Uit een en ander blijkt wel, dat bet een
aanzienlijke Btichting was, waar wel
vaart heerscbto. Een der kloosterlingen,
Hendrik Hert, gaf zijn convent dan ook
den naam „Aser", d.i. „zijn brood is vet."
De sterko bcenen, noodig om de weelde
te kunnen dragen, bleken echter niet aan
wezig, want reeds do eerste prior. Wil
lem Voncken, nam afscheid om het ver
schil in levenswijzo lusschen hem en de
monniken. Een later prior. Broekhuizen,
wist orde en deugd eenigen tijd in „En
gelendans le handhaven, doch allengs
verviel do lucht andermaal, zoodat ook
deze prior henenging.
't Werd er zoodoende niet beter op.
Toen dan ook in 1569 de prior van Eein-
stein visitatie hield in Leiderdorp, meen
de deze lol strenge maatregelen te moeten
©vergaan. Een der broeders werd naar
Heilo gezonden en aan den prior aldaar
werd beduid, dat hij desnoods den delin
quent moest kerkeren.
Van krasse maaregelen gesproken!
In hun goeden tijd lateu wc hopen,
dat de prior van Eemstein dien deed tc-
rugkeeren beoefenden de kloosterlingen
het afschrijncn, verluchten en inbinden
van handschriften, wat o.a. uit do oude
rekeningen der Lcidscho St. Pieterskerk
io bewijzen valt. Ook hadden zij een
werkzaam aandeel in de bedijkingen aan
den Andel hij 's-Gravesande.
Twee der conventualen van „Engelen-
daal" waren tegenwoordig hij hel sterven
van Jacoba van Deieren; uit de nalaten
schap dezer gravin werd deswege liet
klooster begiftigd met een kelk en een
kasduifel.
Dij den beeldenstorm in 1566 werd ook
„Engelcndaal" niet ongemoeid gelaten,
maar 't bleef desniettemin bewoond. In
1570 wendde het klooster zich nog lot do
Staten om vrijdom van import op bier en
wijn.
Na do Horvorming werden verschillende
goederen van het klooster, gelogen onder
Leiderdorp (te zamen 138 morgen en 458
xoe) door do Staten verpand aan zekeren
Arcnt van Dorp; do jaarlijkschc opbrengst
er van was 1820 gulden. Later werden ze
aan Arcnt ontnomen en aan Leiden ver
pand; weer later werd het gansche kloos
terbezit (310 morgen) door de Stalen ver
kocht en do opbrengst bestemd voor het
onderhoud der Leidsche hoogleeraren. Een
jaarlijkscho uitkeering van 200 gulden
werd uit de opbrengst verleend aan elk
der drie nog levende kloosterlingen en een
dito van 130 gulden aan do eenigen lee-
kebrocder, die nog over was.
Behalve de geraamten der monniken en
het zegel des priors, in den grond gevon
den, hlecf een naburige molen, „Monni
kenmolen" geheeten (in 1421 mocht „En
gelcndaal" die oprichten), nog lange ja
ren de heugenis aan het klooster leven
dig houden. Alle overige gehouwen wer
den tijdens de Spaansche onlusten afge
broken.
Het beleg van Leiden blijkt aan heel wat
herinneringen uit de oudheid het leven te
hebben gekost.
A.J.O.
Voor Huis en Hof!
IETS OVER DE BEHANDELING VAM
DE CLIVIA.
We ontvangen zóó regelmatig vragen
over b.v. liet niet bloeien van de Clivia,
zwarte punten aan do bladeren, hoe men
de jongo afloopcrs behandelen moet, wat
cr gebeuren moet met uitgebloeide bloem
stengels enz., dat we het wel van be'ang
achten, er oens een speciaal artikeltje
aan te wijden, mede naar aanleiding van
een vraag, die ons toekwam en welke luid
de: „Hoe moet een 6-jarige Clivia behan
deld worden, opdat zc goed groeien zal cn
jaarlijks bloeien?"
De Clivia dan (Synonieme Himanto-
phyllum en Imantophyllum), dio als bij
naam meestal minialum heeft (miriiatum
rood geverfd) is afkomstig van do
Kaap.
In den winter of 't vroege voorjaar
bloeien ze met prachtige, meest oranje
achtig tot rood gekleurde, lelie-achtigo
bloemen, die aan schermen slaan. Wan
neer men, zooals in do kamer meestal ge
schiedt, slechts een stengel op een plant
heeft, dan vormt die plant zich heel zui
ver waaiervormig. Deze vorm is hij do
huismoeders zoozeer geliefd, dat men hem
dikwijls met -bordpapier perfectioneercn
wil, wat natuurlijk bespottelijk staat en
onnatuurlijk is. De eenige en voornaamste
verdiensto van do planten met slechts één
stengel is, dat zo niet zoo'n gTootc pot be
hoeven en.... dat zo veel groolero bloe
men geven dan do meers tengel ige plan
ten.
Do laatstgenoemde hebben ovenzoo hun
voordeden Op een ecnslengeligo plant zal
men n.I. slechts bij uitzondering meer dan
één bloemstengel krijgen, terwijl dat bij
do groolere haast regel is; ook moet men
het do enkele planten niet euvel duiden,
als ze eens niet bloeien; bloeit bij een
mcerstengeligo plant de cene scheut niet,
wel dan doet een van de anderen liet al
licht.
De Clivia's vragen een zeer voedzame
aarde, b.v.: 1 deel graszodenaarde, 1
deel oude koemest, 1 deel bladaardo en
1 deel zand. Hiermede moet do plant, in
dien noodig, flink vast opgepot of verpot
worden. Op het gaatje onder in do pot
liggen we een potscherf, om het verstopt
raken (o voorkomen.
Do meening, dal een Clivia verpot moet
worden, als men de wortels bovenop zien
kan, is absoluut verkeerd. De pot js
slechts zelden te klein, zoolang men slechts
voor voedsel zorgt in den vorm van vloei-
baro koemest of zeer dunne kippen of
duivenmest. Deze mest geve men geduren
de den grocilijd, dat is van pl.m. Juni
tot October en om de veertien dagen on
geveer cn dan nog liefst op dagen dat de
zon schuil is.
Jaarlijksche verpotting is dus niet
noodzakelijk, soms zelfs schadelijk en men
zou ook veel te spoedig reuzenpotlen moe
ten hebben. Is verpotten noodig, dan is
daarvoor de beste tijd direct na den bloei.
Do bloemstengels kan men er dan voor
zichtig uitbreken door ze dwars om Ie
buigen.
In den winter moeten de planten zeer
matig gegoten worden, in een tempera
tuur van 50 tot 55° F. (koude vorstvrije
kamer) staan en in het volle licht.
's Zomers zou men ze desnoods buiten
kunnen ingraven met pot cn al en niet in
do voile zon. Heeft men zo 's zomers in
do kamer staan, dan moeten ze ruim
water hebben en mogen ze niet in de
middagzon staan.
Heeft men jonge utiloopers hij een plant
staan, dan moet men met het afscheuren
hiervan wachten, tot zo genoeg wortels
gevormd hebben, om een zelfstandig leven
te beginnen. Dit afscheuren kan geschie
den, direct nadat do oude plant eventueel
gebloeid heeft, en deze laatste kan dan
meteen verpot worden.
De jongo scheuten scheurt men er af,
of men snijdt zo er af, beter is misschien
scheuren, nu wordt do jonge plant in een
klein potje (8 a 10 c.M. diameter) o",re-
pot, niet zoo vast als een oude Clivia en
in een grondmengsel, dat alle boven reeds
genoemde ingrediënten bevat, uitgezon
derd graszodenaarde, d.w z. dat de jon
gere planten lichtere aarde verlangen,
dan do oudere.
Nu verdient het aanbeveling om, indien
mogelijk, de jongo plantjes 'cenigo weken
wat hooger temperatuur to geven, dus
b.v. in een kamer waar gestookt wordt en
natuurlijk vochtig houden, doch vooral
niet nat.
Do zwarte nimfen aan 't blad, zooals
men zoo dikwijls zien kan, zijn of aan fe
veel of aan to weinig water te wijlen.
Ook kan droge kamerlucht of gassen uit
de lamp of kachel de oorzaak zijn. Voed
selgebrek is meestal te concludeeren uit
gele of bleekgroene bladeren.
Behandelt men z'n planten goed, dan
zullen zo natuurlijk goed groeien, maar of
zo dan ook ieder jaar bloeien zullen,
zooals do vraagsteller bedoelt, ja dat is
zeer waarschijnlijk, maar heusch niet ze
ker. Hierbij spelen een groot aantal, voor
ons onbekende, factoren een rol.
V. H.
V r a a g: Waar kan ik een goed plan
tenboek koopen dat handelt over de be
handeling van kamerplanten en over do
plantenwereld?
Antwoord; Het beste voor u zal mis
schien wel zijn, een catalogus van tuin-
bouwboeken aan te vragen bij de firma
van Gorcum to Assen (uiltor van
„Floralia"). Een zeer uitgebreid boek
voor kamerplanten is liet „handboek over
bloemisterij" door S. Bleeker, uitgevers
Schillemans en van Belkum te Zutphen.
Vraag: Bloeien geraniums winter cn
zomer?
A n t w o o r d: Ja, als men ze 's winters
warm zet en vochtig houdt bloeien en
groeien ze door.
(Voor do vraag betreffende de Clivia:
zie boven).
SCHANOELIJKE CHRISTEN
VERVOLGING.
Dc uit den oorlog wei-bekende „Daily-
Chronicle"-correspondent, M. H. Donohee,
is in zijn. blad een artikelenreeks begon
nen over Turksche gruwelen in Azië, dio
haar wederga in deze aan oorlogsvcr-
schrikkingen zoo rijke eeuw niet vinden.
De „Maasbode" ontleent daaraan o.m.
het volgende:
Op cn bij de grenzen van het Britsche
mandaatland in Mesopotainië (Irak) heb
ben zich de gruwelen afgespeeld.
Dc inlichtingen, door den Britschen cor
respondent verkregen, zijn" alle uit de eer
ste hand en verstrekt door slachtoffers en
getuigen. Zij zijn onder eedo door dc ge
tuigen meegedeeld cn geven een droevig
donkbeeld van do politiek der Turken,
naar den geest van Abdeel den vervloekte,
beoogend de uitroeiing van alle Christen
volken in Klein-Azië.
Dc christenen, die levend aan de Turk
sche hel ontvloden zijn, hebben zich
gezet te Zakho (Irak), vanwaar de co^
pondent zijn berichten zendt.
De vluchtelingen zijn Chaldeesche
tholieken van de dorpen in het hoogkl
ten Noorden van en grenzend aan
kende „Brussel-linie".
Hun eenige midaad is geweest, dat
het christelijk geloof belijden. Zij zija
dit geloof onderworpen geweest aan kW
lingen en onwaardige behandelingen, ei
dan een lichamelijke dood, onder een
geering, die zich tot de beschaafde
gendheden rekent.
De Hun Attila, zoo zegt dc correal
dent, zou blozen bij het hooren der tvreej
heden, hier gepleegd tegenover een w
loos cn zachtaardig volk.
Opnieuw heeft de Turk, ondanks
vernis van beschaving, zich in zijn v
gedaante getoond als een barbaar met zij
oer-instinctcn van wreedheid, wellust
moord, instincten, die nimmer geheel 1
uitgebannen, ondanks eeuwen vaa contai
met dc beschavende invloeden van
Westen.
Opnieuw heeft do Turk zijn handen
doopt in christcnbloed en lioefL hij
hoofdstuk toegevoegd aan liet boek
schande, die altijd met zijn bewind in Aii
verbonden zal bliiven, zooals dit vroeg,
het geval was in Europa.
Angora doodt niet als Nero, die ten i
zien van liet volk zijn slachtoffers liet
brengen; het handelt minder opcnlij
maar met een verfijnde wreedheid,
van zelfs een Nero of Dioeletianus nimn*
gedroomd heeft.
Het verzekert bij zijn eer cn gewctc
dat de gruwelverhalen verzonnen zijn do
zijn vijanden in Europa, dat een weof-y
van leugens aldus Angora's ministi
van buitenlandsche akende Turkscl
zaak in dc oogen der wereld moet bem
deelen.
Doch in Zakho hoort men dc getuigeni
sen van Angora's schuld, te Zakho
elders aan den Irakschcn kant der grea
Meer dan 2000 vluchtelingen, vaam
er sommigen zelf geleden hebben en i,
hun broeders den dood hebben zien stei
ven; die de vrouwen onnoembare vö
schrikkelijkhedcn hebben zien onderga
zijn hier in dit gastvrij gebied.
Vele jonge vrouwen, sommige nog biji
kinderen slechts, hebben onder dc handt
van hun beestachtige ontvoerders oneer
schande moeten lijden.
.Het getuigenis der levende slachtoffer
die ontsnapt zijn aan de bloedige handt
der Turken, is een verschrikkelijke ais
klacht, voldoende om dc Angora- regeer»
haar militaire satellieten voor elk onps
BESCHRIJV'NG OER PLAAT.
No. 314. Do tijd is weer in het vooruit
zicht, dat we zonder mantel ons op straat
kunnen vertoonen; weshalve we hier alvast
een model voor een aardig japonnetje ge
ven, dat ons dan stellig van pas zal ko
men. Opzichtige kleuren zullen voorloopig
nog ongewen3cht zijn cn raden we dus aan
een grijze of beige wollen stof tc nemen;
zij mag iri een donkerder tint. of wel in
een frissche kleur geruit zijn. Het costuum
bestaat uit twee deeleneen rok en een
lange blouse. De eerste heeft van voren
twee stolpplooien waarvan do bovenste
helft vast gezet moet worden, oudat zo
niet open kunnen vallen. Uit dé blouse is
de borst, weggeknipt en vervangen door
een front van witte cachemir: dit front
heeft over do midden een sluiting door
middel van een strook die wat langer ge
nomen is opdat do onderste punt enkele
centimeters los over dc andere stof kan
vallen; vanzelfsprekend is ook het kraagje
van cachemir. Onderaan, en zoo geplaatst
dat zo juist boven do stolpplooien van den
rok vallen, twee opgenaaide zakken met
kleppen die op een loeren knoop sluitbaar
zijn: do gelakt leoren ceintuur gaat onder
do kleppen door en moet dc kTour hebben
van bet sluitdessin der stof. Do mouwen
hebben van onder een omslag-manchetic
van cachemir. Een hoed van bijpassend
vilt of wel in de kleur van het strcepdessin
der stof; kousen beigo en schoenen. bruin.
Patroon f 1.35.
No. 345. Bois do rose, do groote mode
kleur van liet laatste seizoen, zal nog lango
tijd op bet report oir bliiven, zoodat men
haar gerust nog voor nieuwe kleeding kan
aanwenden. Ook bovenstaand model is in
'deze tint gedacht: als slof kan men flu
weel of velours chiffon aanwenden.- Bok en
]i.if:e worden anart gemaakt cn in de taille
op een smal ceintuutie gezet. Tiet liifje
heeft, een weggeknipte borst welke vervan
gen ?3 door een front van crêpe de chine
in dc zelfde kleur; het gehcele uitgeknipte
ge loeitc wordt voorzien van een revers dio
achter den hals omtraet en vanonder ein
digt in een groote strik welke op de cein
tuur bevestigd wordt. Vlak onder dc cein
tuur heeft do rok een groen fronsjes,
breed ongeveer 16 c.M. en hoog 7 c.M.; uit
'deze fronsjes komen de groot o plooien
voort welke het voorpand van den rok ken
merken. De mouwen zijn bij den pols op
een dubbele rij fronsjes bij elkaar geno
men en tenslotte od een smal polsbandje
gezet. Do rug is glad en heeft geen gar-
necring. Kousen in bijpassende tint rose
cn schoenen goudleer of zwarte peau de
snede. Patroon f 1.35.
No. 34G. Een aardig kinderjurkje voor
meisjes van 4 tot 6 jaar. Voor stof wollen
crêpe in de tint bleu. Men kan het met
het bovengedeelte dor mouwen uit één stuk
knippen, zorgdragend dat er een kleine
.verwijding naar onder ontstaat. De mouw
tjes worden tot op de ellebogen verlengd
'door middel van eenige over elkaar al-
lendo geplooide strookjes waarbij do
bovenste aanzet wordt gemaskeerd door
een rij kleine zijden roosjes in rose of
blauwe tint; dezelfde roosjes garneeren do
fronsjes voor den hals; meer naar achter
zien wc zo opgevolgd door een zijden om
boordsel, dat eindigt als een lango stnk
op de linker borst. Kousen heel licht grijs
of rose; schoenen zwart. Patroon f0.67.
No. 317. Zie hier een japon met de
warlijk gocdo eigenschap, dat men haar op
tweeërlei wijze kan dragen; ze bestaat
namelijk uit een japon en een zgn. bolero.
Rok en bolero zijn van zwarte wollen po-
pelinc terwijl voor het lijfje of blouse wit
te crêpe dc chine in aanmerking komt. Dc
blouse is met eenigo ruimte aan den van
boven zeer nauwsluitcnden rok gezet. Do
rok heeft in de beido zijnaden een stolp
plooi, terwijl z'n bovensto gedeelte wordt
gegarneerd door een eenigszins gedra-
peerdo ceintuur die in do midden met een
gesp sluit. De blouso heeft een vrij breed
zgn. Schillerkraagjo cn een split over de
borst welke met goudlamec is omboord; do
mouwen zijn lang cn recht en van onder
gefronst op een breede manchette met
sluiting op dubbele knoop. De mouw be
hoort zoo lang te zijn, dat de manchette
juist even uit de mouw dor bolero komt.
Deze laatste lmngt geheel los over de
blouse; zij is zoowel van achter als van
voren glad en men draagt haar bij voor
keur als men wat meer gekleed wil zijn,
voor visite of iets dergelijks. Kousen rose,
schoenen zwart of oud-goud. Patroon f 1.35.
No. 318. Een eenvoudige maar keurige
robe welke zeer geschikt is om veelvuldig
gedragen le worden. Men kieze roodbruine
kasha als stof. Dc geheele lengte bestaat
uit ecu recht stuk zonder laillenaad, met
uitzondei mg van het voorpand waar het
rokgedeeltc ccn ingezette middenbaan
heeft, welks zijkanten in een stolpplooi
verwerkt zijn. Ter hoogte der taille zijn in
het voorpand twee zakjes aangebracht,
dewelke met een dwars strookje afgewerkt.
Over do borst een klein, voor den hals ge
sloten split je. De mouwen" nauw en glad,
eindigen op een omgeslagen manchette.
Men kan een zwarte vilthoed bij deze ja
pon dragen; beige kousen en zwarte
schoenen. Patroon f 1.35.
HET OPFRISSCHEN VAN ONZE
GARÜEROBE.
Voor wij midden in dc bedrijvigheid
van het voorjaar staan, moeten wij onzen
tijd benutten om onze garderobe, bestemd
voor het milde jaargetijde, in orde to
maken.
Allicht hebben wij op de uitverkoopen
eenige coupons kunnen bemachtigen, waar
van een japon, een blouse of kinderjurk
gemaakt moet worden. We halen al het
moois wat we gekocht hebben te voor
schijn en gaan dc qualitcit van onzen
smaak (dien wij o, zoo gaarne hooren prij
zen) aan den volke toonen.
Door het goed combineeren van kleuren
en het smaakvol moderniscercn van oudo
kleedingstukken, kunnen we effecten van
beteekenis verkrijgen, waardoor het plan,
om deze kleeren als afgedaan to beschou
wen, vervalt.
Wij kunnen een paar gezellige japonnen
cn kinderjurken maken, dio comfortabel en
warm zijn en toch al iets van het lente
achtige verraden!
Een „bobby-kraag" met lange lintstrik
geeft- iets jeugdigs; een jabot of plisséc
fleurt een fletsch of onopvallend japonne
tje heelemaal op; een vest van leder in
lichte kleur, maakt een casaquo tot een
modern snufje.
Do plissée-mode is nog vooreerst niet
afgedaan en 't is voor velen een verblij
dend bericht, daar juist in het voorjaar
onze gedragen toiletjes zoo'n behoefte aan
een verjongingskuur hebben, welke een"
kraag, een jabot, ccn vest of plissée van
afstekende kleur steeds vermogen te geven.
Ook met galon cn restjes kant kan men
do sporen van onfrischhcid doen verdwij
nen, vooral ook bij kinderjurkjes. Als ge
liet jurkje eerst ccn zecpsopje geeft, het
liefst van vlokkenzeep, die zoo spoedig op
lost en zoo heerlijk schuimt on _ge strijkt
het, wanneer het nog niet geheel droog is,
dan hebt ge het grootste werk verricht cn
gaat ge over tot het aangeuamo werkje
van" garneering aanbrpngen. Een galon,
een paar rijen tres, kralen of lintjes zijn
juist gcschikto en aardige versieringen.
Godets cn ingezette paneelen zijn nog
zeer modieus cn prachtige hulpmiddelen
om den rok te verwijden, zoowel van do
japon, als van de kinderjurk. Ook ingezet
te plisséc-baantjes en voor kinderen ook
wel ingcrimpelde zij-baantjes van dezelfde
of van een contrasteerende stof, doen goe
de diensten.
ANNIE M. M.
PATRONEN NAAR HIAAT.
Papieren patronen op maat gemaakt,
kunnen besteld worden onder toezendiDg
ui u.j«...jwei van hei bepaalde beJfl
plus 15 cem porto, aan het Comptoir
Pairons. Molenstraat 48 B. Den ITaan
malen op te geven volgens onderstaat
teekening.