Dibsheimcr paarden-
loterij in en adresseerde het stuk aan den
heer Frans Gruber.
„Hij zou de eerste niet zijn, dien ik op
deze manier gelijmd heb", dacht liij bij
zichzelf.
Toen Gruber do laatste post nakeek,
vond hij daarbij den brief van den collec
teur, die het „gelukslot" bevatte.
„Zoo'n drommelsclie vent!" riep hij uit.
„Daar stuurt me nu de kerel het loterij-
lot toch! Maar liet gaat direct terug! Dat
ontbrak er nog maar aan, om zoo bet geld
weg te werpen!"
„Hebt go vroeger al eens in een paar-
denlolerij gespeeld!" vroeg zijn vrouw.
„Eens? Misschien wel een dozijn malen!
Maar geluk heb ik er nog nooit mee ge
had!"
,,'t Is toch anders wel een eigenaardig
nummer, 1001!"
„Ja, 't is een gek nummer, waar je je
geld zeker op weggooit!"
„Als 't een ander nummer geweest was,
had ik het nog wel gedaan", sprak me
vrouw op veelbeteekenenden toon.
„Maar niet met mijn goedvinden, Caro
line", sprak Gruber energiek en stond op.
Hij ging naar zijn schrijftafel, nam een
enveloppe met firmalioofd en stak daar liet
lot in, om het terstond aan den afzender
te retourneeren.
Meneer Siering, de collecteur, was op
trekkingsdagen altijd erg zenuwachtig.
Tot nu toe had hij nog nooit een loterij
gehad, waar hij nu een flink geld aan ver
diende. Toen hij dan ook den volgenden
morgen zijn kantoor betrad, was hij alles
behalve goed gestemd. En dat werd nog
erger, toen hij merkte dat een van zijn
twee leerlingen er nog niet was.
„Zeg eens, waar is Messing?" sprak hij
grimmig lot den ander. „Slaapt de kerel
nog? 't Is al half tien! Dat exèmplaar zal
ik maar wegjagen."
„Ik geloof dat Messing lievige kiespijn
beeft, meneer", waagde de ander te zeg
gen.
„Wat kiespijnl Is dat nu een reden om
niet hier te komen! Er zit tegenwoordig
geen pit meer in de jongelui! Heb je al de
adressen voor onze klanten al geschre
ven?"
„Ja meneer."
„Eu dc loten nauwkeurig geteld?"
„Ja meneer."
„En opgelet dat ge aan ieder het juiste
nummer stuurt?"
„Zeker."
„Nu, als Gruber soms zijn lot mocht
terugzenden, dan neem je het niet aan
hoor, maar schrijft met groote letters op
do enveloppe:
„Geweigerd."
Met deze woorden verliet Siering zijn
kantoor. De leerling scheen dit volstrekt
niet onaangenaam te vinden. Nu zijn ka
meraad met kiespijn aangemaakt was,
achtte hij het blijkbaar van zijn kant glad
overbodig vandaag veel tot vermeerdering
der clientèle van zijn patroon bij tc dra
gen. 1-lij rookte op zijn gemak oen sigaar
en schreef een brief, die allerminst
Siering's zaken betrekking bad.
Tegen elf uur bracht do post eenign
brieven, waaronder ook die van Gruber
Rittler zag door de dunne enveloppe been
het lot 1001 in de Dibsheimer loterij 1^.
gen. Terstond greep hij zijn pen, schreef7n
groote letters: „geweigerd" er op, en gaj
den brief aan den postbode terug.
Op dc klok ziende, begon Rittler
groolen ijver adressen te schrijven, ■want
zijn patroon kon ietier oogenblik terugko.
men. Do heer Siering zag er opgeruimd
uit; blijkbaar bad hij nu toch eens nooda
zaken gemaakt.
„Wel, is er nog iels bijzonders geweesl?''
vroeg hij.
„Alleen, dat meneer Gruber zijn lot tej
rug gestuurd heeft, maar ik heb gewew
gerd den brief aan te nemen," antwoordde
het veelbelovende jongmensch.
„Heel goed, Rittler! Jij zult nog wel eenj
een bruikbaar menscli worden, denk ik:"
Toén girtfe de collecteur aan don arbeid.
De lieer Gruber zat ongeveer een uur in
ret koffiehuis, waar hij gewoonlijk kwam,
toen een telegram den paardenhandel»^
Dettman den uitslag der loterij bracht.
„Zoo", riep Dettman nu, „nummer 1001
heeft den eersten prijs".
„Hoe zegt ge?" vroeg Gruber
opgeschrikt.
„Wel, nummer 1001 heeft den eersten
prijs. Jammer dat ik het niet heb", spnfc
do paardenhandelaar.
„Zoo, zoo, duizend een", hernam Grin
ber schijnbaar bedaard. Een oogenblik Ja.
ter stond hij op, greep hoed en stok rj
verliet zonder groeten het huis.
„Duizend een! Drommels, zou liet waar
kunnen zijn?" mompelde hij voortdurend
in zich zelf en stormde als liet ware
huis.
„Carolina! Lina!" riep hij al toen'hij ]j
deur opendeed, „welk lot hebben wij in da
paardenloterij van Dibsheim?"
„Duizend oen, man", antwoordde n
vrouw.
„Duizend een! En ge zegt dat zoo
verschillig! Weet ge wel dat op dit num
mer de hoogste prijs gevallen is?"
Van verbazing sloeg mevrouw de han
den ineen.
„En ik ezel die ik ben, heb me daar hei
lot teruggestuurd!"
„Ja, maar wie kon ook vermoeden..,."
„Vermoeden? Pech, zeg ik je, niets dan
pecht!"
„Die mooie equipage...."
„En die vier prachtige paarden.
„Die we niet krijgen!"
,7Maak me niet woedender! Daar gni!
nu die Siering, die het lot Avel niet ver
kocht zal hebben, er mooi weer mee s
lem!"
Op dit oogenblik naderde de postbole
het huis. Hij had maar één brief. n.l. dien,
welken Siering geweigerd had terug ie
nemen.
„Wat!" schreeuwde Gruber in blijde
verrukking den postbode toe, „wat hebt
ge daar voor een brief?"
En hij rukte den verbluften man let
stuk uit de handen en las er op: „Gewei-
gerd!"
„Hoera! Daar hoeft de kerel nog eens
goed aan gedaan! Vrouw!" riep Gruber,
BESCHRIJVING DER PLAAT.
No. 358 Men zal goed doen aanvanke
lijk nog geen dunne of lichte stoffen te
kiezen voor een te maken japon. En voor
al modellen als bovenstaand, met hoogeu
hals, vragen liefst een wat steviger weefsel.
Wij raden in dit geval een der bekende
effen wollen crêpes aan in een tint oud-lila,
die, zooals men weet, ook in hot komende
seizoen een belangrijk punt der mode zal
vormen. De rok heeft «aar beneden een
zekere ruimte welke verkregen is, deels door
hem wijder to knippen, deels ook door in
voeging van twee godets aan weerszijden.
Het lijfje ondergaat geen bijzondero bewer
king: het is van den rok gescheiden door
c-en breede, opgenaaide ceintuur welke in
de linkerzijde met een groote strik gegar
neerd is. De halsopening heeft een kleine
duiting in den linker schoudernaad terwijl
een staand kraagje met groote strik bet
geheel voltooit. Do mouwen hebben een ge
ringe verwijding in de richting van de hand
en eindigen op zeer smal polsbandje. Licht
beige of rose kousen, zwarte of goudleeren
echoenen. Patroon 1.35.
No. 359. Een charmant wandeltoilet van
Marine-blauwe serge, de bekende stof dio
toch nimmer oud wordt of uit de mode
raakt: zij is dus extra aan to bevelen voor
een ieder die zich niet zoo heel vaak iets
nieuws kan permiteeren. De japon trekt het
meest de aandacht doordat haar bewerke
lijkheid voornamelijk aan het achterpand
gelegen is. Van voren toch is zo geheel glad
en recht en wordt in de taille onderbroken
door een ceintuur van goudbroeaat op
steenrood fond: een groot bijpassend gesp-
garnituur plaatst men juist in de midden
als versiering. Het kraagje is van dezelfde
slof als de ceintuur en is gelijk aan dat op
no 361. Aan beide kanten van den rug legt
men drie platte plooien van welke de bui
tenste tot de schouders opklimmen. Bene
den den ceintuur zetten ze zich voort als
I.g.n. harmonicaplooien van welko er te»'ehs
enkele over de beide zijnaden gelogd wot-
'den. Be mouwen hebben een verwijdering
Haar beneden, zijn glad op een manchetje
tan brocaat gezet, doch zoodanig dat een
vrij groote split open blijft hangen. Men
'drage een hoed welke bij hot goud brocaat
kleurt; kousen rose en schoenen zwart.
Patroon 1.85.
No. 360. Als stof voor dit aardige kin-
Hermanteltjo nemen men een beige wollen
Stof met klein ruitmotiefje. Het wordt een
voudig met een kleine bencdenwaartsche
terwijding geknipt, terwijl alle zoomen en
naden gegarneerd worden met een strookje
PATRO.^EN MAAR fel AA l
Papieren patronen op maat pe-
maakt, kunnen besteld worden onder
toezending of bijvoeging van lull*
paalde bedrag plus 15cent porto,aaa
het Comptoïr des Patrons, Molen
straat 48 B, Den Ilaag. De maten op
te geven volgens onderstaande tee-
kening.
bijpassend bruin leer, imrailatic peau de
suède of iets dergelijks: zo worden met wijde
knoopsgatsteken bevestigd. Sluiting op
twee stofovertrokken knoopen waarvan de
bovenste op het kraagje. Om een aardig ge
heel to krijgen, make men van dezelfdo
stof een muts of hoedje eveneens gegar
neerd met leer of peau de suède. Kousen
leige en schoenen donker bruin. Patrcon
0.75.
No. 361. Aardige voorjaarsjapon van
amandel-groene popeline. Het costuum is
tweedeelig: een rok en een blouse. Dc eer
ste heeft in elke zijde twee ingezette godets,
doch sluit goed aan om de heupen. Do
blouse valt er vanonder strak over heen;
zij heeft daar twee zakjes met opgezet
strookje, waaronder een klein geborduurd
bloenunotiefjc in zijde van dezelfde kleur.
Deze zelfde motiefjes komen eveneens ter
zijde van de split onder do halsopening.
Ter hoogte der mouwgaten dwars over de
borst twee inbnippingen waarin eenige
ruimte samengefronsd. Mouwen hebben
yan onder een kleine zak welke op smalle
manchettc gefronsd. Hoed in zwart of
donkergroen; kousen rose en schoenen
zwart. Patroon 1.35.
No. 362. Eigenlijk een erg eenvoudige
japon; ze zal zeer charmant te dragen zijn
's middags bij u thuis of als gij visite ont
vangt. Een beigo zijden crêpe marocain
diene als stof. Van bet rechte, garneering-
looze lijfje valt niets te zeggen: ook niet v£fn
den ondersten rok die al even glad en recht
is: hij wordt echter geheel omkleed door 4
sirookén welke van onder rond afgeknipt
zijn en elk geheel omgeven door een dub
bele ruche van in de kleur, doch iels lichter
bij geverfde kant. Het ceintuur-lint is van
bruine ripszijde evenals de strookjes, waar
op vanouds de mouwen samengefronsd zijn.
Van dezelfde kant zien we ook twee ruches
op elke mouw. Kousen licht beige; schoe
nen donkerbruin. Patroon 1.35.
IN AFWACHTING VAN DE
„GROOTE" MODE.
Wij leven nog in bet onzekere wat wel
de „groote" mode zijn zal in bet voorjaar
en den zomer.
Beslissende veranderingen mocht ik tot
nu toe niet ontdekken; de wijde rok van
klokkend model of van plooien voorzien, de
blouses met plissée-werk en kantgarnee-
nngen zag ik nog alom, maar zèkcr is het
dat er belangrijke nouveauté's zullen ko
men en in afwachting van het nieuws zul
len wij ons voorloopig bepalen tot de
details der mode, waarvan de uitspraak
reeds gedaan is.
Het mantelcostuum zal den langen man-
lel vervangen als 't weer zachter wordt en
het korte en rechte jaquet zal een fleurigen
en vluggen indruk geven. Lichtere blouses
zullen gedragen worden, velen in vestmo-
del, anderen in recht jumper-model.
De nieuwe complets bestaan zeer dikwijls
uit rok, jumper-blouse en bolero-jakje, dat
van voren open is en de blouse laat zien.
Veelal zijn die bolero-jakjes rond wegge
sneden en vallen tot éven over de normale
taille-lijn. Een omliggende kraag in afste
kende kleur geeft aan dit kleedingstuk iets
zeer jeugdigs.
Voor de sport blijven de sweater-, dit
zeer dikwijls van kasha gemaakt zijn. ns
zeer gewild. Dit jaar zijn alle denll'ar0
modekleuren onder deze stof vertegenv,
digd. Fel-afstekonde biezen en kraagje®
zijn geliefde garneeringen voor deze swfV
ters. De zeer correcte sport-costuuins w*
staan uit een zelfde stof, waarvan dn r°
jumper en cape is vervaardigd. Twccd-s'1''
fen nemen naast het kasha een belangrifjj
plaats in. Dc nieuwe modellen tassehen iï*
groot, belangrijk groot zelfs. Ze hebben e-
bijna vierkant model en worden van
de suède of glacé-leder gemaakt. De me
len beugel is soms versierd met een gr^
monogram of door een fantasie-knop.
ko de sluiting levens uitmaakt Deze
eenvoudige tassclien worden in over-- u
cteinming met de kleur van het costu
gekozen, wat zeer chique is. -
Met „eenvoudige" lasch bedoel ik
het model, dan de uitvoering cn de
king want evenals aan den buitenk®
indruk zeer chique is, is de afwerking
nenin comfortabel en luxieus.
Annie M-